gepubliceerd op 30 april 2019
Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen
29 APRIL 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, In het besluit dat de Regering u ter ondertekening voorlegt, worden verschillende verordeningsbepalingen van de verschillende koninklijke besluiten, waarvan de wettelijke grondslag voortaan uitsluitend wordt gevormd door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna: WVV), overgenomen.
Ingevolge de integratie van de bepalingen voor verenigingen zonder winstoogmerk (hierna: VZW's), internationale verenigingen zonder winstoogmerk (hierna: IVZW's) en stichtingen die voorheen waren opgenomen in de Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen in het WVV, worden nu ook verschillende uitvoeringsbepalingen voor VZW's, IVZW's en stichtingen opgenomen in het onderhavige uitvoeringsbesluit bij het WVV. In tegenstelling tot wat de Raad van State suggereert, vormt dit besluit geen codificatie van alle uitvoeringsbepalingen toepasselijk op vennootschappen en verenigingen. Zo hebben een aantal van de in het advies opgesomde voorbeelden een andere strekking, zodat zij niet thuishoren in dit uitvoeringsbesluit.
Het aan u voorgelegde besluit is samengesteld uit negen boeken, te weten "Oprichting en formaliteiten inzake openbaarmaking", "Consignatieprocedure en bestemming van de activa bij gerechtelijke ontbinding", "Jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening en formaliteiten inzake de openbaarmaking", "Voordracht aan de ondernemingsraden van kandidaten voor de opdracht van commissaris of van bedrijfsrevisor, "De sociale balans", "Het verslag van betalingen aan overheden", "De besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap en de naamloze vennootschap", " De genoteerde besloten vennoostschap in de zin van artikel 1:11 van het Wetboek van vennootschappen en vereningen en de naamloze vennootschap" en "Diverse bepalingen".
In tegenstelling tot wat de Raad van State suggereert, achten de stellers van het ontwerp het niet aangewezen de bijgevoegde concordantietabel uit te breiden met de respectievelijke rechtsgrond.
Deze vereiste wordt trouwens niet opgelegd door de beginselen van de wetgevingstechniek van de Raad van State.
BOEK 1 Boek 1 bevat de openbaarmakingsverplichtingen voor rechtspersonen. Dit regime is gebaseerd op de aanmaak van een dossier van de rechtspersoon ter griffie waarin alle te publiceren documenten met betrekking tot deze rechtspersoon worden neergelegd, een inschrijving in het register van rechtspersonen, alsook de bekendmaking van deze neerlegging in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.
Dit boek is samengesteld uit de bepalingen van boek I van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen en van het koninklijk besluit van 26 juni 2003 op de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk, van internationale verenigingen zonder winstoogmerk, van stichtingen en van organismen voor de financiering van pensioenen.
BOEK 2 Boek 2 geeft uitvoering aan de artikelen 2:104 en 2:134 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen tot bepaling van de procedure die moet worden gevolgd voor de realisatie en consignatie van de activa die op het ogenblik van de sluiting van de vereffening van de rechtspersoon niet waren gekend.
Dit boek herneemt in hoofdzaak de artikelen 192 en 193 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, alsook de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 8 oktober 2004 tot uitvoering van artikel 19bis, derde lid, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.
BOEK 3 Boek 3 beoogt de uitvoering van een aantal artikelen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen die betrekking hebben op de jaarrekening van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (hierna: vennootschappen), VZW's, IVZW's en stichtingen.
De uitvoering van de jaarrekeningrechtelijke bepalingen voor vennootschappen zijn, behoudens anders toegelicht hieronder, geïnspireerd op het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (hierna: KB W.Venn.).
Ingevolge de inlassing van de jaarrekeningrechtelijke bepalingen voor VZW's, IVZW's en stichtingen die voorheen waren opgenomen in de Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen (hierna: VZW-wet van 1921) in het WVV, worden nu ook de bepalingen tot uitvoering van de jaarrekeningrechtelijke verplichtingen voor VZW's, IVZW's en stichtingen opgenomen in het onderhavige uitvoeringsbesluit bij het WVV. Een heel aantal van de bepalingen die gelden voor VZW's, IVZW's en stichtingen zijn gelijklopend met de overeenstemmende bepalingen die gelden voor vennootschappen. Om die reden heeft de Regering ervoor geopteerd om, zonder inhoudelijke wijzigingen, een zo breed mogelijke gemeenschappelijke stam te voorzien met daarin de bepalingen die gelden voor zowel de vennootschappen als voor de VZW's, IVZW' en stichtingen die een dubbele boekhouding voeren. Voor de eenvoud en voor een verhoging van de leesbaarheid worden de bepalingen die gelden voor de VZW's, IVZW's en stichtingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren opgenomen in een afzonderlijke titel.
Bij de opstelling van het voorliggend boek 3 werden de relevante bepalingen overgenomen uit: (i) het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, meer bepaald boek II.Jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening en formaliteiten inzake openbaarmaking; [boek III/1. De sociale balans en boek III/2. Het verslag van betalingen aan overheden;] (ii) het koninklijk besluit van 26 juni 2003 (II) betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, voor wat de structuur en de inhoud van de jaarrekening betreft; (iii) het koninklijk besluit van 26 juni 2003 (I) op de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk, van internationale verenigingen zonder winstoogmerk, van stichtingen en van organismen voor de financiering van pensioenen, voor wat de neerlegging van de jaarrekening betreft; en (iv) het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen (hierna: KB van 19 december 2003).
Boek 3 van het voorliggend besluit is als volgt gestructureerd: -een eerste titel met de gemeenschappelijke bepalingen die gelden voor de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid en voor VZW's, IVZW's en stichtingen die een dubbele boekhouding voeren; - een tweede titel met de bijzondere bepalingen die uitsluitend gelden voor de vennootschappen; - een derde titel met de bijzondere bepalingen die uitsluitend gelden voor VZW's, IVZW's en stichtingen die een dubbele boekhouding voeren; - een vierde titel die de bepalingen bevat die gelden voor de VZW's, IVZW's en stichtingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren.
In de bijlagen zijn vervolgens de schema's van de balans en de resultatenrekening opgenomen voor de opmaak van de jaarrekeningen.
Naast de overname en samenvoeging van de relevante bepalingen uit de voormelde koninklijke besluiten en een wijziging in terminologie ingevolge de afschaffing van het kapitaalbegrip voor de andere dan naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen, werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om, voor zover dit aangewezen en mogelijk is, een aantal wijzigingen aan te brengen ter vereenvoudiging, ter verduidelijking of met het oog op een harmonisatie van de jaarrekeningrechtelijke bepalingen die gelden voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid enerzijds en voor VZW's, IVZW's en stichtingen anderzijds. Hierna volgt een artikelsgewijze bespreking van deze wijzigingen.
BOEK 4 Boek 4 herneemt de artikelen 184 tot 191 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen en werkt de te volgen procedure bij de voordracht van kandidaten aan de ondernemingsraad voor de opdracht van commissaris of bedrijfsrevisor nader uit.
BOEK 5 Overeenkomstig de artikelen 45, 45bis en 46 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, dienen alle ondernemingen een sociale balans op te stellen waarvan de inhoud en de weergave door de Koning worden bepaald. Deze sociale balans maakt geen verplicht deel uit van de toelichting bij de jaarrekening, maar wordt, op grond van artikel 3:12 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, als een afzonderlijk document bij de Nationale Bank neergelegd (tenzij vrijwillige opname in de jaarrekening).
Boek 5 herneemt de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de sociale balans (m.i.h.b. de artikelen 191/1 tot 191/4 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen) en waarin de algemene principes en de inhoud van de sociale balans worden verduidelijkt.
BOEK 6 Boek 6 geeft uitvoering aan de verplichting, voor de vennootschappen die actief zijn in bepaalde sectoren, om een verslag over de betalingen aan overheden en/of een geconsolideerd verslag over de betalingen aan overheden op te stellen (de zogenaamde "country by country reporting"), en herneemt de artikelen 191/5 tot 191/7 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen.
BOEK 7 Boek 7 is samengesteld uit de bepalingen van verschillende koninklijke besluiten waarvan de wettelijke grondslag voortaan door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt gevormd, en die van toepassing zijn op de besloten vennootschappen, de naamloze vennootschappen en, in voorkomend geval, de coöperatieve vennootschappen.
Titel 1 inzake het uitkoopbod herneemt in hoofdzaak de artikelen 209 tot 219 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen. Deze titel regelt de modaliteiten van het aanbod tot uitkoop van effecten van minderheden in niet-genoteerde vennootschappen.
Titel 2 inzake het elektronisch effectenregister geeft een inhoudelijke invulling aan de vereisten waaraan de elektronisch bijgehouden effectenregisters moeten voldoen.
BOEK 8 Boek 8 is samengesteld uit de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen waarvan de wettelijke grondslag voortaan door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt gevormd, en die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen, en op de genoteerde besloten vennootschappen in de zin van artikel 1:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Titel 1 herneemt de bepalingen inzake het openbaar karakter van het verzoek tot verlening van volmachten (artikel 204 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen; artikel 8:1 KB WVV).
Titel 2 herneemt de informatieverplichtingen die genoteerde vennootschappen en vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF moeten naleven bij verkrijging van eigen effecten (artikelen 205 tot 208 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen; artikelen 8:2 tot 8:5 KB WVV), en vult deze aan met de na te leven informatieverplichtingen voorzien in artikel 7:218, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen met betrekking tot de vervreemding van eigen effecten (artikel 8:6 KB WVV) en met de vereisten inzake de gelijkwaardigheid van de prijs voorzien in artikel 7:218, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen met betrekking tot de vervreemding van eigen effecten (artikel 8:7 KB WVV).
BOEK 9 TITEL 1. - Opheffingsbepalingen De bepalingen in deze titel heffen de koninklijke besluiten op waarvan de bepalingen in dit koninklijk besluit worden geïntegreerd.
TITEL 2. - Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare uitkoopbiedingen Hoofdstuk 1 strekt ertoe ervoor te zorgen dat uitkoopbiedingen op vennootschappen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op Alternext en de Vrije Markt ook na de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen onderworpen blijven aan het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare uitkoopbiedingen.
Tot voor de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, konden deze vennootschappen doorgaans immers worden beschouwd als vennootschappen die een openbaar beroep doen of hebben gedaan op het spaarwezen in de zin van artikel 438 van het (vroegere) Wetboek van vennootschappen. In die hoedanigheid waren zij dan ook onderworpen aan de regels over openbare uitkoopbiedingen vervat in artikel 513, § 1, van datzelfde Wetboek. Met de invoering van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen, verdwijnt echter de categorie van vennootschappen die een openbaar beroep doen of hebben gedaan op het spaarwezen. Het uitkoopregime vervat in artikel 7:82, § 1, van het nieuwe Wetboek is voortaan in beginsel dan ook beperkt tot genoteerde vennootschappen.
Artikel 7:82, § 5, van het nieuwe Wetboek machtigt de Koning echter om "niet genoteerde vennootschappen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op de markten die hij aanduidt in toepassing van artikel 5, eerste lid, van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen [te] onderwerpen aan het regime van paragraaf 1". In toepassing van artikel 5 van de vermelde wet van 1 april 2007 werden Alternext en de Vrije Markt door artikel 49 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare overnamebiedingen aangeduid als markten waarop de regels over de biedplicht van toepassing zijn, net zoals voor de genoteerde vennootschappen. Bijgevolg komt het gepast voor om vennootschappen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot deze markten en hun aandeelhouders ook voor de uitkoopbiedingen te onderwerpen aan hetzelfde regime als de genoteerde vennootschappen. De gelijkstelling van deze vennootschappen met genoteerde vennootschappen geldt overigens ook op het vlak van de nieuwe regels uit het Wetboek van vennootschappen en verenigingen inzake stemrecht (overeenkomstig artikel 5 van de vermelde wet van 1 april 2007, zoals gewijzigd door de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen).
Daarnaast worden in het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare uitkoopbiedingen de verwijzingen naar vennootschappen die een openbaar beroep op het spaarwezen doen of gedaan hebben opgeheven en worden alle verwijzingen naar het Wetboek van vennootschappen vervangen door verwijzingen naar het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Tevens wordt vermeden dat enkel naar naamloze vennootschappen wordt verwezen, nu voortaan ook besloten vennootschappen genoteerd kunnen zijn en dus onder het koninklijk besluit kunnen vallen. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van economisch recht De voorgestelde wijzigingen aan het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van economisch recht zijn het rechtstreekse gevolg van de verschillen die bestaan tussen het opgeheven Wetboek van vennootschappen en het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Artikel 9:9 betreft een aanpassing in de gebruikte terminologie. De `gewone commanditaire vennootschappen' destijds gedefinieerd in het wetboek van vennootschappen zijn in het wetboek van vennootschappen en verenigingen gedefinieerd als `commanditaire vennootschappen'. Deze aanpassing in terminologie wordt doorgetrokken in het voormelde koninklijk besluit van 21 oktober 2018.
