gepubliceerd op 30 augustus 2021
Decreet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van onderwijzend personeel
19 JULI 2021. - Decreet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van onderwijzend personeel
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Bepaling tot wijziging van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat
Artikel 1.Artikel 22, § 1, lid 4 van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat wordt geschrapt. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende het bewijs van de taalkennis Afdeling I. - Bepaling tot wijziging van de wet van 30 juli 1963
houdende taalregeling in het onderwijs
Art. 2.In lid 1 van artikel 16 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, zoals gewijzigd, wordt de zin "De afwijking geldt slechts voor de duur van één jaar en kan slechts driemaal hernieuwd worden" vervangen door wat volgt: "Deze afwijking kan slechts viermaal hernieuwd worden. Elke afwijking wordt toegestaan voor de duur van een school- of academiejaar.". Afdeling II. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 17 juli 2003
houdende algemene bepalingen betreffende het onderricht in een taal via onderdompeling en verschillende maatregelen inzake onderwijs
Art. 3.In artikel 4bis, § 3, van het decreet van 17 juli 2003 houdende algemene bepalingen betreffende het onderricht in een taal via onderdompeling en verschillende maatregelen inzake onderwijs, zoals gewijzigd, wordt lid 2 vervangen door wat volgt: "Deze afwijking kan slechts viermaal hernieuwd worden. Elke afwijking wordt toegestaan voor de duur van een school- of academiejaar.". HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen betreffende de bezoldiging van het onderwijzend personeel Afdeling I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van
15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Art. 4.In artikel 5ter van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, worden de volgende wijzigingen ingevoegd: 1. in § 1 worden de woorden "bij de diensten van de Regering" vervangen door de woorden "bij zijn inrichtende macht";2. in § 2 worden de woorden "bij de diensten van de Regering" vervangen door de woorden "bij zijn inrichtende macht".
Art. 5.In artikel 16, § 1, A, a), 5de streepje van hetzelfde koninklijk besluit, wordt het woord "of" ingevoegd tussen de woorden "onderwijzend" en "wetenschappelijk". Afdeling II. - Bepaling tot wijziging van het besluit van de Regering
van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap
Art. 6.In artikel 11bis van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen ingevoegd: 1. in § 1 worden de woorden "bij de Diensten van de regering" vervangen door de woorden "bij zijn inrichtende macht";2. in § 2 worden de woorden "de Diensten van de Regering" vervangen door de woorden "de inrichtende macht". Afdeling III. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 2 juni 1998
houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 7.In artikel 71bis van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen ingevoegd: 1. in § 1 worden de woorden "bij de diensten van de Regering" vervangen door de woorden "bij zijn inrichtende macht";2. in § 2 worden de woorden "de Diensten van de Regering" vervangen door de woorden "de inrichtende macht". HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 8.In artikel 26 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden de woorden "de Minister" vervangen door de woorden "de inrichtende macht".
Art. 9.Een nieuw artikel 26/1 wordt ingevoegd in hetzelfde koninklijk besluit. Het luidt als volgt: "
Artikel 26/1.§ 1. Teneinde elk personeelslid in staat te stellen binnen dezelfde instelling een ambt met volledige prestaties uit te voeren, worden op de eerste dag van elk schooljaar de vastbenoemde personeelsleden die er zijn aangesteld, hoofdzakelijk of bijkomend zijn aangesteld, in de volgende rangorde ingedeeld: 1. de personeelsleden die vast benoemd zijn in het ambt dat ze uitoefenen en aangesteld of hoofdzakelijk aangesteld zijn in de inrichting;2. de personeelsleden die vast benoemd zijn in het ambt dat ze uitoefenen en bijkomend aangesteld zijn in de inrichting; In elk van deze categorieën worden de personeelsleden gerangschikt volgens hun anciënniteit zoals berekend in artikel 3sexies, § 1, van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen in uitvoering van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. § 2. Op deze zelfde datum worden de organieke uren in de inrichting in het ambt of een ander ambt vermeld in de verbinding cursus/ambt zoals bepaald door de regering krachtens artikel 10 van het decreet van 11 april 2014, verdeeld onder de vastbenoemde personeelsleden die er zijn aangesteld of hoofdzakelijk zijn aangesteld.
Deze verdeling kan alleen leiden tot een toename van het aantal perioden waarvoor een personeelslid beschikt over een loongarantie.
Elk personeelslid dat niet ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en aan wie als gevolg van deze verdeling in zijn ambt niet een aantal lesperiodes is toegekend dat ten minste gelijk is aan het aantal periodes waarvoor hij wordt vergoed, noch in zijn hoofdzakelijke aanstelling, noch in zijn bijkomende aanstelling, moet op gedeeltelijk opdrachtverlies worden geplaatst. § 3. Het personeelslid kan niet afzien van prestaties die hem zijn toegekend overeenkomstig dit artikel, als hij slechts in één ambt vast benoemd is. Als het personeelslid vast benoemd is in twee of meerdere ambten, kan hij afzien van elke prestatietoename in één van zijn ambten, als dit een vermindering inhoudt van zijn prestaties in een ander ambt waarvoor hij vast benoemd is. Hij kan zich echter niet verzetten tegen zo'n toename als deze een opdrachtverlies compenseert in een van zijn andere ambten waarin hij benoemd is. Alleen het ontslag voor het volledig aantal toegekende uren zoals voorzien in artikel 169 is toegestaan. § 4. Voor de toepassing van artikelen 26bis en 26quater moeten "beschikbare prestaties" begrepen worden als alle prestaties die ter beschikking staan aan het schoolhoofd.
Art. 10.In artikel 26quater van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. in § 1 worden de woorden "na verdeling van de organieke uren op grond van de rangorde," ingevoegd tussen de woorden "met volledige dienstprestaties" en de woorden "de beschikbare periodes in het ambt";2. tussen § 1 en 2 wordt de volgende § 1bis ingevoegd: " § 1bis.Als op grond van dit artikel een vaste benoeming met volledige prestaties kan worden toegekend aan een vastbenoemd personeelslid in het ambt dat hij uitoefent in een school waar hij/zij in bijberoep aangesteld is, dan geldt die toekenning vanaf het ogenblik waarop deze uren openstaan.
Het schoolhoofd licht het personeelslid in van de vacature voor de lesuren en van zijn aanstelling via een formulier waarvan de inrichtende macht een model opstelt.
Het personeelslid beschikt over een termijn van vijf werkdagen om de toekenning van de vermelde lesuren via hiërarchische weg te weigeren.
Geen enkele prioritair tijdelijk personeelslid kan als prioritaire tijdelijke worden aangesteld voor de uren waarop deze weigering betrekking heeft, tenzij die een voltijdse baan vertegenwoordigen."
Art. 11.In artikel 31 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. punt 11° van lid 1 wordt geschrapt;2. lid 2 wordt geschrapt.
Art. 12.In artikel 34 van hetzelfde koninklijk besluit wordt het laatste lid van § 1 geschrapt.
Art. 13.In artikel 45 van hetzelfde koninklijk besluit wordt het laatste lid van § 3 opgeheven.
Art. 14.In artikel 46bis, lid 1, van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. sub 6 wordt vervangen door wat volgt: "6° in de loop van de 4 schooljaren die voorafgaan aan de oproep tot benoeming, aangesteld zijn met een beschermd tijdelijk statuut en ten minste 150 dagen te hebben gewerkt in een school van de zone, in het ambt waarin de baan vacant is verklaard;"; 2. een sub 6° bis opgesteld als volgt wordt ingevoegd: "6° bis in geval er onvoldoende kandidaten zijn die voldoen aan de voorwaarden van 6°, aangesteld zijn met een beschermde tijdelijk statuut in het ambt waarin de baan vacant is verklaard in de loop van de 4 schooljaren die voorafgaan aan de oproep tot benoeming;". HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de samenstelling van de Raden van beroep van het onderwijzend, administratief personeel en arbeiders van de onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap Afdeling I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van
22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 15.In artikel 137 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden de volgende wijzigingen ingevoegd: De woorden "onder de algemene ambtenaren van het ministerie" worden vervangen door de woorden "onder de magistraten, actief of met pensioen, of onder de algemene ambtenaren, actief of met pensioen, van het ministerie van de Franse Gemeenschap".
Art. 16.In artikel 140 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "door personeelsleden van het onderwijs dat wordt ingericht door de Franse Gemeenschap" vervangen door "door vertegenwoordigers van de inrichtende macht". Afdeling II. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van
25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Staat
Art. 17.In artikel 35 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Staat, worden de woorden "onder de magistraten, actief of met pensioen, of onder de algemene ambtenaren, actief of met pensioen, van het ministerie van de Franse Gemeenschap" ingevoegd vóór "en van 10 gekozen leden".
