Etaamb.openjustice.be
Programmawet van 17 juni 2009
gepubliceerd op 26 juni 2009

Programmawet

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2009202701
pub.
26/06/2009
prom.
17/06/2009
ELI
eli/wet/2009/06/17/2009202701/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

17 JUNI 2009. - Programmawet (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL 2. - Mobiliteit en vervoer HOOFDSTUK 1. - Samenwerking Federaal Planbureau en FOD Mobiliteit en Vervoer

Art. 2.In artikel 127, § 2, van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « Voor wat de mobiliteit aangaat, bezorgt het Federaal Planbureau de FOD Mobiliteit en Vervoer statistische inlichtingen. Het ontwikkelt en onderhoudt een geïntegreerde gegevensbank met vervoersindicatoren en opmaak van satellietrekeningen voor transport. Op vraag van en in overleg met de FOD Mobiliteit en Vervoer maakt het ook regelmatig transportsimulaties met een impactanalyse en analyseert het de beleidsopties. Deze diensten worden verleend en vergoed op basis van een samenwerkingsakkoord tussen beide partijen dat een beschrijving geeft van het jaarlijkse werkprogramma, de uitvoeringswijze en de timing waarmee de diensten worden gerealiseerd, de wijze waarop de informatie wordt gecommuniceerd, en de prijs van de diensten. » HOOFDSTUK 2. - Luchtvaart - Belgocontrol

Art. 3.De Staat legt voor het jaar 2009 aan Belgocontrol een verplichte bijdrage op van 10 miljoen euro als deel van de ontvangen verkoopprijs uit de verkoop van het gebouw Communicatie Centrum Noord (CCN), te storten uiterlijk op 30 juni 2009. HOOFDSTUK 3. - Luchtvaart - Handhaving van slots - Sancties

Art. 4.In hoofdstuk II van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, wordt in artikel 14bis, § 1, 2°, tussen de woorden « Brussel-Nationaal » en « zal » het woord « opzettelijk » ingevoegd.

In artikel 14bis, § 1, 3°, van dezelfde wet worden de woorden « meer dan twee maal » vervangen door de woorden « opzettelijk en herhaaldelijk ».

TITEL 3. - Ambtenarenzaken ENIG HOOFDSTUK. - Afschaffing speciaal Fonds P&O

Art. 5.Het speciaal Fonds P&O, artikel 63.01.A, bestemd tot dekking van de uitgaven aan te gaan door de FOD Personeel en Organisatie met het oog op de bevoorrading in drukwerken, bureaubenodigdheden, brandstoffen, meubilair, kledingsstukken, enz... van de verschillende ministeriële departementen en andere openbare diensten, opgericht bij wet van 14 juli 1951 houdende de buitengewone begroting 1950, wordt afgeschaft.

De beschikbare middelen op 31 december 2008 worden gedesaffecteerd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd.

TITEL 4. - Volksgezondheid ENIG HOOFDSTUK. - Verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen Afdeling 1. - Klinische biologie

Art. 6.In de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt artikel 61, § 7, gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, aldus uitgelegd dat de kennisgeving van de informatie bedoeld in artikel 61, § 7, tweede lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, het recht van het Instituut op de trimestriële voorschotten zoals zij voortvloeien uit de §§ 4, 5 en 6 van bedoeld artikel niet in het gedrang brengt en dat de bedragen die in uitvoering hiervan betaald zijn eigendom blijven van het Instituut ten belope van de bedragen vastgesteld in uitvoering van artikel 61, §§ 2 en 3, van dezelfde wet.

Art. 7.In dezelfde wet wordt artikel 61, § 16, gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, aldus uitgelegd dat de kennisgeving van de informatie bedoeld in artikel 61, § 16, tweede lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, het recht van het Instituut op de trimestriële voorschotten zoals zij voortvloeien uit de §§ 13, 14 en 15 van bedoeld artikel niet in het gedrang brengt en dat de bedragen die in uitvoering hiervan betaald zijn eigendom blijven van het Instituut ten belope van de bedragen vastgesteld in uitvoering van artikel 61, §§ 11 en 12, van dezelfde wet.