Artikel 9:10 betreft de aanpassing van bijlage 1 zoals bedoeld in artikel 10 van het voormelde KB van 21 oktober 2018. Deze aanpassing is het gevolg van de afschaffing van het kapitaalbegrip voor de andere vennootschappen dan de naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen. Voor het overige worden verschillende taalkundige correcties aangebracht.
TITEL 3. - Inwerkingtreding Dit koninklijk besluit volgt dezelfde overgangsregeling als de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen.
Dit heeft tot gevolg dat het koninklijk besluit op nieuwe rechtspersonen van toepassing is vanaf 1 mei 2019. Op bestaande rechtspersonen is het koninklijk besluit van toepassing vanaf 1 januari 2020, tenzij zij hebben beslist zich aan het wetboek te onderwerpen vóór die datum. Dit besluit dient bij bestaande vennootschappen te worden toegepast voor de jaarrekeningen die betrekking hebben op de boekjaren met een afsluitingsdatum vanaf 1 januari 2020, tenzij de betrokken vennootschap vóór die datum reeds vrijwillig haar statuten heeft aangepast aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen. De afsluitingsdatum van het boekjaar is in deze aldus bepalend.
Ingevolge de wet tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen met betrekking tot de giften en de jaarrekeningen van verenigingen en stichtingen en tot wijziging van artikel 3bis, § 2, tweede lid, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen wat betreft de onafhankelijke bestuurders, moeten verenigingen en stichtingen vanaf 1 januari 2021 een lijst van giften neerleggen bij de Nationale Bank van België. De Nationale Bank van België mag van deze stukken evenwel geen kopie ter beschikking stellen op haar website, noch een kopie op aanvraag uitreiken. De bepalingen die hieraan verder uitvoering geven, treden op dezelfde dag in werking als voornoemde wet.
De hierna volgende artikelsgewijze bespreking gaat enkel in op bepalingen die nadere toelichting vereisen.
Artikelsgewijze bespreking Voor wat betreft de bepalingen opgenomen in boek 1. Oprichting en formaliteiten inzake openbaarmaking: Artikel 1:3 Onder verwijzing naar het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nrs. 5 en 7) kan het volgende worden verduidelijkt.
Wanneer artikel 1:3, tweede lid, van het Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna, KB WVV) bepaalt dat deze elektronische neerlegging tevens verzending inhoudt naar de diensten van het Belgisch Staatsblad, volgt uit het eerste lid dat de neerlegging in artikel 1:1 KB WVV wordt bedoeld, en dus enkel documenten viseert waarvan het WVV de openbaarmaking oplegt.
Deze regeling inzake openbaarmaking werd in hoofdzaak opgelegd krachtens de eerste richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 maart 1968 inzake het vennootschapsrecht, die in het Belgische recht werd omgezet bij de wet van 6 maart 1973. Die richtlijn strekte tot harmonisering van het vennootschapsrecht van de lidstaten om de belangen van vennoten en de belangen van derden te beschermen teneinde de rechtszekerheid te verhogen in het kader van de transacties tussen de ondernemingen in de lidstaten.
Om het Belgisch Staatsblad toe te laten de publicatieopdracht uit te voeren is het noodzakelijk om niet enkel de openbaar te maken documenten te verzenden maar ook de ingevulde gegevens i.v.m. de identiteit van de indiener en de door de indiener gemaakte facturatiekeuze. Deze gegevens worden enkel intern gebruikt en niet openbaar gemaakt.
Verder blijkt hieruit ook dat artikel 1:1 KB WVV een relevante normatieve inhoud heeft met betrekking tot de openbaar te maken documenten. Dit laatste onderscheid komt ook tot uiting in artikel 1:18 voor de documenten die niet moeten worden neergelegd, maar wel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, zoals bijvoorbeeld een oproeping tot de algemene vergadering van aandeelhouders.
Artikel 1:6 1) I.v.m. de online raadplegingen van het dossier en de mededeling van persoonsgegevens kan, onder verwijzing naar het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nrs. 10 en 12), het volgende worden verduidelijkt.
Artikel 2:7, § 5, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorziet dat elke oprichter, vennoot, aandeelhouder of lid, elk lid van een bestuursorgaan, dagelijks bestuurder, commissaris, vereffenaar of voorlopig bewindvoerder de mogelijkheid heeft om in het dossier van de rechtspersoon een adres op te geven waarop zij een professionele activiteit voeren en dat niet hun woonplaats is. De optie om het professioneel adres en niet dat van de hoofdverblijfplaats te vermelden, is van belang indien een akte, een uittreksel van een akte of een stuk in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt, waarvoor luik B van formulier I moet worden gebruikt. Wanneer derden het dossier raadplegen, fysiek ter griffie, online via de gegevensbank van het Belgisch Staatsblad, of via de eDA-gegevensbank ter griffie van de ondernemingsrechtbank, wordt hen bijgevolg in zulk geval alleen het professioneel adres meegedeeld.
De optie om het professioneel adres en niet dat van de hoofdverblijfplaats te vermelden, is niet relevant bij de inschrijving of de wijziging ervan van een rechtspersoon in de Kruispuntbank van Ondernemingen, waar geen adresgegevens van natuurlijke personen worden ingevoerd. Deze informatie is immers reeds gekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen via het rijksregisternummer of het BIS-registernummer. Deze laatste persoonsgegevens, die louter voor de Kruispuntbank zijn bestemd, zijn door hun aard in geen geval raadpleegbaar door het publiek. De griffie houdt dergelijke stukken bij in een submap, die uit het dossier wordt verwijderd wanneer de rest van het dossier ter inzage of voor kopie wordt geraadpleegd.
De technische voorschriften vastgesteld door de minister van Justitie voor de online raadplegingen van het dossier betreffen dan ook helemaal niet de mededeling van persoonsgegevens. 2) I.v.m. de nadere regels voor de raadplegingen van het dossier kan, onder verwijzing naar het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nr. 9), het volgende worden verduidelijkt.
Artikel 2:7, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt de doeleinden waarvoor de ingekeken gegevens mogen worden gebruikt, meer bepaald nagaan "of die rechtspersoon geldig is opgericht, of hij het recht heeft zijn activiteiten uit te oefenen, of zijn vertegenwoordigingsorganen het recht hebben hem te verbinden, en of, in een vennootschap, de vennoten of aandeelhouders al dan niet onbeperkt aansprakelijk zijn. Dit dossier stelt elke belanghebbende in staat de leden van de organen belast met het bestuur, het toezicht of de controle van rechtspersonen ter verantwoording te roepen." Of de aanvrager tot inzage een belang heeft om het dossier in te kijken, kan enkel worden beoordeelt door een rechtbank, en niet door de griffie waar het dossier wordt gehouden.
Het opleggen van een administratief `aanvraagformulier' lijkt dan ook weinig zinvol.
Gelet op de optie voor elke oprichter, vennoot, aandeelhouder of lid, elk lid van een bestuursorgaan, dagelijks bestuurder, commissaris, vereffenaar of voorlopig bewindvoerder om het professioneel adres en niet dat van de hoofdverblijfplaats te vermelden, is het moeilijk te begrijpen waarom deze adressen niet elektronisch zouden mogen worden geraadpleegd, maar dan wel fysiek ter griffie zouden kunnen worden geraadpleegd. Bovendien kan noch de gegevensbank van het Belgisch Staatsblad, noch de eDA-gegevensbank ter griffie van de ondernemingsrechtbank, worden geraadpleegd op basis van zoekcriteria die gebaseerd zijn op de identiteit van de natuurlijke personen.
Het koninklijk besluit bevat dan ook voldoende garanties voor de rechten en vrijheden van personen van wie sommige persoonsgegevens zijn opgenomen in het dossier van de rechtspersoon.
Artikel 1:7 I.v.m. de gegevens die moeten worden ingevoerd in de Kruispuntbank van Ondernemingen kan, onder verwijzing naar het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nr. 13), het volgende worden verduidelijkt.
Bij iedere inschrijving of de wijziging ervan van een rechtspersoon in de Kruispuntbank van Ondernemingen moeten een aantal gegevens worden ingevoerd in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Bij de oprichting van een rechtspersoon zijn die gegevens terug te vinden op formulier I, luik A en C. Wanneer één van de identificatiegegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen wordt gewijzigd, moet gebruik worden gemaakt van formulier II. Dat formulier heeft enkel een luik A en C. Indien de wijziging een bekendmaking vereist, zal ook worden gebruikgemaakt van formulier I, luik B. Artikel 1:7 KB WVV vermeldt de in de KBO in te voeren gegevens, zo onder andere de identiteit van de personen die gemachtigd zijn de rechtspersoon te besturen en te vertegenwoordigen en, in voorkomend geval, van de leden van de raad van toezicht, of van de vereffenaar; in voorkomend geval, de identiteit van de persoon of personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen; alsook de identiteit van de benoemde vertegenwoordiger van de rechtspersoon voor de werkzaamheden van het bijkantoor.
Aangezien rechtspersonen altijd via hun organen moeten handelen, is de identiteit van (dagelijks) bestuurders, vereffenaars en vertegenwoordigers voor de werkzaamheden van het bijkantoor essentieel. Het vormt met name een garantie voor contracterende derden.
Indien bovenvermelde functies worden uitgeoefend door natuurlijke personen, betreffen de gevraagde identiteitsgegevens meer bepaald: 1° het rijksregisternummer voor alle natuurlijke personen, het BIS-registernummer voor niet-verblijfshouders of de kopieën van identiteitsbewijzen voor diegene die geen rijksregisternummer of BIS-nummer hebben; 2° de naam en voornaam; 3° de hoedanigheid; en 4° de datum waarop de benoeming of beëindiging van de functie ingaat.
De persoonsgegevens onder het 1° en die louter voor de Kruispuntbank zijn bestemd, zijn door hun aard in geen geval raadpleegbaar door het publiek. De griffie houdt dergelijke stukken bij in een submap die uit het dossier wordt verwijderd wanneer de rest van het dossier ter inzage of voor kopie wordt geraadpleegd.
De raadpleging van deze gegevens in Kruispuntbank van Ondernemingen zelf wordt geregeld via het Wetboek van economisch recht en haar uitvoeringsbesluiten: - koninklijk besluit van 28 maart 2014 tot uitvoering van artikel III.31 van het Wetboek van economisch recht inzonderheid de bepaling van de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen die via internet toegankelijk zijn evenals de voorwaarden voor het raadplegen ervan ("Public Search"); - koninklijk besluit van 19 juni 2003 houdende de nadere regelen voor de toegang van de overheden, besturen, diensten of andere instellingen tot de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen ("Toegang overheden"); - koninklijk besluit van 18 juli 2008 betreffende het hergebruik van publieke gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen ("hergebruik") en; - koninklijk besluit van 22 april 2010 tot bepaling van de regels voor en de aard van de inschrijvingen die de ondernemingen onder elektronisch beveiligde vorm kunnen meedelen aan de Kruispuntbank van Ondernemingen ("My Enterprise").
Verder worden er door de neerlegging in het dossier bedoeld in artikel 2:7 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen geen adresgegevens van natuurlijke personen in de Kruispuntbank van Ondernemingen ingevoerd. Deze informatie is immers reeds gekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen via het rijksregisternummer of het BIS-registernummer.
Artikel 2:7, § 5, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorziet dat elke oprichter, vennoot, aandeelhouder of lid, elk lid van een bestuursorgaan, dagelijks bestuurder, commissaris, vereffenaar of voorlopig bewindvoerder de mogelijkheid heeft om in het dossier van de rechtspersoon een adres op te geven waarop zij een professionele activiteit voeren en dat niet hun woonplaats is.
De optie om het professioneel adres en niet dat van de hoofdverblijfplaats te vermelden, is van belang indien een akte, een uittreksel van een akte of een stuk in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt, waarvoor luik B van formulier I moet worden gebruikt.
