Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 april 2007
gepubliceerd op 23 mei 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2006, gesloten in Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, tot vaststelling van de loonvoorwaarden op 1 januari 2006 voor sommige sectoren van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector die afhangen van de Franse Gemeenschap : productieateliers, bibliotheken, culturele centra, jongerencentra, permanente opvoeding, sportfederaties, "la Médiathèque", jeugdorganisaties, lokale televisies

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007201191
pub.
23/05/2007
prom.
27/04/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2006, gesloten in Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, tot vaststelling van de loonvoorwaarden op 1 januari 2006 voor sommige sectoren van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector die afhangen van de Franse Gemeenschap : productieateliers, bibliotheken, culturele centra, jongerencentra, permanente opvoeding, sportfederaties, "la Médiathèque", jeugdorganisaties, lokale televisies (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, tot vaststelling van de loonvoorwaarden op 1 januari 2006 voor sommige sectoren van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector die afhangen van de Franse Gemeenschap : productieateliers, bibliotheken, culturele centra, jongerencentra, permanente opvoeding, sportfederaties, "la Médiathèque", jeugdorganisaties, lokale televisies.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2006 Vaststelling van de loonvoorwaarden op 1 januari 2006 voor sommige sectoren van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector die afhangen van de Franse Gemeenschap : productieateliers, bibliotheken, culturele centra, jongerencentra, permanente opvoeding, sportfederaties, "la Médiathèque", jeugdorganisaties, lokale televisies (Overeenkomst geregistreerd op 22 november 2006 onder het nummer 81178/CO/329.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest en die behoren tot een van de volgende erkennings- en/of subsidiëringsregimes en hun werknemers : - productie- en gastateliers, erkend en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Executieve van de Franstalige Gemeenschap van 26 juli 1990 betreffende de erkenning en de betoelaging van de productieateliers en de gastateliers voor films en videogrammen en door het besluit van de Executieve van de Franstalige Gemeenschap van 23 februari 2000 tot erkenning van de vzw "Atelier de création sonore et radiophonique" als onthaalstructuur inzake creatie op radio; - bibliotheken, erkend en gesubsidieerd krachtens het decreet van 28 februari 1978 tot instelling van de "Openbare Dienst voor Factuurvoorziening", gewijzigd door de decreten van 21 oktober 1988, 19 juli 1991 en 30 november 1992, voor zover het betrekking heeft op de privaatrechtelijke verenigingen en stichtingen erkend als openbare bibliotheken; - culturele centra, erkend en gesubsidieerd krachtens het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra en gewijzigd door het decreet van 10 april 1995; - jeugdhuizen, erkend en gesubsidieerd krachtens het decreet van 20 juli 2000, tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra, van jongereninformatiecentra en van hun federaties; - organisaties voor permanente opvoeding, erkend en gesubsidieerd krachtens het koninklijk besluit van 5 september 1921, het koninklijk besluit van 4 april 1925, het koninklijk besluit van 16 juli 1971, het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de organisaties voor permanente vorming van de volwassenen in het algemeen en aan de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders en het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding; - sportfederaties, erkend en gesubsidieerd krachtens het decreet van 26 april 1999 tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap; - "la Médiathèque", erkend en gesubsidieerd krachtens het koninklijk besluit van 7 april 1971; - jeugdorganisaties, erkend en gesubsidieerd krachtens het decreet van 20 juni 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de jeugdorganisaties; - lokale televisies, erkend en gesubsidieerd krachtens het artikel 74 van het decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werknemers die gedekt zijn door de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2002 tot bepaling van de functieclassificatie en de loonvoorwaarden voor sommige sectoren van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (koninklijk besluit van 4 juli 2004, Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2004) en door de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 september 2002 tot bepaling van de functieclassificatie en de loonvoorwaarden voor de sectoren van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector die afhangen van het Waalse Gewest : de "Entreprises de Formation par le Travail", de "Organismes d'Insertion socio-professionnelle", de "Centres régionaux d'Intégration pour les populations d'origine étrangère", de "Missions régionales pour l'Emploi" en "Centres de Formation et/ou de réadaptation professionnelle erkend door het Agence wallonne pour l'intégration professionnelle des personnes handicapées" (Waals Gewest) (koninklijk besluit van 24 augustus 2005, Belgisch Staatsblad van 8 november 2005).