Art. 8.Artikel 16, § 1, 15°, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 206 van de programmawet (I) van 27 december 2006 en opgeheven bij artikel 207 van dezelfde wet, wordt hersteld met uitzondering van het laatste lid, dat wordt vervangen als volgt : « Ingeval deze dading een terugbetaling door het Instituut veronderstelt, zal deze verdeeld worden over de begrotingsjaren 2009 en 2010. »

Art. 9.Artikel 16, § 1, 15°, zoals hersteld bij artikel 8, treedt buiten werking drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet. Afdeling 2. - Vertegenwoordiging van het Instituut

Art. 10.Het vijfde lid van artikel 181 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « De administrateur-generaal vertegenwoordigt het Instituut in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, en treedt rechtsgeldig in haar naam en voor haar rekening op, zonder dat hij zulks door een beslissing van een comité of een raad moet staven. »

Art. 11.De artikelen 12, 10°, 16, § 1, 5°, 80, 8°, 80bis, 4°, 141, § 1, eerste lid, 17°, 161, 10°, van dezelfde wet en artikel 41, 8°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, worden opgeheven. Afdeling 3. - Directiecomité

Art. 12.In artikel 13 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 29 april 1996, wordt de zin « Zij worden terzijde gestaan door een Directiecomité samengesteld uit de ambtenaren bedoeld in artikel 177, tweede lid, voor de leiding van de in de titels III, IV en VII voorziene bijzondere diensten. » vervangen door de zin « Zij worden terzijde gestaan door de ambtenaren bedoeld in artikel 177, tweede lid, voor de leiding van de in de titels III, IV en VII voorziene bijzondere diensten, in een Directiecomité dat vergadert onder hun gezag. » Afdeling 4. - Provisiefonds

Art. 13.In artikel 191, eerste lid, 15°octies , van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006, 8 juni 2008, 19 december 2008 en 22 december 2008, wordt de laatste zin van het laatste lid vervangen door volgende twee zinnen : « De ontvangsten en uitgaven van het Instituut die verbonden zijn aan de terugbetaling aan het provisiefonds worden in de rekeningen 2008 van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging opgenomen.

De interesten die tot 31 december 2008 voortvloeien uit deze bedragen, alsook de opslag en verwijlinteresten die werden ontvangen in het raam van dat Fonds, worden in de rekeningen van het boekjaar 2008 van het Instituut opgenomen. » Afdeling 5 - Geneesmiddelen

Art. 14.In artikel 35bis, § 7, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wet van 19 december 2008, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « of indien ze van mening is dat de inschrijving op de lijst van de terugbetaalbare specialiteiten onzekerheden bevat op budgettair vlak » worden ingevoegd tussen de woorden « de criteria bedoeld in § 2 » en de woorden « kan ze, op eigen initiatief of op verzoek van de aanvrager, »;2° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende woorden : « dat compensatieregels voorziet voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.»

Art. 15.Artikel 191, eerste lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd door de wet van 22 december 2008, wordt aangevuld met de bepaling onder 30°, luidende : « 30° de bedragen gestort met toepassing van artikel 35bis, § 7 ».

Art. 16.In artikel 192, vierde lid, 1°, j), eerste lid, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 22 december 2003 en gewijzigd door de wet van 19 december 2008, worden de woorden « en 29°; » vervangen door de woorden « , 29° en 30°; ».

TITEL 5. - Sociale Zaken HOOFDSTUK 1. - De integratie van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij in de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden en wijziging van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij Afdeling 1. - Integratie van de Pool van de zeelieden

ter koopvaardij in de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden

Art. 17.De Pool van de zeelieden ter koopvaardij, opgericht bij de wet van 25 februari 1964 houdende inrichting van een Pool van de zeelieden ter koopvaardij, wordt op datum van inwerkingtreding van deze wet afgeschaft.

