Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 07 mei 2009
gepubliceerd op 05 juni 2009

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot bepaling van de regels betreffende de verschillende vormen van financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing of de uitrusting van gebouwen bestemd voor de uitoefening van de activiteiten van de voorzieningen bedoeld in de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2009031259
pub.
05/06/2009
prom.
07/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/07/2009031259/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2009. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot bepaling van de regels betreffende de verschillende vormen van financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing of de uitrusting van gebouwen bestemd voor de uitoefening van de activiteiten van de voorzieningen bedoeld in de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen


Het Verenigd College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 69, tweede lid;

Gelet op de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen, de artikelen 22, § 5, 23, § 1, 24, eerste lid, 25, eerste en tweede lid, 26 en 27;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 1972 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor het verlenen van toelagen voor het bouwen of het verbouwen van rustoorden voor bejaarden;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 18 december 2008 tot vaststelling van de maximumkosten die in aanmerking komen voor het verlenen van financiële tussenkomst van de Gemeenschappelijke Gemeen-schapscommissie in de bouw, verbouwing en uitrusting van rusthuizen die onder haar bevoegdheid vallen;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 mei 1972 tot vaststelling van de criteria en de regels voor het verlenen van toelagen voor het bouwen, het verbouwen en het uitrusten van rustoorden voor bejaarden;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 juni 2008;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Begroting, gegeven op 7 mei 2009;

Gelet op het advies van de afdeling instellingen en diensten voor bejaarden van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, gegeven op 11 september 2008;

Gelet op het advies 46.233/3 van de Raad van State, gegeven op 7 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° "Ministers" : de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen;2° "Bestuur" : de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;3° "Ordonnantie" : de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen;4° "Voorziening" : de voorziening bedoeld in artikel 2, 4, c), f) en g) van de ordonnantie, binnen de grenzen bepaald door artikel 22, § 1, eerste lid, van de ordonnantie;5° "Bouwheer" : de beheerder van de voorziening;6° "Ontwerper" : de openbare dienst of de rechts- of natuurlijke persoon of personen, die door de beheerder met de conceptie, de uitwerking en de opvolging van het bouwproject werd of werden belast;7° "Investeringssubsidie" : de investeringssubsidie bedoeld in artikel 22, § 3, lid 1, van de ordonnantie;8° "Gebruikssubsidie" : de alternatieve vorm van investeringssubsidie bedoeld in artikel 22, § 4, van de ordonnantie;9° "Dagen" : kalenderdagen;10° "Specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie" : de vergunning bedoeld in artikel 6 van de ordonnantie;11° "Vergunning voor werken" : de vergunning bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie;12° "Maximumkosten" : de kosten die worden bepaald overeenkomstig bijlage I bij dit besluit;13° "Rusthuis" : de voorziening voor bejaarden bedoeld in artikel 2, 4, c, van de ordonnantie;14° "Kortverblijf" : de voorziening voor bejaarden bedoeld in artikel 2, 4, f, van de ordonnantie;15° "Centrum voor nachtopvang" : de voorziening voor bejaarden bedoeld in artikel 2, 4, g, van de ordonnantie;16° "Investeringswaarborg" : de waarborg bedoeld in artikel 26 van de ordonnantie;17° "Financier" : een kredietinstelling in het bezit van de vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de hiermee verbonden vennootschappen in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, en elke andere kredietinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Unie en die, overeenkomstig Titel III van de voormelde wet van 22 maart 1993, haar activiteiten op het Belgische grondgebied kan uitoefenen;18° "Ambtenaren" : de ambtenaren, stagiairs en contractuele personeelsleden van de administratie die aangesteld zijn bij de dienst infrastructuur en/of bij de inspectiedienst.

Art. 2.Onverminderd de voorwaarden bepaald in artikel 22, § 1, eerste lid, van de ordonnantie, moet de bouwheer, aanvrager, om een investeringssubsidie of een gebruikssubsidie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie voor de bouw, uitbreiding, verbouwing of uitrusting van een voorziening : 1° eigenaar zijn van of genieten van een erfpacht op het terrein waarop een voorziening zal worden gebouwd of verbouwd of, indien de subsidie wordt aangevraagd in het kader van een leasingcontract of een promotieovereenkomst, een recht van opstal toekennen aan de ontwerper voor de duur van het contract, houdende verplichting voor deze laatste aan de bouwheer een gebruiksrecht of een erfpacht op de gebouwde of verbouwde voorziening te verlenen voor de duur van het contract, met als doel dat de bouwheer eigenaar ervan wordt op het einde van het contract;2° bewijzen en er zich toe verbinden dat de voorziening zal voldoen aan de voorwaarden voor de inrichting en de uitrusting vereist door de erkenningsnormen, overeenkomstig artikel 11, § 1, van de ordonnantie, en door de bepalingen van zowel de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen als het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 21 november 2006 tot goedkeuring van de Titels I tot VIII van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, van toepas-sing op het volledige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° voldoen aan de regels bepaald door dit besluit betreffende het indienen van de aanvragen, het onderzoek van de dossiers, de goedkeuring door de Ministers van het bouwproject en van het bestek, de uitvoering van de werken, de ordonnancering en de vereffening van de subsidies;4° zich verbinden om het sociaal karakter van zijn voorziening te handhaven : a) indien het gaat om een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, dan zullen hier bij voorrang bejaarde personen opgenomen worden die niet over voldoende geldmiddelen beschikken om zelf de volledige verblijfskost te betalen;b) gaat het om een in artikel 22, § 1, eerste lid, van de ordonnantie bedoelde private rechtspersoon, of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, dan mag ze geen personen weigeren omdat zij niet over voldoende geldmiddelen beschikken om de volledige verblijfskost te betalen wanneer de opne-ming van die personen is gewaarborgd door een verbintenis aangegaan door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Art. 3.De regels met betrekking tot de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, via een investeringssubsidie of een gebruikssubsidie, voor de bouw, de uitbreiding, de verbouwing of de uitrusting van een voorziening worden door dit besluit bepaald.

Het leasingcontract of de promotieovereenkomst verplicht de ontwerper de in het eerste lid bedoelde regels na te leven.

TITEL II. - Gemeenschappelijke Procedure goedkeuring van het voorontwerp, van het ontwerp en van de gunning van overheidsopdrachten HOOFDSTUK I Voorwaarden om voor subsidies in aanmerking te komen

Art. 4.Komen in aanmerking voor een investeringssubsidie de aanvragen van een voorziening die, naargelang het geval, een vergunning voor werken of een specifieke vergun-ning tot ingebruikneming en exploitatie heeft verkregen en waarvan de financiële raming voor de geplande werken en leveringen lager is dan 250.000 euro, exclusief BTW, of waarvan de financiële raming voor de geplande werken en leveringen hoger is dan 250.000 euro, exclusief BTW, maar waarvoor de ministers beslist hebben een belofte tot financiële tegemoetkoming, bedoeld in artikel 5, laatste lid, toe te kennen.

Komen in aanmerking voor een gebruiks-subsidie de aanvragen van een voorziening die, naargelang het geval, een vergunning voor werken of een specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie heeft verkregen en waarvan de financiële raming voor de geplande werken, leveringen en diensten gelijk is aan of hoger is dan 250.000 euro, exclusief BTW. HOOFDSTUK II. - Voorontwerp

Art. 5.Na, naargelang het geval, de vergunning voor werken of de specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie te hebben verkregen, dient de bouwheer het dossier "Voorontwerp" in drie exemplaren bij het bestuur in.

