Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 24 april 2008
gepubliceerd op 16 mei 2008

Ordonnantie betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2008031213
pub.
16/05/2008
prom.
24/04/2008
ELI
eli/ordonnantie/2008/04/24/2008031213/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2008. - Ordonnantie betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen (1)


HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie dient te worden verstaan onder : 1° bejaarde personen : personen van ten minste 60 jaar die in een onder 4° bedoelde voorziening verblijven of zijn opgevangen of de jongere personen die er worden gehuisvest of opgenomen, op voorwaarde dat het Verenigd College toestemming geeft, overeenkomstig de voorwaarden en de regels die het vaststelt, volgens het advies van de afdeling;2° Verenigd College : het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° Bestuur : de diensten van het Verenigd College;4° voorziening voor bejaarde personen : a) woning voor bejaarden : huis, gedeelte van huis of appartement bestemd of aangeboden door een publiekrechtelijke rechtspersoon of een rechtspersoon bedoeld in de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend voor verhuur, verkoop of enige andere vorm van gebruik, zelfs gratis, speciaal gebouwd of ingericht als privéwoning voor bejaarden;b) service-residentie en residentieel gebouw die diensten aanbieden : alpha) ofwel, één of meerdere gebouwen, welke ook hun benaming is, die functioneel een geheel vormen en die privéwoningen omvatten die bestemd zijn of aangeboden worden voor verhuring, verkoop of enige andere vorm van gebruik, zelfs gratis, en waar bejaarde personen een zelfstandig leven kunnen leiden, met gemeenschappelijke dienstuitrustingen waarop ze vrijwillig een beroep kunnen doen; ss) ofwel, één of meerdere gebouwen, welke ook hun benaming is, die functioneel een geheel vormen onderworpen aan de regeling van de wet van 30 juni 1994 betreffende de mede-eigendom, en die privéwoningen omvatten waar bejaarde personen een zelfstandig leven kunnen leiden, en waar diensten worden aangeboden waarop ze een beroep doen; c) rusthuis : één of meerdere gebouwen, welke ook hun benaming is, die functioneel een collectieve woongelegenheid vormen en huisvesting, alsmede hulp of zorg bieden aan de bejaarde personen die er wonen met of zonder speciale erkenning voor de verzorging van sterk afhankelijke en zorgbehoevende bejaarden;d) centrum voor dagverzorging : een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welke ook de benaming ervan is, dat deel uitmaakt van een rusthuis of dat verbonden is met een rusthuis en dat overdag de gezondheidszorg biedt aan sterk afhankelijke zorgbehoevende bejaarden alsook de noodzakelijke ondersteuning opdat die personen thuis kunnen blijven;e) centrum voor dagopvang : een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welke ook de benaming ervan is, dat deel uitmaakt van een rusthuis of dat verbonden is met een rusthuis en dat overdag een opvangstructuur biedt aan bejaarden die thuis wonen en die in het centrum aangepaste ondersteuning en verzorging krijgen die passen bij hun verlies aan autonomie;f) kortverblijf : de huisvesting van een bejaarde in een rusthuis voor maximum drie maanden of in totaal negentig dagen per kalenderjaar, in dezelfde voorziening of, op de wijze bepaald door het Verenigd College na advies van de afdeling, in verschillende voorzieningen;g) centrum voor nachtopvang : een gebouw of een deel van een gebouw, welke ook de benaming ervan is, van een rusthuis waar gedurende de nacht opvang wordt geboden aan bejaarden die weliswaar thuis wonen maar die 's nachts behoefte hebben aan toezicht, hulp en zorg waarvoor hun naastbestaanden niet constant kunnen instaan.5° afdeling : de afdeling instellingen en diensten voor bejaarden van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;6° beheerder : de rechts- of natuurlijke persoon of personen die een in het 4° bedoelde voorziening exploiteren of, wanneer het in het 4°, b, ss, bedoelde voorzieningen betreft, de dienstverlener;7° directeur : de natuurlijke persoon door de beheerder en onder zijn controle belast met de dagelijkse leiding van een in het 4° bedoelde voorziening alsmede met de vertegenwoordiging van de voorziening ten aanzien van het Bestuur;8° burgemeester : de burgemeester van de gemeente waar de voorziening is gevestigd;9° vertegenwoordiger : a) de wettelijke of gerechtelijke vertegenwoordiger van de bejaarde persoon;b) de door de bejaarde persoon aangewezen gemachtigde, met uitzondering van de personen die werkzaam zijn in de betrokken voorziening of bij het beheer ervan betrokken zijn of onder het gezag van de beheerder staan. Die beperking geldt niet voor de verwant of aanverwant van de bejaarde persoon, tot in de vierde graad; 10° leefproject : het geheel van de handelingen en de maatregelen van een voorziening bedoeld in het 4° om de sociale integratie van de bejaarden te bevorderen, zowel binnen als buiten de voorziening;11° subsidie voor investering : de subsidie die toegekend wordt overeenkomstig de bepalingen van deze ordonnantie, als tegemoetkoming in de kosten of in de financiering van de aankoop, de bouw, de uitbreiding, de verbouwing of de uitrusting van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de activiteit van de voorzieningen bedoeld in artikel 22, § 1.