Art. 18.De opdrachten, evenals het personeel, van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij worden overgenomen door de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden die het voortzetten zal verzekeren van de opdrachten die tot op de datum van inwerkingtreding van deze wet door voornoemde Pool werden vervuld.

Art. 19.De passiva en activa, de rechten en verplichtingen van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij worden door de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden overgenomen.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de modaliteiten van deze overname bepalen.

Art. 20.De inkomsten van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij worden overgedragen aan de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.

Art. 21.De statutaire ambtenaren van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij verkrijgen, met toepassing van artikel 35 van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt, ambtshalve mobiliteit naar de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.

De statutaire ambtenaren die op de datum van afschaffing van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij in dienst zijn bij voornoemde Pool worden overgeplaatst naar de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden met behoud van hun weddeschaal alsook de verworven premies voor competentieontwikkeling en hun respectieve geldingsduur, dienstanciënniteit, graadanciënniteit, klasseanciënniteit en niveauanciënniteit. Zij behouden het recht op de dagen jaarlijks vakantieverlof en op de dagen verlof wegens overmacht naar rato van het saldo dat ze genoten in hun dienst van herkomst op de datum van de mobiliteit.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en modaliteiten met betrekking tot dit artikel bepalen.

Art. 22.Naast de regeringscommissarissen bedoeld in artikel 23 van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, stelt de Minister van Werk een regeringscommissaris aan bij de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, met betrekking tot de opdrachten vermeld in artikel 1bis van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij. Afdeling 2. - Wijziging van de besluitwet van 7 februari 1945

betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij Onderafdeling 1. - Wijziging van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij m.b.t. de integratie van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij in de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden

Art. 23.In de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «

Art. 1bis.De Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden wordt belast met de volgende opdrachten die tot op de datum van afschaffing van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij door voornoemde Pool werden vervuld : 1° het opmaken van de lijst van inschrijving van hen die kunnen worden aangeworven als lid van het varend personeel op Belgische zeeschepen of om werk aan boord van die schepen te verrichten gedurende de aanwezigheid in een Belgische haven (shoregangers), de Poollijst genoemd;2° het uitbetalen aan de personen bedoeld in 1° van wachtgelden gedurende de tijd waarin zij niet in dienst zijn genomen of cursussen voor de beroepsopleiding, beroepsvervolmaking, omscholing of herscholing volgen. Voor de opdrachten die vermeld worden in dit artikel valt de Hulp en Voorzorgskas voor zeevarenden onder het toezicht van de Minister die bevoegd is voor Werk. »

Art. 24.In artikel 2bis van dezelfde besluitwet, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de woorden « ingeschreven in de Belgische Pool van de zeelieden ter koopvaardij » vervangen door de woorden « ingeschreven op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet ».

Art. 25.In artikel 2ter, § 1, 1°, 2° en 3°, van deze besluitwet, laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, worden de woorden « ingeschreven zijn in de Belgische Pool van de zeelieden ter koopvaardij » vervangen door de woorden « ingeschreven zijn op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet ».

Art. 26.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 2quinquies ingevoegd, luidende : «

Art. 2quinquies.Voor de inschrijving op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, kunnen, onder de door de Koning bepaalde voorwaarden, in aanmerking komen : 1° de personen, die in de hoedanigheid van zeelieden of shoregangers onder toepassing vallen van deze besluitwet;2° de personen die wensen dienst te nemen als zeevarende of shoreganger. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder deze inschrijving wordt toegelaten. Hij bepaalt eveneens de gevallen waarin zij wordt geschorst of ingetrokken. »

Art. 27.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 2sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 2sexies.Het Beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden beslist, binnen de perken en op de wijze zoals bepaald door de Koning, over de inschrijving van kandidaten op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet en over de schorsing of de intrekking van deze inschrijving. »

Art. 28.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 2septies ingevoegd, luidende : «

Art. 2septies.Zij die op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, zijn ingeschreven moeten onverwijld elke betrekking als zeevarende of shoreganger aannemen, welke met hun beroepsgeschiktheid en met hun lichamelijke geschiktheid overeenstemt, tenzij het beheerscomité hen onder de door de Koning bepaalde voorwaarden daarvan tijdelijk heeft vrijgesteld. »

Art. 29.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 2octies ingevoegd, luidende : «

Art. 2octies.Wachtgelden kunnen toegekend worden aan de op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, ingeschreven personen die, ingevolge omstandigheden onafhankelijk van hun wil, van werk verstoken zijn.

