Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 07 maart 2024
gepubliceerd op 18 maart 2024

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot oprichting van een brandveiligheidscommissie voor de voorzieningen voor ouderen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2024002333
pub.
18/03/2024
prom.
07/03/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


7 MAART 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot oprichting van een brandveiligheidscommissie voor de voorzieningen voor ouderen


Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor ouderen, artikel 19/5;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 november 2020;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Financiën en Begroting, van 16 november 2020 ;

Gelet op het advies van de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van Iriscare van 25 januari 2022, in toepassing van artikel 4, § 2, van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 20 december 2023 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de notificatie van ontstentenis van advies van de Raad van State op 27 december 2023;

Gelet op artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat onderhavig besluit werd opgesteld in overleg met de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp;

Op voorstel van de Leden van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Gezondheid en Bijstand aan Personen;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° ouderenvoorzieningen: de voorzieningen bedoeld in artikel 2, 4°, van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor ouderen, met uitzondering van a) en b), ?;2° administratie: de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° Iriscare: de instelling van openbaar nut opgericht door de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;4° leidend ambtenaar: de leidend ambtenaar van Iriscare;5° brandweer: de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.

Art. 2.Binnen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad wordt een brandveiligheidscommissie voor de ouderenvoorzieningen opgericht, hierna "de commissie" te noemen.

Art. 3.De commissie heeft als opdracht om adviezen te verstrekken over de aanvragen tot afwijking van de specifieke brandveiligheidsnormen voor ouderenvoorzieningen die tot de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie behoren.

Art. 4.De beslissing over een aanvraag tot afwijking kan pas genomen worden nadat het advies van de commissie werd ingewonnen.

Art. 5.De commissie is samengesteld uit de volgende leden: 1° een ingenieur van de administratie die de commissie voorzit;2° twee brandveiligheidsdeskundigen die actief deel uitmaken van de brandweer;3° een deskundige met een bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheid inzake brandveiligheid;4° een vertegenwoordiger van de sector. Voor elk lid van de commissie wordt een plaatsvervanger aangewezen.

Die vervangt het lid bij verhindering.

De helft van de leden van de commissie, alsook hun plaatsvervangers, behoren tot de Nederlandse taalrol, de andere helft tot de Franse taalrol.

Art. 6.De leden van de commissie en hun plaatsvervangers worden aangesteld door de leidend ambtenaar.

De duur van het mandaat van de leden van de commissie en van de plaatsvervangers bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.

Het mandaat eindigt: 1° als de duur ervan verstreken is;2° bij ontslag;3° bij overlijden. Het lid of de plaatsvervanger van wie het mandaat eindigt vóór de normale vervaldatum, wordt vervangen door een nieuw lid of een nieuwe plaatsvervanger. In dat geval voltooit het nieuwe lid of de nieuwe plaatsvervanger het mandaat van diegene die hij vervangt.

Art. 7.Een lid van de commissie kan geen zitting houden wanneer een dossier wordt behandeld waarbij het rechtstreeks of onrechtstreeks een persoonlijk belang heeft.

Art. 8.De voorzitter van de commissie kan op eigen initiatief of op voorstel van een lid van de commissie: 1° één of meerdere leden belasten met een onderzoek ter plaatse;2° de aanvrager van een afwijking of zijn afgevaardigde oproepen voor de vergadering van de commissie waarin zijn aanvraag van afwijking wordt onderzocht;3° één of meerdere deskundigen die geen lid zijn van de commissie oproepen voor een vergadering van de commissie voor het onderzoek van bijzondere punten.

Art. 9.Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door de administratie.

Art. 10.De commissie kan alleen op geldige wijze beraadslagen als de voorzitter of zijn plaatsvervanger en minstens twee leden, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.

De adviezen van de commissie worden bij gewone meerderheid van stemmen uitgebracht. Ze worden behoorlijk gemotiveerd.

In geval van staking van stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

Art. 11.Het advies wordt aan de leidend ambtenaar ter kennis gebracht binnen een termijn van vier maanden na de adviesvraag.

Art. 12.De commissie stelt een huishoudelijk reglement op waarin haar werking wordt geregeld. De leidend ambtenaar keurt het huishoudelijk reglement goed.

Art. 13.Externen die geen personeelslid zijn van de administratie of de brandweer, zoals bedoeld in artikel 5, 3°, en artikel 8, 3°, kunnen aanspraak maken op een vergoeding van 75 euro voor: 1° elke deelname aan een vergadering van de commissie, met een maximum van één vergoeding per maand;2° de uitvoering van een onderzoek ter plaatse bedoeld in artikel 8, 1°, tot maximaal één vergoeding per dossier. Het bedrag van de vergoeding, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op 1 maart 2024 en wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de afgevlakte gezondheidsindex.

Art. 14.De werkingskosten van de commissie en de vergoedingen van de leden worden aangerekend op de begroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 16.De Leden van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Gezondheid en Bijstand aan personen worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 7 maart 2024.

Voor het Verenigd College: De Leden van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Gezondheid en Bijstand aan personen, A. MARON E. VAN DEN BRANDT

^