Art. 3.Niemand mag een voorziening die speciaal bestemd is voor de huisvesting of de opvang van bejaarden in gebruik nemen, exploiteren, bouwen, uitbreiden, ombouwen, vervangen of van bestemming veranderen noch hulp of zorg aanbieden in een voorziening of in een ermee verbonden voorziening, zowel gratis of tegen betaling, tenzij dat in overeenstemming is met deze ordonnantie en met de besluiten en beslissingen die krachtens deze ordonnantie zijn uitgevaardigd.

Dat verbod geldt echter niet voor : 1° de persoon die een bejaarde opvangt, huisvest, helpt of verzorgt en die verwant of aanverwant is tot in de derde graad;2° de bejaarden die samen één of meer woningen kopen of huren waar zij ten minste gedeeltelijk samenwonen en die de kosten van dat samenwonen delen;3° de diensten voor thuiszorg of -hulp die hun diensten verlenen in de privéwoning van bejaarden en niet in een voorziening voor opvang of huisvesting van bejaarde personen. HOOFDSTUK II. - Programmering Afdeling 1. - Programmeringscriteria

Art. 4.Het Verenigd College kan, na advies van de afdeling, de programmering van de voorzieningen voor bejaarden bedoeld in artikel 2, 4° of een gedeelte ervan vaststellen, met uitzondering van die welke bedoeld zijn in artikel 2, 4°, b), ss, teneinde : 1° de evolutie van het aanbod inzake opvang, huisvesting of verzorging van de bejaarden te beheersen, rekening houdend met de evolutie van de behoeften van de Brusselse bevolking;2° de protocolakkoorden gesloten tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid, naar behoren uit te voeren. De programmering is gebaseerd op objectieve criteria die onder meer verband houden met de specialisatie van de voorzieningen, hun opvang- of huisvestingscapaciteit en hun uitrusting, de kwaliteit van hun onderhouds-, hulp- en verzorgingspersoneel en hun goed administratief en financieel beheer. Die criteria kunnen onder meer de coördinatie bevorderen van de voorzieningen en de activiteiten, de geografische nabijheid inzake aanbod en vraag naar opvang en huisvesting, de diversificatie van het aanbod volgens de diversiteit van de vraag en de continuïteit van de opvang, van de huisvesting of van de verzorging in functie van de evolutie van de behoeften van de bejaarde.

De programmering houdt rekening met de ramingen inzake de evolutie van de behoeften, met de termijnen voor de verwezenlijking van de plannen voor de afschaffing, vermindering, verhoging of schepping van opvang of huisvesting gezien onder meer de verplichtingen die voor de publiekrechtelijke rechtspersonen voortvloeien uit de toezichtprocedures en procedures voor overheidsopdrachten met het oog op het verwezenlijken van een billijke verdeling van de voorzieningen tussen de verschillende sectoren die de beheerders vertegenwoordigen.

Art. 5.De criteria vermeld in artikel 4 zijn forfaitaire rekenkundige regels of formules bestemd om de behoeften te meten, rekening houdend onder meer met de bevolkingscijfers, de leeftijdsstructuur, socio-economische indicatoren, de morbiditeit en de billijke verdeling vermeld in artikel 4, derde lid.

Die criteria zijn van toepassing voor het gehele tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Het Verenigd College of het personeelslid van het Bestuur dat het daartoe machtigt, geeft iedereen die erom verzoekt de omstandige informatie over de programmering. Afdeling 2. - Specifieke vergunning tot ingebruikneming

en exploitatie.

Art. 6.Het is verboden om een in artikel 2, 4° bedoelde nieuwe voorziening in gebruik te nemen of te exploiteren, of een uitbreiding van de opvang- of huisvestingscapaciteit van een van die bestaande voorzieningen in gebruik te nemen of te exploiteren zonder de toestemming van het Verenigd College, indien de betrokken voorziening onder een categorie van voorzieningen valt waarvoor het Verenigd College een programmering vastgesteld heeft overeenkomstig hoofdstuk II. De toestemming bedoeld in het eerste lid, die betekent dat een project in de programmering past, wordt « specifieke toestemming voor de ingebruikneming of exploitatie » genoemd.

Voor de toepassing van het eerste lid, kan het Verenigd College, na advies van de afdeling, de voorwaarden vaststellen voor de overdracht van bedden of plaatsen tussen voorzieningen van hetzelfde type.

Art. 7.§ 1. De in artikel 6 bedoelde vergunning wordt door het Verenigd College verleend, na advies van de afdeling, en vermeldt het aantal bedden of plaatsen waarvoor ze wordt verleend.

Bij de aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning wordt een beschrijvend dossier gevoegd waarvan de inhoud wordt bepaald door het Verenigd College, na advies van de afdeling.

Het Verenigd College meldt de ontvangst van het verzoek binnen vijftien dagen na de ontvangst ervan en geeft desgevallend aan welke bijkomende documenten nodig zijn voor het onderzoek ervan.

Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het volledige dossier, bezorgt het Verenigd College de aanvraag, met het verslag van het Bestuur, om advies aan de afdeling. Die termijn wordt op dertig dagen gebracht als het volledige dossier bezorgd wordt tussen 15 juni en 15 augustus.