Art. 18.In artikel 36 van hetzelfde koninklijk besluit wordt lid 1 vervangen door "De Raad van beroep bestaat uit 5 vertegenwoordigers van de inrichtende macht en 5 vertegenwoordigers van representatieve vakorganisaties, door hen voorgesteld. Elk van deze vakorganisaties beschikt over ten minste één vertegenwoordiger.". Afdeling III. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van
27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra
Art. 19.§ 1. In artikel 148, 1°, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "of onder de algemene ambtenaren van de algemene directie van het onderwijzend personeel van de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "of onder de algemene ambtenaren, actief of met pensioen, van het ministerie van de Franse Gemeenschap". § 2. In 2° van hetzelfde artikel worden de woorden "op voorstel van de inrichtende macht" ingevoegd na de woorden "aangeduid door de Regering". Afdeling IV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 24 juli
1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 20.In artikel 68 van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen ingevoegd: De woorden "onder de algemene ambtenaren van het ministerie" worden vervangen door de woorden "onder de magistraten, actief of met pensioen, of onder de algemene ambtenaren, actief of met pensioen, van het ministerie van de Franse Gemeenschap".
Art. 21.In artikel 69 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. lid 1 wordt vervangen door de volgende bepaling: "De Regering stelt de leden van de Raad van beroep aan."; 2. In het tweede lid, worden de woorden "onder de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap" vervangen door "onder vertegenwoordigers van de inrichtende macht". Afdeling V. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 20 december
2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen
Art. 22.In artikel 186 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen, worden de volgende wijzigingen ingevoegd: De woorden "onder de ambtenaren-generaal van het ministerie" worden vervangen door de woorden "onder de magistraten, actief of met pensioen, of onder de algemene ambtenaren, actief of met pensioen, van het ministerie van de Franse Gemeenschap".
Art. 23.In artikel 187 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. lid 1 wordt vervangen door de volgende bepaling: "de regering stelt de leden van de Raad van beroep aan."; 2. in het derde lid, worden de woorden "onder de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap" vervangen door "onder vertegenwoordigers van de inrichtende macht". Afdeling VI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 12 mei
2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap
Art. 24.§ 1. In artikel 111, 1° van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, worden de woorden "of uit de ambtenaren-generaal van de algemene directie van het Onderwijzend Personeel van de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "of uit de algemene ambtenaren, actief of met pensioen, van het ministerie van de Franse Gemeenschap". § 2. In 2° van hetzelfde artikel worden de woorden "op voorstel van de inrichtende macht" ingevoegd na de woorden "aangeduid door de Regering".
Art. 25.§ 1. In artikel 255, 1° van hetzelfde decreet worden de woorden "of onder de opperambtenaren van het Directoraat-generaal van het Personeel van het Onderwijs van de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "of onder de algemene ambtenaren, actief of met pensioen, van het ministerie van de Franse Gemeenschap". § 2. In 2° van hetzelfde artikel worden de woorden "op voorstel van de inrichtende macht" ingevoegd na de woorden "aangeduid door de Regering". Afdeling VII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 20 juni
2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur
Art. 26.§ 1. In artikel 79, 1° van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, worden de volgende wijzigingen ingevoegd: 1. de woorden "uit de magistraten, actief of met pensioen, of" worden ingevoegd voor de woorden "uit ambtenaren-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap";2. de woorden "actief of met pensioen" worden ingevoegd na de woorden "ambtenaren-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap". § 2. In 2° van hetzelfde artikel worden de woorden "op voorstel van de inrichtende macht" ingevoegd na de woorden "aangesteld door de regering". HOOFDSTUK VI. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat
Art. 27.In artikel 14, § 1, lid 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, wordt een punt 1bis ingevoegd dat luidt als volgt: "1bis. De werkelijke diensten die het personeelslid heeft gepresteerd als onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie, vanaf de leeftijd van 18 tot 20 jaar afhankelijk van zijn niveau, die deel uitmaken van de diensten van een inrichting van de Europese Unie als houder van een betaald voltijds ambt;". HOOFDSTUK VII. - Bepalingen betreffende het statuut van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap betreffende de functie van hulplogopedist en voor de erkenning van het bestaan van een plaatselijke overleginstantie voor gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra Afdeling I. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 27
juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat
Art. 28.In het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, wordt in Hoofdstuk J. "Over het personeel van psycho-medisch-sociale centra van de Staat" na de functie "Psycho-opvoedkundige hulpkracht" de volgende functie toegevoegd: "Hulplogopedist a) houder van een graduaatsdiploma logopedie, 216 a) houder van een bachelordiploma logopedie, 216 c) houder van een licentie in logopedie, 216 d) houder van een masterdiploma logopedie, 216". Afdeling II. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van
27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap alsook van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze psycho-medisch-sociale centra
Art. 29.In artikel 16, punt 5 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap alsook van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "het bachelordiploma logopedie" vervangen door de woorden "het bachelordiploma logopedie of het masterdiploma logopedie".
Art. 30.In artikel 85, 3, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "ten minste tien jaar" vervangen door de woorden "ten minste zes jaar". Afdeling III. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 31 januari
2002 dat het statuut bepaalt van de leden van het gesubsidieerde technisch personeel van de officiële gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra
Art. 31.In artikel 21, 5° van het decreet van 31 januari 2002 dat het statuut bepaalt van de leden van het gesubsidieerde technisch personeel van de officiële gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "het bachelordiploma logopedie" vervangen door de woorden "het bachelordiploma logopedie of het masterdiploma logopedie". Afdeling IV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 31 januari
2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra
Art. 32.In artikel 1, § 3, lid 1, 15° van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. De punten b) en c) worden hernummerd als punten c) en d). 2. Er wordt een nieuw punt b) ingevoegd dat luidt als volgt: "b) ofwel, bij ontstentenis daarvan, de plaatselijke overleginstantie;".
Art. 33.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt lid 2 geschrapt.
Art. 34.In artikel 28, 5° van hetzelfde decreet worden de woorden "het diploma van Bachelor-Logopedist" vervangen door de woorden "het diploma van bachelor of master in de logopedie". Afdeling V. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 14 juli 2006
betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslag van de psycho-medisch-sociale centra
Art. 35.In artikel 2, 8° van het decreet van 14 juli 2006 betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslag van de psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging" vervangen door de woorden "de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, de plaatselijke overleginstantie of, bij ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging". HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen voor verlenging van het geboorteverlof Afdeling I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober 1953
tot vaststelling van het statuut van de geaggregeerden, de repetitors en het wetenschappelijk personeel bij de Rijksuniversiteiten
Art. 36.Artikel 44, 2° van het koninklijk besluit van 31 oktober 1953 tot vaststelling van het statuut van de geaggregeerden, de repetitors en het wetenschappelijk personeel bij de Rijksuniversiteiten wordt aangevuld met twee leden, die als volgt luiden: "Het recht op tien verlofdagen wegens de geboorte van de echtgenote of van de persoon met wie het personeelslid op het tijdstip van de gebeurtenis samenwoont, als bedoeld in punt 2, lid 1, wordt als volgt verlengd - tot vijftien dagen voor geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2021. Wanneer van deze vijftien dagen gebruik wordt gemaakt, wordt de maximale jaarlijkse duur van het buitengewoon verlof verhoogd tot 19 dagen; - tot twintig dagen voor geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023. Wanneer van deze twintig dagen gebruik wordt gemaakt, wordt de maximale jaarlijkse periode van buitengewoon verlof op 24 dagen gebracht.". Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 december
1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 37.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 8 december 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zijn de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Punt b) van lid 1 wordt aangevuld met een tweede lid dat luidt als volgt: "Het recht op vijftien dagen verlof, zoals bedoeld in lid 1, wordt uitgebreid tot twintig dagen voor de geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023" 2.In lid 4 wordt de zin "Het kan worden opgedeeld" vervangen door de zin "De tien eerste dagen zijn verplicht en kunnen niet worden opgedeeld". Afdeling III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari
1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 38.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Punt b) van lid 1 wordt aangevuld met een tweede lid dat luidt als volgt: "Het recht op tien dagen verlof, zoals bedoeld in lid 1, wordt uitgebreid als volgt: - tot vijftien dagen voor de geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2021; - tot twintig dagen voor de geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023."; 2. In lid 4 wordt de zin "Het kan worden opgedeeld" vervangen door de zin "De tien eerste dagen zijn verplicht en kunnen niet worden opgedeeld". Afdeling IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 mei 1981
betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten
