Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 februari 2004
gepubliceerd op 22 maart 2004

Decreet betreffende de overheidsbestuurder

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004200763
pub.
22/03/2004
prom.
12/02/2004
ELI
eli/decreet/2004/02/12/2004200763/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 FEBRUARI 2004. - Decreet betreffende de overheidsbestuurder (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld bij artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1o "overheidsbestuurder" elke persoon of diens plaatsvervanger : a. die tegelijk : - in het orgaan belast met het bestuur van een rechtspersoon bedoeld in artikel 3 zitting heeft; - door de regering of op diens voordracht benoemd is overeenkomstig het decreet of het besluit tot oprichting van die rechtspersoon, overeenkomstig diens statuten of de rechten van de Regering in het aandeelhouderschap, of die door de Waalse regering aangewezen is in één van de openbare vervoersmaatschappijen op de voordracht van de "Société régionale wallonne du Transport" (Gewestelijke Waalse Vervoersmaatschappij); b. en die : - niet lid van rechtswege is van het bestuursorgaan van een rechtspersoon bedoeld in artikel 3; - niet benoemd is in het bestuursorgaan van een rechtspersoon bedoeld in artikel 2, door toedoen van derden die over die bevoegdheid beschikken, al dan niet samen met de regering; 2o "overheidsbeheerder" : elke persoon die niet benoemd is krachtens de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van het Gewest, ander dan de overheidsbestuurder, belast met het dagelijks bestuur, of die in het orgaan dat met het dagelijks bestuur van de instelling belast is, optreedt en die door de regering of op diens voordracht is benoemd; 3o "bestuursorgaan" : de raad van bestuur van de rechtspersoon bedoeld in de artikelen 3 en 17 of, bij ontstentenis, elk ander orgaan, ongeacht diens benaming, die over alle bevoegdheden beschikt die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de opdracht of het maatschappelijk doel van de rechtspersoon; 4o "instelling" : de rechtspersoon waarin de overheidsbestuurders bedoeld in artikel 3 hun ambt uitoefenen; 5o "handvesten" : de formele verbintenissen die overeenkomstig de artikelen 16 of 17 van dit decreet gesloten zijn; 6o "toezichthoudend minister" : de Minister van de regering aan wie een bijzondere controlebevoegdheid over de instelling bedoeld in artikel 3, § § 1 tot en met 3, is toegewezen krachtens het decreet of het besluit tot oprichting van die instelling of het besluit tot verdeling van de bevoegdheden in de regering; 7o "regering" : de Regering van het Waalse Gewest.