De afdeling krijgt zestig dagen om haar advies aan het Verenigd College en de aanvrager te bezorgen. Na het verstrijken van die termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De beslissing van het Verenigd College wordt binnen dertig dagen na het advies van de afdeling aan de aanvrager meegedeeld. Die termijn bedraagt zestig dagen indien het advies van de afdeling uitdrukkelijk of stilzwijgend gegeven wordt tussen 15 juni en 15 augustus. Na het verstrijken van die termijn, wordt de vergunning geacht te zijn toegekend.

Het Verenigd College kan zijn bevoegdheden bedoeld in het derde en het vierde lid overdragen aan de personeelsleden van het Bestuur die het bij besluit aanwijst. § 2. De vergunning die overeenkomstig paragraaf 1 afgegeven wordt, verstrijkt wanneer aan het project waarvoor zij werd verleend, geen begin van uitvoering is gegeven binnen de twaalf maanden na de afgifte ervan of wanneer de begunstigde na meer dan twaalf maanden nog niet de nodige maatregelen genomen heeft voor de goede afloop van het project. § 3. De afgegeven vergunning kan niet worden overgedragen, behalve bij vervanging van de beheerder van de voorziening waarop ze betrekking heeft en voor zover ze op dezelfde vestigingsplaats en volgens dezelfde voorwaarden en termijnen wordt geconcretiseerd. § 4. Na advies van de afdeling en de beheerder, die voorafgaandelijk gehoord wordt, kan het Verenigd College het aantal krachtens paragraaf 1 vergunde bedden of plaatsen afschaffen of verminderen indien die structureel onbezet blijven gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren na hun ingebruikneming of exploitatie.

Het Verenigd College bepaalt de voorwaarden en de regels voor de uitvoering van die paragraaf en stelt met name voor iedere categorie voorzieningen het percentage van de niet bezetting vast dat in aanmerking genomen moet worden en dat niet lager mag zijn dan tien.

Art. 8.Het Verenigd College beveelt, na advies van de afdeling, de sluiting van een voorziening die in gebruik of in exploitatie is genomen zonder de specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie te hebben verkregen of waarvan de aanvraag is geweigerd.

Het artikel 17, § 1, tweede lid is van toepassing. Afdeling 3. - Vergunning voor werken.

Art. 9.Het is verboden een in artikel 2, 4°, bedoelde nieuwe voorziening te bouwen, of een van die bestaande voorzieningen uit te breiden, te verbouwen, te vervangen of de bestemming ervan te wijzigen zonder de toestemming van het Verenigd College indien de geplande werken betrekking hebben op een voorziening die valt onder een categorie van voorzieningen waarvoor het Verenigd College een programmering heeft vastgesteld krachtens hoofdstuk II. De toestemming bedoeld in het eerste lid, die betekent dat het project in de programmering past, wordt « vergunning voor de werken » genoemd.

Art. 10.§ 1. De in artikel 9 bedoelde vergunning wordt door het Verenigd College verleend, na advies van de afdeling, en vermeldt het aantal bedden of plaatsen waarvoor ze wordt verleend.

Bij de aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning wordt een beschrijvend dossier gevoegd waarvan de inhoud wordt bepaald door het Verenigd College, na advies van de afdeling.

Het Verenigd College meldt de ontvangst van de aanvraag binnen vijftien dagen na de ontvangst ervan en geeft desgevallend aan welke bijkomende documenten nodig zijn voor het onderzoek ervan.

Binnen zestig dagen na de ontvangst van het volledige dossier, bezorgt het Verenigd College de aanvraag, met het verslag van het Bestuur, om advies aan de afdeling. Die termijn wordt op negentig dagen gebracht als het volledige dossier bezorgd wordt tussen 15 juni en 15 augustus.

De afdeling krijgt zestig dagen om haar advies aan het Verenigd College en de aanvrager te bezorgen. Na het verstrijken van die termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De beslissing van het Verenigd College wordt binnen dertig dagen na het advies van de afdeling aan de aanvrager meegedeeld. Die termijn bedraagt zestig dagen indien het advies van de afdeling uitdrukkelijk of stilzwijgend gegeven wordt tussen 15 juni en 15 augustus. Na het verstrijken van die termijn, wordt de vergunning geacht te zijn toegekend.

De vergunningsaanvraag voor de werken kan samen ingediend worden met de vergunningsaanvraag bedoeld in afdeling 2 als die betrekking heeft op het hetzelfde project.

Het Verenigd College kan zijn bevoegdheden bedoeld in het derde en het vierde lid overdragen aan de personeelsleden van het Bestuur die het bij besluit aanwijst. § 2. De vergunning die overeenkomstig paragraaf 1 verleend wordt, verstrijkt wanneer aan het project waarvoor zij werd verleend, geen begin van uitvoering is gegeven binnen twee jaar na de afgifte ervan of wanneer de begunstigde na meer dan twaalf maanden nog niet de nodige maatregelen genomen heeft voor de goede afloop van het project. § 3. De verleende vergunning kan niet worden overgedragen, behalve bij vervanging van de beheerder van de voorziening waarop ze betrekking heeft en voor zover ze op dezelfde vestigingsplaats en volgens dezelfde voorwaarden en termijnen wordt geconcretiseerd. HOOFDSTUK III. - Erkenning

Art. 11.§ 1. Zonder voorafgaande erkenning kan geen enkele in artikel 2, 4° a), b) alpha), c), d), e), f) of g) bedoelde voorziening in gebruik worden gesteld en mag geen enkele beheerder diensten aanbieden in een voorziening bedoeld in artikel 2, 4°, b) ss.