Art. 39.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en vakantieregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, zijn de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Punt b) van lid 1 wordt aangevuld met een tweede lid dat luidt als volgt: "Het recht op tien dagen verlof, zoals bedoeld in lid 1, wordt uitgebreid als volgt: - tot vijftien dagen voor de geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2021; - tot twintig dagen voor de geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023."; 2. In lid 4 wordt de zin "Het kan worden opgedeeld" vervangen door de zin "De tien eerste dagen zijn verplicht en kunnen niet worden opgedeeld". HOOFDSTUK IX. - Bepalingen tot wijziging van de verlofregeling om het uitzonderlijk verlof voor personeelsleden bij overlijden van een kind uit te breiden tot tien dagen Afdeling I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 december 1967
ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat
Art. 40.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 8 december 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, zijn de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In lid 1, punt c), wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In het geval van overlijden van het kind van het personeelslid, het kind van zijn partner of van de persoon waarmee hij of zij samenwoont, bedraagt dit verlof tien werkdagen."; 2. Er wordt een 5de lid ingevoegd dat luidt als volgt: "In afwijking van het derde lid, moet het verlof bedoeld in het tweede lid van punt c) door het personeelslid worden opgenomen binnen de vier maanden die volgen op de gebeurtenis waarvoor hem het verlof is toegestaan". Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari
1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 41.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In lid 1, punt c), wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In het geval van overlijden van het kind van het personeelslid, het kind van zijn partner of van de persoon waarmee hij of zij samenwoont, bedraagt dit verlof tien werkdagen."; 2. Er wordt een 5de lid ingevoegd dat luidt als volgt: "In afwijking van het derde lid, moet het verlof bedoeld in het tweede lid van punt c) door het personeelslid worden opgenomen binnen de vier maanden die volgen op de gebeurtenis waarvoor hem het verlof is toegestaan". Afdeling III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 mei 1981
betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten
Art. 42.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en vakantieregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, zijn de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In lid 1, punt c), wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In het geval van overlijden van het kind van het personeelslid, het kind van zijn partner of van de persoon waarmee hij of zij samenwoont, bedraagt dit verlof tien werkdagen";2. Er wordt een 5de lid ingevoegd dat luidt als volgt: "In afwijking van het derde lid, moet het verlof bedoeld in het tweede lid van punt c) door het personeelslid worden opgenomen binnen de vier maanden die volgen op de gebeurtenis waarvoor hem het verlof is toegestaan". HOOFDSTUK X. - Bepalingen tot uitbreiding van het recht op uitzonderlijk verlof in geval van huwelijk van een kind van het personeelslid tot de gevallen van wettelijk samenwonen Afdeling I. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 31
oktober 1953 tot vaststelling van het statuut van de geaggregeerden, de repetitors en het wetenschappelijk personeel bij de Rijksuniversiteiten
Art. 43.In artikel 44, 2° van het koninklijk besluit van 31 oktober 1953 tot vaststelling van het statuut van de geaggregeerden, de repetitors en het wetenschappelijk personeel bij de Rijksuniversiteiten wordt de lijn "Huwelijk van een kind 2 dagen" vervangen door de lijn "Huwelijk of registratie van een verklaring van wettelijke samenwoning van een kind 2 dagen". Afdeling II. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 8
december 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat
Art. 44.In artikel 4, lid 1, d) van het koninklijk besluit van 8 december 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat zoals gewijzigd, worden de woorden "of registratie van een verklaring van wettelijke samenwoning" ingevoegd tussen de woorden "voor het huwelijk" en de woorden "van een kind van het personeelslid". Afdeling III. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van
15 januari 1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 45.In artikel 5, lid 1, d) van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, worden de woorden "of registratie van een verklaring van wettelijke samenwoning" ingevoegd tussen de woorden "voor het huwelijk" en de woorden "van een kind van het personeelslid". Afdeling IV. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van
19 mei 1981 betreffende de vakantie- en vakantieregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten
Art. 46.In artikel 4, lid 1, d) van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en vakantieregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten zoals gewijzigd, worden de woorden "of registratie van een verklaring van wettelijke samenwoning" ingevoegd tussen de woorden "voor het huwelijk" en de woorden "van een kind van het personeelslid". HOOFDSTUK XI. - Bepaling tot wijziging van de regelgeving op het gebied van zwangerschapsverlof Afdeling I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 8 december
1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat
Art. 47.In artikel 10bis van het koninklijk besluit van 8 december 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt: "Tot de datum waarop het zwangerschapsverlof ingaat, worden de afwezigheidsdagen die rechtstreeks verband houden met de zwangerschapstoestand van het personeelslid, niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof dat het personeelslid geniet wanneer een controle verricht door de instelling belast door de Regering van de Franse Gemeenschap met de controle van de afwezigheden wegens ziekte of invaliditeit bevestigt dat deze afwezigheden te wijten zijn aan de zwangerschapstoestand van het personeelslid.".
Art. 48.In artikel 39 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Het tweede lid wordt opgeheven;2. In het 5de lid, dat het 4de lid wordt, worden de woorden "in lid 3" vervangen door de woorden "in lid 2";3. In het 7de en laatste lid, dat het 6de en laatste lid wordt, worden de woorden "Lid 3" vervangen door de woorden "Lid 2". Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari
1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 49.In artikel 51 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Het derde lid wordt opgeheven;2. In het 2de lid worden de woorden "Onverminderd lid 3 van dit artikel" geschrapt;3. In het 5de en laatste lid, dat het 4de en laatste lid wordt, worden de woorden "Lid 4" vervangen door de woorden "Lid 3". Afdeling III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 mei 1981
betreffende de vakantie- en vakantieregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten
Art. 50.In artikel 48 van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en vakantieregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Het tweede lid wordt opgeheven;2. In het 5de lid, dat het 4de lid wordt, worden de woorden "in lid 3" vervangen door de woorden "in lid 2";3. In het 7de en laatste lid, dat het 6de en laatste lid wordt, worden de woorden "Lid 3" vervangen door de woorden "Lid 2". Afdeling IV. - Wijzigen van het decreet van 5 juli 2000 houdende de
regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs
Art. 51.In artikel 5 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs, worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt: "Tot de datum waarop het zwangerschapsverlof ingaat, worden de afwezigheidsdagen die rechtstreeks verband houden met de zwangerschapstoestand van het personeelslid, niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof dat het personeelslid geniet wanneer een controle verricht door de instelling belast door de Regering van de Franse Gemeenschap met de controle van de afwezigheden wegens ziekte of invaliditeit bevestigt dat deze afwezigheden te wijten zijn aan de zwangerschapstoestand van het personeelslid.". HOOFDSTUK XII. - Bepalingen tot invoering van een jaarlijkse voorstelling van het aantal voltijdse benoemingen of vaste indienstnemingen in instellingen voor sociale promotie
Art. 52.In artikel 46quinquies van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt na lid 1 een nieuw lid 2 ingevoegd dat luidt als volgt: "Tijdens de vergadering van de zonecommissie voor de aanstellingen wordt een presentatie van het aantal benoemingen in de inrichting georganiseerd op basis van de volgende gegevens die voorafgaandelijk door het schoolhoofd aan de personeelsleden zijn meegedeeld: - algemeen percentage van benoemingen in de inrichting; - percentage benoemingen in de organieke periodes; - percentage experts in de inrichting; - percentage terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking en in gedeeltelijk opdrachtverlies in de inrichting".
Art. 53.In artikel 43 van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs wordt een nieuw lid 6 toegevoegd dat luidt als volgt: "In het onderwijs voor sociale promotie wordt jaarlijks in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan in het plaatselijk overlegorgaan, of bij ontstentenis daarvan met de vakbondsafvaardiging, een presentatie georganiseerd van de vaste tewerkstellingsgraad binnen de inrichtende macht, op basis van de volgende gegevens die vooraf door de inrichtende macht zullen zijn meegedeeld: - het totale percentage vaste aanstellingen binnen de inrichtende macht en per inrichting; - het totale percentage vaste aanstellingen in de organieke periodes en per inrichting; - aantal experts binnen de inrichtende macht en per inrichting; - aantal terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking en in gedeeltelijk opdrachtverlies binnen de inrichtende macht en per inrichting.".
Art. 54.artikel 31 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs wordt na lid 3 een nieuw lid 4 toegevoegd dat luidt als volgt: "In het onderwijs voor sociale promotie wordt jaarlijks in het plaatselijk paritair comité een presentatie georganiseerd van het benoemingspercentage binnen de inrichtende macht op basis van de volgende gegevens die vooraf door de inrichtende macht zullen zijn meegedeeld: - algemeen aanstellingspercentage binnen de inrichtende macht en per inrichting; - benoemingspercentage in de organieke periodes en per inrichting; - aantal experts binnen de inrichtende macht en per inrichting; - aantal terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking en in gedeeltelijk opdrachtverlies binnen de inrichtende macht en per inrichting.". HOOFDSTUK XIII. - Bepaling tot wijziging van de wet van 21 juni 1985 betreffende het onderwijs
Art. 55.In artikel 3 van de wet van 21 juni 1985 betreffende het onderwijs worden punten a. en b. geschrapt. HOOFDSTUK XIV. - Bepalingen tot wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art. 56.In artikel 2, § 6 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra worden de woorden "krachtens artikel 4ter en 4ter/1" vervangen door de woorden "krachtens artikelen 4ter, 4ter/1 en 4ter/2".