Art. 3.§ 1. Dit decreet geldt, artikel 17 uitgezonderd, voor de overheidsbestuurders en de overheidsbeheerders die hun ambt uitoefenen bij volgende rechtspersonen : 1o "Agence wallonne à l'Exportation" (Waals Exportagentschap); 2o "Agence wallonne des Télécommunications" (Waals Agentschap voor Telecommunicatie); 3o het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië); 4o het "Office for Foreign Investors in Wallonia"; 5o de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling); 6o de autonome haven van regio "Centre" en regio "West"; 7o de autonome haven van Charleroi; 8o de autonome haven van Namen; 9o de autonome haven van Luik; 10o de "Société d'Assainissement et de Rénovation des sites industriels dans l'ouest du Brabant wallon" (Vennootschap voor de sanering en de vernieuwing van bedrijfsruimten in het westen van Waals-Brabant); 11o de "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement" (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu); 12o de "Société publique de Gestion de l'Eau" (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer); 13o de "Société régionale d'Investissement de Wallonie" (Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Wallonië); 14o de "Société régionale wallonne du Transport public de Personnes" (Waalse gewestelijke maatschappij voor openbaar personenvervoer); 15o de "Société de Rénovation et d'Assainissement des sites industriels" (Maatschappij voor de hernieuwing en de sanering van bedrijfsruimten); 16o de "Société wallonne de Crédit social" (Waalse Maatschappij voor Sociaal Krediet); 17o de "Société wallonne des Eaux" (Waalse Watermaatschappij); 18o de "Société wallonne du Logement" (Waalse Huisvestingsmaatschappij); 19o de "Société wallonne de Financement complémentaire des Infrastructures" (Waalse maatschappij voor de aanvullende financiering van de infrastructuren); 20o de "Société wallonne de financement et de garantie des petites et moyennes entreprises" (Waalse maatschappij voor de financiering en de waarborg van de kleine en middelgrote ondernemingen); 21o Sambrinvest; 22o Meusinvest; 23o Investsud; 24o Nivelinvest; 25o Invest Borinage Centre; 26o Hoccinvest; 27o Ostbelgieninvest; 28o Namurinvest; 29o de Openbare Vervoersmaatschappij Waals-Brabant; 30o de Openbare Vervoersmaatschappij Charleroi; 31o de Openbare Vervoersmaatschappij Henegouwen; 32o de Openbare Vervoersmaatschappij Luik-Verviers; 33o de Openbare Vervoersmaatschappij Namen-Luxemburg. § 2. Dit decreet geldt, artikel 17 uitgezonderd, voor elke overheidsbestuurder die zijn ambt uitoefent in een gespecialiseerde maatschappij of een gespecialiseerde dochtermaatschappij in de zin van de wet van 2 april 1962 betreffende de federale investeringsmaatschappij of de gewestelijke investeringsmaatschappijen, zoals gewijzigd bij het decreet van 6 mei 1999. § 3. Onverminderd paragraaf 2 geldt dit decreet, artikel 17 uitgezonderd, voor elke overheidsbestuurder die zijn ambt uitoefent bij elke rechtspersoon die is opgericht bij een decreet of een besluit na inwerkingtreding van dit decreet, behalve andersluidende bepaling. § 4. Dit decreet geldt niet voor de bestaande of op te richten rechtspersonen die de vorm hebben van een vereniging zonder winstoogmerk. HOOFDSTUK II. - Benoeming en afzetting van de overheidsbestuurder

Art. 4.§ 1. De overheidsbestuurder wordt benoemd of voorgedragen door de regering waarbij rekening gehouden wordt, voor alle overheidsbestuurders van de instelling, met de proportionele vertegenwoordiging van de in de Waalse Gewestraad erkende politieke groepen onder aanwending van het mechanisme omschreven in de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek maar waarbij niet rekening gehouden wordt met de politieke groep(en) die de democratische beginselen van, inzonderheid, het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, de aanvullende protocols bij dat Verdrag die in België gelden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, niet zou(den) naleven.

Voorafgaandelijk aan de benoeming of het voorstel tot benoeming gaat de regering na : 1o of de kandidaat voldoende beschikbaar is om zijn mandaat uit te oefenen; 2o via de voorlegging van een curriculum vitae, of de kandidaat over de beroepsvaardigheden, de nuttige ervaring, inzonderheid in de activiteitengebieden van de instelling, heeft; 3o via de voorlegging van een bewijs van goed zedelijk gedrag, of de kandidaat geen enkele strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen die onverenigbaar zou zijn met de uitoefening van het mandaat van overheidsbestuurder of, bij ontstentenis, een verklaring op erewoord dat hij niet een dergelijke veroordeling heeft opgelopen; 4o of de kandidaat via een verklaring op erewoord schriftelijk bevestigt dat hij zich niet in de veronderstellingen bedoeld in artikel 7 bevindt; 5o of er bij de kandidaat geen rechtstreeks of onrechtstreeks belangenconflict bestaat wegens de uitoefening van een activiteit of het hebben van belangen bij een rechtspersoon die een activiteit uitoefent die met de activiteit van de instelling in concurrentie is. § 2. Onverminderd de bepalingen tot regeling van de benoeming van de overheidsbeheerder vervat in het decreet of het besluit tot oprichting van de instellingen of in de statuten ervan geldt de procedure bedoeld in paragraaf 1 voor de overheidsbeheerder, uitgezonderd het in rekening nemen van de proportionele vertegenwoordiging bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.