Wanneer derden het dossier raadplegen wordt hen alleen dit adres meegedeeld. In luik C wordt geen adres vermeldt, enkel het rijksregisternummer of het BIS-registernummer, dat niet door het publiek kan worden geraadpleegd, zie hoger.
Het beschikkend gedeelte van artikel 1:7 KB WVV moet dan ook niet worden verduidelijkt, noch moeten de formulieren expliciet melding maken van deze optiemogelijkheid.
In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat de stellers van het ontwerp geen verschil zien tussen de Franse term "dénomination" en "nom". Een "dénomination" behelst het geven van een naam, het benoemen van iets of iemand om het onderscheid te maken met iets of iemand anders. Het spreekt vanzelf dat deze woorden gelijkwaardig en onderling inwisselbaar zijn.
Artikel 1:12 Ingevolge het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt de termijn waarbinnen de bekendmaking na de neerlegging moet plaatsvinden veralgemeend naar tien dagen (artikel 2:13, eerste lid WVV).
De griffier heeft twee werkdagen na de datum van aanvaarding van de neerlegging om de documenten die in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt, te verzenden naar het Belgisch Staatsblad. In lijn met deze regel moet de termijn van tien dagen worden verstaan als werkdagen, en niet als kalenderdagen.
Voor wat betreft de bepalingen opgenomen in boek 2, titel 2.
Gerechtelijke ontbinding van verenigingen: In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat de statuten kunnen bepalen dat de leden een recht op terugkeer van hun inbreng hebben.
Voor wat betreft de bepalingen opgenomen in boek 3, titel 1.
Gemeenschappelijke bepalingen voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, VZW,'s, IVZW's en stichtingen: Artikel 3:14 Artikel 3:14 is de overname van artikel 36 van het KB W.Venn. met een verduidelijking van de aanschaffingsprijs voor alle gevallen waarbij een actiefbestanddeel wordt verkregen in ruil voor een tegenprestatie anders dan in geld. Een tegenprestatie anders dan in geld kan bestaan in bijvoorbeeld de afstand van een actiefbestanddeel maar kan evengoed bestaan in het leveren van een dienstprestatie.
De aanschaffingsprijs waarbij de tegenprestatie anders is dan in geld, is gelijk aan de marktwaarde van deze tegenprestatie. Is deze waarde moeilijk vast te stellen, dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het verkregen actiefbestanddeel.
De betreffende waarden worden geschat en vastgesteld op de datum van de ruil en niet op de datum van de effectieve overhandiging van het goed of de effectieve levering van de dienstprestatie.
Artikel 3:19 De tekst van artikel 3:19 is een overname van de tekst van artikel 41 KB W.Venn. zonder inhoudelijke wijzigingen. In het tweede tot het vierde lid van de eerste paragraaf wordt wel verduidelijkt op welke wijze de boekwaarde van een aandeel aangehouden in een vennootschap moet worden uitgesplitst in het geval van een splitsing of een partiële splitsing van deze laatste vennootschap. De uitsplitsing van de boekwaarde van deze aandelen vindt plaats pro rata de reële waarde van de toegewezen vermogens. Deze verwerking stemt overeen met de door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen vooropgestelde wijze in CBN-advies 2009/8 De boekhoudkundige verwerking van splitsingen en CBN-advies 2009/11 De boekhoudkundige verwerking van partiële splitsingen.
Artikel 3:22 In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat de boekhoudkundige regel waar het artikel naar verwijst nooit van toepassing is geweest op verenigingen en stichtingen.
Artikel 3:56 Artikel 3:56 is geïnspireerd op de artikelen 78 tot 80bis KB W.Venn.
Deze artikelen stellen een verwerking in boekhoudkundige continuïteit voorop bij een fusie, splitsing of een hiermee gelijkgestelde verrichting. Boek 13 van het WVV voorziet in de mogelijkheid om een VZW, IVZW of stichting te ontbinden zonder vereffening teneinde hun gehele vermogen in te brengen in één of meer rechtspersonen die hun belangeloos doel verderzetten en dit volgens de modaliteiten opgenomen in voormeld boek 13.
Naar analogie met de verwerking van de herstructureringsverrichtingen van een vennootschap in boekhoudkundige continuïteit, regelt artikel 3:56 dat een dergelijke herstructureringsverrichting bij een VZW, IVZW en stichting eveneens in boekhoudkundige continuïteit verloopt.
De paragrafen 3 tot en met 7 van het voormalige artikel 78 KB W.Venn. hebben uitsluitend betrekking op vennootschappen en werden om die reden, zonder wijzigingen, overgeheveld naar titel 2.
Artikel 3:57 Artikel 3:57 regelt de verwerking in boekhoudkundige continuïteit bij de inbreng om niet van een algemeenheid of van een bedrijfstak. Het voormalige artikel 81 KB W.Venn. voorzag dit reeds voor de inbreng door een vennootschap, het voorgestelde artikel 3:57 regelt dit nu zowel voor de vennootschappen als voor de VZW's, IVZW`s en de stichtingen.
Artikel 3:58 Artikel 3:58 bepaalt per categorie van vennootschappen en VZW's, IVZW's en stichtingen welke schema's moeten worden gebruikt voor de opstelling van de jaarrekening.
De te gebruiken schema's van de balans en de resultatenrekening zijn opgenomen in de bijlagen bij het voorliggend besluit. Deze schema's verschillen weinig van de schema's die destijds waren opgenomen in het KB W.Venn. De voornaamste wijzigingen ten opzichte van de destijds opgestelde schema's van de balans en de resultatenrekening zijn de volgende: - voortaan wordt een onderscheid gemaakt tussen het schema van de balans van enerzijds de naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen die allen nog beschikken over kapitaal en anderzijds de andere, kapitaalloze, vennootschappen; - de schema's van de balans en de resultatenrekening van de VZW's, IVZW's en stichtingen zijn voortaan ook opgenomen in de bijlage bij het uitvoeringsbesluit van het WVV ingevolge de inlassing van de jaarrekeningrechtelijke bepalingen voor VZW's, IVZW's en stichtingen uit de voornoemde VZW-wet van 1921 naar het WVV; - de schema's van de balans en de resultatenrekening van een micro-vennootschap zijn identiek aan deze van een kleine vennootschap.
De schema's van de balans en de resultatenrekening van een micro-VZW, -IVZW en -stichting zijn identiek aan deze van een kleine VZW, IVZW en stichting. Uitsluitend de toelichting is verschillend naargelang de entiteit een micro-entiteit is dan wel een kleine entiteit; - voor de kapitaalloze ondernemingen wordt niet langer de terminologie `Kapitaal' gebruikt. Voor naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen wordt in het schema een onderscheid gemaakt tussen het gedeelte van de inbreng dat bestaat uit kapitaal en het gedeelte van de inbreng buiten kapitaal.
Onder inbreng buiten kapitaal wordt vervolgens nog een onderscheid gemaakt tussen de uitgiftepremies en de overige inbrengen buiten kapitaal. In de praktijk zullen dergelijke inbrengen, omwille van fiscale redenen, veelal onbeschikbaar zijn. Onder de overige inbrengen buiten kapitaal worden onder meer de ingebrachte gelden geboekt die worden ontvangen ingevolge de uitgifte van winstbewijzen; - in de schema's van de balansen van de vennootschappen wordt een uitsplitsing gevraagd van de onbeschikbare reserves naargelang de reden van deze onbeschikbaarheid. Hierin is voorzien in een subrubriek `Overige'. Op deze subrubriek `Overige' wordt onder meer de onbeschikbare reserve geboekt die ontstaat bij de omzetting van een VZW in een erkende CVSO of een coöperatieve vennootschap (hierna: CV) erkend als SO zoals bedoeld in artikel 14:37 WVV; - in de schema's van de resultatenrekening van de vennootschappen worden een aantal terminologische wijzigingen aangebracht ingevolge het verdwijnen van het kapitaalbegrip bij de kapitaalloze vennootschappen; - in de schema's van de balansen en de resultatenrekeningen van de VZW's, IVZW's en stichtingen worden een aantal vereenvoudigingen ingevoerd en worden een aantal onnauwkeurigheden uit het verleden gecorrigeerd.
Artikel 3:66 1) In haar advies (overweging nrs.18 en 19) beveelt de Gegevensbeschermingsautoriteit aan om de concrete doeleinden te preciseren waarvoor de jaarrekening en andere bij de Nationale Bank van België neergelegde documenten door derden kunnen worden geraadpleegd, om de hoedanigheid van de personen die in dit raam toegang tot de persoonsgegevens kunnen vragen te verduidelijken en om de criteria voor raadpleging van de bij de Nationale Bank van België neergelegde documenten nader te bepalen.
De Balanscentrale van de Nationale Bank van België maakt evenwel deel uit van het dossier van de rechtspersoon en dient dan ook dezelfde doeleinden als omschreven in artikel 2:7, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
De wetgever heeft in die context ook geenszins een beperking willen invoeren met betrekking tot de hoedanigheid van de raadplegers maar heeft ervoor geopteerd de stukken aan eenieder ter beschikking te stellen.
Zo dient de openbaarmaking van de jaarrekening niet alleen de belangen van de vennoten, aandeelhouders of leden, maar ook de belangen van elke economische partner die met de rechtspersoon zaken doet of van plan is te doen.
Daarnaast kan er op worden gewezen dat de Nationale Bank van België de jaarrekeningen en andere stukken van een concrete vennootschap enkel ter beschikking stelt wanneer de verzoeker de naam van de vennootschap (zoals reeds is voorzien in artikel 3:15 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen) of het ondernemingsnummer ingeeft.
Het is niet mogelijk om gegevens te bekomen aan de hand van de naam van een natuurlijke persoon. Verdere criteria (zoals controle van de hoedanigheid van degene die de gegevens raadpleegt en het doel van de raadpleging) zijn in strijd met de door de wetgever beoogde algemene terbeschikkingstelling van de jaarrekening en andere stukken aan het publiek, zonder onderscheid.
Voor het overige kan worden verwezen naar de toelichting bij artikel 1:6. 2) I.v.m. de categorieën documenten die bij de Nationale Bank van België kunnen worden geraadpleegd kan, onder verwijzing naar het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nr. 20), het volgende worden verduidelijkt. Artikel 3:15, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt dat de Nationale Bank van België op ieders verzoek een kopie verstrekt, in de vorm vastgesteld door de Koning, van de stukken bedoeld in de artikelen 3:10 en 3:12, hetzij van al die stukken, hetzij van de stukken betreffende een met name te noemen vennootschap en nader op te geven jaren. Dit besluit bepaalt dan ook niet welke categorieën documenten bij de Nationale Bank van België kunnen worden geraadpleegd, noch betreft dit enkel documenten die persoonsgegevens bevatten en krachtens het WVV raadpleegbaar zijn bij de Nationale Bank van België. 3) Onder verwijzing naar het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nr.21) kan het volgende worden verduidelijkt. De wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens voorziet in artikel 20 in de verplichting protocolakkoorden te sluiten tussen initiële en verdere verwerkingsverantwoordelijken. Deze verplichting werd ingevoerd teneinde de gegevensuitwisselingen vanuit de (federale) overheid naar derden niet af te remmen ten gevolge van de afschaffing van het systeem van sectorale machtigingen door de vroegere Privacycommissie.
Bij gebrek aan enige wettelijke omkadering wat betreft de privacywaarborgen voor gegevensuitwisselingen zouden sommige overheidsdiensten immers wantrouwig kunnen staan om hun gegevens aan derden ter beschikking te stellen.
Artikel 3:15 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen heeft niet als doel een doorgifte van gegevens van een partij naar een andere partij te bewerkstellingen (een zogenaamde uitwisseling van gegevens, zoals de parlementaire voorbereiding van artikel 20 van de wet van 30 juli 2018 duidelijk omschrijft), maar de gegevens openbaar te maken. De Nationale Bank van België stelt de gegevens publiekelijk ter beschikking en iedereen kan ze vervolgens raadplegen op de site van de Nationale Bank van België. Ook de terbeschikkingstelling van jaarrekeningen en andere stukken via e-mail, post of op een andere manier, zijn wijzen waarop de Nationale Bank van België de openbaarmaking van de gegevens verzekert en maken dus geen doorgifte uit in de zin van artikel 20 van de wet van 30 juli 2018.
Artikel 3:70 In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan het volgende worden verduidelijkt. Artikel 3:13, derde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen waarnaar artikel 3:70 verwijst was en is nog steeds niet van toepassing op verenigingen en stichtingen.