Dit dossier is als volgt samengesteld : 1° de administratieve bescheiden : a) de beraadslaging van de bouwheer;in het geval van een ondergeschikt bestuur wordt deze beraadslaging door de toezichthoudende overheid goedgekeurd; b) de verplichtingen en verbintenissen voorzien in artikel 2;c) de stedenbouwkundige vergunning;d) het advies van de brandweer;2° de plannen : a) de plannen op schaal 1/100e, per verdieping en van het geheel, dit wil zeggen de bouw en verbouwde oppervlakten alsook de niet-verbouwde bestaande oppervlakten;b) de plannen van de verschillende niveaus, de gevelaanzichten en de hoofddoorsneden op 1 of 2 procent, waaruit onder meer blijkt dat de toegankelijkheid van de gebouwen, zowel binnen als buiten, voor personen met een handicap in acht werd genomen;3° de volgende technische informatie : a) de lijst van de brutobouwoppervlakten per verdieping;b) de geotechnische proeven;c) de tabel met de oppervlakte van de vensters;d) de uitvoerige beschrijving van het werkingsprincipe van de verlichting en van het oproepsysteem;e) de uitvoerige beschrijving van de verschillende soorten kamers voorzien van voldoende afmetingen, met meubilair en berekening van de oppervlakte;f) de uitvoerige beschrijving van de gemeenschappelijke badkamers voorzien van voldoende afmetingen;g) de technische uitrusting room by room;h) de planning van de werken;i) de oppervlakte van de gemeenschappelijke leefruimtes;j) een technische nota over de maatregelen rond primaire preventie tegen de veteranenziekte;4° een uitvoerige raming van de kosten voor de geplande werken, per projectfase alsook de lijst en de ramingen van de overheidsopdrachten die apart gegund zullen worden;5° per overheidsopdracht een technische nota die de bouwtechnieken en de verschillende te nemen schikkingen beschrijft, het te gebruiken materiaal en de te voorziene installaties aanduidt en waaruit blijkt dat de energieprestatie van de gebouwen in acht werd genomen;6° een kopie van de beslissing van het Verenigd College houdende, desgevallend, de vergunning voor werken of de specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie, overeenkomstig artikel 6 of artikel 9 van de ordonnantie. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier "Voorontwerp" stuurt het bestuur aan de bouwheer ofwel een bevestiging van ontvangst indien het dossier volledig is, ofwel een bericht waarbij hij verzocht wordt zijn dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld.

Binnen vier maanden na de verklaring van volledigheid van het dossier delen de Ministers aan de bouwheer hun beslissing over de goedkeuring van het voorontwerp mee en formuleren, in voorkomend geval, opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien. Zij stellen de kalender van de procedure tot gunning van de overheidsopdracht vast.

Bovendien kennen de Ministers, in de in het vorige lid bedoelde betekening, de principiële belofte tot financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toe en bepalen het maximumbedrag van de subsidie in geval van nieuwe gebouwen en de oppervlakte die in aanmerking komt voor subsidiëring in geval van uitbreidingen van bestaande gebouwen, wetende dat de totale bruto-oppervlakte nooit de 60 m2 per bed mag overschrijden. Zij stellen de planning van de werken vast. HOOFDSTUK III Ontwerpen en gunning van de overheidsopdrachten Afdeling 1. - Ontwerpen

Art. 6.§ 1. De ontwerpen stemmen overeen met het voorontwerp.

Het dossier "Ontwerp" wordt in drie exemplaren bij het bestuur ingediend.

Dit dossier wordt als volgt samengesteld : 1° de beraadslaging van de bouwheer;in het geval van een ondergeschikt bestuur wordt deze beraadslaging door de toezichthoudende overheid goedgekeurd; 2° de algemene plannen en alle detailplannen die noodzakelijk zijn voor het goede begrip van de kunstwerken en waaruit blijkt dat de toegankelijkheid van de gebouwen, zowel binnen als buiten, voor personen met een handicap in aanmerking werd genomen;3° het bijzonder bestek dat opgemaakt is op basis van de type bestekken van de Federale Overheidsdienst Openbare werken en dat de gunningsvoorwaarden van de opdracht omvat alsook de uitvoeringsvoorwaarden van de opdracht, de technische beschrijvingen van de werken en leveringen waaruit onder meer blijkt dat de energieprestatie van de gebouwen in acht werd genomen, de beschrijvende opmetingsstaat, het model van inschrijving, het model van samenvattende opmetingsstaat of het model van inventaris. Voor de wijze van prijsvaststelling legt het bijzonder bestek de overeenkomst tegen forfaitaire prijs op, behoudens toestemming van de Ministers. 4° het ramend bestek dat opgesteld is per artikel van de samenvattende opmetingsstaat of de inventaris; § 2. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier "Ontwerp" stuurt het bestuur aan de bouwheer ofwel een bevestiging van ontvangst indien het dossier volledig is, ofwel een bericht waarbij hij verzocht wordt zijn dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Indien de aanvraag een ontwerp betreft dat in aanmerking komt voor de investeringssubsidie, dan delen de Ministers aan de bouwheer hun beslissing over de goedkeuring van het ontwerp mee, binnen twee maanden na de verklaring van volledigheid van het dossier. Zij formuleren, in voorkomend geval, opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien en kennen de vaste belofte van financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toe. De belofte verleent een subjectief recht op de uitbetaling van de subsidie als voldaan wordt aan alle voorwaarden bedoeld in dit besluit. § 4. Indien de aanvraag een ontwerp betreft dat in aanmerking komt voor de gebruikssubsidie, dan kan het bestuur het advies van een of meerdere externe deskundigen inwinnen.

De externe deskundigen kunnen bijkomende informatie aan de bouwheer vragen.

De adviezen van de externe deskundigen worden aan het bestuur bezorgd binnen de maand na de adviesaanvraag.

Binnen drie maanden na de verklaring van volledigheid van het dossier bedoeld in § 2, delen de Ministers aan de bouwheer hun eventuele princiepsakkoord inzake de toekenning van een gebruikssubsidie mee en formuleren, in voorkomend geval, opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien. Zij bepalen het maximum toegelaten bedrag voor de gebruikssubsidie. Afdeling 2. - Gunning van de opdrachten

Art. 7.§ 1. Indien overeenkomstig de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, mag worden afgeweken van de algemene regel dat overheidsopdrachten worden gegund bij aanbesteding of offerteaanvraag, dient vóór de aanvang van de gunningsprocedure hiervoor het akkoord van de Ministers te worden bekomen. § 2. Het dossier met betrekking tot de overheidsopdracht wordt door de bouwheer in drie exemplaren bij het bestuur ingediend.

Dit dossier wordt als volgt samengesteld : 1° het bijzonder bestek, het ramend bestek en de plannen die als basis dienden voor de overheidsopdracht;2° de bewijzen van publiciteit;3° de ingediende inschrijvingen en de bijlagen ervan;4° het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen en het verslag van de ontwerper over de gunning van de overheidsopdracht;5° de gemotiveerde beraadslaging waarin de bouwheer de geselecteerde inschrijver aanduidt;in het geval van een ondergeschikt bestuur wordt deze beraadslaging door de toezichthoudende overheid goedgekeurd; 6° de samenvattende opmetingsstaat of de inventaris opgemaakt door de geselecteerde inschrijver;7° indien de aanvraag een ontwerp betreft waarvoor de bouwheer een gebruikssubsidie kan genieten, dan omvat het dossier, naast de voormelde documenten, het ontwerp van contract dat moet gesloten worden tussen de bouwheer en de geselecteerde inschrijver. § 3. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier bedoeld in § 2, stuurt het bestuur aan de bouwheer ofwel een bevestiging van ontvangst indien het dossier volledig is, ofwel een bericht waarbij hij verzocht wordt zijn dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld.

Binnen twee maanden na de verklaring van volledigheid van het dossier delen de ministers aan de bouwheer hun beslissing over de goedkeuring van de overheidsopdracht mee en formuleren, in voorkomend geval, opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien. § 4. Indien de aanvraag een ontwerp betreft dat in aanmerking komt voor de investeringssubsidie, dan bepalen de Ministers, in de in § 3, tweede lid, bedoelde betekening het definitieve bedrag van de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, overeenkomstig artikel 23 van de ordonnantie.