Art. 57.In artikel 2, § 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. De woorden "krachtens artikel 4quater" worden vervangen door de woorden "krachtens artikelen 4quater en 4quater/1";2. De twee volgende leden worden toegevoegd: "De mogelijkheid om het deel van de onderbreking van de prestaties te wijzigen na een opdeling van de loopbaanonderbreking, zoals voorzien in § 1, tweede lid van voormeld artikel 4quater/1, is evenwel niet op hen van toepassing. De personeelsleden waarvan sprake in lid 1 kunnen bovendien, met toestemming van de inrichtende macht, een vermindering van hun prestaties bekomen ten belope van 1/10 van het minimum aantal uren, periodes of lessen vereist om de voltijds uitgevoerde functie te vormen, krachtens artikelen 4quater en 4quater/1 van het voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1991.".
Art. 58.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In § 2ter, lid 2, worden de woorden "bepaald door artikel 4ter en 4ter/1" vervangen door de woorden "bepaald door de artikelen 4ter, 4ter/1 en 4ter/2";2. In § 2quater, lid 2, worden de woorden "door artikel 4quater" vervangen door de woorden "door de artikelen 4quater en 4quater/1"; 3. In dezelfde § 2quater wordt een lid 3 toegevoegd dat luidt als volgt: "De mogelijkheid om het deel van de onderbreking van de prestaties te wijzigen na een opdeling van de volledige loopbaanonderbreking, zoals voorzien in § 1, tweede lid van voormeld artikel 4quater/1, is evenwel niet op hen van toepassing.".
Art. 59.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In § 1, lid 1, worden de woorden "door de minister of zijn afgevaardigde" vervangen door de woorden "door de inrichtende macht of door de minister of zijn afgevaardigde, afhankelijk van het geval,";2. In § 1 wordt lid 3 vervangen door wat volgt: "De voorafgaande kennisgeving moet gericht zijn aan de inrichtende macht of aan de minister of zijn afgevaardigde, afhankelijk van het geval, via: - de directeur of bestuurder in het onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; - de directeur in de psycho-medisch-sociale centra ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;- de hiërarchische autoriteit voor de leden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra, voor de leden van de Algemene inspectiedienst en voor de leden van de recreatie- en openluchtcentra."; 3. In § 1 wordt het laatste lid vervangen door wat volgt: "De inrichtende macht stuurt de voorafgaande kennisgeving naar de minister of zijn afgevaardigde."; 4. In § 3 worden de woorden "of de ontvangst van de goedkeuring van de inrichtende macht, afhankelijk van het geval" ingevoegd tussen de woorden "de beslissing van de minister of zijn afgevaardigde" en de woorden ", van de datum waarop het personeelslid zijn functies hervat of ze opnieuw volledig uitoefent."; 5. In § 4, lid 1, worden de woorden "door de minister of zijn afgevaardigde" vervangen door de woorden "door de inrichtende macht of door de minister of zijn afgevaardigde, afhankelijk van het geval,";6. In § 4 wordt lid 2 vervangen door wat volgt: "Deze vraag moet gericht zijn aan de inrichtende macht of aan de minister of zijn afgevaardigde, afhankelijk van het geval, via: - de directeur of bestuurder in het onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; - de directeur in de psycho-medisch-sociale centra, ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; - de hiërarchische autoriteit voor de leden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra, voor de leden van de Algemene inspectiedienst en voor de leden van de recreatie- en openluchtcentra."; 7. In § 4 wordt het laatste lid vervangen door wat volgt: "De inrichtende macht stuurt de vraag naar de minister of zijn afgevaardigde.". HOOFDSTUK XV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
Art. 60.In artikel 29quater, lid 1 van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In 1° bis wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "De verlenging van deze prioritaire aanstelling gebeurt op dezelfde manier tot het personeelslid voldoet aan de voorwaarden voor een vaste benoeming.Als het personeelslid zich op dat ogenblik niet kandidaat stelt voor de vaste benoeming, is de inrichtende macht ontheven van de verplichting tot verlenging. Als hij zich kandidaat stelt met inachtneming van de voorgeschreven vormen en termijnen, in afwijking van artikel 42bis van dit artikel, gaat de inrichtende macht over tot de vaste benoeming in de functie."; 2. In 1° ter wordt het vijfde lid aangevuld met de volgende woorden: "Als hij zich kandidaat stelt met inachtneming van de voorgeschreven vormen en termijnen, in afwijking van artikel 42bis van dit artikel, gaat de inrichtende macht over tot de vaste benoeming in de functie."; 3. In 2° bis wordt het derde lid aangevuld met de volgende woorden: "Als hij zich kandidaat stelt met inachtneming van de voorgeschreven vormen en termijnen, in afwijking van artikel 42bis van dit artikel, gaat de inrichtende macht over tot de vaste benoeming in de functie.".
Art. 61.In artikel 29quinquies van hetzelfde decreet wordt een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt: "Als de functie definitief vacant is, wordt het personeelslid dat overgeplaatst is of het werk heeft hervat en voldoet aan de voorwaarden voor een vaste benoeming in deze functie en die zich kandidaat stelt met inachtneming van de voorgeschreven vormen en termijnen, vast benoemd in afwijking van artikel 42 van dit decreet.".
Art. 62.In artikel 34bis, § 5, van hetzelfde decreet worden de woorden "het bevoegde paritair comité" vervangen door de woorden "de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen".
Art. 63.In artikel 34ter van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In § 1, lid 1, worden de woorden "het bevoegde paritair comité" vervangen door de woorden "de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen";2. In § 2, lid 2, worden de woorden "het bevoegde paritair comité" vervangen door de woorden "de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen";3. In § 2, lid 4, worden de woorden "het bevoegde paritair comité" vervangen door de woorden "de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen";4. In § 3, lid 1er, worden de woorden "het bevoegde paritair comité" vervangen door de woorden "de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen";5. In § 4, lid 5, worden de woorden "het bevoegde paritair comité" vervangen door de woorden "de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen".
Art. 64.Artikel 41quinquies, § 2, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid dat luidt als volgt: "Voor de onderwijsfuncties is deze vaste benoeming geldt de voorwaarde dat het personeelslid over een pedagogisch getuigschrift beschikt.". HOOFDSTUK XVI. - Bepalingen tot wijziging van de regelgeving betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage Afdeling I. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 22
maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 65.In artikel 167, § 3, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt een zevende lid ingevoegd dat luidt als volgt: "De reaffectatie kan voor het personeelslid echter niet leiden tot de verplichting om een ambt in het buitengewoon onderwijs te aanvaarden, tenzij hij al vast benoemd is.". Afdeling II. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van
25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap
Art. 66.In artikel 47duodecies, § 3, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, wordt een lid 6 ingevoegd dat luidt als volgt: "De reaffectatie kan voor het personeelslid echter niet leiden tot de verplichting om een ambt in het buitengewoon onderwijs te aanvaarden, tenzij hij al vast benoemd is.". Afdeling III. - Bepaling tot wijziging van het besluit van de Franse
Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs
Art. 67.In artikel 8, § 1, van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs wordt een derde lid ingevoegd dat luidt als volgt: "De definitieve reaffectatie kan voor het personeelslid echter niet leiden tot de verplichting om een ambt in het buitengewoon onderwijs te aanvaarden, tenzij hij al vast benoemd is.". Afdeling IV. - Bepaling tot wijziging van het besluit van 28 augustus
1995 van de Regering van de Franse Gemeenschap tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs.
Art. 68.In artikel 15 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs. worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In § 2bis worden de woorden "en 2° " vervangen door de woorden ", 2° en 2° bis";2. In § 3, lid 1, worden de woorden "en 2° " vervangen door de woorden ", 2° en 2° bis";3. In § 3, lid 2, worden de woorden "en 2° bis" ingevoegd tussen de woorden "29quater, 2° " en de woorden ", en op de verlenging van de reaffectatie of de werkhervatting zoals bedoeld in lid 1". Afdeling V. - Bepaling tot wijziging van het besluit van de Regering
van de Franse Gemeenschap tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs
Art. 69.In artikel 39 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs: 1. In § 2bis worden de woorden "en 2° " vervangen door de woorden ", 2° en 2° bis";2. In § 3, lid 1, worden de woorden "en 2° " vervangen door de woorden ", 2° en 2° bis";3. In § 3, lid 2, worden de woorden "en 2° bis" ingevoegd tussen de woorden "29quater, 2° " en de woorden ", en op de verlenging van de reaffectatie of de werkhervatting zoals bedoeld in lid 1". HOOFDSTUK XVII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs
Art. 70.In artikel 5, § 1, lid 2, van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, 1. In punt 1 worden de termen "bij de Académie de recherche et d'enseignement supérieur" ingevoegd tussen de woorden "de PMS-centra" en de woorden "en bij de Kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschap";2. Punt 2 wordt aangevuld met wat volgt: "of van de autonome inrichtende macht van het ingerichte onderwijs".
Art. 71.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt een artikel 14bis toegevoegd dat luidt als volgt: "
Artikel 14bis.In afwijking van artikel 1, kan het personeelslid ter beschikking gesteld wegens ziekte dat een re-integratieplan heeft gevolgd in overeenstemming met hoofdstuk VI van boek I, titel 4 van de Codex over het welzijn op het werk in het kader van een tijdelijke ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn functie een verlof wegens opdracht vragen, na toestemming van de Sociaal-medische Rijksdienst, om het re-integratieplan uit te voeren.
