Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 20 januari 2022
gepubliceerd op 04 februari 2022

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de werkingssubsidies voor centra voor dagopvang en centra voor dagverzorging

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2022030421
pub.
04/02/2022
prom.
20/01/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


20 JANUARI 2022. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de werkingssubsidies voor centra voor dagopvang en centra voor dagverzorging


Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen, artikel 20;

Gelet op het voorstel van de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, van 22 juni 2021;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 juli 2021;

Gelet op het akkoord van de leden van het Verenigd College bevoegd voor de Begroting, gegeven op 10 november 2021;

Gelet op de evaluatie van de impact op de respectieve situatie van vrouwen en mannen, uitgevoerd op 19 november 2021;

Gelet op de evaluatie vanuit het oogpunt van handistreaming, uitgevoerd op 19 november 2021;

Gelet op advies nr 70.517/1 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2021, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder: 1° Erkend: met een erkenning zoals bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie of een voorlopige werkingsvergunning zoals bedoeld in artikel 13 van de ordonnantie;2° Begunstigden: bejaarde personen opgevangen in een centrum voor dagopvang of een centrum voor dagverzorging;3° Centrum voor dagopvang: voorziening voor bejaarde personen in de zin van artikel 2, 4°, e) van de ordonnantie;4° Centrum voor dagverzorging: voorziening voor bejaarde personen in de zin van artikel 2, 4°, d) van de ordonnantie;5° Beheerraad: de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van Iriscare, in de zin van artikel 21 van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;6° Iriscare : de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, zoals bedoeld in artikel 2, § 1 van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;7° Ministers: de leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Gezondheid en Bijstand aan Personen;8° Ordonnantie: de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang en huisvesting van bejaarden. HOOFDSTUK 2. - Werkingssubsidies voor de centra voor dagopvang

Art. 2.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten wordt, overeenkomstig dit besluit, een werkingssubsidie van een maximaal forfaitair jaarlijks bedrag van 4.000 euro per erkende plaats toegekend aan de erkende centra voor dagopvang.

Art. 3.Om voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 2 in aanmerking te komen, moet het centrum voor dagopvang erkend zijn op 1 januari van het jaar van activiteit waarvoor de subsidie wordt verleend.

Art. 4.De volgende categorieën van kosten komen in aanmerking voor de in artikel 2 bedoelde subsidie: 1° personeelskosten;2° huurkosten en -lasten;3° onderhoudskosten;4° administratieve kosten;5° communicatiekosten;6° kosten voor activiteiten en animatie;7° opleidingskosten;8° diefstal- en brandverzekeringskosten;9° afschrijvingen. De ministers kunnen de categorieën van de kosten, bedoeld in het eerste lid verduidelijken, met inbegrip van het vaststellen van de kosten voor elke categorie die voor subsidie in aanmerking komen, en van een percentage per categorie van kosten. HOOFDSTUK 3. - Werkingssubsidies voor de centra voor dagverzorging

Art. 5.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten en onverminderd de tegemoetkoming in de centra voor dagverzorging, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt, overeenkomstig dit besluit, een werkingssubsidie voor een maximaal forfaitair jaarlijks bedrag van 3.000 euro toegekend per erkende plaats aan de erkende centra voor dagverzorging.

Art. 6.Om voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5 in aanmerking te komen, moet het centrum voor dagverzorging erkend zijn op 1 januari van het jaar van activiteit waarvoor de subsidie wordt verleend.

Art. 7.De volgende categorieën van kosten komen in aanmerking voor de in artikel 5 bedoelde subsidie: 1° personeelskosten, met uitzondering van het personeel bedoeld in artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 juni 2000Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 22/06/2000 pub. 26/07/2000 numac 2000022531 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Ministerieel besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging sluiten tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging;2° huurkosten en -lasten;3° onderhoudskosten;4° administratieve kosten;5° communicatiekosten;6° kosten voor activiteiten en animatie;7° opleidingskosten;8° diefstal- en brandverzekeringskosten;9° afschrijvingen. De ministers kunnen de categorieën van de kosten, bedoeld in het eerste lid verduidelijken, met inbegrip van het vaststellen van de kosten voor elke categorie die voor subsidie in aanmerking komen, en van een percentage per categorie van kosten. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 8.De subsidies bedoeld in de artikelen 2 en 5 worden toegekend naar rato van het door de voorlopige werkingsvergunning of erkenning gedekte aantal maanden.

Art. 9.De in de artikelen 2 en 5 bedoelde subsidies worden in één keer uitbetaald, uiterlijk eind februari van elk jaar. Jaarlijks wordt op basis van het in artikel 10 bedoelde verantwoordingsdossier een eindafrekening van de jaarlijkse subsidie per 31 december opgesteld.

Art. 10.Ten laatste op het einde van de derde maand na het einde van het vorige jaar, bezorgt het centrum voor dagopvang of het centrum voor dagverzorging aan Iriscare het verantwoordingsdossier voor het tijdens het vorige jaar toegekende bedrag.