De erkenning wordt door het Verenigd College verleend, na advies van de afdeling, voor een periode van maximum zes jaar die hernieuwd kan worden.

De in het tweede lid bedoelde beslissing tot erkenning bepaalt het maximum aantal bejaarde personen die in de voorziening kunnen worden gehuisvest of opgevangen.

Om te worden erkend door het Verenigd College, moet de voorziening in voorkomend geval voldoen aan de door de bevoegde federale overheid opgelegde normen alsook aan de normen die het Verenigd College, na advies van de afdeling, kan opleggen voor iedere categorie van voorzieningen bedoeld in artikel 2, 4°.

Die normen hebben betrekking op : 1° de opname en de opvang van de bejaarde personen;2° het respect voor de bejaarde, zijn grondwettelijke en wettelijke rechten en vrijheden, rekening houdend met zijn gezondheid en zijn recht op een menswaardig leven, ook op seksueel en affectief vlak, met name het verbod voor de voorziening of de personeelsleden om het beheer van het geld en van de goederen van de bejaarde persoon of van zijn vertegenwoordiger of hun inbewaargeving te eisen of te aanvaarden, zijn recht om zich vrij te verplaatsen en slechts de bezoekers van zijn keuze te ontvangen, zijn recht om vrij over zijn bezittingen te beschikken, zonder afbreuk te doen aan de beperkingen van die rechten en vrijheden door of krachtens de wet, het decreet of de ordonnantie;3° het leefproject alsook de wijzen van participatie en voorlichting van de bejaarde personen of van hun vertegenwoordiger;4° het onderzoek en de behandeling van de klachten van de bejaarde personen of van hun vertegenwoordiger;5° de voeding, de hygiëne en de zorgverstrekking;6° het aantal, de kwalificatie, het opleidingsplan, de moraliteit en de minimale aanwezigheidsvereisten voor het personeel en de directie en, voor wat die laatste betreft, de vereiste ervaringsvoorwaarden;7° behalve de in artikel 2, 4°, b), beta, bedoelde voorzieningen, de architectonische en veiligheidsnormen die specifiek gelden voor de voorzieningen;8° behalve in de in artikel 2, 4°, b), beta, bedoelde voorzieningen, de overeenkomst voor opvang of huisvesting.Het Verenigd College bepaalt de inhoud ervan.

De overeenkomst moet onder meer duidelijk en uitputtend vermelden welke elementen gedekt worden door de dagprijs en welke kosten kunnen aangerekend worden hetzij als toeslagen hetzij als voorschotten ten gunste van derden bovenop de dagprijs.

Ze mag niet voorzien in de betaling van een ander voorschot of andere waarborgsom dan die door het Verenigd College toegestaan.

Het Verenigd College kan, in voorkomend geval, aanvullende regels vastleggen voor de bepaling van de gefactureerde prijzen; 9° het huishoudelijk reglement;10° de boekhouding, wat betreft de individuele rekening die wordt opgesteld voor elke gehuisveste of opgevangen persoon, de maandelijkse factuur en het recht voor de bejaarde of zijn vertegenwoordiger om de opgestelde rekening te raadplegen, met naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen die op de beheerders van toepassing zijn wat de boekhouding betreft;11° in de in artikel 2, 4°, b) alpha, bedoelde voorzieningen, de overeenkomst gesloten tussen de vereniging van de mede-eigenaars of haar gemachtigde, en de kandidaatdienstverlener; overeenkomst die iedere bewoner verplicht dient te onderschrijven; indien de bejaarde persoon geen eigenaar is, worden alle verplichtingen tussen eigenaar en dienstverlener opgenomen in de huurovereenkomst; 12° de verzekeringscontracten die door de beheerder gesloten moeten worden. § 2. Het Verenigd College kan, na advies van de afdeling, voor groeperingen en fusies van voorzieningen speciale normen vaststellen.

Art. 12.De aanvraag om erkenning of vernieuwing van de erkenning wordt vergezeld van een beschrijvend dossier waarvan de inhoud wordt vastgesteld door het Verenigd College, na advies van de afdeling.

Het Verenigd College meldt de ontvangst van de aanvraag binnen vijftien dagen na de ontvangst ervan en geeft desgevallend aan welke bijkomende documenten nodig zijn voor het onderzoek ervan.

Binnen zestig dagen na de ontvangst van het volledige dossier, bezorgt het Verenigd College de aanvraag, met het verslag van het Bestuur, om advies aan de afdeling.

De afdeling krijgt zestig dagen om haar advies aan het Verenigd College en de aanvrager te bezorgen. Het Verenigd College kan elk van die termijnen terugbrengen tot dertig dagen voor de aanvragen tot vernieuwing van de erkenning en voor de aanvragen tot erkenning na een een eerder en conform artikel 13 toegekende voorlopige werkingsvergunning. De vastgestelde termijn wordt met dertig dagen verlengd wanneer het volledige dossier tussen 15 juni en 15 augustus aan het Verenigd College of aan de afdeling wordt bezorgd. Als de vastgestelde termijn verstreken is, wordt het advies van de afdeling geacht gunstig te zijn.