De Koning bepaalt de voorwaarden waarvan de toekenning van die wachtgelden afhankelijk is.

Alleen de personen die voorheen, gedurende een door de Koning bepaalde periode, aan boord van een schip gevaren of gewerkt hebben en op dat ogenblik ingeschreven waren op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, kunnen op de toekenning van die wachtgelden aanspraak maken.

Nochtans kan van deze regel afgeweken worden ten gunste van de op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, ingeschreven personen die cursussen volgen voor beroepsopleiding, beroepsvervolmaking, omscholing of herscholing.

De Koning kan de afwijkingen, bedoeld in het vorige lid, uitbreiden tot andere categorieën van personen die aan boord van een schip varen of werken.

De Koning stelt het bedrag vast van de wachtgelden en vaardigt alle reglementen uit betreffende de uitkeringen aan door onvrijwillige werkloosheid getroffen personen, evenals de regelen toepasselijk inzake de terugvordering van onverschuldigde bedragen.

De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden toezicht uitoefent op de gerechtigden op wachtgelden.

De Koning kan aan de reders alle maatregelen opleggen die nodig zijn om de werkelijkheid en de bestendigheid van de toestand van onvrijwillige werkloosheid na te gaan. »

Art. 30.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 2novies ingevoegd, luidende : «

Art. 2novies.De wachtgelden worden onder toezicht van het beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden aan de gerechtigden uitbetaald, hetzij door bemiddeling van uitbetalingsinstellingen welke opgericht werden door de representatieve organisaties van de zeelieden en die daartoe door de Koning, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, erkend zijn en rechtspersoonlijkheid hebben, hetzij door bemiddeling van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen.

De sommen die voor de uitbetaling van de wachtgelden nodig zijn worden door de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden voorgeschoten aan voormelde organisaties en de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen, welke de aanwending van de aldus voorgeschoten sommen verantwoorden onder de door de Koning bepaalde voorwaarden.

De representatieve organisaties van de zeelieden en de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen belast met de uitbetaling van de wachtgelden ontvangen, ten laste van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, een toelage tot dekking van de uitgaven welke inherent zijn aan hun opdracht.

De Koning bepaalt de gevallen waarin de uitbetalingsinstellingen de last van de ten onrechte uitgevoerde betalingen moeten dragen.

Het Beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden bepaalt, binnen de perken en op de wijze bepaald door de Koning, de voorwaarden en modaliteiten betreffende de toekenning van de toelage aan de representatieve organisaties van de zeelieden en de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen. »

Art. 31.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 2decies ingevoegd, luidende : «

Art. 2decies.De Koning bepaalt de gevallen en de voorwaarden waarin de personen wier inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet is ingetrokken, aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsuitkeringen toegekend door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, zonder dat zij moeten doen blijken van de wachttijd die vooraf vereist wordt voor de opening van het recht op de genoemde uitkeringen. »

Art. 32.In artikel 5 van dezelfde besluitwet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 maart 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen als volgt : « Alle betwistingen met betrekking tot de toepassing van deze besluitwet en de ter uitvoering daarvan uitgevaardigde voorschriften behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank.»; 2° in het vierde lid worden de woorden « binnen de maand na de kennisgeving » vervangen door de woorden « binnen drie maanden na de kennisgeving.»

Art. 33.In artikel 6 van dezelfde besluitwet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 mei 1995, worden het tweede, derde en vierde lid opgeheven.