Voor wat betreft de bepalingen opgenomen in boek 3, titel 2.
Jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid: bijzondere bepalingen: Artikel 3:77 In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat het niet nodig is om deze bepaling aan te passen aan de vennootschappen zonder kapitaal. De uitgiftepremie heeft immers maar zin in een vennootschap met kapitaal. In vennootschappen zonder kapitaal wordt de totale inbreng voor nieuwe aandelen geboekt onder de boekhoudkundige post inbreng.
Artikel 3:79 Artikel 3:79 voert de verplichting in om een passende afschrijving toe te passen op de uitgedrukte, niet gerealiseerde meerwaarden die tot uiting worden gebracht naar aanleiding van de omzetting van een VZW in een erkende CVSO of een CV erkend als SO. Een VZW mag noch rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de oprichters, de leden, de bestuurders of enig andere persoon behalve in het kader van het in de statuten bepaalde belangeloos doel. Bij de omvorming van een VZW in een erkende CVSO of een CV erkend als SO wordt hiertoe het reële vermogen dat werd opgebouwd tot op het ogenblik van de omvorming, in toepassing van artikel 14:42 WVV geboekt op een onbeschikbare reserverekening die in geen enkele vorm aan de aandeelhouders mag worden terugbetaald of uitgekeerd. Deze onbeschikbare reserve kan niet bij beslissing tot statutenwijziging beschikbaar worden gemaakt, gelet op haar oorsprong.
Neem bijvoorbeeld een gebouw met een beperkte gebruiksduur dat reeds tien jaar in het bezit is van een VZW op het ogenblik van de omzetting van deze VZW in een CVSO. De aanschaffingswaarde van dit gebouw in hoofde van de VZW bedraagt 990.000 euro. De VZW heeft tot aan de omzetting 300.000 euro afschrijvingen geboekt op dit gebouw. De boekwaarde van het gebouw bedraagt aldus bij de omzetting 690.000 euro. De reële waarde van het gebouw bedraagt op dat moment 1.200.000 euro. Naar aanleiding van de omzetting wordt dit bedrag van 1.200.000 euro in toepassing van artikel 14:42 WVV op een onbeschikbare reserverekening van de CVSO geboekt. Boekhoudkundig wordt dit als volgt verwerkt in hoofde van de CVSO:
2210.0
Gebouwen: aanschaffingswaarde
990.000
2210.8
Gebouwen: latente meerwaarden
510.000
aan 2210.9 Gebouwen: geboekte afschrijvingen
300.000
1311 Andere onbeschikbare reserves
1.200.000
2210.0
Constructions : valeur d'acquisition
990.000
2210.8
Constructions : plus-values latentes
510.000
à 2210.9 Constructions : amortissements actés
300.000
1311 Autres réserves indisponibles
1.200.000
Artikel 3:79 voert de verplichting in om deze uitgedrukte, niet gerealiseerde meerwaarde van 510.000 euro af te schrijven over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van het gebouw.
Artikel 3:89 In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat in artikel 1:8 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen een definitie wordt gegeven van een inbreng als `handeling'. De term inbreng wordt van oudsher gebruikt om zowel de handeling als het voorwerp van de handeling aan te duiden. De in artikel 1:8 WVV opgesomde handelingen, met hun voorwerp, zijn : - Een inbreng in geld; of - Een inbreng in natura; of - Een inbreng in nijverheid, die tevens een inbreng in natura is.
Vanuit boekhoudkundig oogpunt zijn alleen de eerste twee handelingen relevant, samen met de inbreng uit vennootschapsmiddelen (inbreng uit reserves of interne inbreng). Om die reden worden alleen deze twee handelingen apart gedefinieerd voor boekhoudrechtelijke doeleinden.
Door het gegeven van een definitie aan deze handeling wordt het uiteraard niet onmogelijk om het woord `inbreng' ook nog op andere plaatsen en in andere betekenissen te gebruiken. Dit verklaart ook waarom de term zowel in het Frans als in het Nederlands (apport/inbreng) in het enkelvoud wordt gebruikt.
Tevens kan worden gesteld dat overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2013/34/EU de Lidstaten de toevoeging van subtotalen en van nieuwe posten toestaan, indien de inhoud van dergelijke nieuwe posten niet wordt gedekt door een van de posten in de voorgeschreven indelingen.
De indeling, omschrijving en terminologie van de met Arabische cijfers aangeduide posten van de balans en de winst- en verliesrekening worden aangepast wanneer de bijzondere aard van de onderneming dit vergt. In dit geval gebeurt deze aanpassing omdat de Belgische wetgever er voor heeft gekozen dat de BV en de CV geen juridisch kapitaal meer hebben.
Om die reden wordt hun boekhoudrechtelijk extern of intern ingebracht eigen vermogen gedefinieerd als inbreng.
Tenslotte kan worden verduidelijkt dat posten die geen aparte omschrijving behoeven, niet worden opgenomen.
Artikel 3:95 Artikel 3:95 bevat het beginsel eerder vermeld in artikel 101 van het KB W.Venn.
Volgens dat beginsel bestaat er een vrijstelling van aanleg van boekhoudkundige voorzieningen in de balans van ondernemingen voor de aanvullende pensioentoezeggingen waarop een vrijstelling van aanleg van voorzieningen slaat krachtens de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (WIBP).
Het stelsel van prudentiële vrijstellingen voor instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening werd in de loop der jaren echter verschillende malen uitgebreid. Artikel 101 KB W.Venn. werd echter nooit aangepast aan die uitbreidingen.
Artikel 101 wordt nu vervangen om het in lijn te brengen met die uitbreidingen. Gelet op de complexe regeling in de WIBP wordt ervoor geopteerd om naar de desbetreffende artikelen van die wet te verwijzen die de prudentiële vrijstellingen behandelen in plaats van elke vrijstelling afzonderlijk te behandelen.
Het beginsel blijft echter hetzelfde: indien de werkgever beschikt over een prudentiële vrijstelling van aanleg van voorzieningen voor het geheel of een gedeelte van zijn pensioenstelsel, ongeacht of het indirect verloopt via de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening belast met het beheer van zijn pensioenstelsel of direct, beschikt hij eveneens over een vrijstelling van aanleg van boekhoudkundige voorzieningen voor het gedeelte van zijn pensioenstelsel waarvoor hij is vrijgesteld.
Voor wat betreft de bepalingen opgenomen in boek 3, titel 3.
Jaarrekening van VZW's, IVZW's en stichtingen andere dan deze bedoeld in de artikelen 3:47, § 2 en 3:51, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: bijzondere bepalingen: Artikel 3:160 Artikel 3:160 is een herformulering van artikel 8 van het voormelde KB van 19 december 2003. Deze bepaling bevat de waarderingsregels die gelden in hoofde van een VZW, IVZW of stichting voor wat betreft de goederen die haar worden geschonken of nagelaten.
De herformulering van deze waarderingsregels heeft tot doel om duidelijkere en meer uniforme waarderingsregels voorop te stellen die aansluiten bij de waarderingsregels die gelden voor vennootschappen, doch rekening houdend met de specificiteit van een VZW, IVZW of stichting. Deze laatsten kunnen er immers belang bij hebben om de goederen bij verwerving aan werkelijke waarde op hun balans te vermelden. Met de herformulering van de in het voormelde artikel 8 opgenomen waarderingsregel blijven de VZW's, IVZW's en de stichtingen de mogelijkheid behouden om de uit schenkingen en legaten ontvangen goederen te boeken op de wijze dat ze dat de dag van vandaag doen.
Hierbij wordt opgemerkt dat zelfs een waardering tegen de realisatiewaarde mogelijk blijft. Als een VZW, IVZW of stichting een goed ontvangt om onmiddellijk te realiseren dan kan deze immers argumenteren dat de gebruikswaarde gelijk is aan de realisatiewaarde.
Artikel 3:160 komt tegemoet aan de bekommernis van de VZW's, IVZW's en stichtingen om nog steeds de werkelijke waarde van de ontvangen goederen uit de drukken zonder hierdoor verplicht te worden om het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de werkelijke waarde in opbrengsten te boeken. Het volgende voorbeeld illustreert dit.
Een VZW onderworpen aan de vennootschapsbelasting ontvangt een legaat in natura. Het legaat bestaat uit een terrein met een werkelijke waarde van 100.000 euro. De kosten die gepaard gaan met de ontvangst van het legaat, waaronder de schenkingsrechten, bedragen 30.000 euro.
Het legaat is bestemd om de fondsen van de VZW duurzaam uit te breiden. De aanschaffingswaarde van het terrein bedraagt 30.000 euro.
Het bestuursorgaan kan evenwel beslissen, mits vermelding en verantwoording in de toelichting, om op een afzonderlijke subrekening van het betreffende actief het verschil tussen de reële waarde (100.000) en de aanschaffingswaarde (30.000) te boeken. De tegenpost aan creditzijde waarop dit verschil van 70.000 euro dan wordt geboekt, is, naar keuze van het bestuursorgaan, een opbrengstenrekening dan wel een rekening van het eigen vermogen. Indien het legaat bestemd is om de fondsen van de VZW duurzaam uit te breiden wordt dit verschil, indien geboekt, steeds geboekt onder de fondsen van de vereniging.
Indien de uitgedrukte meerwaarde betrekking heeft op een actief met beperkte gebruiksduur, wordt deze meerwaarde afgeschreven over de gebruiksduur van het betreffende actief.
Artikel 3:161 In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat de artikelen 1:28 en 1:30 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen een definitie inhouden van een kleine vereniging en stichting. In de uitvoeringsbepaling wordt evenwel verwezen naar de verplichting voor een VZW, IVZW of stichting tot het opmaken van een jaarrekening volgens een verkort schema.
Artikel 3:164 In antwoord op een opmerking van de Raad van State bij punt XIX kan worden verduidelijkt dat deze bepaling louter de formulering overneemt van de huidige wetgeving.
Artikel 3:171 Met betrekking tot artikel 3:171, § 1, IV, A, § 1, kan het volgende worden verduidelijkt. Hoewel het ondernemingsbegrip wordt gedefinieerd binnen het Wetboek van economisch recht wordt bij voortduring gekozen voor een eigen definitie van het begrip onderneming, moederonderneming, dochteronderneming en gemeenschappelijke dochteronderneming voor wat betreft de inhoud van de financiële vaste activa bij verenigingen en stichtingen.
In artikel 3:171, § 1, IX, dat de inhoud van de liquide middelen van de VZW's, IVZW's of stichtingen definieert wordt niet langer expliciet bepaald dat onder deze post moet worden geboekt: "het kapitaal dat aan de vereniging of stichting wordt geschonken of nagelaten met het oog op de bestemming voor welbepaalde projecten, met of zonder terugnemingsrecht, en dat nog niet kon worden aangewend op een manier die strookt met het engagement dat de vereniging of stichting is aangegaan". Het spreekt voor zich dat dergelijke middelen worden geboekt onder de liquide middelen. Wanneer deze middelen nog niet konden worden aangewend op de vooropgestelde wijze, moet deze informatie, indien van materieel belang, worden opgenomen in de toelichting.
In artikel 3:171, § 2, I, dat de inhoud definieert van de fondsen van de VZW's, IVZW's of stichtingen is een lid opgenomen dat aan een VZW, IVZW of stichting de mogelijkheid biedt om een eventueel negatief beginvermogen, geboekt als negatief fonds, te compenseren met een positief resultaat. Bijgevolg kan bij de resultaatverwerking naast de jaarlijkse inresultaatname van het overgedragen verlies (middels rekening 690 Overgedragen negatief resultaat van het vorige boekjaar) of de overgedragen winst (middels de rekening 790 Overgedragen positief resultaat van het vorige boekjaar) tevens het negatieve beginvermogen in resultaat worden genomen (middels de rekening 690) in het geval van de aanwezigheid van een positief resultaat. Dit leidt er toe dat de voorstelling van de balans een correctere weergave geeft van de reële vermogenstoestand van de VZW, IVZW of stichting.
Artikel 3:175 Artikel 3:175 bepaalt de waarde waartegen activa in de openingsbalans moeten worden opgenomen wanneer de VZW, IVZW of stichting voor het eerst een dubbele boekhouding voert volgens de bepalingen van titel 1 en titel 3.