De beslissing van het Verenigd College wordt binnen dertig dagen na het advies van de afdeling aan de aanvrager meegedeeld. De termijn wordt op zestig dagen gebracht wanneer het advies van de afdeling uitdrukkelijk of stilzwijgend uitgebracht wordt tussen 15 juni en 15 augustus. Als de vastgestelde termijn verstreken is, wordt de erkenning geacht toegekend te zijn.

Het Verenigd College kan de bijkomende regels voor de procedure voor erkenning vaststellen en haar in het tweede en derde lid vastgestelde bevoegdheden overdragen aan de personeelsleden van het Bestuur die het bij besluit aanwijst.

Art. 13.Het Verenigd College kent een voorlopige werkingsvergunning toe aan de voorzieningen die over de in artikel 7. bedoelde vergunning beschikken, alsmede aan de beheerder van de in de artikel 2, 4°, b), beta, bedoelde voorzieningen een eerste aanvraag om erkenning indienen, voor zover die aanvraag aan de door voormeld College gestelde ontvankelijkheidvoorwaarden voldoet, na advies van de afdeling.

Die vergunning wordt verleend voor een periode van één jaar, eenmaal hernieuwbaar, en bepaalt het maximum aantal bejaarde personen die in de voorziening kunnen worden gehuisvest of opgevangen. Zij wordt binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag aan de beheerder medegedeeld.

Art. 14.Op eigen initiatief of op verzoek van de beheerder, kan het Verenigd College, na advies van de afdeling, een verlenging toestaan van de erkenning of de voorlopige werkingsvergunning aan de voorzieningen waarvan de procedure tot aanvraag van de erkenning of tot vernieuwing van de erkenning aan de gang is en de erkenning of de vroegere voorlopige werkingsvergunning verstreken is. Het Verenigd College stelt de spoedvoorwaarden en -regels vast voor de toekenning van die vergunning, na advies van de afdeling.

Art. 15.§ 1. Indien het aantal in de voorziening gehuisveste of opgevangen personen tijdelijk meer dan 10 % lager ligt dan het in de erkenning vastgestelde aantal, kan dat aantal worden aangepast aan de reële bezetting van de voorziening, vermeerderd met 10 %. Die aanpassing wijzigt niet de vergunning tot ingebruikneming of exploitatie waarin voorzien in artikel 6. Elke latere verhoging van de opvangof huisvestingscapaciteit wordt toegekend conform de artikelen 11 en 13. § 2. De erkenning en de voorlopige werkingsvergunning gelden slechts voor de voorziening gevestigd op het adres vermeld in de erkenningsaanvraag. Zij vervallen van rechtswege in geval van verandering van de beheerder.

De erkenning of de voorlopige werkingsvergunning moet worden vermeld op alle akten, facturen, brieven, bestel bons en andere stukken uitgaande van de voorziening.

De naam en het nummer van de erkenning of de voorlopige werkingsvergunning van de voorziening worden goed zichtbaar op de voorgevel van de voorziening aangebracht.

Art. 16.Indien zich tijdens de erkenningsperiode wijzigingen voordoen in de voor de toepassing van artikel 11, § 1, vierde lid, relevante gegevens, brengt de beheerder het Verenigd College daarvan op de hoogte.

Art. 17.§ 1. Als wordt vastgesteld dat een norm vastgesteld krachtens artikel 11, § 1, vierde lid, niet of niet meer wordt nageleefd in een voorziening waarop hij van toepassing is, kan het Verenigd College, na advies van de afdeling en nadat het vooraf de beheerder heeft gehoord, de voorlopige werkingsvergunning of de erkenning, naar gelang van het geval, weigeren of intrekken.

Onverminderd § 3 van dit artikel, mag de beheerder, zodra die beslissingen zijn meegedeeld, geen nieuwe bejaarde personen meer opvangen en moet hij binnen een termijn van drie maanden zorgen voor de opvang van de betrokken personen in een andere voorziening. Op het einde van die termijn, wordt de voorziening gesloten. § 2. Onverminderd § 3 van dit artikel, kan het Verenigd College, bij wijze van overgangsmaatregel, de onmiddellijke sluiting van een voorziening bevelen, wanneer redenen van uiterst dringende noodzakelijkheid inzake volksgezondheid of veiligheid het rechtvaardigen.

Onverminderd § 3 van dit artikel, moet de beheerder toezien op de onmiddellijke evacuatie van de bejaarde personen. Het Verenigd College licht onmiddellijk de afdeling over haar maatregel in. Het neemt een definitieve beslissing na ontvangst van het advies van de afdeling, dat binnen de dertig dagen wordt uitgebracht. § 3. Voor de in artikel 2, 4°, b) ,ss, bedoelde voorzieningen, wanneer het Verenigd College de intrekking van de voorlopige werkingsvergunning of de intrekking dan wel de weigering van erkenning van de voorziening of nog de onmiddellijke intrekking van de voorlopige werkingsvergunning of erkenning beveelt, geeft het eveneens onmiddellijk kennis van deze beslissing aan de vereniging der mede-eigenaars of aan haar gemachtigde die, onverwijld, de behoudende maatregelen neemt die de beslissing inhoudt.