Art. 34.Artikel 11bis van dezelfde besluitwet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11bis.De controleurs en inspecteurs van de Directie-generaal Sociale inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zijn, elk wat hun bevoegdheid betreft, bevoegd om de naleving van de verplichtingen voortvloeiend uit deze besluitwet te controleren.

Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. »

Art. 35.In artikel 12bis van dezelfde besluitwet, laatst gewijzigd bij de wet van 3 juli 2005, worden de paragrafen 3 en 4 opgeheven.

Art. 36.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 12ter ingevoegd, luidende : «

Art. 12ter.Met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 26 tot 500 euro of met één van deze straffen alleen, wordt gestraft : 1° de reder, zijn lasthebber of zijn aangestelde die wetens en willens een onjuiste of onvolledige verklaring aflegt, teneinde wederrechtelijk wachtgelden aan een in artikel 1bis, 1°, bedoelde persoon te doen toekennen;2° hij die op bedrieglijke wijze of wetens en willens onjuiste of vervalste documenten voorlegt om zich wachtgelden te laten toekennen;3° de reder, zijn lasthebber of zijn aangestelde die toelaat dat een in artikel 1bis, 1°, bedoelde persoon zijn arbeid verlaat om zich wederrechtelijk op de werkloosheidscontrole aan te melden;4° de reder, zijn lasthebber of zijn aangestelde die EU-onderdanen aanwerft buiten de op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1° van deze besluitwet, ingeschreven personen, terwijl het niet gaat om een geval van overmacht;5° hij die wetens en willens een valse of onvolledige verklaring heeft afgelegd met het oog op het bekomen van wachtgelden waarop hij geen recht heeft, of die wachtgelden aanneemt terwijl hij weet dat hij er geen recht op heeft;6° de reders evenals hun lasthebbers en hun aangestelden zo zij geweigerd hebben de ter uitvoering van artikel 2octies , zevende lid, getroffen toezichtsmaatregelen toe te passen of de voor de uitvoering van dit toezicht gevergde inlichtingen te verstrekken.»

Art. 37.In dezelfde besluitwet wordt een artikel 12quinquies ingevoegd, luidende : «

Art. 12quinquies.Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII, zijn toepasselijk op de in deze besluitwet bepaalde misdrijven.

Artikel 85 van voormeld Wetboek is toepasselijk op de in deze besluitwet bepaalde misdrijven zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het in deze besluitwet bepaalde minimumbedrag.

De reders zijn burgerlijk aansprakelijk voor het betalen van de geldboeten welke tegen hun lasthebbers of aangestelden zijn uitgesproken wegens een misdrijf als omschreven in deze besluitwet. » Onderafdeling 2. - Solidariteitsbijdrage-winstdeelname

Art. 38.In artikel 3 van dezelfde besluitwet, wordt een paragraaf 3quinquies ingevoegd luidende : « § 3quinquies. Een solidariteitsbijdrage wordt vastgesteld ten laste van de toegetreden zeeman in de zin van artikel 2, 19°, van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen. Zij is verschuldigd op de uitkering in speciën van de deelname in de winst in de zin van artikel 2, 16°, van dezelfde wet.

De bijdragevoet wordt vastgesteld op 13,07 % van het uitgekeerde bedrag.

Deze bijdrage wordt door de reder of de vennootschap in de zin van artikel 2, 1°, van dezelfde wet betaald, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.

De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter ingeval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.

De Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage. » Afdeling 3. - Diverse bepalingen

Art. 39.De wet van 25 februari 1964 houdende inrichting van een Pool van de zeelieden ter koopvaardij wordt opgeheven.

Art. 40.In artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, laatst gewijzigd bij de wet van 20 juni 2006, worden de woorden « de Pool van zeelieden ter koopvaardij » opgeheven.

Art. 41.In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, worden de woorden « de Pool van zeelieden ter koopvaardij » opgeheven.

Art. 42.In artikel 1 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « De Pool van de zeelieden ter Koopvaardij » opgeheven.