Teneinde meer uniformiteit en duidelijkheid te bekomen in de wijze waarop activa van een VZW, IVZW of stichting in de jaarrekening worden opgenomen, wordt vertrokken van de basisgedachte dat de activa worden opgenomen tegen de aanschaffingswaarde verminderd met de afschrijvingen of waardeverminderingen alsof de VZW, IVZW of stichting de bepalingen dienaangaande van titel 1 en titel 3 van bij het begin zou hebben toegepast. Wanneer deze gegevens echter niet voorhanden zijn worden deze activa opgenomen tegen een aanschaffingswaarde gelijk aan nul. In beide gevallen kan het bestuursorgaan er evenwel voor opteren, mits melding en verantwoording in de toelichting, om de waarde van deze activa op te nemen tegen werkelijke waarde, marktwaarde of gebruikswaarde. Hierbij wordt het verschil tussen de wedersamengestelde boekwaarde en de werkelijke waarde, marktwaarde of gebruikswaarde op een afzonderlijke subrekening van het betreffende actief geboekt met als tegenpost een opbrengstrekening of een rekening van het eigen vermogen. Wanneer de boekwaarde niet kan worden wedersamengesteld, is dit verschil gelijk aan de werkelijke waarde, de marktwaarde of de gebruikswaarde naargelang het geval.
Voor wat de bepalingen opgenomen in boek 3, titel 4. Jaarrekening van VZW, IVZW en stichtingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren: Artikel 3:178 Artikel 3:178 strekt er toe om meer uniformiteit en duidelijkheid te brengen in de wijze waarop VZW's, IVZW`s en stichtingen hun bezittingen moeten opnemen in de inventaris. Het bestuursorgaan kan in de toelichting uiteraard steeds meer informatie verstrekken om bijvoorbeeld de werkelijke waarde van de bezittingen toe te lichten indien deze werkelijke waarde groter is dan de waarde van de tegenprestaties en uitgaven ingevolge de verwerving van het goed. In het geval dat de werkelijke waarde later lager is dan de initiële uitgaven en tegenprestaties dient het bestuursorgaan de waardering uiteraard aan te passen om in overeenstemming te zijn met de artikelen 3:179 en 3:180.
Voor wat betreft het elektronisch register van effecten op naam opgenomen in boek 7, titel 2: Artikel 7:12 1) In haar advies (overweging 25) beveelt de Gegevensbeschermingsautoriteit aan om het begrip vertrouwensderde te definiëren.Het begrip vertrouwensderde moet worden begrepen als een derde instantie die voor rekening van de verwerkingsverantwoordelijke vennootschap het elektronisch register beheert en vloeit voort uit de bepalingen van het besluit. Dit behoeft geen verdere verduidelijking.
I.v.m. het inzagerecht tot het register van effecten op naam kan, onder verwijzing naar het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nrs. 29, 30 en 31), het volgende worden verduidelijkt. 2) De beperkingen op de toegang (overweging nr.29) blijken duidelijk uit het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: zo "kunnen, niettegenstaande andersluidende bepaling, de effectenhouders inzage krijgen van het volledige register dat betrekking heeft op hun categorie van effecten" (artikelen 5:24, 6:24 en 7:28 WVV). De memorie van toelichting verduidelijkt hierbij dat het "in de praktijk soms voorkomt dat de statuten een bepaling bevatten die het inzagerecht in het aandelenregister voor aandeelhouders uitsluit, of beperkt tot de onderdelen van het register die met de inschrijvingen van de eigen aandelen van de aandeelhouder verband hielden. De voorgestelde wetswijziging wil komaf maken met deze praktijk door elke effectenhouder een inzagerecht te geven in het volledige register dat op zijn effecten betrekking heeft (bijvoorbeeld aandeelhouders krijgen inzage van het volledige aandeelhoudersregister), zonder dat de statuten dit inzagerecht kunnen beperken of aan voorwaarden kunnen onderwerpen. Derden kunnen inzake krijgen overeenkomstig het gemeen recht, met name door een rechterlijke beslissing indien zij een rechtmatig belang kunnen aantonen." Daarnaast zal de toegang ook opengesteld worden aan de gemachtigde van de effectenhouder, binnen de grenzen van zijn mandaat en, in geval van overlijden, aan de erfgenamen met het oog op inschrijving van de verklaring van overgang van de aandelen, overeenkomstig de artikelen 5:61, 6:50 en 7:74 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Vanzelfsprekend zullen ook de bestuursorganen of hun gemachtigden, binnen de grenzen van hun mandaat, toegang krijgen tot het effectenregister met het oog op de vervulling van hun opdrachten.
De Gegevensbeschermingsautoriteit meent dat de woorden "en dit besluit" moeten worden geschrapt in artikel 7:12, § 5 omdat de Koning niet gemachtigd is de toegangsrechten te bepalen. Artikel 7:12 en in het bijzonder paragraaf 5 bepaalt echter niet de toegangsrechten maar de modaliteiten betreffende het houden van een elektronisch register en in het bijzonder, wat de paragrafen 5 en 6 betreft, de passende beschermingsmaatregelen die gepaard gaan met de door de wet toegekende toegangsrechten. Het besluit is dus niet meer dan een verduidelijking van de verplichtingen die de verwerkingsverantwoordelijke en eventuele verwerker dienen na te komen wat betreft de toegangscontrole en de bescherming van de persoonsgegevens, enerzijds in het kader van de delegatie die wordt gegeven door de vennootschap aan een vertrouwensderde voor het beheer van het elektronisch register en anderzijds op het vlak van de vereisten voor de noodzakelijke toegangscontrole, die op zich gerechtvaardigde beperkingen uitmaken aan de toegang 3) Ook de doeleinden waarvoor het effectenregister werd opgericht (overweging nr.30), zijn wel degelijk expliciet gepreciseerd (artikelen 5:61, tweede lid, 6:50, tweede lid en 7:74 WVV): "Een overdracht of overgang van effecten op naam kan aan de vennootschap en aan derden slechts worden tegengeworpen door een verklaring van overdracht, ingeschreven in het register van de betrokken effecten (...)." Ook de memorie van toelichting bij deze artikelen verduidelijkt hierbij: "te onderscheiden van de regels over geldige overdracht inter partes (ten gevolge van verkoop, schenking of andere rechtshandeling) zijn de voorschriften die de tegenwerpelijkheid van de overdracht beheersen. Het tweede lid maakt duidelijk dat dit enkel kan door melding van de overdracht in het aandelenregister." Meer algemeen is het elektronisch register van effecten op naam: 1° een instrument voor de tegenwerpelijkheid van de overdracht en overgang van effecten op naam; 2° het register van effecten op naam een bewijsmiddel om de eigendom van effecten aan te tonen (artikelen 5:29, 6:28 en 7:34 WVV); 3° het register van effecten op naam een handig informatiemiddel dat de werking van de vennootschap vergemakkelijkt.
De vennootschappen gaan als rechtspersoon deelnemen aan het economisch en juridisch verkeer in de samenleving. De samenleving heeft er aldus een algemeen belang bij dat de achterliggende personen duidelijk en rechtszeker identificeerbaar zijn. De rechtspraak kent voldoende voorbeelden van gevallen waar de rechtspersoonlijkheid moest worden doorbroken naar de achterban. Door het bijhouden en aanvullen van het register van effecten op naam wordt aldus een opdracht van algemeen belang vervuld. 4) M.b.t. de invoering van een verplichting tot samenwerking in hoofde van de beheerder van het elektronisch register (overweging nr. 31) wordt verduidelijkt dat derden slechts inzage in het effectenregister kunnen krijgen overeenkomstig het gemeen recht, met name door een rechterlijke beslissing indien zij een rechtmatig belang kunnen aantonen. Zo kan krachtens de algemene regel van artikel 877 Ger.W., in een rechtsgeding de overlegging van het aandeelhoudersregister worden bevolen wanneer een feit wordt aangevoerd of betwist dat door het register kan worden bewezen. In dat verband dient er op te worden gewezen dat de fiscale administratie overeenkomstig artikel 315 WIB92 over het recht beschikt om de voorlegging van het aandeelhoudersregister te bevelen. 5) De Gegevensbeschermingsautoriteit duidt in overweging nr.32 van haar advies op de noodzaak om in het eerste en derde lid van artikel 7:12, § 5, expliciet te vermelden dat de verwerker - voor zover een derde het elektronisch register beheert - de persoonsgegevens in het register slechts kan verwerken op basis van schriftelijke instructies van de verwerkingsverantwoordelijke. Dit volgt echter reeds uit de rechtstreekse toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Een herhaling van artikel 28.3.a van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, waar de Gegevensbeschermingsautoriteit terecht naar verwijst, moet worden vermeden voor zover dit geen aanvulling of verduidelijking inhoudt. De suggestie wordt dus niet gevolgd. 6) I.v.m. de veiligheidsmaatregelen waarin moet worden voorzien in het raam van het beheer van het elektronisch register van effecten op naam kan, onder verwijzing naar het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit (overweging nr. 33), worden verduidelijkt dat met het oog op een transparante en duidelijke reglementering er voor wordt gekozen om de paragrafen 6 en 7 van artikel 7:12 te behouden.
Artikel 7:14 De bepaling betreffende het respecteren van de vertrouwelijkheidsplicht dient, anders dan wat de Gegevensbeschermingsautoriteit in haar advies (overweging nr. 37) suggereert, niet om bepaalde personen in staat te stellen hun functie uit te oefenen. Het betreft daarentegen een bijkomende beschermingsmaatregel voor het gebruik van de persoonsgegevens, niet op het niveau van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker maar ten aanzien van de personen die gemachtigd zijn de persoonsgegevens te verwerken. Deze bepaling geldt uiteraard onverminderd de onderzoeksbevoegdheden die aan de Gegevensbeschermingsautoriteit toekomen krachtens de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de organieke wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Tenslotte kan, in antwoord op een opmerking van de Raad van State, worden verduidelijkt dat de stellers van het ontwerp het in dit stadium niet aangewezen vinden uitvoering te geven aan de facultatieve machtiging om voorwaarden op te leggen waaraan het elektronische register van de leden van een VZW dient te voldoen.
Voor wat betreft de bepaling inzake het openbaar karakter van het verzoek tot verlening van volmachten opgenomen in boek 8, titel 1: In antwoord op een opmerking van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat deze bepaling louter de formulering overneemt van de huidige wetgeving en bijgevolg werd gekozen voor een status quo inzake het toepassingsgebied.
Voor wat betreft de bepaling inzake de vervreemding van eigen effecten opgenomen in boek 8, titel 2: Artikel 8:7 is een nieuwe bepaling. Dit artikel zet de vereisten uiteen inzake de gelijkwaardigheid van de prijs voorzien in artikel 7:218 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen met betrekking tot de vervreemding van eigen effecten. Artikel 8:7 spiegelt artikel 8:5, maar voorziet in de aanpassingen die nodig zijn voor een vervreemding alsook in twee specifieke regels om rekening te houden met de verschillende wijzen waarop de verkoop van eigen effecten kan plaatsvinden.
Indien een inkoop van eigen effecten niet plaatsvindt in het centraal orderboek, mag deze plaatsvinden aan ten hoogste de hoogste actuele onafhankelijke biedprijs. Op die manier wordt vermeden dat de vennootschap de eigen effecten duurder inkoopt dan wat de markt bereid is te betalen. Gaat het daarentegen om een vervreemding van eigen effecten die op die manier plaatsvindt, dan moet de verkoopprijs ten minste gelijk zijn aan de laagste actuele onafhankelijke laatprijs.
Dit volstaat om te vermijden dat de vennootschap de effecten verkoopt aan een lagere prijs dan degene waartegen een geïnteresseerde koper deze effecten kan kopen op de markt.
Een eerste specifieke regel om rekening te houden met de verschillende wijzen waarop de verkoop van eigen effecten kan plaatsvinden, betreft de mogelijkheid van een verkoop van eigen aandelen door het opbouwen van een orderboek ("bookbuilding"). Dit type transactie houdt in dat effecten te koop worden aangeboden aan gekwalificeerde beleggers, meestal in een kort tijdsbestek. De transactie vindt plaats door middel van een prijsvormingsproces op basis van vraag en aanbod.