Indien de aanvraag een ontwerp betreft dat in aanmerking komt voor de gebruikssubsidie, dan bepalen de Ministers het maximumbedrag van de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, genaamd het totale subsidieerbare bedrag, overeenkomstig artikel 23 van de ordonnantie. HOOFDSTUK IV. - Uitvoering van de overheidsopdrachten Afdeling 1. - Bevel tot aanvang der werken

of tot uitvoering der leveringen

Art. 8.Het toezicht op de uitvoering van de opdrachten wordt door de ambtenaren verricht.

Art. 9.§ 1. Indien de aanvraag een ontwerp betreft dat in aanmerking komt voor de investeringssubsidie, dan mag het bevel tot aanvang der werken of tot uitvoering der leveringen niet gegeven worden vooraleer de vaststelling van het definitieve bedrag van de subsidie, bedoeld in artikel 7, § 4, eerste lid, werd betekend.

Aan het bestuur wordt een afschrift van dit bevel bestemd voor de geselecteerde inschrijver bezorgd. § 2. Indien de aanvraag een ontwerp betreft dat in aanmerking komt voor de gebruikssubsidie, dan moet de bouwheer het bevel tot aanvang der werken of tot uitvoering der leveringen geven met betrekking tot het ontwerp, binnen de twee jaar na de datum van het princiepsakkoord van de Ministers, bedoeld in artikel 6, § 4, vierde lid, over het ontwerp in kwestie. Is dit niet het geval, dan vervalt het akkoord van de Ministers. Na het bevel tot aanvang der werken of tot uitvoering der leveringen te hebben gegeven, bezorgt de bouwheer onmiddellijk aan het bestuur een afschrift van het bevel of van de bestelling. § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2, kunnen de Ministers, op basis van een gemotiveerd verzoek, de dringende uitvoering van werken of de dringende aankoop van uitrustingen toelaten, zonder te wachten op de vaststelling van het definitieve bedrag van de subsidie. Afdeling 2. - Vorderingsstaten

Art. 10.Op het einde van iedere maand stelt de ontwerper een vorderingsstaat van de uitvoering van de overheidsopdracht in twee exemplaren op, overeenkomstig de in bijlage II bij dit besluit bedoelde modellen.

De documenten worden door de geselecteerde inschrijver of zijn gemachtigde en de bouwheer medeondertekend voor akkoord. Afdeling 3. - Wijzigingen aan de overheidsopdrachten

die in uitvoering zijn

Art. 11.De wijzigingen aan de overheidsopdrachten die in uitvoering zijn, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de investeringssubsidie of de gebruikssubsidie.

Indien wijzigingen of bijkomende werken echter noodzakelijk bleken tijdens de uitvoering van de opdracht, dan kunnen ze in aanmerking genomen worden voor zover ze vooraf door de Ministers werden toegestaan en ze de maximumkosten niet overschrijden. Afdeling 4. - Uitvoeringstermijn

Art. 12.Termijnverlengingen moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijke aanvraag van de geselecteerde inschrijver en van een beraadslaging van de bouwheer. De onderbrekingen moeten het voorwerp uitmaken van schriftelijke bevelen tot stopzetting en tot hervatting. Afdeling 5. - Oplevering

Art. 13.De bouwheer gaat over tot de oplevering tegen de voorwaarden die worden voorgeschreven door het algemeen bestek. Het bestuur wordt ten minste vijf dagen vóór de voor de oplevering vastgestelde datum ingelicht.

TITEL III. - INVESTERINGSSUBSIDIES HOOFDSTUK I. - Vereffening van de subsidies Afdeling 1. - Overheidsopdrachten van werken

Art. 14.Voor zover de nodige kredieten beschikbaar zijn, worden er voorschotten op de subsidie uitgekeerd naar rato van het over-eenkomstig artikel 23 van de ordonnantie toegekende percentage en dit tot beloop van uitvoering van negen tienden van de werken, op maandelijkse voorlegging van de vorderingsstaten, volgens de regels bepaald in artikel 10. Het bestuur berekent de voorschotten binnen de maand na de voorlegging van de vorderingsstaten.

Art. 15.Wanneer de werken voltooid en opgeleverd zijn, wordt het totaalbedrag van de subsidie bepaald overeenkomstig artikel 18, in functie van de eindafrekening van het bedrijf, bedoeld in artikel 17.

De ministers keuren het totaalbedrag goed dat het bestuur binnen de zes maanden na de voorlegging van het volledige dossier met betrekking tot de eindafrekening van de aanneming vaststelt.

Voor zover de nodige kredieten beschikbaar zijn, wordt het saldo van de subsidie binnen de maand van de ministeriële goedkeuring aan de bouwheer uitbetaald. Afdeling 2. - Overheidsopdrachten van werken van gering belang en

overheidsopdrachten van leveringen

Art. 16.Voor de overheidsopdrachten van werken van minder dans 50.000 euro, exclusief BTW, en de overheidsopdrachten van leveringen wordt de subsidie in één keer uitbetaald, binnen de maand na voorlopige oplevering, voorlegging van de eindafrekening bedoeld in artikel 17 en akkoord van het Rekenhof.

Voor de leveringen waarvan het bedrag de 50.000 euro, exclusief BTW, overschrijdt, maar lager is dan 100.000 euro, exclusief BTW, kan de subsidie echter in twee keer worden uitbetaald. HOOFDSTUK II. - Eindafrekening van de aanneming

Art. 17.De bouwheer dient het dossier "Eindafrekening van de aanneming" in drie exemplaren bij het bestuur in.

Dit dossier wordt als volgt samengesteld : 1° het proces-verbaal van de voorlopige oplevering;2° een tabel tot vaststelling van het totaalbedrag dat verschuldigd is, overeenkomstig het in bijlage II bij dit besluit bedoelde model 1;3° de bewijsstukken en afrekeningen vermeld in de onder 2 bedoelde tabel;4° een samenvattende tabel van de vorderingsstaten, overeenkomstig het in bijlage II bij dit besluit bedoelde model 3;5° een tabel met de rechtvaardiging van de uitvoeringstermijn en de bijlagen ervan, overeenkomstig het in bijlage II bij dit besluit bedoelde model 4;6° desgevallend, de factuur betreffende de geotechnische proeven;7° desgevallend, de facturen betreffende de aansluitingen op het water-, gas- en elektriciteitsnet. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de aanneming dat in aanmerking komt voor de investeringssubsidie

Art. 18.De kostprijs van de werken, leveringen en prestaties die in aanmerking komt voor de investeringssubsidie, overeenkomstig artikel 24, eerste lid, 3, van de ordonnantie, omvat de volgende posten : 1° het totaalbedrag dat verschuldigd is aan de aannemer en dat voortvloeit uit de in artikel 17, eerste lid, 2, bedoelde tabel, na aftrek van de eventuele niet-subsidieerbare posten van de inschrijving en van de verrekeningen en wijzigingen die niet zijn aanvaard;2° de contractuele herzieningen voortvloeiend uit de schommelingen van de lonen en sociale lasten alsook van de materialen die het gevolg zijn van de toepassing van goedgekeurde formules;3° de belasting over de toegevoegde waarde berekend op 1 en 2 samen;4° de algemene kosten, die forfaitair zijn vastgesteld op 10 % van het totaal van de bedragen bedoeld in 1 tot 3;5° de kostprijs van de eventuele geotechnische proeven;6° de kostprijs van de eventuele water-, gas- en elektriciteitsaansluitingen voor zover ze werden verricht door de distributiemaatschappijen. In voorkomend geval wordt het bedrag van de werken waarvan de aanbesteding niet overeen-stemt met de gegevens van het voorontwerp of van het ontwerp afgetrokken van het in aanmerking komende bedrag.

TITEL IV. - GEBRUIKSSUBSIDIE HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 19.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten en volgens de procedure bepaald in dit besluit beslissen de Ministers jaarlijks over de toekenning van een gebruikssubsidie aan de bouwheer om zijn project uit te voeren. Deze beslissing kan gedurende twintig opeenvolgende jaren genomen worden.

