gepubliceerd op 13 mei 2003
Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
22 APRIL 2003. - Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.- Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.- Deze wet zet de richtlijn 2002/38/EG van de Raad van 7 mei 2002 tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van de richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook op radio- en televisieomroepdiensten om.
Art. 3.- In artikel 18, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 1995, 27 mei 1997 en 28 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) op het einde van 15°, wordt het punt vervangen door een puntkomma;b) de bepaling wordt aangevuld als volgt : « 16° langs elektronische weg verrichte diensten.Worden inzonderheid als dusdanig beschouwd, de langs elektronische weg verrichte diensten die het leveren en onderbrengen van computersites tot voorwerp hebben, het onderhoud op afstand van programma's en uitrustingen, de levering van software en de bijwerking ervan, de levering van beelden, geschreven stukken en informatie en de terbeschikkingstelling van databanken, de levering van muziek of films, van spelen, met inbegrip van kans- of gokspelen, en van uitzendingen of manifestaties op het gebied van politiek, cultuur, kunst, sport, wetenschappen of ontspanning en de levering van onderwijs op afstand. »
Art. 4.- In artikel 21 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 1995, 27 mei 1997 en 28 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 3, 7°, wordt aangevuld als volgt : « j) radio- en televisieomroepdiensten;k) langs elektronische weg verrichte diensten;»; b) § 3, 9°, wordt vervangen als volgt : « 9° in België, indien het gaat om telecommunicatie, radio- en televisieomroepdiensten die feitelijk hier te lande worden gebruikt en geëxploiteerd, welke een dienstverrichter gevestigd buiten de Gemeenschap verstrekt aan een ontvanger gevestigd in de Gemeenschap en die niet handelt in de hoedanigheid van belastingplichtige voor de doeleinden van zijn economische activiteit;»; c) § 3 wordt aangevuld als volgt : « 10° in België, indien het gaat om langs elektronische weg verrichte diensten die een buiten de Gemeenschap gevestigde dienstverrichter verstrekt aan een ontvanger gevestigd in België die niet handelt in de hoedanigheid van belastingplichtige voor de doeleinden van zijn economische activiteit.»; d) in § 4, worden de woorden "voor de diensten als bedoeld in § 3, 7° » vervangen door de woorden « voor de diensten als bedoeld in § 3, 7°, a) tot j) ».
Art. 5.- In artikel 53octies , § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, worden de woorden "de artikelen 53, eerste lid, 3° » vervangen door de woorden « de artikelen 53, eerste lid, 1° en 3°, ».
Art. 6.- In artikel 55, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 maart 2002, worden de woorden « en andere dan een handeling waarvoor de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58bis van toepassing is, » ingevoegd tussen de woorden « verschuldigd is door de medecontractant, » en de woorden « door of vanwege de Minister van Financiën ».