Art. 43.In artikel 1, 21°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder a) worden de woorden « artikel 1, 1°, van de wet van 25 februari 1964 houdende inrichting van een Pool der zeelieden ter koopvaardij » vervangen door de woorden « artikel 1bis, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij »;2° in de bepaling onder b) worden de woorden « artikel 1, 1°, van dezelfde wet » vervangen door de woorden « artikel 1bis, 1°, van dezelfde besluitwet »;3° in de bepaling onder c) worden de woorden « buiten de bij de Pool ingeschreven personen » vervangen door de woorden « buiten de op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van dezelfde besluitwet, ingeschreven personen »;4° in de bepaling onder d) worden de woorden « artikel 6, zevende lid, van dezelfde wet » vervangen door de woorden « artikel 2octies, achtste lid, van dezelfde besluitwet ».

Art. 44.In artikel 26 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatst gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, worden de woorden « bedoeld in artikel 1 van de wet van 25 februari 1964 houdende inrichting van een Pool van de Zeelieden ter koopvaardij » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 15 van Titel 5, Hoofdstuk 1, Afdeling 1, van de programmawet van 17 juni 2009 ».

Art. 45.In artikel 76, § 1, 3°, van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, worden de woorden « de personen ingeschreven bij de Pool van de zeelieden ter koopvaardij ingericht door de wet van 25 februari 1964 » vervangen door de woorden « de personen ingeschreven op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij ».

Art. 46.In artikel 32, § 2, 2°, van de wet van 22 maart 1999 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, worden de woorden « de Pool van de zeelieden ter koopvaardij » opgeheven.

Art. 47.De Koning kan de nodige maatregelen nemen om de bestaande wettelijke en reglementaire bepalingen in overeenstemming te brengen met deze wet. Hij kan deze wettelijke en reglementaire bepalingen opheffen, wijzigen, vervangen en coördineren. Afdeling 4. - Overgangsbepalingen

Art. 48.De zeelieden en shoregangers die vóór de inwerkingtreding van deze wet ingeschreven zijn op de lijst, bedoeld in artikel 1, derde lid, 1°, van de wet van 25 februari 1964 houdende inrichting van een Pool van de zeelieden ter koopvaardij, worden ambtshalve ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 1bis, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij. » Afdeling 5. - Slotbepalingen

Art. 49.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2009 met uitzondering van Onderafdeling 2 van Afdeling 2, die uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005. HOOFDSTUK 2. - Alternatieve financiering

Art. 50.In artikel 66 van de programmawet van 2 januari 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « Bij onvoldoende opbrengst van de BTW om voormelde betaling uit te voeren, mag voor het jaar 2009 een bijkomend bedrag voorafgenomen worden van de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing, zonder dat deze voorafname groter kan zijn dan het vastgestelde tekort.»; 2° dit artikel wordt aangevuld met een § 14, luidende als volgt : « § 14.Vanaf 1 januari 2009 wordt jaarlijks een bedrag van 47.000 duizend euro voorafgenomen op de opbrengsten van de personenbelasting en toegewezen aan de RSZ-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ter financiering van de verhoging van het minimumpensioen van de werknemers. »

Art. 51.In artikel 63 van de programmawet van 27 april 2007 worden de woorden « In 2007 wordt een bedrag » vervangen door de woorden « Vanaf 2007 wordt jaarlijks een bedrag ».