Voor de gebruikssubsidieaanvragen die de volgende jaren worden ingediend voor een project dat reeds het voorwerp uitmaakte van de toekenning van een gebruikssubsidie toegelaten door de Ministers, kunnen de Ministers de beslissingsbe-voegdheid inzake de toekenning of niet van een gebruikssubsidie delegeren aan het bestuur.

De gebruikstoelage kan enkel bestemd worden voor het dekken van de werken waarvoor de subsidie is toegekend.

Art. 20.Uiterlijk drie maanden vóór de aanvang van de werken waarop het project betrekking heeft, kan de bouwheer een wijziging van het akkoord van de ministers, bedoeld in artikel 6, § 4, vierde lid, vragen.

Voor de uitgaven, die omwille van hun uitzonderlijke en noodzakelijke karakter, niet in aanmerking konden worden genomen vóór de aanvang van de werken en die tijdens de werken noodzakelijk blijken, kan de bouwheer een wijziging van het akkoord van de Ministers, bedoeld in artikel 6, § 4, vierde lid, vragen.

Deze aanvragen tot wijziging worden omstandig gemotiveerd; ze bevatten de gewijzigde documenten ten opzichte van de oorspronkelijke aanvraag.

De aanvraag wordt per aangetekende brief aan het bestuur verstuurd.

Art. 21.Binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het bestuur aan de bouwheer een bevestiging van ontvangst en vermeldt hierbij of de aanvraag volledig is. Is dit niet het geval, dan deelt het bestuur aan de bouwheer mee welke documenten ontbreken.

Binnen twee maanden na de verklaring van volledigheid van het dossier delen de Ministers aan de bouwheer hun beslissing mee inzake de goedkeuring van de vraag tot wijziging van het princiepsakkoord over het project en inzake het bepaalde totale subsidieerbare bedrag naar aanleiding van de wijziging van het oorspronkelijke princiepsakkoord.

Onverminderd artikel 9, § 3, indien de bouwheer, binnen het kader van een bepaald project, reeds het bevel tot aanvang der werken of tot uitvoering der leveringen heeft gegeven zonder het akkoord van de Ministers over de aanvraag tot wijziging van het akkoord, bedoeld in artikel 6, § 4, vierde lid, dan komt het project in kwestie niet meer in aanmerking voor de gebruikssubsidie.

Zelfs in het geval van een gewijzigd princiepsakkoord moeten de werken binnen de twee jaar na de datum van het oorspronkelijke princiepsakkoord zijn aangevat. Is dit niet het geval, dan vervalt het gewijzigde princiepsakkoord. De bouwheer brengt het bestuur onmiddellijk op de hoogte van de aanvang van de werken. HOOFDSTUK II. - Bedrag van de gebruikssubsidie

Art. 22.§ 1. De kosten voor de werken, leveringen, prestaties en de financiering ervan, die in aanmerking komen voor de gebruikssubsidie, overeenkomstig artikel 24, eerste lid, 3, van de ordonnantie, zijn berekend overeenkomstig § 2. § 2. De posten, die in aanmerking komen voor de berekening van het totaal subsidieerbaar bedrag, zijn de volgende : 1° het totaalbedrag dat verschuldigd is aan de geselecteerde inschrijver, na aftrek van de eventuele niet-subsidieerbare posten en van de wijzigingen die niet zijn aanvaard;2° de contractuele herzieningen voortvloeiend uit de schommelingen van de lonen en sociale lasten alsook van de materialen die het gevolg zijn van de toepassing van goedgekeurde formules;3° de belasting over de toegevoegde waarde berekend op 1 en 2 samen;4° de algemene kosten, die forfaitair zijn vastgesteld op 10 % van het totaal van de bedragen bedoeld in 1, 2 en 3. § 3. Het maximumbedrag van de gebruikssubsidie die in een bepaald jaar kan worden toegekend, wordt berekend op basis van het totale bedrag van de toegelaten posten bedoeld in § 2, rekening houdend met een terugbetalingsperiode van 20 jaar met constante annuäteiten mits toepassing van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld A : maximumbedrag van de gebruikssub-sidie die in een bepaald jaar kan worden toegekend;

K : totaal subsidieerbaar bedrag, bedoeld in artikel 7, § 4, in voorkomend geval herzien overeenkomstig artikel 21; r : de referentierentevoet. § 4. De referentierentevoet, bedoeld in § 3, is deze die van toepassing is op de datum waarop de bouwheer het bevel geeft om de werken, bedoeld in artikel 9, § 2, op te starten. De Ministers bepalen, minstens eenmaal per jaar, de referentierentevoet. HOOFDSTUK III. - Eindafrekening van de aanneming

Art. 23.Wanneer de werken voltooid en opgeleverd zijn, wordt het totaalbedrag van de gebruikssubsidie bepaald overeenkomstig artikel 22, in functie van de eindafrekening van de aanneming, bedoeld in artikel 24.

De Ministers keuren het totaalbedrag goed dat het bestuur binnen de zes maanden na de voorlegging van het volledige dossier met betrekking tot de eindafrekening van de aanneming vaststelt.

Art. 24.De bouwheer dient het dossier "Eindafrekening van de aanneming" in drie exemplaren bij het bestuur in.

Dit dossier wordt als volgt samengesteld : 1° het proces-verbaal van de voorlopige oplevering;2° een tabel tot vaststelling van het totaalbedrag dat verschuldigd is, overeenkomstig het in bijlage II bedoelde model 1;3° de bewijsstukken en afrekeningen vermeld in de onder 2 bedoelde tabel;4° een tabel met de rechtvaardiging van de uitvoeringstermijn en de bijlagen ervan, overeenkomstig het in bijlage II bedoelde model 4;5° desgevallend, de factuur betreffende de geotechnische proeven;6° desgevallend, de facturen betreffende de aansluitingen op het gas-, water- en elektriciteitsnet. HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de gebruikssubsidie Afdeling 1. - Dossier aanvraag van de gebruikssubsidie

Art. 25.Na ontvangst van het principeakkoord van de Ministers bedoeld in artikel 6, § 4, vierde lid, of, in voorkomend geval, het akkoord van de Ministers aangaande de wijziging van het aanvankelijke principeakkoord, bedoeld in artikel 21, en ten vroegste één jaar na de aanvang der werken, kan de opdrachtgever bij het bestuur een eerste aanvraag indienen tot toekenning van een gebruikssubsidie.

De aanvragen worden jaarlijks ingediend. Ze worden door de opdrachtgever per aangetekende brief verstuurd naar het bestuur.

Art. 26.Het aanvraagdossier voor een gebruikssubsidie omvat de volgende documenten : 1° het verslag van de vergadering van de bevoegde bestuursorganen van de Opdrachtgever, waarin melding wordt gemaakt van de beslissing om een gebruikssubsidie aan te vragen voor het jaar in kwestie;2° een kopie van het contract dat werd gesloten tussen de Opdrachtgever en de geselecteerde inschrijver;3° een verslag van de Opdrachtgever met betrekking tot de functionele, fysische en bouwtechnische aspecten, met vermelding van eventuele wijzigingen ten opzichte van het dossier van het project, bedoeld in artikel 6;4° een verslag over de vordering der werken;5° de informatie bedoeld in artikel 24, tweede lid;6° tijdens de periode volgend op de ingebruikname van de betrokken infrastructuur, een rapport betreffende alle eventuele wijzigingen in vergelijking met de dossiers « as-built »;7° tijdens de periode volgend op de ingebruikname van de betrokken infrastructuur, een rapport betreffende de conformiteit van de betrokken infrastructuur in vergelijking met de doelstellingen en de prestatievereisten die zijn omschreven in het speciale lastenboek. Binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het Bestuur een ontvangstbewijs naar de Opdrachtgever, waarin wordt aangegeven of het aanvraagdossier al dan niet volledig is. Als het niet volledig is, deelt het Bestuur de Opdrachtgever mee welke elementen ontbreken.