Art. 7.- Een artikel 58bis , luidend als volgt, wordt in hetzelfde Wetboek ingevoegd : « Art. 58bis . - § 1. Wat de elektronische diensten in de zin van artikel 18, § 1, tweede lid, 16°, betreft, verstrekt aan ontvangers gevestigd in de Gemeenschap die niet handelen in de hoedanigheid van de belastingplichtige voor de doeleinden van een economische activiteit, kan de niet in de Gemeenschap gevestigde verrichter van die diensten die er nog niet moet worden geïdentificeerd, gebruik maken van een bijzondere regeling. Wanneer hij kiest voor die bijzondere regeling doet hij langs elektronische weg aan de lidstaat die hij voor identificatie heeft gekozen opgave van het begin van zijn activiteit als belastingplichtige. § 2. De bijzondere regeling van toepassing op de in § 1 bedoelde dienstverrichter die heeft gekozen om zich in België te identificeren, houdt de naleving van de volgende verplichtingen in : 1° het verschaffen langs elektronische weg van de volgende inlichtingen : naam, postadres, elektronische adressen, daaronder begrepen de internetsites en, in voorkomend geval, het nationaal fiscaal nummer.Hij verklaart eveneens dat hem nog geen enkel BTW-identificatienummer werd toegekend; 2° het meedelen van elke wijziging met betrekking tot de onder 1° bedoelde inlichtingen;3° langs elektronische weg opgave doen van de beëindiging van zijn activiteit als belastingplichtige alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer voor de bijzondere regeling in aanmerking komt;4° het indienen langs elektronische weg binnen de twintig dagen volgend op het verstrijken van elk kalenderkwartaal, van een aangifte met vermelding voor elke lid-Staat van de Gemeenschap van het bedrag exclusief belasting over de toegevoegde waarde van de verrichte elektronische diensten, van het toepasselijk tarief, van het bedrag van de opeisbare belasting alsook van het totale bedrag van de in de Gemeenschap verschuldigde belasting en van de gegevens die de Koning noodzakelijk acht om de controle op de toepassing van de belasting te verzekeren, ongeacht of de elektronische diensten al dan niet werden verricht;5° het voldoen binnen de termijn van indiening van de in 4° bedoelde aangifte van het totale bedrag van de belasting die in de Gemeenschap is verschuldigd;6° het houden van een register van de handelingen waarop deze bijzondere regeling van toepassing is.Dit register dient gedurende tien jaar te worden bewaard vanaf 31 december van het jaar tijdens hetwelk de in artikel 18, § 1, tweede lid, 16°, bedoelde dienst wordt verleend. Dit register dient langs elektronische weg ter inzage te worden voorgelegd op ieder verzoek van de ambtenaren van de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft alsook op dat van de ambtenaren van de bevoegde administratie van een andere lidstaat wanneer de langs elektronische weg verrichte diensten er geacht wordt plaats te vinden. § 3. De in § 2 bedoelde dienstverrichter mag op de belasting die hij verschuldigd is, de belasting geheven van de aan hem geleverde goederen en verleende diensten niet in aftrek brengen. Niettemin kan hij de teruggaaf genieten bedoeld in artikel 76, § 2. § 4. Het BTW-identificatienummer dat aan de in § 2 bedoelde dienstverrichter wordt toegekend, wordt langs elektronische weg medegedeeld. Dit nummer wordt ambtshalve doorgehaald wanneer die dienstverrichter zijn activiteit beëindigt of wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om gebruik te maken van de in dit artikel bedoelde bijzondere regeling of wanneer hij bij voortduring niet aan de voorschriften van die bijzondere regeling voldoet. § 5. De in § 2 bedoelde dienstverrichter is gehouden de in § 2, 1° tot 3°, bedoelde inlichtingen onverwijld mee te delen aan het elektronisch adres dat te dien einde gecreëerd werd door of vanwege de Minister van Financiën. § 6. De Koning bepaalt de andere regelen en toepassingsmodaliteiten van de door dit artikel ingestelde bijzondere regeling. »
Art. 8.Artikel 109 opgeheven bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 109.De artikelen 18, § 1, tweede lid, 16°, 21, § 3, 7°, j en k, 21, § 3, 9°, wat radio- en televisieomroepdiensten betreft, 21, § 3, 10°, 55, § 1, eerste lid, wat de afwijking in verband met de in artikel 58bis bedoelde bijzondere regeling betreft, en 58bis zijn van toepassing gedurende een periode van drie jaar met ingang van 1 juli 2003.
De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de toepassing van de in het vorig lid bedoelde bepalingen verlengen.
De Koning zal bij de Wetgevende Kamers, indien ze in zitting zijn binnen drie maanden, zoniet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een wetsontwerp indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van het tweede lid van dit artikel genomen besluiten. »
Art. 9.Deze wet treedt in werking op 1 juli 2003.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-2234 - 2002/2003 : Nr.1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Erratum.
Nr. 3 : Amendement.
Nr. 4 : Verslag.
Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 1 april 2003.
Stukken van de Senaat : 2-1590 - 2002/2003 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Verslag.