Art. 5.Het mandaat van overheidsbestuurder overschrijdt niet vijf jaar en is hernieuwbaar.

Art. 6.Onverminderd de bepalingen tot regeling van de voorlopige vervanging van de overheidsbestuurder in geval van een openstaand mandaat, vervat in het decreet of het besluit tot oprichting van de instelling, in diens statuten of het Wetboek van vennootschappen, waakt de regering er in geval van een openstaand mandaat van een overheidsbestuurder over dat de overheidsbestuurder zo spoedig mogelijk vervangen wordt of dat de vervanging van de overheidsbestuurder zo spoedig mogelijk voorgesteld wordt, volgens de procedure bedoeld in artikel 4.

Art. 7.De regering mag niemand als overheidsbestuurder benoemen of voordragen die lid is van of sympathiseert met elke instelling, partij, vereniging of rechtspersoon ongeacht welke ze zijn, die de democratische beginselen van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, van de aanvullende protocols bij dat Verdrag die in België gelden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, niet naleeft.

Indien de regering de kandidatuur van een persoon op grond van vorig lid verwerpt, motiveert hij op bijzondere wijze zijn beslissing.

Art. 8.§ 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet, een decreet, een besluit of de statuten van de instelling is het mandaat van overheidsbestuurder onverenigbaar met het mandaat of ambt van : 1o lid van de regering van de federale Overheid, een Gewest of een Gemeenschap; 2o lid van het Europees Parlement, de federale Wetgevende Kamers of een parlement van een Gewest of een Gemeenschap; 3o provinciegouverneur; 4o personeelslid van de instelling, of van één van de dochtermaatschappijen ervan, uitgezonderd de verantwoordelijke(n) voor het dagelijks bestuur; 5o externe raadgever of regelmatige adviesgever van de instelling. § 2. Indien de overheidsbestuurder in de loop van zijn mandaat aanvaardt om een ambt of een mandaat bedoeld in paragraaf 1, 1o en 2o, uit te oefenen, wordt zijn mandaat van rechtswege opgeschort. Hij wordt tijdens de duur van zijn mandaat of de uitoefening van het daarmee onverenigbare ambt vervangen, in voorkomend geval door zijn plaatsvervanger of door een overheidsbestuurder die overeenkomstig artikel 4 benoemd of voorgedragen wordt.

Bij beëindiging van de onverenigbaarheid kan de overheidsbestuurder wiens mandaat opgeschort werd, zijn mandaat wederopnemen binnen de drie maanden na het einde van de onverenigbaarheid. § 3. Indien de overheidsbestuurder in de loop van zijn mandaat aanvaardt om een ambt of een mandaat bedoeld in paragraaf 1, 3o tot en met 5o, uit te oefenen, wordt zijn mandaat van rechtswege beëindigd.

Hij wordt vervangen door een overheidsbestuurder die overeenkomstig artikel 4 benoemd of voorgedragen wordt.

Art. 9.§ 1. Onverminderd de bepalingen met betrekking tot het afzettingrecht vervat in het decreet of besluit tot oprichting van de instelling, diens statuten, in het Wetboek van vennootschappen of in het gemeen recht, kan de regering, in voorkomend geval na advies of op de voordracht van de regeringscommissaris(sen) de overheidsbestuurder afzetten of zijn afzetting voorstellen aan het bevoegde orgaan indien blijkt dat de overheidsbestuurder : 1o bewust een handeling gepleegd heeft die onverenigbaar is met de opdracht of het maatschappelijk doel van de instelling; 2o een fout of een ernstige nalatigheid begaan heeft in de uitoefening van zijn mandaat; 3o in de loop van éénzelfde jaar zonder verantwoording afwezig is gebleven van drie gewone en regelmatig bijeengeroepen vergaderingen van het bestuursorgaan van de instelling; 4o zich in één van de veronderstellingen bedoeld in artikel 7 bevindt; 5o de voorwaarden bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid, 3o tot en met 5o, niet meer vervult; 6o de verbintenissen voortvloeiend uit het handvest van de overheidsbestuurder bedoeld in artikel 16 niet in acht neemt. § 2. De regering hoort de overheidsbestuurder na hem opgeroepen te hebben waarbij hem voorafgaandelijk aan de beslissing of het voorstel tot afzetting, de feiten die hem verweten worden en die kaderen in de veronderstellingen opgesomd in paragraaf 1, uiteengezet worden.