Indien de Opdrachtgever reeds eerder een aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie indiende, moeten de reeds eerder aan het Bestuur bezorgde documenten niet opnieuw worden gevoegd bij de aanvragen die in de volgende jaren worden ingediend. Afdeling 2. - Na uitvoering van de werken

Art. 27.§ 1. Indien het gaat om een nieuwbouw ter vervanging van een rusthuis of om de verbouwing van een rusthuis zonder capaciteitsuitbreiding, wordt een norm inzake de bezettingsgraad toegepast voor de aanvragen tot toekenning van een gebruikssubsidie die worden ingediend na het eerste volledige jaar na de ingebruikname van de desbetreffende infrastructuur.

Om het in artikel 22, § 3, bedoelde bedrag van de gebruikssubsidie te bekomen, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 85 % van het aantal erkende bedden van het voorlaatste kalenderjaar voorafgaand aan de datum van het principeakkoord bedoeld in artikel 6, § 4, vierde lid, of van het gewijzigd principeakkoord bedoeld in artikel 21. § 2. In het geval van een nieuwbouw of een uitbreiding van een rusthuis, wordt voor de aanvragen tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het tweede volledige jaar na de ingebruikname van de desbetreffende infrastructuur, een norm toegepast zoals vastgelegd in de volgende leden.

Voor de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het tweede volledige jaar na de ingebruikname, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 70 % bedragen van de capaciteit die werd vastgelegd in de specifieke vergunning tot ingebruikname en uitbating, om het bedrag van de gebruikssubsidie te bekomen zoals bedoeld in artikel 22, § 3.

Voor de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het derde volledige jaar na de ingebruikname, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 85 % bedragen van de capaciteit die werd vastgelegd in de specifieke vergunning tot ingebruikname en uitbating, om het bedrag van de gebruikstoelage te bekomen zoals bedoeld in artikel 22, § 3. § 3. De gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de jaarlijkse aanvraag van de gebruikssubsidie is het totaal aantal aanwezig-heidsdagen, aan de bewoners gefactureerd per kalenderjaar, gedeeld door 365 en gedeeld door het aantal bedden of plaatsen vastgelegd in de specifieke vergunning tot ingebruikname en uitbating, berekend op basis van de gegevens van het laatste kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag. § 4. Indien de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag lager ligt dan de bezettingspercentages bedoeld in §§ 1, 2 en 3, wordt het bedrag van de gebruikssubsidie prorata verminderd volgens de regel van drie.

Art. 28.§ 1. In het geval van een nieuwbouw of uitbreiding van bedden voor kortverblijf of een centrum voor nachtopvang, wordt voor de aanvragen tot toekenning van een gebruikssubsidie ingediend na het tweede volledige jaar na de ingebruikname van de desbetreffende infrastructuur, een norm toegepast zoals vastgelegd in de volgende leden.

Voor de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het tweede volledige jaar na de ingebruikname, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 30 % bedragen van de capaciteit die werd vastgelegd in de specifieke vergunning tot ingebruikname en uitbating, om het bedrag van de gebruikssubsidie te bekomen zoals bedoeld in artikel 22, § 3.

Voor de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het derde volledige jaar na de ingebruikname, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 40 % bedragen van de capaciteit die werd vastgelegd in de specifieke vergunning tot ingebruikname en uitbating, om het bedrag van de gebruikssubsidie te bekomen zoals bedoeld in artikel 22, § 3.

Voor de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het vierde volledige jaar na de ingebruikname, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 50 % bedragen van de capaciteit die werd vastgelegd in de specifieke vergunning tot ingebruikname en uitbating, om het bedrag van de gebruikssubsidie te bekomen zoals bedoeld in artikel 22, § 3. § 2. Indien het gaat om een nieuwbouw ter vervanging of om de verbouwing zonder capaciteitsuitbreiding van bedden voor kortverblijf of een centrum voor nachtopvang, wordt voor de aanvragen tot toekenning van een gebruikssubsidie die worden ingediend na het eerste volledige jaar na de ingebruikname van de desbetreffende infrastructuur, een norm toegepast zoals vastgelegd in de volgende leden.

Voor de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het eerste volledige jaar na de ingebruikname van de desbetreffende infrastructuur, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 30 % bedragen om het bedrag van de gebruikssubsidie te bekomen zoals bedoeld in artikel 22, § 3.

Voor de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, ingediend na het tweede volledige jaar na de ingebruikname van de desbetreffende infrastructuur, moet de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag minstens 50 % bedragen om het bedrag van de gebruikssubsidie te bekomen zoals bedoeld in artikel 22, § 3. § 3. De gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag is het totaal aantal aanwezigheidsdagen, aan de bewoners gefactureerd per kalenderjaar, gedeeld door 365 en gedeeld door het aantal wooneenheden, berekend op basis van de gegevens van het laatste kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag.

Er wordt geen rekening gehouden met de aanwezigheidsdagen van gebruikers die, na hun opname in een bed voor kortverblijf of in een centrum voor nachtopvang, zonder tussenperiode worden opgenomen in het rusthuis waarin of in de buurt waarvan het bed voor kortverblijf of het centrum voor nachtopvang is ingericht. § 4. Indien de gemiddelde bezettingsgraad bij de indiening van de aanvraag lager ligt dan de in de §§ 1 en 2 bedoelde bezettingspercentages wordt het bedrag van de gebruikssubsidie prorata verminderd volgens de regel van drie.

Art. 29.De Ministers kunnen, in het kader van een aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie, mits een gemotiveerd en omstandig verzoek van de Opdrachtgever, na het advies van de Inspectie van Financiën en mits het akkoord van de met de Begroting belaste Ministers, een afwijking van de in artikelen 27 en 28 vermelde bezettingspercentages toestaan. De Ministers kunnen die afwijking enkel toestaan wegens uitzonderlijke omstandigheden buiten de wil van de opdrachtgever. De beslissing van de Ministers om een afwijking toe te staan, heeft uitsluitend betrekking op de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie van het jaar in kwestie.

De aanvraag tot afwijking zoals bedoeld in het eerste lid, wordt ten laatste ingediend samen met de aanvraag tot toekenning van een gebruikssubsidie.

De Ministers brengen jaarlijks verslag uit aan het Verenigd College over de afwijkingen die ze krachtens het eerste lid hebben toegestaan tijdens het afgelopen jaar.

Art. 30.Het bestuur voert de betaling uit van de gebruikssubsidie aan de Opdrachtgever binnen de dertig dagen na de beslissing van de Ministers, bedoeld in artikel 19.

TITEL V. - INVESTERINGSWAARBORG HOOFDSTUK I.- Algemene bepalingen

Art. 31.Het College kan de waarborg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verlenen voor de terugbetaling van leningen, aangegaan voor de financiering van de kosten bedoeld in artikel 22, §§ 3 en 4, van de ordonnantie, binnen de beperkingen bepaald door artikel 26 van de ordonnantie.

Bovendien kan de gezamenlijke toepassing van de bepalingen van het eerste lid en van artikel 7, § 4, niet leiden tot tussenkomsten die de maximale kostprijs van de werken overschrijden.

Art. 32.De leningen waarop de investeringswaarborg betrekking heeft, moeten door de opdrachtgever aangegaan zijn bij een financier.

De duur van de gewaarborgde leningen wordt bepaald door de duur van de investeringen waarop deze betrekking hebben, en mag in geen geval meer dan dertig jaar bedragen.

De waarborg kan slechts worden toegekend voor zover uit voorzichtige voorspellingen blijkt dat het project reële kansen maakt op financieel succes.

Bovendien kan de waarborg enkel worden toegekend indien : 1° de opdrachtgever, private rechtspersoon bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, van de ordonnantie, er zich mee akkoord verklaart om, op eenvoudig verzoek van het Bestuur, een conventionele hypotheek af te sluiten ten gunste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, of om de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypothecair mandaat te verstrekken voor de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft;2° de financier zich akkoord verklaart met een pari passu-clausule tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de financier voor de opbrengst van de verkoop van het goed, die de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en/of de financier toekomt. Die pari passu-clausule wordt toegepast wanneer de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de financier een hypotheek hebben genomen op de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft, en deze onroerende goederen het voorwerp van een gedwongen verkoop uitmaken. 3° de financier er zich mee akkoord verklaart om voor de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gewaarborgde lening geen andere waarborgen te nemen dan een hypotheek of een hypothecair mandaat op de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft.