Beleggers geven het aantal effecten aan dat zij bereid zijn te kopen en de prijs die zij bereid zijn te betalen. Bij het sluiten van het orderboek wordt de vraag geëvalueerd zodat een verkoopprijs kan worden vastgesteld en de aandelen aan de geselecteerde beleggers kunnen worden toegewezen volgens de gebruikelijke marktcriteria. Deze verkoopprijs houdt over het algemeen een zekere korting in op de beurskoers. In dat opzicht moet worden opgemerkt dat het boven een bepaald volume niet mogelijk is om effecten op een efficiënte wijze op de beurs te verkopen zonder op de beurskoers te wegen, hetgeen alle beleggers zou benadelen. De opbouw van het orderboek is dus een georganiseerd proces van marktbevraging, die toelaat een betere verkoopprijs te bekomen dan wanneer de effecten in grote aantallen op de beurs zouden worden verkocht. Om deze redenen garandeert een verkoop van eigen aandelen door het opbouwen van het orderboek de gelijkwaardigheid van de vraagprijs, ondanks de korting die eigen is aan dit soort transacties. De beschrijving van de opbouw van het orderboek is gebaseerd op de beschrijving uit het koninklijk besluit van 17 mei 2007 betreffende de primaire marktpraktijken. Daarbij werden lichte aanpassingen aangebracht om te vermijden dat de vennootschap op grond van deze procedure de aandelen tegen een te lage prijs kan vervreemden ten voordele van een bevriende partij, bijvoorbeeld door de opbouw van een orderboek na bevraging van een te beperkt aantal partijen of van hoofdzakelijk partijen die met haar verbonden zijn. Vanuit die doelstelling werden de volgende preciseringen aangebracht: - een voldoende groot aantal gekwalificeerde beleggers moet worden geraadpleegd (het moet gaan om een representatieve marktbevraging); - de meerderheid van de geraadpleegde beleggers moet bestaan uit gekwalificeerde beleggers die niet met de vennootschap verbonden zijn; en - de eventuele andere factoren waarmee rekening kan worden gehouden bij de vaststelling van de prijs en de toewijzing van de effecten moeten objectief verantwoord zijn.
Ten tweede bepaalt de nieuwe regel dat wanneer de vervreemding plaatsvindt in het kader van een volledige of gedeeltelijke ruil van obligaties, de vereiste van gelijkwaardigheid van de vraagprijs alleen van toepassing is op het ogenblik van de plaatsing van de obligaties.
Wanneer de mogelijkheid van een ruil in eigen aandelen is voorzien, is het immers op het moment van de plaatsing dat de ruilprijs wordt vastgesteld op basis van de op dat moment geldende beurskoers, in principe verhoogd met een premie.
INHOUDSTAFEL BOEK 1. Oprichting en formaliteiten inzake openbaarmaking.
BOEK 2. Consignatieprocedure en bestemming van de activa bij gerechtelijke ontbinding.
TITEL 1. Gerechtelijke ontbinding van vennootschappen.
TITEL 2. Gerechtelijke ontbinding van verenigingen.
BOEK 3. Jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening en formaliteiten inzake de openbaarmaking.
TITEL 1. Gemeenschappelijke bepalingen voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, VZW's, IVZW's en stichtingen Hoofdstuk 1. Algemene principes.
Art. 3:1 - 3:5 Hoofdstuk 2. Waarderingsregels. Afdeling 1. Algemene beginselen.
Art. 3:6 - 3:12 Afdeling 2. Aanschaffingswaarde - Beginselen.
Art. 3:13 - 3:22 Afdeling 3. Afschrijvingen en waardeverminderingen.
Art. 3:23 - 3:27 Afdeling 4. Voorzieningen.
Art. 3:28 - 3:33 Afdeling 5. Herwaarderingsmeerwaarden.
Art. 3:34 - 3:35 Afdeling 6. Bijzondere regels.
Onderafdeling 1. Bijzondere regels betreffende de oprichtingskosten.
Art. 3:36 - 3:37 Onderafdeling 2. Bijzondere regels betreffende immateriële vaste activa.
Art. 3:38 - 3:39 Onderafdeling 3. Bijzondere regels betreffende materiële vaste activa.
Art. 3:40 - 3:43 Onderafdeling 4. Bijzondere regels betreffende financiële vaste activa.
Art. 3:44 Onderafdeling 5. Bijzondere regels betreffende vorderingen terugbetaalbaar op meer dan een jaar en op ten hoogste een jaar.
Art. 3:45 - 3:46 Onderafdeling 6. Bijzondere regels betreffende voorraden.
Art. 3:47 - 3:48 Onderafdeling 7. Bijzondere regels betreffende bestellingen in uitvoering.
Art. 3:49 - 3:50 Onderafdeling 8. Bijzondere regels betreffende geldbeleggingen en liquide middelen.
Art. 3:51 - 3:53 Onderafdeling 9. Bijzondere regels betreffende uitgestelde belastingen.
Art. 3:54 Onderafdeling 10. Bijzondere regels betreffende schulden.
Art. 3:55 Onderafdeling 11. Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een fusie, splitsing of hiermee gelijkgestelde verrichtingen.
Art. 3:56 Onderafdeling 12. Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een inbreng van algemeenheid of van bedrijfstak.
Art. 3:57 Hoofdstuk 3. Vorm en inhoud van de jaarrekening.
Art. 3:58 - 3:63 Hoofdstuk 4. Openbaarmaking van de jaarrekening en van de geconsolideerde jaarrekening. Afdeling 1. Voorstelling van de jaarrekening en de geconsolideerde
jaarrekening waarvan de neerlegging bij het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven.
Onderafdeling 1. Opmaak van de jaarrekening waarvan de openbaarmaking door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven.
Art. 3:64 Onderafdeling 2. Opmaak van de geconsolideerde jaarrekening van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid waarvan de openbaarmaking door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven.
Art. 3:65 Afdeling 2. Openbaarmaking.
Art. 3:66 - 3:75 TITEL 2. Jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid: bijzondere bepalingen Hoofdstuk 1. Jaarrekening. Afdeling 1. Waarderingsregels: bijzondere bepalingen.
Art. 3:76 - 3:79 Afdeling 2. Vorm en inhoud van de jaarrekening.
Onderafdeling 1. Jaarrekening volgens volledig schema. 1. Schema van de balans. Art. 3:80 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:81 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:82 Onderafdeling 2. Jaarrekening in verkorte vorm. 1. Schema van de balans. Art. 3:83 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:84 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:85 Onderafdeling 3. Microschema van de jaarrekening. 1. Schema van de balans. Art. 3:86 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:87 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:88 Onderafdeling 4. Inhoud van bepaalde rubrieken 1. Inhoud van bepaalde rubrieken van de balans. Art. 3:89 2. Inhoud van bepaalde rubrieken van de resultatenrekening. Art. 3:90 3. Inhoud van bepaalde verplichte vermeldingen in de toelichting. Art. 3:91 Afdeling 3. Diverse bepalingen en overgangsbepalingen.
Art. 3:92 - 3:95 Hoofdstuk 2. Geconsolideerde jaarrekening. Afdeling 1. Consolidatiekring.
Art. 3:96 - 3:102 Afdeling 2. Algemene beginselen.
Art. 3:103 - 3:114 Afdeling 3. Waarderingsregels.
Art. 3:115 - 3:122 Afdeling 4. Consolidatiemethoden
Onderafdeling 1. Algemene beginselen.
Art. 3:123 - 3:125 Onderafdeling 2. Integrale consolidatie. 1. De geconsolideerde balans. Art. 3:126 - 3:134 2. De geconsolideerde resultatenrekening. Art. 3:135 - 137 3. De geconsolideerde toelichting. Art. 3:138 4. Gemeenschappelijke bepaling. Art. 3:139 Onderafdeling 3. Evenredige consolidatie.
Art. 3:140 Afdeling 5. De vermogensmutatie.
Art. 3:141 - 3:148 Afdeling 6. Vorm en inhoud van de geconsolideerde jaarrekening
Onderafdeling 1. Algemene beginselen.
Art. 3:149 - 3:153 Onderafdeling 2. Geconsolideerde jaarrekening 1. Schema van de balans. Art. 3:154 2. Schema's van de resultatenrekening. Art. 3:155 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:156 - 3:157 Onderafdeling 3. Inhoud van sommige posten van de geconsolideerde jaarrekening.
Art. 3:158 TITEL 3. Jaarrekening van VZW's, IVZW's en stichtingen andere dan deze bedoeld in de artikelen 3:47, § 2 en 3:51, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: bijzondere bepalingen.
Hoofdstuk 1. Jaarrekening. Afdeling 1. Waarderingsregels: bijzondere bepalingen.
Art. 3:159 - 3:160 Afdeling 2. Vorm en inhoud van de jaarrekening.
Onderafdeling 1. Sociale balans.
Art. 3:161 Onderafdeling 2. Jaarrekening volgens volledig schema. 1. Schema van de balans. Art. 3:162 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:163 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:164 Onderafdeling 3. Jaarrekening in verkorte vorm. 1. Schema van de balans. Art. 3:165 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:166 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:167 Onderafdeling 4. Microschema van de jaarrekening. 1. Schema van de balans. Art. 3:168 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:169 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:170 Onderafdeling 5. Inhoud van bepaalde rubrieken. 1. Inhoud van bepaalde rubrieken van de balans. Art. 3:171 2. Inhoud van bepaalde rubrieken van de resultatenrekening. Art. 3:172 3. Inhoud van bepaalde verplichte vermeldingen in de toelichting. Art. 3:173 Hoofdstuk 2. Diverse bepalingen.
Art. 3:174 - 3:175 TITEL 4. Jaarrekening van VZW, IVZW en stichtingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren.
Hoofdstuk 1. Algemeen.
Art. 3:176 - 3:177 Hoofdstuk 2. Waarderingsregels.
Art. 3:178 - 3:180 Hoofdstuk 3. Vorm en inhoud van de jaarrekening.
Art. 3:181 - 3:185 Hoofdstuk 4. Openbaarmaking.
Art. 3:186 - 3:192 BOEK 4. Voordracht aan de ondernemingsraden van kandidaten voor de opdracht van commissaris of van bedrijfsrevisor.
Art. 4:1 - 4:6 BOEK 5. De sociale balans.
TITEL 1. Algemene beginselen.
Art. 5:1 TITEL 2. Inhoud sociale balans.
Art. 5:2 TITEL 3. Inhoud sociale balans voor kleine vennootschappen en kleine VZW's, IVZW's en stichtingen.
Art. 5.3 TITEL 4. Inhoud van bepaalde rubrieken van de sociale balans.
Art. 5:4 BOEK 6. Het verslag van betalingen aan overheden.
TITEL 1. Definities.
Art. 6:1 TITEL 2. Inhoud verslag betalingen aan overheden.
Art. 6:2 TITEL 3. Inhoud geconsolideerd verslag van betalingen aan overheden.
Art. 6:3 BOEK 7. De besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap en de naamloze vennootschap.
TITEL 1. Uitkoopbod voor de besloten vennootschap en de naamloze vennootschap.
Art. 7:1 - 7:11 TITEL 2. Elektronisch effectenregister voor de besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap en de naamloze vennootschap.
Art. 7:12 - 7:15 BOEK 8. De genoteerde besloten vennootschap in de zin van artikel 1:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en de naamloze vennootschap.
TITEL 1. Het openbaar karakter van het verzoek tot verlening van volmachten.
Art. 8:1 TITEL 2. Verkrijging van eigen effecten door genoteerde vennootschappen en vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF. Art. 8:2 - 8:7
Bijlagen Bijlage 1: Aanvraagformulier I tot inschrijving (luiken A en C) en tot bekendmaking in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad (luik B).
Bijlage 2: Aanvraagformulier II tot wijziging van de inschrijving in KBO. Bijlage 3: Vennootschappen - jaarrekening volgens volledig schema: schema van de balans en de resultatenrekening.
Bijlage 4: Vennootschappen - jaarrekening volgens verkort en microschema: schema van de balans en de resultatenrekening.
Bijlage 5: Geconsolideerde jaarrekening: schema van de balans en de resultatenrekening.
Bijlage 6: Verenigingen en stichtingen - jaarrekening volgens volledig schema: schema van de balans en de resultatenrekening.
Bijlage 7: Verenigingen en stichtingen - jaarrekening volgens verkort en microschema: schema van de balans en de resultatenrekening Bijlage 8: Schema van de jaarrekening van de verenigingen en stichtingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren.
Bijlage 9: Concordantietabel.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 65.614/2 van 27 maart 2019 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen'.
Op 5 maart 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 27 maart 2019. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Patrick Ronvaux, staatsraden, en Béatrice Drapier, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.
Henri Culot, die als expert opgeroepen is op grond van artikel 82 van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerde op 12 januari 1973, heeft eveneens verslag uitgebracht.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 maart 2019.
Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Voorafgaande opmerkingen 1. De bijlagen 1 en 2 die in artikel 1:7, § 3, eerste lid, worden vermeld, zijn niet samen met het ontwerp aan de Raad van State overgezonden. Voordat het ontworpen besluit kan worden vastgesteld, moet de afdeling Wetgeving dus eerst nog een nieuw advies verstrekken over die bijlagen. 2. Zoals de Raad van State heeft gevraagd, is hem een tabel overgezonden die voor elk artikel van het ontwerp de rechtsgrond aangeeft alsook hetzij de overeenstemmende huidige bepalingen waarop de ontworpen bepalingen gebaseerd zijn, hetzij de vermelding dat de ontworpen bepalingen volledig nieuw zijn. Een dergelijke tabel zou bij het verslag aan de Koning moeten worden gevoegd. In zoverre de tabel voornamelijk bepaalde artikelen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen als rechtsgrond opgeeft, moet er ook voor worden gezorgd dat diezelfde artikelen in het eerste lid van de aanhef worden vermeld. Dat eerste lid moet overigens gewijzigd worden in het licht van de algemene opmerkingen 1 tot 3.
Voorafgaande vormvereisten 1. De wetsbepalingen vermeld in het vierde lid van de aanhef van het ontwerp strekken tot rechtsgrond van de wijzigingen van het koninklijk besluit van 27 april 2007 `op de openbare uitkoopbiedingen', ontworpen in de artikelen 9:1 (het tweede) tot 9:7.Volgens de koninklijke besluiten tot uitvoering van artikel 8 van de wet van 1 april 2007 `op de openbare overnamebiedingen' is echter het voorafgaande advies van de FSMA vereist.
Bijgevolg moet dat voorafgaande vormvereiste vervuld worden voor de voornoemde artikelen 9:1 tot 9:7. Het moet in de aanhef worden vermeld. 2. Van het advies van de inspectie van Financiën bevindt alleen de eerste pagina zich in het dossier. Algemene opmerkingen 1. In de lijst artikelen, vermeld in het eerste lid van de aanhef, waaraan het ontworpen besluit uitvoering geeft, moeten ook de volgende artikelen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen staan: 2:7, § 3, 2:12, § 1, 2:23, § 2, 5:69, § 2, 6:24, 7:82, § 3, 7:145, zevende lid, 7:215, §§ 2 en 3, en 7:218. De volgende artikelen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen horen daarentegen niet in die lijst te staan aangezien het ontworpen besluit ze niet ten uitvoer legt: 3:7, 3:20, 3:22, 3:42, 3:75, 3:78, 3:79, 3:92, 3:98 en 3:127 (een niet-bestaand artikel). 2. In zoverre een codificatie van het vennootschaps- en verenigingsrecht vooral belangrijk is om alle bepalingen die op vennootschappen en verenigingen toepasselijk zijn in eenzelfde tekst samen te brengen, zouden de stellers van het ontwerp alle bepalingen ter uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen in het ontwerpbesluit moeten opnemen. Het valt immers niet te begrijpen waarom sommige verordenende uitvoeringsbepalingen, die trouwens over allerlei onderwerpen gaan, voorkomen in het ontwerpbesluit, dat zich aldus als het voornaamste uitvoeringsbesluit voordoet, terwijl andere verordenende uitvoeringsbepalingen in aparte besluiten zouden worden vastgesteld.
Omwille van de samenhang en de volledigheid zou het ontwerpbesluit dus moeten worden aangepast zodat het met name ook het volgende bevat: - de aanduiding van de code inzake deugdelijk bestuur die verplicht van toepassing is (tenuitvoerlegging van artikel 3:6, § 2, vierde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, huidig koninklijk besluit van 6 juni 2010 `houdende aanduiding van de na te leven code inzake deugdelijk bestuur door genoteerde vennootschappen') (er wordt opgemerkt dat wat de nieuwe bepaling betreft eerst moet worden nagegaan of in de gekozen code inzake deugdelijk bestuur passende onafhankelijkheidscriteria voorkomen, overeenkomstig artikel 7:87, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen); - de inhoud van artikel 34 van het koninklijk besluit van 1 september 2004 `houdende tenuitvoerlegging van verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap' en van artikel 27 van het koninklijk besluit van 28 november 2006 `houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor de Europese Coöperatieve Vennootschap'; - de inhoud van het koninklijk besluit van 12 januari 2006 `betreffende de gedematerialiseerde vennootschapseffecten'.
De aldus ten uitvoer gelegde artikelen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen moeten in voorkomend geval worden vermeld in de aanhef van het ontwerpbesluit en de aldus vervangen besluiten moeten, met het oog op een uitdrukkelijke opheffing, in artikel 9:1 worden toegevoegd. 3. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen verplicht de Koning maatregelen te nemen ter uitvoering van een aantal bepalingen van dat wetboek, die naar het zich laat aanzien niet allemaal worden uitgevoerd in het ontwerpbesluit, noch in andere besluiten.Het gaat met name om: - artikel 2:7, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, volgens welk de Koning de instantie aanwijst die belast is met het beheer van het elektronische databanksysteem dat de statuten en de bijwerkingen daarvan bevat, ingeval die statuten en bijwerkingen niet bij notariële akte zijn vastgelegd; - de artikelen 3:15, derde lid, 3:47, § 7, zesde lid, en 3:51, § 7, zesde lid, wat betreft de vorm waarin de documenten moeten worden overgezonden; - de artikelen 5:28, zevende lid, en 6:27, zesde lid, wat betreft de wijze waarop de inschrijving plaatsvindt indien het register in twee delen wordt bijgehouden; - artikel 8:2 wat betreft de voorwaarden voor de erkenning van landbouwondernemingen; - artikel 8:5, § 1, tweede lid, wat betreft de voorwaarden voor de erkenning van de sociale ondernemingen; - artikel 12:119, § 1, derde lid, wat betreft de wijze waarop de van kracht geworden grensoverschrijdende fusie ter kennis wordt gebracht; - de artikelen 15:4, derde lid, 15:26, derde lid, 16:5, derde lid, en 16:24, derde lid, wat betreft de versnelde procedures waarin die artikelen voorzien; - artikel 42, § 4, van de voornoemde wet, wat betreft de regels inzake de weerlegging van de vermoedens bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 van dat artikel.
De uitvoeringsmaatregelen die door de wetgever zijn voorgeschreven, moeten worden genomen en zouden in het ontworpen besluit moeten staan.
Indien dat het geval is, moeten de relevante bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen in het eerste lid van de aanhef worden vermeld. 4. Het ontworpen besluit voorziet op verschillende plaatsen in identieke of soortgelijke regels voor verschillende situaties of categorieën van rechtspersonen. Tenzij de stellers van het ontwerp een verschillende regel voor die situaties of categorieën willen invoeren en de aldus ontstane verschillende behandeling verenigbaar is met de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, moet ervoor worden gezorgd dat de tekst van de verschillende artikelen die over eenzelfde onderwerp gaan betreffende de verschillende categorieën situaties of rechtspersonen en die geacht worden dezelfde regels uit te vaardigen, volledig identiek luidt, behalve voor wat gerechtvaardigd zou zijn al naargelang die bepalingen voor de ene of de andere categorie van situaties of rechtspersonen gelden.
Een dergelijke controle dient voor beide talen van het ontwerp verricht te worden. De teksten die geacht worden identiek te zijn, zijn immers vaak slechts identiek in één taal, maar niet in de andere, wat de indruk wekt dat er fouten zijn gemaakt op het vlak van de taalkundige overeenstemming.
Dat is met name het geval met de artikelen 3:88 en 3:170 (punt I, b), c), d) en e), 3:88, punt II.A, 1° ) en met de artikelen 3:89, § 1, en 3:171, § 1 (punt III.A, punt III.D, 1°, punt III.E, tweede en vierde lid, en punt IV.A, § 1). 5. Ter vervanging van het begrip "kapitaal" in vennootschappen die overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen geen kapitaal meer hebben, hebben de stellers van het ontwerp geopteerd voor de term "inbreng", in het enkelvoud.De term "inbreng" wordt ook gebruikt in de rekeningen van de vennootschappen met een kapitaal, waarbij dat kapitaal voortaan als een subrubriek van de rubriek "inbreng" wordt voorgesteld.
Die keuze geeft een fundamenteel probleem in zoverre aldus als inbrengen worden voorgesteld: - in alle soorten vennootschappen, bedragen aan de passiefzijde van de balans, terwijl de inbrengen zoals gedefinieerd in artikel 1:8, § 2, eerste en tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen tot de activa behoren (1); - in de vennootschappen met kapitaal, bedragen die niet noodzakelijk de tegenprestatie voor inbrengen vertegenwoordigen, maar ook, in voorkomend geval, omzettingen van herwaarderingsmeerwaarden of van reserves, zoals met name bepaald door artikel 3:89, § 2, I, 1°, en punt C.1 van het deel "Resultaatverwerking" van de "Resultatenrekening" van bijlage 3.
In zoverre is het besluit niet in overeenstemming met artikel 1:8 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, waarin de inbreng wordt gedefinieerd.
Er dient dienovereenkomstig te worden geopteerd voor een geschiktere term, ofwel dient ervoor gezorgd te worden dat het begrip "inbreng" geen betrekking heeft op de omzettingen.
Indien de stellers van het ontwerp ervoor opteren de term "inbreng" te handhaven, moet die op zijn minst in de Franse tekst in het meervoud worden gebruikt zoals in de meeste andere rubrieken van de jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen. In de meeste vennootschappen bestaan er immers meerdere inbrengen, die in de overeenstemmende boekhoudkundige rubriek worden samengebracht.
De wijziging waarvoor wordt geopteerd, moet systematisch en coherent worden toegepast in heel het ontwerpbesluit en zijn bijlagen.
Hoe dan ook moet de methode die de stellers van het ontwerp kiezen, inhouden dat begrippen worden gebruikt die niet identiek worden verwoord als in richtlijn 2013/34/EU. Wat dat betreft dient het ontwerp te worden aangevuld met een bepaling die stelt dat een bepaald begrip dezelfde betekenis heeft als het overeenstemmende begrip dat in de richtlijn voorkomt.
Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Er wordt verwezen naar opmerking 1 die bij de voorafgaande vormvereisten gemaakt is en naar de algemene opmerkingen 1 tot 3.2. Uit de aan de Raad van State overgezonden tabel waarin voor elke bepaling van het ontwerp wordt aangegeven welke bepaling daarvan de rechtsgrond vormt, kan opgemaakt worden dat de artikelen 3:161 en 5:1 tot 5:4 van het ontwerp rechtsgrond zouden ontlenen aan de artikelen 44 en 46 van de wet van 22 december 1995 `houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid'. Ook naar die bepalingen dient dus in de aanhef verwezen te worden. 3. De artikelen 9:8 en 9:9 van het ontwerp strekken ertoe wijzigingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 `tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van Economisch recht'. In de aanhef van dat koninklijk besluit wordt bij wijze van rechtsgrond verwezen naar die artikelen III.82 tot en met III.95. In het tweede lid van de aanhef van het ontworpen besluit dient dan ook naar die artikelen verwezen te worden in plaats van naar "artikelen 16, 17, 18 en 19".
Daarenboven dient in de aanhef eveneens melding te worden gemaakt van dat koninklijk besluit van 21 oktober 2018 en alle besluiten die volgens het eerste artikel 9:1 opgeheven zouden worden (2)(3). In dat artikel dienen de besluiten opgegeven te worden met vermelding van de daarin aangebrachte wijzigingen die nog steeds gelden (4). 4. In de aanhefverwijzing betreffende het advies van de Raad van State (veertiende lid van de aanhef) dient vermeld te worden dat de adviesaanvraag bij de Raad aanhangig gemaakt is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, en niet 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973. Bijgevolg moeten het twaalfde en het dertiende lid van de aanhef vervallen.
Dispositief Artikelen 1:3, 1:4, 1:6 en 1:10 In de artikelen 1:3, 1:4, 1:6 en 1:10 van het ontwerp is sprake van "technische voorschriften vastgesteld door BOSA en de Stafdienst ICT van de FOD Justitie", welke instanties een federale overheidsdienst en een specifieke dienst van de FOD Justitie zijn, die beide onder de verantwoordelijkheid van een minister staan.
De taak om die technische voorschriften vast te stellen, dient bijgevolg aan een minister opgedragen te worden.