Bij zijn verhoor kan de overheidsbestuurder bijgestaan worden door de persoon van zijn keuze. HOOFDSTUK III. - Rechten en verplichtingen van de overheidsbestuurder

Art. 10.De overheidsbestuurder houdt zich op de hoogte van de evolutie van wet- en regelgeving, of algemeen of sectoraal, die verband houden met zijn statuut, zijn ambt, evenals met de opdrachten of het maatschappelijk doel van de instelling.

Daartoe organiseert of financiert de instelling ten behoeve van de overheidsbestuurder informatievergaderingen of -cursussen die de overheidsbestuurder in de mogelijkheid moeten stellen om in zijn permanente vorming te voorzien.

Art. 11.De overheidsbestuurder vergewist zich er bij de voorzitter van het bestuursorgaan van de instelling van dat de toezichthoudend minister of elke andere persoon aangewezen door de regering regelmatig ingelicht wordt over de verwezenlijking van de opdrachten van de instelling, met inbegrip van de gedelegeerde opdrachten bedoeld in artikel 22 van de wet van 2 april 1962 betreffende de federale investeringsmaatschappij of de gewestelijke investeringsmaatschappijen, zoals gewijzigd bij het decreet van 6 mei 1999, of het maatschappelijk doel van de instelling en, in voorkomend geval, diens dochtermaatschappijen bedoeld in artikel 3, § 2.

Art. 12.§ 1. Indien het bestuursorgaan van de instelling het voornemen heeft om een strategische beslissing aan te nemen, vergewist de overheidsbestuurder er zich bij diens voorzitter op voorhand van of de Minister-President van de regering, de Minister van Begroting en de toezichthoudend Minister of elke andere persoon aangewezen door de regering ingelicht zijn over het belang en de gevolgen van de te treffen beslissing.

De voorzitter van het bestuursorgaan oordeelt of de voorgenomen beslissing van strategische aard is.

Onder strategische beslissing wordt meer bepaald de beslissing verstaan die verband houdt met de oprichting van dochtermaatschappijen, het opstarten, het totstandbrengen of het afstoten van activiteiten en die onmiddellijk of op termijn van significante invloed kan zijn voor de instelling of voor het Gewest. § 2. Bij wijze van uitzondering kan de regering het bestuursorgaan van de instelling, ofwel schriftelijk ofwel op een buitengewone vergadering van het bestuursorgaan die bijeengeroepen wordt overeenkomstig de bepalingen daartoe voorzien in het decreet of het besluit tot oprichting van de instellingen of in diens statuten, zijn standpunt meedelen ter zake van de voorgenomen strategische beslissing.

Het door de regering medegedeelde standpunt verbindt de overheidsbestuurders niet.

Art. 13.§ 1. Onverminderd de verplichtingen die hem opgelegd worden bij de artikelen 11 en 12, § 1, de wet, het decreet, het besluit of de statuten kan de overheidsbestuurder de inlichtingen waarvan hij in het kader van zijn ambt kennis heeft gekregen, niet gebruiken of verspreiden indien het gebruik of de verspreiding ervan de belangen van de instelling schade kan berokkenen. § 2. De personen voor wie de inlichtingen medegedeeld krachtens de artikelen 11 en 12, § 1, bestemd zijn, hebben geen toestemming om die inlichtingen te gebruiken of te verspreiden indien het gebruik of de verspreiding ervan de belangen van de instelling schade kan berokkenen.

Art. 14.Volgens een door de regering vastgestelde procedure licht laatstgenoemde het bestuursorgaan van de instelling in over diens beleidskeuzes met betrekking tot de statuten, de opdrachten en het maatschappelijk doel van de instelling.