De opdracht wordt uitgevoerd bij de inrichtende macht die het re-integratieplan heeft opgesteld en moet kaderen in het pedagogische project van deze laatste.
Het verlof wegens opdracht waarvan sprake in dit artikel, wordt toegekend voor het lopende academisch of schooljaar en kan worden verlengd na een nieuw onderzoek en nieuwe toestemming van de Sociaal-medische Rijksdienst. Het is in alle gevallen beperkt tot de geldigheidsduur van het re-integratieplan.
In afwijking van het vorige lid, loopt het verlof wegens opdracht voortijdig en van rechtswege af op de datum waarop de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van mening is dat het re-integratietraject moet worden beëindigd.
Het verlof wegens opdracht mag alleen worden toegekend als de inrichtende macht over geen enkel organiek ambt beschikt dat aan het betreffende personeelslid kan worden toegewezen met inachtneming van de statutaire regels en waarmee het re-integratieplan bedoeld in lid 1 kan worden uitgevoerd.
Het verlof wegens opdracht dat aan het personeelslid waarvan sprake in lid 1 wordt toegekend, wordt niet toegevoegd aan de vastgelegde aantallen krachtens artikel 6, § 4.". HOOFDSTUK XVIII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 72.Afdeling 3 van Titel V van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt aangevuld met een artikel 321bis dat luidt als volgt: "In afwijking van de artikelen 95, 14°, 189, 14° en 268, 14° van dit decreet geniet het personeelslid dat zich, in de loop van het academiejaar 2020-2021, in het zesde academiejaar na zijn eerste benoeming of zijn eerste aanduiding in een vacante betrekking in de functie en de te geven opleidingen bevond, een extra academiejaar om de GPBHO te behalen.". HOOFDSTUK XIX. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten
Art. 73.In artikel 12quater van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten worden de volgende aanpassingen aangebracht: 1. In lid 1 worden de woorden "en van een pedagogisch bestanddeel van een bekwaamheidsbewijs zoals bepaald in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs" vervangen door de woorden "en, ofwel een pedagogisch getuigschrift bestaande uit een bekwaamheidsbewijs zoals gedefinieerd in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, ofwel een academische graad van bachelor in het gespecialiseerd onderwijs in psycho-educatieve begeleiding"; 2. Een lid 2 wordt toegevoegd dat luidt als volgt: "In afwijking van het vorige lid, kunnen de personeelsleden die hebben deelgenomen aan een van de opleidingssessies voor de functie van bestuurder waarvan sprake in artikel 19, vóór 1 september 2019, en houders van ten minste één getuigschrift van voltooiing van een van de sessies ook worden benoemd tot bestuurder, zelfs als ze geen pedagogisch getuigschrift hebben bestaande uit een bekwaamheidsbewijs zoals gedefinieerd in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.". HOOFDSTUK XX. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 74.Artikel 8, lid 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt vervangen door het volgende lid: "De Regering bepaalt het model van de documenten waarmee rechtsgeldig een aanvraag kan worden ingediend voor de erkenning van nuttige ervaring aan de in artikel 8/1 aangestelde Commissie".
Art. 75.In hetzelfde decreet worden de artikelen 8/1 tot 8/3 ingevoegd die luiden als volgt: "
Artikel 8/1.Een wordt commissie ingericht voor de erkenning van de nuttige ervaring, hierna de Commissie genoemd.
De Commissie beslist rechtsgeldig of: 1. de prestaties die door de kandidaat voor benoeming of tijdelijke aanstelling als docent praktische vorming in een hogeschool worden geattesteerd of aangegeven, de nuttige ervaring vormen in de zin van artikel 8 van dit decreet en in artikel 17, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;2. de prestaties die door de kandidaat voor benoeming of tijdelijke aanstelling in de functie van meesterassistent belast met het administratieve en juridisch beheer van de hogeschool of in die van meesterassistent belast met het financieel en boekhoudkundig beheer van de hogeschool, de nuttige ervaring vormen in de zin van artikel 7bis, § 3, 4, van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Artikel 8/2.- § 1. De Commissie is samengesteld als volgt: 1. een voorzitter en zijn plaatsvervanger: een beambte van ten minste rang 10 van de diensten van de Regering;2. de volgende leden: a) een werkend lid en zijn plaatsvervanger, titularissen van een graad gerangschikt in één van de rangen 10 tot 12 van de algemene directie van het personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap;b) een werkend lid en zijn plaatsvervanger, titularissen van een graad die gerangschikt is in één van de rangen 10 tot 12 van de algemene directie van het personeel van het gesubsidieerd onderwijs;c) drie leden en hun plaatsvervangers, gekozen onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel in de Hogescholen en voorgedragen door de Algemene Raad van de Hogescholen, waarbij ieder net over minstens één mandaat beschikt;d) drie leden en hun plaatsvervangers die de vakbonden vertegenwoordigen die zetelen binnen het Comité voor sector IX of het Comité van de plaatselijke en provinciale openbare diensten, 2e afdeling;zij worden aangeduid door hun respectieve vakbondsorganisatie onder de vastbenoemde of aangeworven personeelsleden. Het SLFP (VSOA), de FSCSP (FCSOD) en de CGSP (ACOD) beschikken elk over ten minste één mandaat.
De voorzitter en zijn plaatsvervanger, de werkende leden en plaatsvervangende leden worden aangesteld voor een hernieuwbare termijn van vier jaar. § 2. De Commissie wordt bijgestaan door een secretaris en plaatsvervangend secretaris die aangeduid zijn onder de personeelsleden van de Regering van de Franse Gemeenschap - Ministerie van de Franse Gemeenschap.
De secretaris en de plaatsvervangend secretaris hebben geen stemrecht. § 3. De Commissie stelt zijn huishoudelijk reglement op. § 4. De Commissie kan de mening van experts vragen. § 5. Het mandaat van de voorzitters en leden is kosteloos. Ze hebben recht op de reglementaire vergoedingen voor de reis- en verblijfskosten. § 6. De experts waarvan sprake in § 4 met een administratieve standplaats buiten Brussel hebben recht op een vergoeding van hun reis- en verblijfskosten.
Artikel 8/3 - § 1. Iedereen die het besluit van de Commissie opvraagt, moet het verzoek sturen via aangetekend schrijven per post of via e-mail en gericht aan de voorzitter van de Commissie, Administration générale de l'Enseignement, Espace 27 septembre, Leopold II-laan 44 te 1080 Brussel.
Het verzoek moet alle elementen bevatten waarmee de Commissie met kennis van zaken een besluit kan nemen, evenals alle stukken waarmee deze elementen gecontroleerd kunnen worden. § 2. De Commissie neemt een besluit en houdt daarbij rekening met, voor de toe te kennen cursus(sen) in de zin van dit decreet, de door de kandidaat verstrekte diensten, ofwel in een familiebedrijf of in het kader van activiteiten die hij voor eigen rekening heeft uitgevoerd, ofwel in een openbare of private dienst of instelling, ofwel in een vak of beroep. § 3. Iedereen die een verzoek tot erkenning van de nuttige ervaring indient, kan door de Commissie worden gehoord, als deze laatste dit wenst. § 4. De Commissie beraadslaagt rechtsgeldig als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
De beslissingen worden genomen bij absolute meerderheid van de aanwezige leden. In het geval van staking der stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Elk werkend lid dat niet op een vergadering aanwezig kan zijn, licht de voorzitter hierover in en vraagt zijn plaatsvervanger om te zetelen. § 5. Binnen de vier maanden na ontvangst van de vraag, doet de Commissie het volgende: - ofwel erkent ze de nuttige ervaring van het vak zoals gedefinieerd in artikel 8 van dit decreet, in artikel 7bis van het decreet van 25 juli 1996 en in artikel 17, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs; - ofwel deelt ze de kandidaat via aangetekende brief per post of via e-mail mee dat ze deze nuttige ervaring niet zal erkennen. De kandidaat beschikt vervolgens over een termijn van vijftien werkdagen vanaf de kennisgeving om bij de Commissie beroep aan te tekenen. In dit geval moet de Commissie haar besluit binnen de zes maanden na ontvangst van de oorspronkelijke vraag te kennen geven.
De in het vorig lid voorziene termijnen worden opgeschort in de maanden juli en augustus.".
Art. 76.In het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 23 juni 1999 genomen ter uitvoering van artikel 8 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en artikel 7bis van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Artikel 6, § 2, wordt vervangen door wat volgt: "Het verzoek tot erkenning van de nuttige ervaring wordt ingediend via de documenten in bijlagen 1 en 2";2. De artikelen 1 tot 6, § 1, en 7 tot 14 worden opgeheven. HOOFDSTUK XXI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs
Art. 77.In artikel 10 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs wordt lid 1 vervangen door de volgende woorden: "In afwijking van de voorgaande bepalingen wordt verlof wegens ziekte of invaliditeit onbeperkt in de tijd toegestaan, ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op weg van of naar het werk of van een beroepsziekte: - tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid vóór de consolidatiedatum/tijdens de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid; - tijdens de perioden van afwezigheid na deze zelfde consolidatiedatum, voor zover het gaat om een nieuwe arbeidsongeschiktheid die verband houdt met de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheid, maar die zich voordoet na een werkhervatting.".