Art. 18.Het Verenigd College kan, na advies van de afdeling, bijkomende bepalingen vaststellen inzake de procedure, de kennisgeving of de uitvoering van de beslissingen tot toekenning, weigering of intrekking van de voorlopige werkingsvergunning of de erkenning, onmiddellijke sluiting of onmiddellijke intrekking van de erkenning.

Art. 19.Iedere beslissing tot erkenning, tot voorlopige werkingsvergunning, tot intrekking van de voorlopige werkingsver gunning, tot weigering of tot intrekking van de erkenning en tot sluiting van een voorziening wordt binnen de zestig dagen aan de burgemeester meegedeeld. Hij houdt een register bij van de voorzieningen op het grondgebied van zijn gemeente. Dat register is toegankelijk voor de bevolking. HOOFDSTUK IV. - Subsidie met betrekking tot de werking van de centra voor dagverzorging, de centra voor dagopvang en de centra voor nachtopvang

Art. 20.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten, kan het Verenigd College aan de erkende centra voor dagverzorging, de centra voor dagopvang en de centra voor nachtopvang een werkingssubsidie verlenen.

Het Verenigd College stelt, na advies van de afdeling, de wijze van toekenning van de subsidie vast, alsook het bedrag van de financiële bijdrage van de opgevangen bejaarden.

Art. 21.De beslissing houdende weigering of intrekking van de erkenning van een in artikel 20 bedoelde voorziening brengt de afschaffing van de subsidie mee, op het einde van een periode van drie maanden volgend op de kennisgeving van die beslissing.

De beslissing tot onmiddellijke sluiting wegens redenen van uiterst dringende noodzakelijkheid inzake volksgezondheid of veiligheid brengt de afschaffing van dezelfde subsidie mee, te rekenen vanaf de voorlopige sluiting. HOOFDSTUK V. - Subsidies voor de aankoop, de bouw, de uitbreiding, de verbouwing en de uitrusting van de gebouwen waarin de voorzieningen hun activiteit uitoefenen

Art. 22.§ 1. Enkel de publiekrechtelijke rechtspersonen en de rechtspersonen bedoeld bij de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut de rechtspersoonlijkheid wordt verleend, die beheerder zijn van een instelling voor bejaarden, kunnen een investeringssubsidie of een alternatieve vorm van investeringssubsidie krijgen.

Die subsidies kunnen worden toegekend aan alle in artikel 2, 4°, bedoelde instellingen, met uitsluiting van de instel lingen bedoeld in artikel 2, 4°, b), alpha.

Zo daartoe grond bestaat, wordt de toekenning van de subsidie afhankelijk gemaakt van de in artikel 9 bedoelde vergunning voor werken. § 2. De subsidies worden toegekend binnen de perken van de begrotingskredieten, onder de voorwaarden en volgens de regels die door en krachtens deze ordonnantie zijn vastgesteld. § 3. Het Verenigd College kent een investeringssubsidie toe als tegemoetkoming in de kosten voor de bouw, de uitbreiding, de verbouwing of de uitrusting van de in § 1 bedoelde instellingen.

Het Verenigd College kan, onder de voorwaarden die het op advies van de afdeling vaststelt, een investeringssubsidie toekennen als tegemoetkoming in de aankoopkosten van al dan niet bebouwde onroerende goederen die voor dezelfde voorzieningen bestemd zijn. § 4. Voorts kan het Verenigd College een investeringssubsidie of een alternatieve vorm van investeringssubsidie toekennen als tegemoetkoming in de financiering van de in § 3 bedoelde kosten in het kader van een leasingcontract, een promotieovereenkomst of elke andere financieringsvorm.

Het Verenigd College kan, bij besluit en na advies van de afdeling, bepalen welke investeringen wegens hun aard en bedrag enkel de in deze paragraaf bedoelde subsidie kunnen krijgen. § 5. Na advies van de afdeling en onder voorbehoud van artikel 30, stelt het Verenigd College de voorwaarden en de regels vast voor de toekenning en de betaling van de subsidies die nodig zijn voor de uitvoering van de in hoofdstuk V vervatte bepalingen.

Art. 23.§ 1. Het bedrag van de subsidie voor investering is gelijk aan 60 % van de kosten van de werken, leveringen en prestaties en, desgevallend, van de financiering ervan, voor zover een maximale kostprijs, die door het Verenigd College wordt bepaald, niet overschreden wordt. § 2. Binnen de grenzen van de begrotingskredieten en afwijkend van § 1 van dit artikel, kan het tarief op 75 % worden gebracht, na advies van de afdeling, volgens sociale, financiële en patrimoniale criteria die door het Verenigd College worden bepaald. § 3. Afwijkend van § 1 van dit artikel, kan het tarief op 90 % gebracht worden, na advies van de afdeling, wanneer die werken bedoeld zijn om tegemoet te komen aan de van kracht zijnde veiligheidsnormen. § 4. De subsidietarieven vermeld in §§ 1, 2 en 3 zijn eveneens van toepassing op de alternatieve vormen van subsidiëring voor investering toegekend krachtens artikel 22.