Het in het eerste lid bedoelde verantwoordingsdossier is als volgt samengesteld: 1° een kopie van de facturen, in voorkomend geval, voor alle in artikel 4 bedoelde uitgaven.Het origineel moet door het centrum worden bewaard en moet op verzoek beschikbaar blijven. Elk bewijsstuk moet worden genummerd; 2° de betaalbewijzen in verband met de facturen;3° de loonfiches of een attest van het sociaal secretariaat;4° als dat van toepassing is, een afschrijvingstabel met de nieuwe en lopende afschrijvingen;5° een activiteitenverslag met betrekking tot het gesubsidieerde project.

Art. 11.Voor de centra voor dagopvang en de centra voor dagverzorging die een subsidie ontvangen zoals bedoeld in artikel 2 of 5, wordt het bedrag van de financiële bijdrage van de begunstigden vastgesteld op maximaal 25 euro per dag.

Alleen dagen die daadwerkelijk in het centrum voor dagopvang of het centrum voor dagverzorging zijn doorgebracht, kunnen gefactureerd worden.

Het in het eerste lid bedoelde bedrag dekt met name: 1° het gebruik van het centrum voor dagopvang of het centrum voor dagverzorging;2° het gebruik en het onderhoud van privé- of collectieve sanitaire installaties;3° het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten, met inbegrip van de liften, overeenkomstig het huishoudelijk reglement;4° het groot onderhoud van het patrimonium;het dagelijkse onderhoud en het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten, met inbegrip van het materiaal en de producten; de herstellingen bij normaal gebruik; 5° het meubilair en het onderhoud van de gemeenschappelijke ruimten;6° de opruiming van het afval;7° verwarming, onderhoud van de installaties en elke wijziging van de verwarmingsapparatuur;8° warm en koud stromend water en het gebruik van alle sanitaire voorzieningen;9° de elektrische installaties, het onderhoud en de eventuele wijziging ervan, en het elektriciteitsverbruik van de gemeenschappelijke ruimten;10° bewakings-, brandbeveiligings- en intercominstallaties;11° het ter beschikking stellen van televisie-, radio- en andere audiovisuele apparatuur in de gemeenschappelijke ruimten;12° administratieve kosten van welke aard ook die verband houden met de opvang van de begunstigde of die inherent zijn aan de werking van het centrum voor dagopvang of het centrum voor dagverzorging;13° de verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid, de brandverzekering en alle verzekeringen die de beheerder overeenkomstig de wetgeving heeft afgesloten, met uitzondering van de persoonlijke verzekeringen die de begunstigde heeft afgesloten;14° eventuele plaatselijke belastingen;15° activiteiten van animatie, vrijetijdsbesteding en therapeutische activering wanneer die binnen de inrichting worden georganiseerd;16° de collectieve keukeninstallaties, hun onderhoud, hun wijzigingen in verband met de evolutie van de wetgeving en de levering van de materialen en opslag ervan;17° de bereiding en de verdeling van de maaltijden, de naleving van de diëten, de tussendoortjes en de dranken die systematisch buiten de maaltijden worden verstrekt.Maaltijdvervangers worden slechts in aanmerking genomen tot de kosten van een normale maaltijd; 18° de levering, het onderhoud en de vernieuwing van beddengoed: matrassen, dekens, spreien, lakens, slopen, onderlakens, evenals gordijnen, draperieën en stofferingstextiel;19° de verstrekking van slabbetjes en servetten;20° bescherming van het beddengoed in geval van incontinentie;21° incontinentiemateriaal;22° het verbruik van elektriciteit, verlichting en verwarmingsapparatuur in verband met het individuele gebruik van de begunstigden;23° het schoonmaken van de lokalen en het meubilair en materiaal daarin;24° in voorkomend geval, de diensten van verplegend en verzorgend personeel;25° in voorkomend geval, de prestaties van paramedisch en fysiotherapeutisch personeel dat door de verzekeraars wordt gedekt;26° in voorkomend geval, de levering, het beheer, de opslag en de distributie van geneesmiddelen, onverminderd de vrije keuze van apotheker door de begunstigde;27° de verstrekking van een toiletstoel wanneer de toestand van de begunstigde dit vereist;28° het meubilair;29° immobilisatiemateriaal;30° taksen en belastingen met betrekking tot de instelling;31° het wassen en de pressing van niet-persoonlijke was;32° onbeperkte voorziening van warm en koud drinkwater.

Art. 12.De bedragen bedoeld in de artikelen 2, 5 en 11, eerste lid, worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld waarbij de verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf januari van elk jaar.

De hoger vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 107,20 (basis 2013=100).

De koppeling aan het indexcijfer, vermeld in het tweede lid, wordt berekend en toegepast krachtens artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.

Art. 14.De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 januari 2022.

Voor het Verenigd College, De leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid, E. VAN DEN BRANDT A. MARON

^