Art. 78.In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In lid 1 worden de woorden ", op convocatie" toegevoegd na de woorden "tijdens de maand waarop de disponibiliteit inging";2. In lid 2 worden de woorden ", dat naar behoren is opgeroepen," ingevoegd tussen de woorden "Indien het personeelslid" en de woorden "op dit vastgesteld tijdstip". HOOFDSTUK XXII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, kader, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)
Art. 79.In artikel 62, 6° van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, kader, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), worden de woorden "de Regering kan, na advies van een commissie die zij opricht en waarvan zij de samenstelling en werking bepaalt, deze nuttige ervaring erkennen." geschrapt.
Art. 80.In artikel 82, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In lid 1 worden de woorden "Na het gunstig advies van een door haar op te richten Commissie te hebben ingewonnen, kan de Regering" vervangen door de woorden "De Commissie waarvan sprake in artikel 82bis kan, volgens de procedure waarvan sprake in artikel 82ter,";2. Leden 2 en 3 worden opgeheven.
Art. 81.In hetzelfde decreet worden de artikelen 82bis en 82ter ingevoegd die luiden als volgt: "
Artikel 82bis.§ 1. Er wordt een commissie voor de erkenning van de nuttige ervaring en bekendheid opgericht voor elk gebied, hierna de Commissie genoemd. § 2. De Commissie is per gebied samengesteld als volgt: 1. een voorzitter en zijn plaatsvervanger: een beambte van ten minste rang 10 van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap - Ministerie van de Franse Gemeenschap;2. de volgende leden: a) de inspecteur voor de kunstopleidingen die bevoegd is voor het betreffende gebied;b) vier leden en hun plaatsvervangers, gekozen onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het Hoger Kunstonderwijs en voorgesteld door de Hoge Kunstraad waarvan sprake in artikel 2, § 1, 10° ;c) vier deskundigen waarvan de helft is aangesteld op voordracht van de Hoge Kunstraad.d) drie leden en hun plaatsvervangers die de vakbonden vertegenwoordigen die zetelen binnen het Comité voor sector IX of het Comité van de plaatselijke en provinciale openbare diensten, 2e afdeling;zij worden aangeduid door hun respectieve vakbondsorganisatie onder de vastbenoemde of aangeworven personeelsleden. Elke vakbondsorganisatie beschikt over ten minste één mandaat.
De voorzitter en zijn plaatsvervanger, de werkende leden en plaatsvervangende leden worden voor een hernieuwbare termijn van vier jaar aangesteld. § 3. De Commissie wordt bijgestaan door een secretaris en plaatsvervangend secretaris aangeduid onder de personeelsleden van de diensten van Regering van de Franse Gemeenschap - ministerie van de Franse Gemeenschap.
De secretaris en de plaatsvervangend secretaris hebben een adviserende stem. § 4. De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op. § 5. De Commissie kan de mening van deskundigen vragen. § 6. Het mandaat van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de leden is kosteloos.
Ze krijgen een vergoeding voor verblijfkosten en een terugbetaling van hun reiskosten onder dezelfde voorwaarden als voor de ambtenaren van de diensten van de Regering van rang 12. § 7. De deskundigen waarvan sprake in § 4 met een administratieve standplaats buiten Brussel hebben recht op een vergoeding van hun reis- en verblijfskosten volgens de tarieven die van toepassing zijn op de personeelsleden van niveau 1 van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap - Ministerie van de Franse Gemeenschap.
Artikel 82ter.§ 1. Elk verzoek tot erkenning van de nuttige ervaring en bekendheid moet in voorkomend geval worden verzonden via aangetekende brief via de post of via e-mail naar de voorzitter van de Commissie. Het verzoek kan ook worden ingediend bij de voorzitter van de Commissie, tegen ontvangstbewijs.
Het verzoek moet de elementen bevatten waarmee de Commissie met kennis van zaken een besluit kan nemen, evenals de stukken waarmee deze elementen gecontroleerd kunnen worden. § 2. De Commissie neemt een besluit en houdt daarbij rekening met, voor de toe te kennen cursus(sen), de door de kandidaat verstrekte diensten, in het kader van activiteiten die hij voor eigen rekening heeft uitgevoerd, ofwel in een openbare of private dienst of instelling, ofwel in een beroep of artistieke praktijk.
Als het vak, het beroep of de artistieke praktijk de vorm aannemen van in de tijd beperkte openbare evenementen, wat de kandidaat bewijst, dan kan de Commissie ook rekening houden met de gevergde voorbereiding en deze beoordelen in maandeenheden. § 3. Iedereen die bij de Commissie een verzoek tot erkenning van de nuttige ervaring of bekendheid indient, kan door haar worden gehoord, als die laatste dit wenst. § 4. De Commissie beraadslaagt rechtsgeldig als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
De beslissingen worden genomen bij absolute meerderheid van de aanwezige leden. In het geval van staking der stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Elk werkend lid dat niet op een vergadering aanwezig kan zijn, licht de voorzitter hierover in en vraagt zijn plaatsvervanger om te zetelen. § 5. Binnen de vier maanden na ontvangst van de aanvraag, doet de Commissie het volgende: 1. ofwel beslist ze in voorkomend geval de nuttige ervaring en bekendheid te erkennen;2. ofwel deelt ze in voorkomend geval de kandidaat via e-mail mee dat ze deze nuttige ervaring en bekendheid niet zal erkennen.De kandidaat beschikt vervolgens over een termijn van vijftien werkdagen vanaf de kennisgeving om extra elementen te bezorgen aan de Commissie. In dit geval moet de Commissie haar definitieve besluit binnen de zes maanden na ontvangst van de oorspronkelijke vraag te kennen geven.
De in het vorig lid voorziene termijnen worden opgeschort in de maanden juli en augustus.".
Art. 82.Het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 14 mei 2009 tot oprichting van de Commissie voor de erkenning van de nuttige ervaring en de bekendheid voor de leden van het onderwijzend personeel van de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt opgeheven.
Art. 83.In artikel 103, lid 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "door middel van een ter post aangetekend schrijven" vervangen door de woorden "volgens de modaliteiten vastgelegd door de oproep waarvan sprake in artikel 102."
Art. 84.In artikel 130 van hetzelfde decreet wordt lid 2 vervangen door wat volgt: "De verzoeken om overplaatsing worden, op straffe van nietigheid, ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald door de oproep waarvan sprake in lid 1.".
Art. 85.In artikel 228 van hetzelfde decreet worden de woorden "bij een ter post aangetekend schrijven" vervangen door de woorden "volgens de modaliteiten vastgelegd door de oproep waarvan sprake in artikel 227."
Art. 86.In artikel 257 van hetzelfde decreet wordt lid 2 vervangen als volgt: "De verzoeken om overplaatsing worden, op straffe van nietigheid, ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald door de oproep waarvan sprake in lid 1.".
Art. 87.In artikel 358 van hetzelfde decreet worden de woorden "bij een ter post aangetekend schrijven" vervangen door de woorden "volgens de modaliteiten vastgelegd door de oproep waarvan sprake in artikel 357."
Art. 88.In het vierde deel, Titel V, Hoofdstuk III van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In Afdeling 2, wordt het opschrift van Onderafdeling 2 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 2.- De aanstelling voor een bepaalde duur van programmaleiders, werkleiders, hoogleraren, assistent-hoogleraren, begeleiders en docenten"; 2. In Afdeling 2, wordt het opschrift van Onderafdeling 4 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 4.- De aanstelling voor onbepaalde duur van programmaleiders, werkleiders, hoogleraren, assistent-hoogleraren, begeleiders en docenten"; 3. Het opschrift van Afdeling 4 wordt vervangen door wat volgt: "Afdeling 4.- De benoeming in vast verband in een ambt van programmaleider, werkleider, hoogleraar, assistent-hoogleraar, begeleider, docent".
Art. 89.In artikel 387 van hetzelfde decreet wordt lid 2 vervangen als volgt: "De verzoeken om overplaatsing worden, op straffe van nietigheid, ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald door de oproep waarvan sprake in lid 1.". HOOFDSTUK XXIII. - Bepalingen betreffende kinderverzorgers ACS/APE in het gesubsidieerd gewoon basisonderwijs Afdeling I. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004
tot vaststelling van de rechten en plichten van kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap
Art. 90.In artikel 28 van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In § 1, laatste lid, 2de streepje, worden de woorden "of PART-APE" toegevoegd tussen de woorden "personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP)" en de woorden "in de hoedanigheid";2. In § 2, laatste lid, 2de streepje, worden de woorden "of PART-APE" toegevoegd tussen de woorden "personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP)" en de woorden "in de hoedanigheid";3. In § 3, b), worden de woorden "op 30 april" vervangen door de woorden "op 30 juni";4. In § 3, laatste lid, 2de streepje, worden de woorden "of PART-APE" toegevoegd tussen de woorden "personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP)" en de woorden "in de hoedanigheid";5. In § 7, eerste lid, worden de woorden "voor 1 mei" vervangen door de woorden "voor 10 juni";6. In § 7, eerste lid, worden de woorden "sinds voorafgaand 1 september " vervangen door de woorden "van 1 september tot 30 juni van het lopende schooljaar". Afdeling II. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 juni
2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd
Art. 91.In artikel 38, § 1, lid 2, van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd worden de termen "in dienst genomen als kinderverzorger ACS/APE" toegevoegd tussen de termen "aan de kinderverzorger" en de woorden "die het best gerangschikt is".