Art. 24.Het Verenigd College stelt, na advies van de afdeling, de normen vast voor de berekening en de betaling van de subsidies, waarin voorzien in dit hoofdstuk, inzonderheid : 1. hetgeen meetelt voor de berekening van de maximale subsidieerbare kostprijs die het bedrag dekt van de geplande en goedgekeurde werken, de belasting op de toegevoegde waarde, de algemene kosten en, in voorkomend geval, de financiële kosten verbonden aan de financiering ervan, aangepast aan de evolutie van de lonen, sociale bijdragen en algemene prijsindex van de materialen;2. hetgeen meetelt voor de de toepassing van de tarieven die verhoogd zijn tot 75 % en 90 %;3. hetgeen meetelt voor de berekening van de kostprijs van de uitgevoerde en goedgekeurde werken; Het Verenigd College of het personeelslid van het Bestuur dat het daartoe machtigt, bezorgt aan eenieder die erom verzoekt, de gedetailleerde gegevens betreffende de berekeningsnormen.

Art. 25.Elke wijziging van de bestemming van de goederen van de in artikel 22 bedoelde voorzieningen en waarvoor subsidies werden toegekend, maakt het voorwerp uit van een terugbetaling van de als subsidie ontvangen sommen, behalve indien een afwijking wordt toegekend door het Verenigd College.

Iedere overdracht, mits betaling, van de goederen van de voorzieningen bedoeld in artikel 22 en waarvoor subsidies werden toegekend, maakt het voorwerp uit van een terugbetaling van de als subsidie verkregen sommen, behalve indien een afwijking wordt toegekend door het Verenigd College.

Na advies van de afdeling, stelt het Verenigd College de voorwaarden en de regels vast voor de toekenning van de in dit artikel bepaalde afwijkingen.

Art. 26.Overeenkomstig de voorwaarden en de toekenningsregels die het vaststelt, kan het Verenigd College de waarborg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ver lenen voor de terugbetaling van de leningen of andere schulden aangegaan voor de financiering van de conform artikel 22 gesubsidieerde werken, met dien verstande dat : 1° wanneer de subsidies betrekking hebben op de kostprijs van de werken, de verleende garantie beperkt wordt tot het niet-gesubsidieerde deel van het totale conform artikel 23 subsidieerbare bedrag.2° wanneer de subsidies betrekking hebben op de financiering van de werken, de verleende garantie ten minste betrekking heeft op het niet-gesubsidieerde deel van het conform artikel 23, § 4, totale subsidieerbare bedrag. HOOFDSTUK VI. - Inspectie en strafbepalingen

Art. 27.Het Verenigd College wijst de statutaire of contractuele ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College aan, belast met het toezicht op de toepassing van de bepalingen van deze ordonnantie en van de krachtens deze ordonnantie genomen besluiten. Die ambtenaren hebben de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Zij leggen in handen van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel de volgende eed af : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. ».

Dat toezicht brengt onder meer het recht mee op elk ogenblik, elke plek of voorziening, welke ook de naam ervan is, die in het bijzonder bedoeld is voor de huisvesting of de opvang van bejaarden, hetzij voorlopig, voor onbepaalde duur of gratis, te bezoeken, met inachtneming van de onschendbaarheid van de woning, en ter plaatse zelf kennis te nemen van alle stukken en bescheiden.

Op straffe van nietigheid van de gedane vaststellingen en onverminderd de bepalingen ter bestraffing van de onschendbaarheid van de woning, kunnen de ambtenaren van het Bestuur de lokalen die als woonplaats voor een bejaarde dienen slechts betreden zonder diens toestemming als ze daartoe gemachtigd zijn door de rechter van de politierechtbank of zijn plaatsvervanger of wanneer een persoon die in gevaar verkeert dringende hulp behoeft.

Art. 28.De in artikel 27 bedoelde ambtenaren stellen de overtredingen vast in processen-verbaal.

Ze bezorgen het afschrift ervan aan de overtreder, aan de burgemeester van de gemeente waar de overtreding is vastgesteld, alsook aan de procureur des Konings.

Art. 29.§ 1. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 13 tot 125 EUR per bejaarde persoon opgevangen in zijn voorziening of met een van die straffen alleen : 1° de beheerder die een voorziening exploiteert ofwel zonder de specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie wanneer die vereist is krachtens artikel 6.noch de krachtens artikel 11 of artikel 13 vereiste erkenning of voorlopige werkingsvergunning te hebben bekomen ofwel met overtreding van een beslissing tot weigering of intrekking van erkenning of een beslissing tot onmiddellijke sluiting of onmiddellijke intrekking van erkenning; 2° de beheerder die ten onrechte melding maakt van de erkenning of de voorlopige werkingsvergunning;3° de beheerder die de rekeningen van de bejaarde persoon op een niet-geïndividualiseerde wijze beheert;4° de beheerder die door list, dwang, bedreiging, bedrog of gebruik makend van de zwakke toestand of ziektetoestand van de bejaarde persoon, de goederen van die persoon opeist;5° de beheerder die, onverminderd de bepalingen van de overeenkomst, de gelden of goederen van de bejaarde persoon beheert;6° de beheerder die aan de bejaarde persoon of zijn vertegenwoordiger, als voorafgaandelijke voorwaarde voor de opvang of het verblijf, de uitbetaling van een ander dan door het Verenigd College toegestane voorschot of andere waarborg oplegt. § 2. De beheerder die met overtreding van de bepalingen van deze ordonnantie en van de krachtens deze ordonnantie genomen uitvoeringsbesluiten een voorziening exploi teert, is burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten en gerechtskosten waartoe de directeur wordt veroordeeld. § 3. Bij wijze van veiligheidsmaatregelen kunnen de hoven en rechtbanken bovendien verbieden dat de overtreders van de strafwet of van de bepalingen van deze ordonnantie en van de uitvoeringsbesluiten ervan een in artikel 2, 4° bedoelde voorziening zouden exploiteren of leiden, zowel persoonlijk als via een tussenpersoon, gedurende een door hen te bepalen periode; die periode kan niet langer zijn dan tien jaar.