Art. 15.De voorzitter van het bestuursorgaan deelt de regering jaarlijks het activiteitenverslag van de instelling of, bij ontstentenis, het bestuursverslag mee waarin een volledig overzicht verstrekt wordt over de bezoldiging van de overheidsbestuurders en -beheerders, evenals over de mandaten en de daarmee verbonden vergoedingen die bedoelde overheidsbestuurders en -beheerders gekregen hebben bij de rechstpersonen waarvan de instelling deelbewijzen in handen heeft of aan de werking waarvan die instelling bijdraagt en waarin de overheidsbestuurders en -beheerders op de voordracht van de instelling zijn aangewezen.

De regering deelt jaarlijks de inlichtingen vervat in het verslag aan de Waalse Gewestraad mee op de door hem vastgestelde wijze. HOOFDSTUK IV. - Handvest

Art. 16.§ 1. De regering of de toezichthoudend Minister sluit met elke overheidsbestuurder een handvest, "handvest van de overheidsbestuurder" genoemd overeen.

De regering stelt de inhoud van het handvest vast.

In dat handvest wordt minstens melding gemaakt van de verbintenis van de overheidsbestuurder om : 1o alle bepalingen van dit decreet na te leven en te waken over de openbare belangen en doelstellingen van de instelling, evenals over diens openbare aandeelhouder; 2o over de doeltreffende werking van het bestuursorgaan te waken; 3o de deontologische regels die uitvoerig uiteengezet worden bij regeringsbesluit, in het bijzonder wat de belangenconflicten, het gebruik van bevoorrechte inlichtingen, loyauteit, discretie en zorgvuldig beheer van de openbare gelden aangaat, na te leven; 4o zijn beroepsvaardigheden verder te ontwikkelen en bij te houden in de activiteitengebieden van de instelling; 5o erover te waken dat het bestuursorgaan de wet, de decreten of elke andere regelgevende bepaling evenals elke bepaling van het beheerscontract naleeft. § 2. De benoeming of het voorstel tot benoeming van de regering heeft enkel uitwerking nadat de overheidsbestuurder het handvest ondertekend heeft.

Art. 17.§ 1. De regering sluit een handvest af met elke persoon die zitting heeft in het bestuursorgaan van een rechtspersoon niet bedoeld in artikel 3 die door de regering of op diens voordracht wordt benoemd met of zonder toedoen van een derde.

De regering sluit een handvest af met de leden van het beheersorgaan van de rechtspersonen bedoeld in artikel 3 die benoemd worden door toedoen van een derde, al dan niet samen met de regering.

Die bepaling geldt niet voor de bestuurders die hun mandaat uitoefenen bij een vereniging zonder winstoogmerk.

De regering bepaalt de inhoud van het handvest.

In dat handvest wordt minstens melding gemaakt van de verbintenis van de bestuurder om : 1o over de doeltreffende werking van het bestuursorgaan te waken; 2o de deontologische regels die uitvoerig uiteengezet worden bij regeringsbesluit, in het bijzonder wat de belangenconflicten, het gebruik van bevoorrechte inlichtingen, loyauteit, discretie en zorgvuldig beheer van de openbare gelden aangaat, na te leven; 3o zijn beroepsvaardigheden verder te ontwikkelen en bij te houden in de activiteitengebieden van de instelling; 4o erover te waken dat het bestuursorgaan de wet, de decreten of elke andere regelgevende bepaling evenals elke bepaling van het beheerscontract naleeft. § 2. De benoeming of het voorstel tot benoeming van de regering heeft enkel uitwerking nadat de personen bedoeld in paragraaf 1 het handvest ondertekend hebben. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 18.De instellingen waken erover hun statuten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.

Art. 19.De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit decreet lopende mandaten van overheidsbestuurder worden op de vervaldagen bepaald in het decreet of het besluit tot oprichting van de instelling, in diens statuten of in de benoemingsbesluiten beëindigd.

Kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 12 februari 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad 618 (2003-2004) nrs. 1 tot en met 7.

Volledig verslag, openbare vergadering van 11 februari 2004.

Bespreking - Stemming.

^