Art. 92.In artikel 83 van hetzelfde decreet worden de woorden "voor uiterlijk 1 mei" vervangen door de woorden "voor uiterlijk 10 juni". HOOFDSTUK XXIV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs
Art. 93.In artikel 5, lid 2, van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs wordt punt 1 opgeheven.
Art. 94.In artikel 7, lid 2, van hetzelfde decreet wordt punt 1 opgeheven.
Art. 95.In artikel 9, lid 2, van hetzelfde decreet wordt punt 1 opgeheven.
Art. 96.In artikel 11, lid 2, van hetzelfde decreet wordt punt 1 opgeheven.
Art. 97.In artikel 13, § 1, punt 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "rang 12" vervangen door de woorden "rang 10".
Art. 98.In artikel 29, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "schort de verplichting voor het personeelslid zijn functie op te nemen niet op" vervangen door de woorden "schort de verplichting voor het personeelslid zijn functie op te nemen op". HOOFDSTUK XXV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst
Art. 99.In artikel 85, § 1, van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "De definitieve reaffectatie kan voor het personeelslid, die zijn prestaties uitvoerde in het gewone onderwijs, echter niet leiden tot de verplichting om een ambt in het buitengewoon onderwijs te aanvaarden, tenzij hij/zij daar reeds een vaste aanstelling heeft.".
Art. 100.In artikel 92, § 2, punt 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "rang 15" vervangen door de woorden "rang 10". HOOFDSTUK XXVI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs en directrices in het onderwijs
Art. 101.In artikel 15, § 2, lid 3, van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs en directrices in het onderwijs worden de woorden ", voor zover ze bewijzen dat de personeelsleden wel degelijk ten minste 75% van de opleiding hebben gevolgd," ingevoegd tussen de woorden "Deze attesten" en "verlengen automatisch".
Art. 102.In artikel 16, § 1, van hetzelfde decreet wordt lid 1er vervangen door wat volgt: "Niemand kan zich voor een van de opleidingsmodules inschrijven als hij op de datum van indiening van de opleidingsaanvraag geen houder is: 1. van het bekwaamheidsbewijs waarvan sprake in artikel 35, § 1, lid 3, 1°, en van een van de bekwaamheidsbewijzen waarvan sprake in 2° van hetzelfde artikel, voor het onderwijs ingericht door de Franse gemeenschap;2. van het bekwaamheidsbewijs waarvan sprake in artikel 57, lid 1, 1°, en van een van de bekwaamheidsbewijzen waarvan sprake in 2° van hetzelfde artikel, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs;3. van het bekwaamheidsbewijs waarvan sprake in artikel 80, § 1, lid, 1° en van een van de bekwaamheidsbewijzen waarvan sprake in 2° van hetzelfde artikel, voor het gesubsidieerd vrij onderwijs;
Art. 103.In artikel 131ter van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. de eerste paragraaf wordt aangevuld met een lid dat luidt als volgt: "Onverminderd lid 1, kunnen deze personeelsleden, met het oog op het bijwerken van hun kennis, de opleidingsmodules volgen zoals voorzien in artikelen 10, §§ 3 en 4, en 11, §§ 3 en 4."; 2. in paragraaf 2, wordt 3° vervangen door wat volgt: "3.Het personeelslid dat beschikt over het attest van slagen met betrekking tot de pedagogische as van het voor alle netten gemeenschappelijke gedeelte, moet het deel van de module "pedagogische visie en sturing" van 21 uur waarvan sprake in artikel 10, § 4, lid 2, 1°, b. volgen en met goed gevolg afsluiten; vrijgesteld zijn de personen die beschikken over een bewijs van deelname verstrekt door het IFC, dat aantoont dat zij in 2017-2018, 2018-2019 of 2019-2020 ten minste de opleiding van 14 uur hebben gevolgd die volgt op het inleidende college (volume van 3 uur) van de netoverschrijdende opleidingsmodule "Sturingsplan - uitdagingen, verwachtingen en processen";". HOOFDSTUK XXVII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur
Art. 104.In artikel 32quater van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur wordt een § 3 toegevoegd dat luidt als volgt: " § 3. Het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ziekte of invaliditeit en wachtgeld geniet, moet zich elk jaar op uitnodiging aandienen bij MEDEX. Als het personeelslid, dat naar behoren is opgeroepen, zich niet bij MEDEX aandient, wordt de betaling van zijn wachtgeld opgeschort vanaf dit tijdstip tot het moment waarop hij of zij zich aandient.". HOOFDSTUK XXVIII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs
Art. 105.In artikel 17, § 1, 3°, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs wordt een punt c) ingevoegd dat luidt als volgt: "c) voor de specifieke functies in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 1 en 2: de onderwijzer kleuteronderwijs. Met 'specifieke' bedoelen we de functies die alleen in deze twee vormen van gespecialiseerd onderwijs worden ingericht.".
Art. 106.Aan artikel 21 van hetzelfde decreet wordt er een § 7 toegevoegd dat luidt als volgt: " § 7. De Regering kan voorzien in een groter aantal maanden nuttige ervaring dan voorzien in paragrafen 1 tot 6 van dit artikel, wanneer het aantal studiepunten of perioden die specifiek zijn voor het betrokken vakgebied in de opleiding die tot het diploma leidt en die deel uitmaken van het disciplinaire gedeelte van de kwalificatie, niet voldoende groot is om te waarborgen dat het diploma overeenstemt met de functie.".
Art. 107.In artikel 50 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In de Franse versie van § 1, 2°, wordt de term "baccalauréat" vervangen door het woord "bachelier" (bachelor);2. In de Franse versie van § 2, 2°, wordt de term "baccalauréat" vervangen door het woord "bachelier" (bachelor);3. In de Franse versie van § 4, 1°, wordt de term "baccalauréat" vervangen door het woord "bachelier" (bachelor);4. In de Franse versie van § 6, 2°, wordt de term "baccalauréat" vervangen door het woord "bachelier" (bachelor);
Art. 108.In artikel 293bis van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In § 1 worden de woorden "1 september 2021" vervangen door de woorden "1 september 2024".2. In § 3 wordt een 2de en laatste lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In afwijking hiervan, kunnen personeelsleden die in het bezit zijn van een kwalificatie die vóór de inwerkingtreding van dit besluit is aangemerkt als vereist voor de uitoefening van deze functies, in dezelfde periode worden aangesteld of in vaste dienst worden aangesteld zodra zij aan alle andere statutaire voorwaarden voldoen".
Art. 109.In artikel 293ter van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In lid 1 worden de woorden "1 september 2021" vervangen door de woorden "1 september 2024".2. Er wordt een 3de en laatste lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In afwijking hiervan, kunnen personeelsleden die in het bezit zijn van een kwalificatie die vóór de inwerkingtreding van dit besluit is aangemerkt als vereist voor de uitoefening van deze functies, in dezelfde periode worden aangesteld of in vaste dienst worden aangesteld zodra zij aan alle andere statutaire voorwaarden voldoen".
Art. 110.In artikel 293quater van hetzelfde decreet worden de woorden "1 september 2021" vervangen door de woorden "1 september 2024".
Art. 111.Aan artikel 293sexdecies van hetzelfde decreet wordt een nieuw lid 3 toegevoegd dat luidt als volgt: "Na afloop van de overgangsmaatregel bepaald in artikel 293septdecies, lid 1, behouden de personeelsleden die zijn aangeworven zonder didactisch getuigschrift, mits zij de functie van leraar filosofie en burgerschap op 1 september 2021 reeds hebben uitgeoefend gedurende 315 dagen verworven over twee jaar bij dezelfde inrichtende macht en berekend volgens de specifieke bepalingen van elk statuut, gedurende het schooljaar 2021-2022 de salarisschaal die hun voor de uitoefening van deze functie vóór die datum was toegekend, indien deze voor hen gunstiger is..".
Art. 112.In artikel 293septdecies van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Lid 3 wordt geschrapt; 2. Er wordt een 6de en laatste lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In het officieel gesubsidieerd onderwijs wordt in het schooljaar 2020-2021, in afwijking van de bepalingen van lid 5 van artikel 31 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, de in dezelfde paragraaf bedoelde mededeling verspreid bij alle personeelsleden die de functie van leraar filosofie en burgerzin uitoefenen binnen de inrichtende macht.".