Art. 33.Onverminderd de grenzen opgesomd in artikel 26 van de ordonnantie, heeft de investeringswaarborg betrekking op het saldo van het uitstaand bedrag van de lening en op de verschuldigde renten, met uitzondering van de achterstalligheidsrente en de tussentijdse rente.

De betaling van de waarborg door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ontlast de Opdrachtgever niet. Bij betaling van de waarborg beschikt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie over een integraal verhaalrecht tegenover de opdrachtgever. Door de betaling van de waarborg wordt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gesubrogeerd in de rechten van de financier, maar ze kan daarbij slechts aanspraak maken op de waarborgen waarover de financier beschikt ten opzichte van de opdrachtgever voor andere leningen dan die welke gewaarborgd zijn door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie na vereffening van alle andere schulden dan de lening die werd gewaarborgd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. HOOFDSTUK II. - Principeakkoord

Art. 34.De aanvraag tot toekenning van een principeakkoord aangaande de investeringswaarborg kan door de opdrachtgever ten vroegste worden ingediend bij de aanvraag tot goedkeuring van het ontwerp, bedoeld in artikel 6. De aanvraag wordt gericht aan het Bestuur bij een ter post aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs afgegeven aan de gemachtigde ambtenaar.

De aanvraag tot het verkrijgen van een principeakkoord aangaande de investeringswaarborg omvat de volgende bescheiden : 1° het verslag van de vergadering van de bevoegde organen van de Opdrachtgever, waarin melding wordt gemaakt van de beslissing tot aanvraag van een principeakkoord voor de investeringswaarborg;2° het financieel plan van het project waaruit blijkt dat de uitbating minstens de uitgaven dekt en borg staat voor voldoende terugbetalingscapaciteit;3° de eigendomstitel van de grond waarop het bouwwerk zal worden opgetrokken of ingericht of, indien de opdrachtgever over een zakelijk recht beschikt, een kopie van de overeenkomst die de grondslag vormt voor het zakelijk recht;4° een verklaring van de opdrachtgever waarbij wordt gepreciseerd of de goederen waarvan hij eigenaar is, al dan niet zijn bezwaard met (een) hypothecair(e) manda(a)t(en) en, a fortiori, (een) hypothecaire inschrijving(en).In elk geval dient bij de aanvraag een hypothecair attest te worden toegevoegd; 5° op vraag van het Bestuur voegt de Opdrachtgever een door een vastgoedexpert opgestelde schatting toe van de handelswaarde van alle goederen waarvan hij eigenaar is;6° wanneer de opdrachtgever een private rechts-persoon bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, van de ordonantie is, een verklaring waarin deze zich ermee akkoord verklaart om, op eenvoudig verzoek van het Bestuur, een conventionele hypotheek af te sluiten ten gunste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, of om de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie een hypothecair mandaat te verstrekken voor al zijn onroerende goederen, ten belope van het door de Commissie bepaalde bedrag.7° een verklaring van de financier waarbij deze zich akkoord verklaart met een pari passu-regeling zoals bedoeld in artikel 32, vierde lid, 2, met toelichting van de modaliteiten van de pari passu-regeling zoals die wordt voorgesteld door de financier.

Art. 35.Het Bestuur controleert of de aanvraag beantwoordt aan de bepalingen van artikel 36. Binnen de veertien dagen na ontvangst van de aanvraag stuurt het bestuur de opdrachtgever een ontvangstbericht toe, waarbij het aangeeft of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval de datum van ontvankelijkheid vermeldt. De ontvankelijkheid impliceert dat de aanvraag beantwoordt aan de vereisten bedoeld in artikel 34. De datum van ontvankelijkheid is de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Binnen veertien dagen na de datum van ontvankelijkheid kan het bestuur het advies vragen van één of meerdere externe experts. De externe experts kunnen de opdrachtgever om bijkomende inlichtingen vragen. Ze leggen hun advies voor aan het bestuur binnen de zestig dagen na de ontvangst van de adviesaanvraag.

Art. 36.De Ministers beslissen binnen negentig dagen van de in artikel 35 bedoelde ontvankelijkheids-verklaring over de toekenning van een principeakkoord met betrekking tot de investeringswaarborg. De opdrachtgever wordt via een aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van de Ministers.

Een principeakkoord met betrekking tot een investeringswaarborg vermeldt onder meer het project waarop het betrekking heeft, alsook de eventuele opmerkingen. Het nodigt desgevallend de opdrachtgever uit om de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypothecair mandaat of een conventionele hypotheek te verlenen op een gedeelte of het geheel van zijn onroerende eigendommen ten belope van het door de Commissie vastgelegde bedrag. Het geeft de opdrachtgever de toestemming om te onderhandelen met de financier van zijn keuze en een ontwerp van leningcontract op te stellen.

Art. 37.Ten laatste negentig dagen vóór de aanvang van de werken waarop het project betrekking heeft, kan de opdrachtgever de wijziging van het principeakkoord aanvragen. Die aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en omvat de documenten die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag van het aanvankelijk principeakkoord. De aanvraag wordt per aangetekende brief verstuurd naar het bestuur.

Binnen zeven dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het bestuur de opdrachtgever een ontvangstbericht toe, waarbij wordt aangegeven of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval ook de datum van ontvankelijkheid wordt vermeld. De ontvankelijkheid impliceert dat de aanvraag beantwoordt aan de formele vereisten vermeld in het eerste lid. De datum van ontvankelijkheid is de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het bestuur kan het advies vragen van één of meerdere externe experts.

De Ministers beslissen over de aanvraag tot wijziging van het principeakkoord binnen de zestig dagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag.

De opdrachtgever ontvangt per aangetekende brief de kennisgeving van het akkoord of de negatieve beslissing van de Ministers. HOOFDSTUK III. - Toekenning van de investeringswaarborg

Art. 38.Na ontvangst van het principeakkoord aangaande de investeringswaarborg of, in voorkomend geval, het akkoord van de Ministers betreffende de wijziging van het principeakkoord, en nadat hij de opdracht heeft gegeven om de werken te starten, kan de opdrachtgever een aanvraag indienen tot toekenning van de investeringswaarborg voor de uitvoering van zijn project.

Art. 39.De aanvraag tot toekenning van de investeringswaarborg omvat de volgende bescheiden : 1° het ondertekend verslag van de vergadering van de bevoegde organen van de Opdrachtgever, waarin melding wordt gemaakt van de beslissing om een aanvraag in te dienen tot toekenning van de investeringswaarborg;2° in voorkomend geval, het hypothecair mandaat of de conventionele hypotheek;3° de ontwerpen van de financieringscontracten.De ontwerpen van de financieringscontracten omvatten : a) een terugbetalingskalender met onderscheid tussen het hoofdbedrag en de intresten;b) de duur van de lening;c) de verplichting voor de Opdrachtgever om alle bewijzen te leveren betreffende het gebruik van de lening voor de vooropgestelde doelstellingen en voor de goede uitvoering van het project waarvoor de lening werd toegekend;d) het verbod voor de Opdrachtgever om, zonder voorafgaande toestemming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, al zijn onroerende goederen te vervreemden of in pand te geven aan derden, voordat de gewaarborgde lening volledig is terugbetaald;e) een clausule die preciseert dat, in geval van een gelijktijdige borgstelling door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en door een derde, deze laatste ten opzichte van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt beschouwd als hoofdschuldenaar, hoofdelijk verbonden met de Opdrachtgever, zodat die derde zich niet kan verhalen tegen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscom-missie indien hij dient te betalen in de plaats van de Opdrachtgever.Daarentegen zal de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, indien zij de financier moet terugbetalen, integraal verhaalrecht hebben tegen de borg; f) een clausule die preciseert dat de financier zich het recht voorbehoudt om, zonder vooropzeg of ingebrekestelling, de onmiddellijke terugbetaling te eisen van alle bedragen die werden afgehaald van de lening : - indien de afgehaalde bedragen niet uitsluitend worden gebruikt voor de vooropgestelde doelstellingen, tijdens de volledige duur van de leningovereenkomst; - indien de verklaringen van de Opdrachtgever in de leningovereenkomst of de aan de financier verstrekte inlichtingen onjuist of onvolledig blijken, hetzij tijdens het onderzoek van de leningaanvraag, hetzij tijdens de duur van de leningovereenkomst; - indien de Opdrachtgever niet strikt voldoet aan de verplichtingen waartoe hij zich contractueel verbonden heeft krachtens de leningovereenkomst.