Onder "werknemers" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders en bedienden. HOOFDSTUK II. - Lonen

Art. 2.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 11, zullen de minimumlonen per voltijds tewerkgestelde personeelscategorie zoals omschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de functieclassificatie voor sommige sectoren van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector die afhangen van de Franse Gemeenschap : productieateliers, bibliotheken, culturele centra, jongerencentra, permanente opvoeding, sportfederaties, "la Médiathèque", jeugdorganisaties, lokale televisies (koninklijk besluit van 16 december 2005, Belgisch Staatsblad van 3 maart 2006), zijn met ingang van 1 januari 2006 gebaseerd op de loonschalen opgenomen als bijlage die wezenlijk deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze loonschalen zijn een minimumbasis.

Art. 3.De deeltijds tewerkgestelde werknemer moet, voor eenzelfde werk of een werk van dezelfde waarde, een loon ontvangen dat in verhouding staat tot dat van een voltijds tewerkgesteld werknemer, en dit overeenkomstig artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht inzake deeltijdse arbeid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981 (Belgisch Staatsblad van 6 oktober 1981).

Art. 4.De anciënniteit die in rekening genomen wordt om het loon van de werknemers te bepalen is de anciënniteit erkend in de arbeidsovereenkomst en, minimaal, de anciënniteit in de vereniging.

Art. 5.In afwijking van artikel 4 wordt voor de werknemers wier anciënniteit werd geneutraliseerd op 1 januari 2003 wegens hun herkwalificatie als werknemer tewerkgesteld in het kader van de programma's ter bevordering van de tewerkstelling deze neutralisatie behouden.

Art. 6.De aanpassingen van de loonschalen gekoppeld aan de anciënniteit gebeuren de eerste dag van de maand die volgt op de verjaardatum van de overeenkomst. HOOFDSTUK III. - Besteding

Art. 7.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 11 verbinden de werkgevers zich ertoe om de bijkomende middelen die gestort zijn voor 2006 door de Franse Gemeenschap in het kader van het akkoord met de non-profit van 28 juni 2006 te besteden aan de verhoging van de loonsom om de verbetering van de lonen mogelijk te maken, ten belope van de kosten van het bedrag van een eindejaarspremie, bepaald volgens de modaliteiten beoogd in de artikelen 8 en 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en van 100 pct. van de loonschalen bepaald door de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 16 september 2002 (Waalse Gewest).

In het geval dat de jaarlijkse loonsom van de vereniging gelijk is aan of hoger dan het bedrag van een eindejaarspremie, bepaald volgens de modaliteiten beoogd in de artikelen 8 en 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en van 100 pct. van de loonschalen bepaald door de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 16 september 2002, is de vorige alinea niet van toepassing.

Art. 8.Voor de toepassing van het bestedingsproces beoogd in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bestaat het minimumbedrag van de eindejaarspremie uit een forfaitair gedeelte, verhoogd met een variabel gedeelte. 1. Het forfaitair gedeelte wordt bepaald overeenkomstig artikel 5, § 2, 1° van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige houders van een bezoldigde premie ten laste van de Schatkist bezoldigd (Belgisch Staatsblad van 22 november 1979), gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 december 1987 (Belgisch Staatsblad van 5 december 1987).Het bedrag van dit forfaitair gedeelte bedroeg 306,14 EUR in 2005. Voor het jaar 2006 zal het bedrag gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad. 2. Het variabel gedeelte bedraagt 2,5 pct.van het loon verschuldigd aan de werknemer voor de maand oktober van het betrokken jaar, vermenigvuldigd met 12. Als de werknemer zijn loon niet ontvangen heeft voor de maand oktober van het betrokken jaar, is het loon dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het variabel gedeelte van de eindejaarspremie het loon dat als basis zou hebben gediend om zijn loon voor deze maand te berekenen indien dit verschuldigd zou zijn geweest.