Art. 113.Aan artikel 293septdecies/17 van hetzelfde decreet wordt een nieuw lid 3 toegevoegd dat luidt als volgt: "Na afloop van de overgangsmaatregel vastgelegd in lid 1 van artikel 293septdecies/18, en op voorwaarde dat zij reeds gedurende 315 dagen, verspreid over een periode van twee jaar en berekend volgens de bepalingen van elk statuut, als leraar filosofie en burgerzin aan het lager middelbaar of als leraar filosofie en burgerzin aan het hoger middelbaar bij dezelfde inrichtende macht werkzaam zijn geweest, behouden de personeelsleden die zijn aangeworven zonder didactisch attest gedurende het schooljaar 2021-2022 de salarisschaal die hun voor de uitoefening van deze functie vóór die datum was toegekend, indien deze voor hen gunstiger is. ".
Art. 114.In artikel 293septdecies/18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Lid 3 wordt geschrapt; 2. Er wordt een 6de en laatste lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In het officieel gesubsidieerd onderwijs wordt in het schooljaar 2020-2021, in afwijking van de bepalingen van lid 5 van artikel 31 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, de in dezelfde paragraaf bedoelde mededeling verspreid bij alle personeelsleden die de functie van leraar filosofie en burgerzin uitoefenen binnen de inrichtende macht.". HOOFDSTUK XXIX. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 13 september 2018 tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst
Art. 115.In artikel 102 van het decreet van 13 september 2018 tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst worden de leden 2, 3 en 4 toegevoegd die luiden als volgt: "Deze jaarlijkse vergoeding, vastgelegd per kalenderjaar, moet maandelijks worden betaald (in twaalfden per volledig gepresteerde maand).
Voor de automatische berekening ervan wordt het jaarlijkse bedrag van 9.500 euro gekoppeld aan de spilindex 138,01 zoals bepaald in lid 1, geacht overeen te komen met een jaarlijks brutobedrag aan 100%, niet-geïndexeerd, van 5677,07 euro.
In overeenstemming met artikel 65, § 2, lid 2, krijgen de zonedirecteurs eveneens deze vergoeding.". HOOFDSTUK XXX. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten
Art. 116.In artikel 3 van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In § 1, punt 7°, worden de woorden ", met uitzondering van de wekelijkse uren van de personeelsleden die de overgangsmaatregelen genieten voorzien in paragraaf 3 van artikelen 271 en 289 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs" toegevoegd;2. In § 1 wordt een punt 7° bis toegevoegd dat luidt als volgt: "7° bis.als leraar beroepspraktijk (1ste graad) is 22 lestijden, met uitzondering van de wekelijkse uren van de personeelsleden die de overgangsmaatregelen genieten voorzien in paragraaf 3 van artikelen 271 en 289 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs"; 3. In § 2, punt 11, worden de woorden ", met uitzondering van de wekelijkse uren van de personeelsleden die de overgangsmaatregelen genieten voorzien in paragraaf 3 van artikelen 271 en 289 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs." toegevoegd; 4. In § 2 wordt een punt 15 ingevoegd dat luidt als volgt: "15.als leraar beroepspraktijk in de hogere graad (vorm 4), 26 lestijden, met uitzondering van de wekelijkse uren van de personeelsleden die de overgangsmaatregelen genieten voorzien in paragraaf 3 van artikelen 271 en 289 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs"; 5. In § 2 wordt het tweede lid geschrapt. HOOFDSTUK XXXI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 25 april 2019 tot beëindiging van het uitdovingskader bedoeld bij artikel 469 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten) en tot aanvulling van het statuut van studiegebiedsdirecteur
Art. 117.In artikel 20 van het decreet van 25 april 2019 tot beëindiging van het uitdovingskader bedoeld bij artikel 469 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten) en tot aanvulling van het statuut van studiegebiedsdirecteur worden de woorden "in de Titels III, IV en V" vervangen door de woorden "in de Titels III en IV".
Art. 118.In artikel 22 van hetzelfde decreet worden de woorden "in de Titels III, IV en V" vervangen door de woorden "in de Titels III en IV".
Art. 119.In artikel 23 van hetzelfde decreet wordt het woord "V" tussen de woorden "In de Titels III, IV" en de woorden "Hoofdstuk II" geschrapt. HOOFDSTUK XXXII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 3 maart 2004 tot organisatie van het gespecialiseerd onderwijs
Art. 120.Artikel 130 van het decreet van 3 maart 2004 tot organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, opgeheven door artikel 3, 13°, d), van het decreet van 3 mei 2019 houdende de boeken 1 en 2 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, en tot instelling van de gemeenschappelijke kern, wordt opnieuw opgenomen met de volgende tekst: "Art. 130 - In overeenstemming met artikel 1.7.8-5 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs kan het mechanisme voor integratie in het gewone onderwijs van een leerling die regelmatig ingeschreven is in het gespecialiseerde onderwijs worden georganiseerd volgens de in dit hoofdstuk beschreven modaliteiten.
Alleen leerlingen met speciale behoeften die ten minste sinds 15 januari zijn ingeschreven in het gespecialiseerd onderwijs en daar regelmatig onderwijs volgen, kunnen vanaf 1 september van het volgende schooljaar gebruik maken van het integratiemechanisme. HOOFDSTUK XXXIII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 17 juni 2021 houdende oprichting van territoriale polen belast met de ondersteuning aan scholen voor gewoon onderwijs in de uitvoering van redelijke aanpassingen en volledige permanente integratie
Art. 121.Artikel 6 van het decreet van 17 juni 2021 houdende oprichting van territoriale polen belast met de ondersteuning aan scholen voor gewoon onderwijs in de uitvoering van redelijke aanpassingen en volledige permanente integratie wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 6.In artikel 133 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In paragraaf 1, lid 4, worden de woorden "van een school uit het gespecialiseerde onderwijs van type 7 belast met de immersie in gebarentaal" vervangen door de woorden "van de bevoegde territoriale pool";2. Paragrafen 2 en 3 worden opgeheven op 1 september 2021; 3. Paragrafen 4 en 5 worden opgeheven op 1 september 2022."
Art. 122.Artikel 72 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 72.Artikel 4 en artikel 6, 3°, treden in werking op 1 september 2022." HOOFDSTUK XXXIV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 123.In afwijking van artikel 5, lid 4, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, van de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en in afwijking van artikel 4, lid 4, van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, kan het personeelslid waarvan het kind wordt geboren tussen 1 januari 2021 en de datum van inwerkingtreding van artikelen 36, 38 en 39 van dit decreet, vijf extra vakantiedagen genieten tot en met 31 december 2021.
Art. 124.Dit decreet treedt in werking op de 10de dag volgend op zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de volgende artikelen: 1. De artikelen 28, 29, 31, 34, 70, 2°, 73 en 116 die in werking treden op 1 september 2019;2. Artikel 30 dat in werking treedt op de dag waarop dit decreet wordt aangenomen;3. De artikelen 32 en 33 die in werking treden op 1 januari 2021;4. De artikelen 48 tot 50 die in werking treden op 1 maart 2020;5. De bepalingen van hoofdstuk 14 waarmee personeelsleden hun prestaties met 1/10de kunnen onderbreken in het kader van de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, na goedkeuring van de inrichtende macht, en de artikelen 71 en 98 die in werking treden op 1 september 2020;6. De artikelen 62 en 63 die in werking treden op 1 januari 2022;7. Artikel 70, 1°, dat in werking treedt op 1 januari 2014;8. Artikel 75, enkel voor zover dit artikel 8/2 invoegt in het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, evenals artikel 81, voor zover dit artikel 82bis invoegt in het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs, die in werking treden op 1 februari 2020;9. De artikelen 88 en 117 tot 119 die in werking treden vanaf het academiejaar 2019-2020;10. De artikelen 47, 51, 90, 3°, 5° en 6°, en 92 die in werking treden in het schooljaar 2021-2022;11. Artikel 90, 1°, 2° en 4°, dat in werking treedt op 1 september 2020;12. Artikel 105, dat in werking treedt op 1 december 2020;13. Artikel 106, dat in werking treedt op 1 september 2016;14. Artikel 115, dat in werking treedt op 23 april 2019;15. De artikelen 112, 2°, en 114, 2°, die in werking treden in het schooljaar 2020-2021;16. Artikel 120, dat in werking treedt op 1 september 2020; Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2021.
De Minister-President, P.-Y. JEHOLET De Vice-President en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het toezicht op "Wallonie-Bruxelles Enseignement", F. DAERDEN De Vice-Presidente en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en de Promotie van Brussel, V. GLATIGNY De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota Zitting 2020-2021 Stukken van het parlement. Ontwerp van decreet nr. 264-1. - Amendementen in commissie, nr. 264-2 - Commissieverslag, nr. 264-3 - Tijdens de commissie aangenomen tekst, nr. 264-4 - Vergaderingsamendementen, nr. 264-5 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 264-6 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 19 juli 2021.