gepubliceerd op 13 juni 2019
Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van artikel 7, § 2, van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen
GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD
23 MEI 2019. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van artikel 7, § 2, van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen
Het Verenigd College, Gelet op artikel 20 van de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen;
Gelet op artikel 69, tweede lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;
Gelet op de artikelen 2, 3° en 5°, en 7, § 2, van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang en huisvesting van bejaarden;
Gelet op de artikelen 4, 22 en 24, van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 mei 2017;
Gelet op het advies van de afdeling instellingen en diensten voor bejaarden van de Commissie voor Welzijnszorg van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, gegeven op 3 juli 2017;
Gelet op het advies van de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, gegeven op 22 januari 2019;
Gelet op het advies 65.800/3, gegeven op 30 april 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat vergunde rusthuisbedden die niet in gebruik genomen worden of geëxploiteerd worden na verloop van tijd het beleid inzake een goede spreiding en een correcte bedrijfsvoering van voorzieningen inzake ouderenzorg ondermijnen, en dat het daarom belangrijk is deze bedden te schrappen;
Overwegende dat het belangrijk is de voorwaarden en nadere regels te verduidelijken volgens dewelke de specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie geheel of gedeeltelijk verstrijkt;
Op voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° De ordonnantie: de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang en huisvesting van bejaarden;2° Rusthuis: een voorziening bepaald in artikel 2, 4°, c), van de ordonnantie;3° Vergunde bedden: de bedden of plaatsen die overeenkomstig artikel 6 van de ordonnantie een specifieke vergunning tot ingebruikname en exploitatie verkregen;4° De Dienst: de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, opgericht door de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;5° De Commissie: de technische Commissie "Opvang van afhankelijkheid", bedoeld in artikel 24 van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;6° De Raad: de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen bedoeld in artikel 22 van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;7° De Ministers: de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen.
Art. 2.§ 1. Wanneer vastgesteld wordt dat vergunde bedden niet in gebruik zijn genomen of geëxploiteerd worden binnen de twaalf maanden na de afgifte van de specifieke vergunning zoals bedoeld in artikel 6 van de ordonnantie, brengt de Dienst de beheerder van het rusthuis hiervan op de hoogte. Een kopie van deze kennisgeving wordt aan de directeur van het rusthuis en aan de Commissie bezorgd. § 2. Wanneer de vaststelling betrekking heeft op een gedeelte van de specifieke vergunning, bepaalt de kennisgeving in het bijzonder het bedoelde aantal vergunde bedden.
Art. 3.Wordt onder meer beschouwd als begin van uitvoering of als nodige maatregelen: 1° hetzij het bewijs dat een ontvankelijke aanvraag werd ingediend bij een bevoegde overheid met betrekking tot hetzij: a) een vergunning voor werken;b) een subsidie voor werken;c) een voorlopige werkingsvergunning;d) een stedenbouwkundige of een exploitatievergunning. De toepassing van het eerste lid, houdt op van zodra de bedoelde aanvraag het voorwerp wordt van een definitieve weigeringsbeslissing door de bevoegde overheid. 2° hetzij het bestaan van een project dat is opgenomen in het meerjarenplan investeringen zoals vastgesteld door het Verenigd College bij toepassing van de algemene uitgavenbegroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, tijdens de duur van het plan;3° hetzij het bewijs dat er een overeenkomst is afgesloten inzake: a) de financiering van werken;b) de uitvoering van werken. De toepassing van het vorige lid houdt op van zodra de bedoelde overeenkomst niet langer op een rechtsgeldige wijze bestaat.
Art. 4.§ 1er. In de in artikel 2, § 1, van dit besluit bedoelde kennisgeving deelt de Dienst aan de beheerder van het rusthuis de datum mee waarop de zaak door de Commissie wordt onderzocht.
De Dienst nodigt de beheerder uit om uiterlijk 15 werkdagen voor de datum van het onderzoek van de zaak, het bewijs te leveren dat een begin van uitvoering werd gegeven of de nodige maatregelen werden genomen voor de gehele of gedeeltelijke ingebruikneming en de gehele of gedeeltelijke exploitatie, en voor de Commissie te verschijnen, in voorkomend geval bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of door een derde die houder is van een bijzondere volmacht. § 2. Als de beheerder niet ingaat op de uitnodiging van de Dienst om alle nuttige bewijzen voor te leggen, neemt de Commissie hiervan akte en maakt ze het dossier over aan de Raad die zijn advies overmaakt aan de Ministers, ten laatste zeven werkdagen na de vergadering waarop het dossier is behandeld. De Ministers leggen binnen een termijn van twintig werkdagen een voorstel van beslissing voor aan het Verenigd College.
Als de beheerder ingaat op de uitnodiging van de Dienst om alle nuttige bewijzen voor te leggen, onderzoekt de Commissie de zaak, ongeacht het gevolg dat de beheerder heeft gegeven aan de uitnodiging om te verschijnen, en maakt zijn advies over aan de Raad.
Het advies van de Commissie wordt op de agenda geplaatst van de eerstvolgende vergadering van de Raad na de vergadering van de Commissie waarop het advies werd aangenomen. Wanneer deze laatste doorgaat binnen de twee weken vóór de eerstvolgende vergadering van de Raad, zal het advies op de agenda geplaatst worden van de daaropvolgende vergadering van de Raad.
De Raad maakt ten laatste zeven werkdagen na deze vergadering zijn advies over aan de Ministers, die binnen een termijn van twintig werkdagen een voorstel van beslissing voorleggen aan het Verenigd College. § 3. De leidend ambtenaar van de Dienst deelt de beslissing van het Verenigd College mee aan de beheerder en aan de directeur van het rusthuis.
Art. 5.De Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 mei 2019.
Voor het Verenigd College : Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, P. SMET