Voor deeltijdse werknemers wordt het bedrag van het forfaitair gedeelte berekend naar rato van hun arbeidsstelsel.

Art. 9.Voor de toepassing van het bestedingsproces beoogd in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, loopt de referentieperiode voor de berekening van de eindejaarspremie van 1 januari tot 30 september.

Wanneer de werknemer niet bij dezelfde werkgever was tewerkgesteld tijdens de gehele referentieperiode, wordt het bedrag van de eindejaarspremie vastgesteld in verhouding tot het aantal tewerkstellingsdagen in de onderneming tijdens de referentieperiode.

Bovendien wordt het bedrag van de premie verminderd naar rato van de afwezigheden tijdens het jaar, die niet voortvloeien uit de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen inzake jaarlijkse vakantie, wettelijke feestdagen, klein verlet, beroepsziekte, arbeidsongeval en bevallingsrust, ouderschapsverlof en periodes van ziekte of ongeval, gedekt door een gewaarborgd loon. HOOFDSTUK IV. - Koppeling van de loonschalen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 10.Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de lonen bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1997 betreffende de koppeling van de bezoldigingen aan het indexcijfer van de comsumptieprijzen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1997 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1997), worden de loonschalen vermeld in bijlage gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks opgemaakt door de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, en worden aangepast volgens de bepalingen van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1997.

De spilindex op de datum van het sluiten van de overeenkomst bedraagt 102,10 (basis 2004 = 100). HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen

Art. 11.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 51 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, moet de eventuele herziening van de jaarlijkse loonsommen in de instellingen waar het totaal van de lonen en voordelen gelijk is aan, of hoger dan die welke bepaald zijn door deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden besproken door de ondernemingsraad of, bij gebreke daarvan, overeengekomen in overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging of, bij gebreke daarvan, overeengekomen in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op het niveau van de onderneming.

Art. 12.De partijen komen overeen dat de voordelen die toegekend worden door deze collectieve arbeidsovereenkomst aan de werknemers zullen worden verrekend uiterlijk de maand die volgt op de verrekening van de betreffende subsidies door de betrokken administraties.

Art. 13.De collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2006 tot toekenning van een harmonisatiepremie en tot vaststelling van de loonvoorwaarden voor het jaar 2006 voor sommige sectoren van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector die afhangen van de Franse Gemeenschap : productieateliers, bibliotheken, culturele centra, jongerencentra, permanente opvoeding, sportfederaties, "La Médiathèque", jongerenorganisaties, lokale televisies wordt vervangen door deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De hierboven vermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2006 blijft echter van kracht voor de werkgevers en de werknemers bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst wat de bepalingen betreft van deze overeenkomst die niet kunnen worden toegepast voor de datum waarop deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt. In dit geval blijft de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2006 van kracht zolang deze bepalingen moeten worden toegepast. HOOFDSTUK VI. - Geldigheidsduur

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2006. Zij is voor onbepaalde tijd gesloten en kan door elk van de partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2006, gesloten in Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, tot vaststelling van de loonvoorwaarden op 1 januari 2006 voor sommige sectoren van het paritair subcomité voor de socio-culturele sector die afhangen van de Franse Gemeenschap : productieateliers, bibliotheken, culturele centra, jongerencentra, permanente opvoeding, sportfederaties, "la Médiathèque", jeugdorganisaties, lokale televisies Loonschalen Lonen vanaf 1 januari 2006 De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43octies gesloten in de Nationale Arbeidsraad legt de verplichting op, het gewaarborgd gemiddeld minimuminkomen in acht te nemen.

Spil = 102,10 (basis 2004) Rang 1

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^