Het verbod treedt slechts in werking als er tegen de veroordeling geen gewoon of buitengewoon beroep meer mogelijk is. De overtreding van dat verbod wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met een geldboete van 25 tot 125 EUR per bejaarde persoon opgevangen in de voorziening of met een van die straffen alleen. HOOFDSTUK VII. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 30.Blijven van toepassing tot ze afgeschaft worden door de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie, de volgende reglementeringen : 1° het koninklijk besluit van 2 mei 1972 tot vaststelling van de criteria voor het uitwerken van een nationaal programma van rustoorden voor bejaarden;2° het koninklijk besluit van 2 mei 1972 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor het verlenen van toelagen voor het bouwen of het verbouwen van rustoorden voor bejaarden;3° het besluit van het Verenigd College van 7 oktober 1993.tot vaststelling van de procedure betreffende de voorlopige werkingsvergunning, de erkenning, de weigering en de intrekking van de erkenning en de sluiting van de voorzieningen die bejaarden huisvesten; 4° het besluit van het Verenigd College van 14 maart 1996.tot vaststelling van de normen waaraan de voorzieningen die bejaarden huisvesten moeten voldoen.

Art. 31.Opgeheven worden : 1° de wet van 22 maart 1971 tot subsidiëring van de bouw van rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1976;2° de ordonnantie van 20 februari 1992 betreffende voorzieningen die bejaarden huisvesten, gewijzigd bij de ordonnantie van 26 juni 1997;3° de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende de serviceresidenties en woningencomplexen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die beheerst worden door het regime van de gedwongen mede-eigendom en die diensten aan bejaarde personen aanbieden;4° het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen voor het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken en verenigingen van polders of van wateringen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 januari 1951;5° het koninklijk besluit van 5 november 1976 tot vaststelling van de regels die de onontbeerlijkheid van de brandbeveiligingswerken in de rustoorden voor bejaarden bepalen.

Art. 32.§ 1. Bij wijze van overgangsmaatregel behouden de vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie definitief erkende voorzieningen hun erkenning voor een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de hen betreffende uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie.

De voorzieningen die vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie een voorlopige werkingsvergunning genoten behouden deze tot het verstrijken van de voorziene termijn. Na het verstrijken van de vastgestelde termijn, wordt de werkingsvergunning met één jaar verlengd. § 2. In afwachting van de programmering vastgesteld conform hoofdstuk II, is het verboden om een nieuwe in artikel 2, 4°, bedoelde voorziening in gebruik te nemen of te exploiteren of een uitbreiding van de opvang- of huisvestingscapaciteit van een van die bestaande voorzieningen in gebruik te nemen of te exploiteren zonder vergunning van het Verenigd College ingeval de betrokken voorziening valt in een categorie van voorzieningen waarvoor het Verenigd College een in artikel 4, 2°, bedoeld protocolakkoord gesloten heeft.

Die vergunning wordt gegeven of geweigerd conform de procedure vastgesteld in artikel 7.

Zij wordt geweigerd als de ingebruikneming en de exploitatie van de betrokken voorziening leiden tot een overschrijding van het aantal bedden of opvangplaatsen waartoe het vigerende protocol vergunt, behalve als wordt vastgesteld dat de plaatsen die in gebruik worden genomen bestaande plaatsen van dezelfde voorziening vervangen of gepaard gaan met een daling van een op zijn minst gelijk aantal plaatsen in een andere voorziening van hetzelfde type of de omzetting zijn van bedden van rusthuizen in bedden van rust- en verzorgingstehuizen voor kortverblijf.

Na advies van de afdeling, stelt het Verenigd College de voorwaarden vast voor de overdracht van bedden of plaatsen tussen voorzieningen van hetzelfde type.

Art. 33.Aan de voorzieningen die een eerste erkenningsaanvraag hebben ingediend vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie en waarvoor er vóór die datum nog geen definitieve beslissing is genomen, wordt een voorlopige werkingsvergunning toegekend op basis van de bepalingen van de ordonnantie van 20 februari 1992, voor een duur van 6 maanden.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 24 april 2008.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK _______ Nota (1) Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : Gewone zitting 2006-2007 : B-102/1 : ontwerp van ordonnantie. Gewone zitting 2007-2008 : B-102/ : verslag.

B-102/3 : amendement na verslag.

Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 21 maart 2008.

^