Art. 52.Artikel 50 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 51 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007. HOOFDSTUK 3. - Tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector

Art. 53.Artikel 35, § 5, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatst gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2006, wordt aangevuld met een punt I, luidende : « I. De sectorale fondsen bedoeld in punt C, 1°, evenals de Fondsen Sociale Maribel bedoeld in punt 2°, (a) worden, naast de taken die hen zijn toevertrouwd met toepassing van artikel 1 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, belast met het beheer van de arbeidsplaatsen voor jongeren in het kader van globale projecten op federaal niveau en op het niveau van de deelgebieden in de non-profitsector, die voortvloeien uit de artikelen 82, § 3, en 83 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact. »

Art. 54.Artikel 53 heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2009. HOOFDSTUK 4. - Verkeersboetes

Art. 55.In artikel 38, § 3decies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De werkgever is een solidariteitsbijdrage van 33 % verschuldigd op alle sommen die hij in plaats van zijn werknemer betaalt of aan zijn werknemer terugbetaalt, als betaling van een verkeersboete, een minnelijke schikking of een onmiddellijke inning met betrekking tot een verkeersboete, opgelopen door de werknemer tijdens de uitoefening van zijn arbeidsovereenkomst. »

Art. 56.Artikel 55 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

TITEL 6. - Werk HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen

Art. 57.Artikel 4, eerste lid, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, wordt aangevuld met de bepalingen onder 3°, luidende : « 3° de voorwaarden en de nadere regels voor het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstencheques voor de laagste inkomens via de uitbouw van een stelsel van sociale dienstencheques. De uitgaven verbonden aan dit stelsel van sociale dienstencheques worden aangerekend op de begroting dienstencheques van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. » HOOFDSTUK 2. - Invoering van strafrechtelijke en administratieve sancties in geval van inbreuk op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 20 juli 2001

tot bevordering van buurtdiensten en -banen

Art. 58.Artikel 7 van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, wordt aangevuld met een lid, luidende : « De in het tweede lid bedoelde ambtenaren oefenen deze controle uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. »

Art. 59.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IV/1 ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IV/1. Strafbepalingen ».

Art. 60.In hoofdstuk IV/1, ingevoegd bij artikel 59, wordt een artikel 10ter ingevoegd, luidende : « Art. 10ter . § 1. Met een strafrechtelijke geldboete van 100 euro tot 1.000 euro wordt gestraft de onderneming, haar aangestelde of haar lasthebber die : 1° dienstencheques van de gebruiker aanvaardt als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;2° in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoert die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;3° dienstencheques aanneemt ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;4° buurtwerken of -diensten laat uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van deze buurtwerken of -diensten;5° de registratie van de dienstencheque-activiteiten niet op dergelijke wijze organiseert dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;6° meer dienstencheques voor betaling overmaakt aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques;7° buurtwerken of -diensten levert zonder hiertoe erkend te zijn;8° indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op grond van deze wet en in haar schoot geen sui generis afdeling heeft die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques;9° werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming laat uitvoeren door een andere onderneming of instelling;10° een ander dan het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard laat betalen met dienstencheques. § 2. Met een strafrechtelijke geldboete van 50 euro tot 500 euro wordt gestraft de onderneming, haar aangestelde of haar lasthebber die : 1° geen geschreven arbeidsovereenkomst dienstencheques opmaakt uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt;2° de arbeidsovereenkomst dienstencheques onvolledig of onjuist opmaakt;3° een werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling geniet van een werkloosheidsuitkering, een leefloon of van financiële sociale hulp geen voorrang geeft tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij reeds werkt;4° de gebruiker vertegenwoordigt voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en van artikel 6 van deze wet, of de werknemer vertegenwoordigt om de dienstencheques te ondertekenen;5° de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling overmaakt aan het uitgiftebedrijf. Voor de in 1°, 2° en 3° bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. »

Art. 61.In hetzelfde hoofdstuk IV/1 wordt een artikel 10quater ingevoegd, luidende : «

Art. 10quater.Bij herhaling binnen een jaar na een vorige veroordeling kan de straf op het dubbel van het maximum worden gebracht. »

Art. 62.In hetzelfde hoofdstuk IV/1 wordt een artikel 10quinquies ingevoegd, luidende : «

Art. 10quinquies.De onderneming is burgerrechtelijk aansprakelijk voor geldboeten waartoe haar aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld. »