Indien één van deze gevallen zich voordoet, kan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de financier vragen om de lening op te zeggen; g) een clausule die preciseert dat de opdrachtgever aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toestemming vraagt voor de geldopnames naarmate de werken vorderen.

Art. 40.Het Bestuur controleert of de aanvraag beantwoordt aan de bepalingen van artikel 39. Binnen de veertien dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het Bestuur de Opdrachtgever een ontvangstbericht, waarbij wordt aangegeven of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval de datum van ontvankelijkheid wordt vermeld. De ontvankelijkheid impliceert dat de aanvraag beantwoordt aan de formele vereisten bedoeld in artikel 39. De datum van ontvankelijkheid is de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Binnen veertien dagen na de datum van ontvankelijkheid kan het bestuur het advies vragen van één of meerdere externe experts. De externe experts kunnen de opdrachtgever om bijkomende inlichtingen vragen. Ze leggen hun advies voor aan het bestuur binnen de dertig dagen na de ontvangst van de adviesaanvraag.

Art. 41.De Ministers beslissen over de toekenning van de investeringswaarborg. De opdrachtgever wordt via een aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van de Ministers.

Wanneer de investeringswaarborg wordt toegekend, wordt het financieringscontract mede ondertekend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door de Ministers, met vermelding van de volgende clausule : "De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verbindt er zich toe de investeringswaarborg toe te kennen tegen de voorwaarden bepaald in het besluit van het Verenigd College van 7 mei 2009".

De investeringswaarborg heeft slechts uitwerking vanaf de datum van medeondertekening van het financieringscontract door de Ministers. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen van de opdrachtgever

Art. 42.§ 1. Indien er, op vraag van het bestuur, een hypothecair mandaat of een hypotheek wordt gevestigd, of indien een hypotheek wordt ingeschreven, worden de kosten en lasten gedragen door de opdrachtgever. § 2. De opdrachtgever mag het goed dat het voorwerp uitmaakt van het hypothecair mandaat of de hypotheek op generlei wijze bezwaren met een zekerheid ten gunste van een derde, behoudens de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers. § 3. De opdrachtgever verbindt er zich toe om elke vervreemding van de goederen die het voorwerp uitmaken van het hypothecair mandaat of de hypotheek of elke bezwaring van die goederen met een zakelijk recht te onderwerpen aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers, en dit gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering voor roerende goederen, en gedurende een periode van twintig jaar voor onroerende goederen. De opdrachtgever brengt de financier schriftelijk op de hoogte van elke aanvraag die hij indient bij de Ministers. § 4. De opdrachtgever dient het goed dat het voorwerp uitmaakt van het hypothecair mandaat of van de hypotheek te beheren als een goede huisvader, en moet het onderhouden gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering voor roerende goederen, en gedurende een periode van minstens twintig jaar voor onroerende goederen. § 5. Het bestuur kan te allen tijde van de opdrachtgever een recent attest vragen van het bevoegde hypotheekkantoor, waaruit blijkt of er op de goederen die het voorwerp uitmaken van het project al dan niet een hypotheek is gevestigd. HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van de financier

Art. 43.§ 1. Indien uit het in artikel 42, § 5, bedoelde attest blijkt dat door een derde een hypotheek werd gevestigd op de goederen in kwestie zonder de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers, kan het bestuur eisen dat de financier, tenzij deze afziet van de toegekende investeringswaarborg, onmiddellijk het gewaarborgde financieringscontract opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen. § 2. Voor de goederen die het voorwerp uitmaken van het project zal de financier geen hypothecair mandaat bekomen, noch zo'n mandaat omzetten in een hypothecaire inschrijving, noch een hypothecaire inschrijving nemen, noch de vervroegde terugbetaling van de lening eisen zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers.

Indien blijkt dat de opdrachtgever zijn project niet heeft uitgevoerd in overeenstemming met het toegekende principeakkoord of het gewijzigde principeakkoord, kan het bestuur eisen dat de financier, tenzij deze afziet van de toegekende investeringswaarborg, onmiddellijk het gewaarborgde financieringscontract opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen. § 3. De financier mag in geen geval, zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers, een hypothecair mandaat of een hypothecaire inschrijving bekomen op de onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van het project en verstrekt werden tot zekerheid voor de kredieten met betrekking tot het project, waaronder een door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gewaarborgde lening, noch een dergelijk hypothecair mandaat omzetten in een hypothecaire inschrijving, noch de vervroegde terugbetaling vragen van dergelijke kredieten waarvan de lening wordt gewaarborgd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De financier zal niet overgaan tot de uitwinning van zijn hypotheek op de onroerende goederen, die het voorwerp uitmaken van het project en verstrekt werden tot zekerheid voor de kredieten met betrekking tot het project, waaronder de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gewaarborgde lening, zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers.

De financier mag op de onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van het project geen hypothecair mandaat of hypothecaire inschrijving bekomen als dekking van andere kredieten dan de kredieten met betrekking tot het project, waaronder de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gewaarborgde lening, noch een dergelijk hypothecair mandaat omzetten in een hypothecaire inschrijving en/of overgaan tot de uitwinning van zijn hypotheek, zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers Indien, in de hoger vermelde gevallen, de Ministers niet reageren op een aanvraag tot toestemming vanwege de financier binnen een termijn van twee maanden, die begint te lopen op de dag van ontvangst van de aanvraag die de financier per aangetekende brief met ontvangstbewijs richt aan het bestuur, wordt dit gebrek aan reactie gelijkgesteld met de hoger vermelde toestemming van de Ministers. De Ministers kunnen die termijn van twee maanden verlengen met een nieuwe periode van één maand wanneer ze, door uitzonderlijke omstandigheden, niet kunnen beslissen over de aanvraag binnen de oorspronkelijke termijn van twee maanden. In dat geval delen de Ministers die verlenging mee aan de financier binnen de oorspronkelijke termijn van twee maanden. § 4. De toekenning van de investeringswaarborg vervalt wanneer de financier één van zijn verplichtingen zoals bedoeld in §§ 1 tot 3 niet nakomt.

TITEL V. - TOEZICHT EN SANCTIES

Art. 44.De ambtenaren oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de fysische, bouwtechnische en kwalitatieve normen, alsook op het gebruik van de gebouwen.

De opdrachtgever moet alle documenten met betrekking tot de aanbesteding en toewijzing van de overheidsopdrachten bijhouden gedurende een periode van vijf jaar na de oplevering van de werken of leveringen. Die documenten moeten aan het bestuur worden voorgelegd wanneer dat erom vraagt. De opdrachtgever werkt mee aan de uitoefening van het toezicht. Hij zal op eenvoudig verzoek de nuttige documenten voor dat toezicht overhandigen aan de personeelsleden van het bestuur.