Art. 63.In hetzelfde hoofdstuk IV/1 wordt een artikel 10sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 10sexies.§ 1. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII, zijn toepasselijk op de bij dit hoofdstuk bepaalde inbreuken. § 2. Artikel 85 van voormeld wetboek is toepasselijk op de bij dit hoofdstuk bepaalde inbreuken, zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van de hierbij bepaalde minimumbedragen. »

Art. 64.In hetzelfde hoofdstuk IV/1 wordt een artikel 10septies ingevoegd, luidende : «

Art. 10septies.De strafvordering wegens overtreding van de bepalingen van dit hoofdstuk en van de uitvoeringsbesluiten ervan verjaart na vijf jaar te rekenen van de dag waarop de inbreuk is gepleegd. » Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 30 juni 1971 betreffende de

administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten

Art. 65.Artikel 1bis, § 1, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, vervangen bij de wet van 23 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 4 augustus 1996, 28 januari 1999, 23 maart 1999, 26 maart 1999, 24 december 1999, 26 juni 2000, 24 januari 2003, 13 juli 2006, 27 december 2006, 1 maart 2007 en 23 april 2008, wordt aangevuld met een 13° en een 14°, luidende : « 13° van 275 tot 2.750 euro aan de onderneming die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen : a) dienstencheques van de gebruiker aanvaardt als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;b) in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoert die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;c) dienstencheques aanneemt ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;d) buurtwerken of -diensten laat uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van deze buurtwerken of -diensten;e) de registratie van de dienstencheque-activiteiten niet op dergelijke wijze organiseert dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;f) meer dienstencheques voor betaling overmaakt aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques;g) buurtwerken of -diensten levert zonder hiertoe erkend te zijn;h) indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op grond van voornoemde wet van 20 juli 2001, en in haar schoot geen sui generis afdeling heeft die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van de dienstencheques;i) werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming laat uitvoeren door een andere onderneming of instelling;j) een ander dan het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard laat betalen met dienstencheques. 14° van 140 euro tot 1.375 euro aan de onderneming die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen : a) geen geschreven arbeidsovereenkomst dienstencheques opmaakt uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt;b) de arbeidsovereenkomst dienstencheques onvolledig of onjuist opmaakt;c) een werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling geniet van een werkloosheidsuitkering, een leefloon of van financiële sociale hulp geen voorrang geeft tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij reeds werkt;d) de gebruiker vertegenwoordigt voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en van artikel 6 van voornoemde wet van 20 juli 2001, of de werknemer vertegenwoordigt om de dienstencheques te ondertekenen;e) de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling overmaakt aan het uitgiftebedrijf.».

Art. 66.In artikel 11, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 23 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 23 maart 1999, 26 maart 1999, 26 juni 2000 en 27 december 2006, worden de woorden « en 6°, a), b), c), d) en e) en 7° » vervangen door de woorden « 6°, a), b), c), d) en e), 7° en 13°, a), b) en c), ».

TITEL 7. - Begroting ENIG HOOFDSTUK. - Opheffingsbepaling

Art. 67.Artikel 2 van de wet van 15 maart 1991 houdende hervorming van de algemene Rijkscomptabiliteit en van de provinciale comptabiliteit wordt opgeheven.

Art. 68.Deze titel treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

TITEL 8. - Energie ENIG HOOFDSTUK. - Wijziging van de economische herstelwet van 27 maart 2009

Art. 69.Artikel 64 van de economische herstelwet van 27 maart 2009 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De elektriciteitsleveranciers en de distributienetbeheerders hebben recht op terugbetaling van de kosten die door de toepassing van dit hoofdstuk worden gemaakt. ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 17 juni 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET De Minister van Energie, P. MAGNETTE De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE De Staatssecretaris voor Begroting, M. WATHELET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota's (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 52-1967 - 2008/2009 : 001 : Wetsontwerp. 002 tot 005 : Amendementen. 006 tot 009 : Verslagen. 010 : Tekst aangenomen door de commissies. 011 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 4 juni 2009.

Stukken van de Senaat : 4-1351 - 2008/2009 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^