Art. 45.§ 1. De opdrachtgever mag de bestemming en het gebruik van het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een investerings-subsidie of een gebruikssubsidie niet veranderen gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering en die, voor onroerende goederen, in elk geval minstens twintig jaar bedraagt, behoudens een uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers. § 2. De opdrachtgever moet elke vervreemding van het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een investeringssubsidie of een gebruikssubsidie of elke vestiging van een zakelijk recht op dat goed onderwerpen aan de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de Ministers gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering voor roerende goederen en gedurende een periode van twintig jaar voor onroerende goederen. § 3. De opdrachtgever moet het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een investeringssubsidie of een gebruikssubsidie beheren als een goede huisvader en het onderhouden gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering en die minstens twintig jaar bedraagt voor onroerende goederen. § 4. In het geval van een inbreuk tegen §§ 1 en 2, zullen de toegekende investeringssubsidies en de gebruikssubsidies worden teruggevorderd ten belope van een bedrag dat wordt berekend naar rato van het nog niet vervallen gedeelte van de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering alsook naar rato van het deel van de subsidieerbare oppervlakte van het gesubsidieerde goed waarvan de bestemming werd gewijzigd, dat werd vervreemd of bezwaard met een zakelijk recht.

In het geval van een inbreuk tegen § 3 zullen de Ministers de opdrachtgever aanmanen om zich te schikken naar die bepaling binnen een door hen vastgelegde termijn. Indien de opdrachtgever niet het verwachte gevolg geeft aan die aanmaning, zullen de toegekende investeringssubsidies en gebruikssubsidies worden teruggevorderd ten belope van een bedrag dat wordt berekend naar rato van het nog niet vervallen gedeelte van de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering.

Indien de opdrachtgever een investeringssubsidie of een gebruikssubsidie heeft bekomen voor de uitvoering van zijn project en indien dat project niet is uitgevoerd of niet wordt uitgebaat binnen een redelijke uitvoeringstermijn, zullen de toegekende gebruikstoelagen volledig worden teruggevorderd.

Indien de opdrachtgever een investeringssubsidie of een gebruikssubsidie heeft bekomen voor de uitvoering van zijn project en, voor een overheidsopdracht in het kader van dit project, de beginselen van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten niet heeft nageleefd, zal volgens de keuze van de Ministers worden overgegaan tot een vermindering van de nog verschuldigde gebruikstoelage naar rato van het aandeel van de overheidsopdracht in het totaalproject of tot de terugvordering van de toegekende gebruikstoelagen naar rato van het aandeel van de opdracht in kwestie in het totaalproject.

In de in deze paragraaf bedoelde gevallen, nemen de Ministers hun beslissing, na advies van de afdeling, de bouwheer op voorhand gehoord.

TITEL V. - SLOTBEPALINGEN

Art. 46.Dit besluit is van toepassing op alle subsidieaanvragen ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit waarover nog geen beslissing werd genomen op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 47.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 2 mei 1972 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor het verlenen van toelagen voor het bouwen of het verbouwen van rustoorden voor bejaarden;2° het ministerieel besluit van 3 mei 1972 tot vaststelling van de criteria en de regels voor het verlenen van toelagen voor het bouwen, het verbouwen en het uitrusten van rustoorden voor bejaarden.3° het besluit van het Verenigd College van het Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 18 december 2008 tot vaststelling van de maximumkosten die in aanmerking komen voor het verlenen van financiële tussenkomst van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, verbouwing en uitrusting van rusthuizen die onder haar bevoegdheid vallen.

Art. 48.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2009, met uitzondering van bijlage I die uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2009.

Art. 49.De Ministers worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 7 mei 2009.

Voor het Verenigd College, De leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, P. SMET

Bijlage I tot vaststelling van de maximale kostprijzen die in aanmerking komen voor de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor de bouw, de verbouwing, de uitbreiding en de uitrusting van de rusthuizen die tot haar bevoegdheid behoren

Artikel 1.Deze bijlage is van toepassing op de rusthuizen, bedoeld in de artikelen 2, 4°, c), en 22, § 1, van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen en omvat de bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerken alsmede de uitrusting.

Art. 2.De maximale kostprijs per bed, wanneer het gaat om nieuwe voorzieningen en vervanging van bestaande, beloopt 74.649 euro, buiten de belasting op de toegevoegde waarde.

Art. 3.De maximale kostprijs die in aanmerking kan komen voor uitbreidingswerken aan bestaande gebouwen beloopt, buiten de belasting op de toegevoegde waarde, 1.244 euro per bruto m2 nieuw gebouwde oppervlakte.

De totale bruto-oppervlakte van het rusthuis mag nooit groter zijn dan 60 m2 per bed.

Art. 4.Voor de verbouwing van bestaande gebouwen wordt de maximale kostprijs die voor betoelaging in aanmerking kan komen berekend op basis van de goedgekeurde ontwerpen en van de uitslagen van de aanbesteding.

Deze maximale kostprijs mag echter ten hoogste vijfenzeventig percent van de door artikel 2 van dit besluit vastgestelde maximale kostprijs bedragen.

Art. 5.Wanneer de maximale kostprijzen, bepaald in de artikelen 2, 3 en 8 zijn bereikt, kan geen subsidie meer worden toegekend, met uitzondering van de bedragen die overeenstemmen met de reeds gerealiseerde afschrijvingen, binnen een periode van dertig jaar volgend op de voorlopige oplevering van bouw-, uitbreidings- of verbouwingswerken van betrokken rusthuis.

Art. 6.Onder de in de volgende artikelen bepaalde voorwaarden, kunnen, buiten de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde maximale kostprijzen en binnen de begrotingskredieten, voor betoelaging in aanmerking : 1° de afbraakwerken;2° de parkings;3° sommige buitengewone uitgaven.4° de aanpassingen die noodzakelijk worden ingevolge een wijziging van de regelgeving;

Art. 7.De afbraakwerken kunnen voor betoelaging in aanmerking komen op basis van het bedrag van de goedgekeurde bieding, in de mate zij noodzakelijk zijn voor de inplanting van de nieuwe subsidieerbare constructies of uitbreidingen van bestaande gebouwen.

Art. 8.De uitvoering van buitenparkeerplaatsen kan voor betoelaging in aanmerking komen onder volgende voorwaarden : 1° het maximuum aantal parkeerplaatsen mag een derde van de totale capaciteit van het rusthuis, uitgedrukt in bedden, niet overschrijden; 2° de maximum kostprijs per parkeerplaats wordt op 1.949 euro, buiten de belasting op de toegevoegde waarde, vastgesteld.

Art. 9.Sommige uitgaven die, uit hoofde van hun uitzonderlijk karakter, niet in aanmerking werden genomen bij de berekening van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde maximumkostprijzen kunnen voor betoelaging in aanmerking komen buiten deze kostprijzen voor zover zij, onafhankelijk van de wil van de opdrachtgever, onontbeerlijk en, vóór hun uitvoering, behoorlijk gerechtvaardigd zijn en berekend op basis van normale erkende eenheidsprijzen.

Art. 10.De in de artikelen 2, 3 en 8 vermelde bedragen zijn op 1 januari 2009 vastgesteld. Zij omvatten de algemene kosten, berekend naar rato van 10 percent van de kostprijs der werken en leveringen.

Art. 11.De in artikel 10 vermelde bedragen volgen de schommelingen van de bouwindex, volgens volgende formule : 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20 In bedoelde formule, is : s het gemiddeld uurloon, categorie A (+ 10 werknemers), van kracht tien dagen vóór de opening van de offertes of inschrijvingen;

S het gemiddeld uurloon, categorie A (+ 10 werknemers), op 1 januari 2009 (S = 28,236); i de index van de materialen, van kracht in de maand van de opening van offertes of inschrijvingen;

I de index van de materialen op 1 januari 2009 (I = 6.461).

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 7 mei 2009 tot bepaling van de regels betreffende de verschillende vormen van financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing of de uitrusting van gebouwen bestemd voor de uitoefening van de activiteiten van de voorzieningen bedoeld in de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen Voor het Verenigd College, De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, P. SMET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 7 mei 2009 tot bepaling van de regels betreffende de verschillende vormen van financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing of de uitrusting van gebouwen bestemd voor de uitoefening van de activiteiten van de voorzieningen bedoeld in de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen.

Voor het Verenigd College, De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, P. SMET E. HUYTEBROECK

^