Artikel 1:3 Aangezien het begrip "derden" velerlei betekenissen kan hebben, is het een te ruim begrip en moet het vervangen worden door een begrip dat beter past bij de bedoeling van deze bepaling, bijvoorbeeld door uit te gaan van de redactie van artikel 2:12, § 1, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
De vraag rijst zelfs of het wel nuttig is de woorden "door derden of de notarissen" op te nemen.
Een soortgelijke opmerking kan bij het vervolg van het ontwerp gemaakt worden.
Artikel 1:9 1. In de Franse tekst van paragraaf 3, eerste lid, moeten de woorden ", ainsi que le texte des mentions sont présentés" ingevoegd worden tussen het woord "associations" en het woord "sans".2. In paragraaf 3, tweede lid, schrijve men "formulier I gebruikt waarvan het model voorkomt in bijlage 1" in plaats van "het formulier I gebruikt waarvan het model bij dit besluit is gevoegd".3. In paragraaf 3, vijfde lid, dienen de verwijzingen toegevoegd te worden naar de overeenkomstige artikelen van boek 6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Artikel 2:1 Artikel 4 van het koninklijk besluit van 24 december 1934 `betreffende de toepassing der wetten op het onvrijwillig bezitsverlies van toonderpapier', waarnaar verwezen wordt in artikel 2:1, tweede lid, dient aangepast te worden zodat rekening gehouden wordt met de bepalingen van boek XX van het Wetboek van economisch recht, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en van het ontworpen besluit.
Artikelen 2:3 en 2:4 Gelet op de artikelen 1:2, 1:4 en 2:132 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen mag het vereffeningssaldo niet aan de leden van de vereniging uitgekeerd worden.
Er valt dan ook niet in te zien wat de stellers van het ontwerp bedoelen met "alle geldsommen en andere effecten die het (...) aan de leden heeft toegekend" en met "de activa die (...) nog zijn geconsigneerd ten bate van de leden".
Artikel 3:22 1. In het tweede lid, 1°, dient naar "afdeling 3" verwezen te worden in plaats van naar "afdeling III".2. Wat het vierde lid betreft, zouden de stellers van het ontwerp moeten nagaan of het niet opportuun is om eveneens naar de vzw's, de ivzw's en de stichtingen te verwijzen. Artikel 3:57 De woorden "of bij toepassing van artikel 12:10 van hetzelfde wetboek" zijn overbodig, aangezien de bepaling waarnaar ze verwijzen reeds deel uitmaakt van de bepalingen die net daarvoor vermeld staan.
Die woorden moeten dan ook worden weggelaten.
Boek 3, titel 1, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2 Het opschrift van deze onderafdeling zou beter als volgt luiden: "Opmaak van de geconsolideerde jaarrekening van de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid waarvan de openbaarmaking door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven".
Artikel 3:70 Paragraaf 4 moet niet alleen voor de vennootschappen maar ook voor de vzw's, de ivzw's en de stichtingen gelden.
Artikelen 3:75, 3:192 en 9:10 De afdeling Wetgeving vraagt zich af waarom in paragraaf 5 van artikel 3:75 naar de artikelen 3:47 en 3:51 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen verwezen wordt. In geen van beide laatstgenoemde bepalingen is immers sprake van een lijst van giften.
Een soortgelijke vraag rijst in verband met artikel 3:192, § 5.
In samenhang daarmee rijst tevens de vraag wat de bedoeling is van het uitstel van de inwerkingtreding van de artikelen 3:75, § 5, en 3:192, § 5, waarin artikel 9:10, tweede lid, voorziet, en of dat uitstel wel aanvaard kan worden.
Artikel 3:77 In paragraaf 2 zijn de begrippen "nominale waarde" en "fractiewaarde" niet relevant voor vennootschappen zonder kapitaal.
Het dispositief moet geherformuleerd worden zodat het ook in die vennootschappen van toepassing is.
Artikel 3:82 1. In punt VIII, tweede lid, A, dient, wat de besloten vennootschappen en de coöperatieve vennootschappen betreft, eveneens te worden verwezen naar de gegevens die in de artikelen 5:44 en 6:43 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden vermeld.2. In de Franse tekst van punt VIII, tweede lid, A, moeten de woorden "parts sociales" vervangen worden door de woorden "actions ou parts".3. In de Franse tekst van punt VIII, tweede lid, B, moeten de woorden "d'actions ou" ingevoegd worden voor de woorden "ou parts", en moet het woord "tenues" vervangen worden door het woord "détenues".4. In de Franse tekst van punt VIII, tweede lid, C, moeten de woorden "d'actions ou" ingevoegd worden voor de woorden" "de parts".5. In de Franse tekst van punt VIII, tweede lid, D, moeten de woorden "d'actions ou" ingevoegd worden voor de woorden "de parts".Voorts moeten de woorden "alsmede, in voorkomend geval, het aantal van deze aandelen dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochters wordt gehouden", die redundant zijn ten opzichte van punt B, geschrapt worden.
Artikel 3:85 1. In de Franse tekst van punt II, tweede lid, moeten de woorden "le nombre de parts tenues" vervangen worden door de woorden "le nombre d'actions ou parts détenues".2. In de Franse tekst van punt III, B, vierde lid, moeten de woorden "assorties de tiers" vervangen worden door de woorden "assorties de garanties". Artikel 3:89 1. In de Franse tekst van paragraaf 1, punt III.E, vierde lid, moeten de woorden "par la société" worden weggelaten. 2. In paragraaf 1 moet na punt VII de ondertitel "VIII. Geldbeleggingen" ingevoegd worden. 3. In paragraaf 2, punt III.A, b), dient eveneens naar artikel 6:118, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen te worden verwezen. 4. In de Franse tekst van paragraaf 2, punt V, tweede lid, moet het woord "Ils" vervangen worden door de woorden "Ces subsides". Artikel 3:90 In de Franse tekst van punt II.D, tweede lid, moeten de woorden "autres que les frais d'émission d'emprunts et les primes de remboursement" tussen twee gedachtestreepjes geplaatst worden.
Deze opmerking geldt eveneens voor artikel 3:172, punt II.D. Artikel 3:104 1. Aangezien paragraaf 3, eerste lid, de daarin bedoelde vennootschappen voorschrijft hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen overeenkomstig de internationale boekhoudnormen die het vermeldt, kan het tweede lid van die paragraaf geen toepassing meer vinden en is dat lid dan ook overbodig. Dat lid moet geschrapt worden. 2. In de Franse tekst van diezelfde paragraaf 3 moeten de woorden "sont tenues de préparer" vervangen worden door de woorden "sont tenues d'établir". Artikel 3:128 De verwijzing naar artikel 3:126 klopt blijkbaar niet, aangezien de stellers van het ontwerp zo te zien naar artikel 3:127 willen verwijzen.
Artikel 3:161 1. De verwijzing naar artikel 4:2 in paragraaf 1, tweede lid, lijkt onjuist.In de Franse tekst moeten voorts de woorden "aux articles" vervangen worden door de woorden "à l'article". Bovendien moeten de woorden "van onderhavig besluit" weggelaten worden. 2. In paragraaf 2, moet de verwijzing naar de artikelen 3:47, § 3, en 3:51, § 3, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen vervangen worden door een verwijzing naar de artikelen 1:28 en 1:30 van datzelfde Wetboek.3. De verwijzing naar artikel 4:3 in paragraaf 2 lijkt onjuist. Artikel 3:164 1. In punt V.A, eerste lid, zijn de woorden "in de zin van onderhavige titel" onduidelijk.
Er dient verwezen te worden naar een specifieke bepaling van het ontworpen besluit of van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. 2. In punt XII.B, moeten de woorden "het beginsel geponeerd" vervangen worden door de woorden "het beginsel waarvan sprake". Dezelfde opmerking geldt voor punt XX. 3. In punt XIX, eerste en tweede lid, zouden de stellers van het ontwerp zich moeten afvragen of niet verwezen moet worden naar geassocieerde ondernemingen en verbonden ondernemingen, zoals in artikel 3:82, punt XIX, in plaats van naar geassocieerde vennootschappen of verbonden vennootschappen. 4. In punt XXI.A, moeten de woorden "en zaakvoerders" in de inleidende zin en in de tekst na het tweede gedachtestreepje driemaal worden weggelaten.
Artikel 3:167 In de Franse tekst van punt I, tweede lid, is niet duidelijk waarop het woord "ils" betrekking heeft in de zinsnede "s'ils sont d'importance significative". De tekst moet worden verduidelijkt.
Artikel 3:171 1. In de Franse tekst van paragraaf 1, punt I, moeten de woorden "et d'apport" weggelaten worden.2. De woorden " § 2," moeten worden toegevoegd voor de woorden "De inhoud van bepaalde rubrieken van het passief worden (sic) als volgt gedefinieerd:" In die zinsnede moet het woord "worden" vervangen worden door "wordt". Artikel 3:172 1. In de Franse tekst van punt I.F, 1°, a), moeten de verwijzingen naar de artikelen 2:39 en 2:42 vervangen worden door verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 3:39 en 3:42. 2. In de Franse tekst van punt I.F, 3°, moeten de woorden "de la société" vervangen worden door de woorden "de l'ASBL, de l'AISBL ou de la fondation".
Artikel 5:3 1. In het eerste lid moeten de woorden "zoals bedoeld in" vervangen worden door de woorden "bedoeld in".2. In punt III is het achtste lid identiek aan het negende lid.Indien men wil verwijzen naar het overeenstemmende lid van artikel 191/2 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 `tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen', zou het beter zijn om het achtste lid te vervangen door de volgende tekst: "Onder initiële beroepsopleiding verstaat men de opleiding gegeven aan personen in de onderneming tewerkgesteld in kader van de systemen van alternerend leren en werken en met als doel het behalen van een diploma of van een officieel certificaat. De duur van deze opleiding bedraagt ten minste zes maanden." 3. Onverminderd opmerking nr.2 die hiervoor is gemaakt, dient de Nederlandse tekst van het voornoemde punt III, achtste lid, in het Nederlands gesteld te worden.
Artikel 6:1 In de inleidende zin moeten de woorden "van deze afdeling" vervangen worden door de woorden "van dit boek".
Boek 7 1. De structuur van boek 7, alsook het opschrift ervan en het opschrift van de twee titels van dat boek, moeten worden aangepast teneinde duidelijk te maken dat titel 1 van toepassing is op de naamloze vennootschappen en op de besloten vennootschappen, terwijl titel 2 bovendien van toepassing is op de coöperatieve vennootschappen.2. De stellers van het ontwerp worden voorts verzocht na te gaan of de bepalingen van titel 2, of soortgelijke bepalingen, niet toepasselijk verklaard moeten worden op de VZW's, teneinde te zorgen voor de uitvoering van artikel 9:3, § 1, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen, welk artikel evenwel louter in een facultatieve machtiging voorziet. Artikel 7:1 In paragraaf 1, 6°, moet niet naar artikel 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen verwezen worden om het affiliatieverband te beschrijven, maar wel naar artikel 1:20 ervan.
Artikel 7:2 In de Franse tekst van het eerste lid moet de komma na de woorden "le droit de vote" vervangen worden door een puntkomma.
Artikel 7:8 In de Franse tekst van het tweede lid moet het woord "lorsqu'un" vervangen worden door het woord "lorsqu'aucun".
Artikel 7:12 1. In paragraaf 1 moet ook verwezen worden naar artikel 6:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, na de verwijzing naar artikel 5:24 ervan, alsook naar artikel 6:28 van datzelfde Wetboek, na de verwijzing naar artikel 5:29 ervan.2. In paragraaf 4 zou de tekst duidelijker zijn, indien de woorden "aan de verplichtingen zoals die voortvloeien uit dit besluit" vervangen werden door de woorden "aan de verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit".3. In paragraaf 5, tweede lid, d), is de verwijzing naar punt 5° onjuist.4. In de Franse tekst van paragraaf 5, derde lid, moeten de woorden "qu'ils désignent" vervangen worden door de woorden "qu'elles désignent".5. De paragrafen 6 en 7, waarin verplichtingen overgenomen worden die rechtstreeks voortvloeien uit verordening (EU) nr.2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)' (hierna: de AVG), kunnen enkel gehandhaafd blijven indien gepreciseerd wordt dat deze in de tekst opgenomen zijn overeenkomstig de relevante bepalingen van die verordening (5).
Artikel 7:13 1. De verwijzing naar artikel 7:12, 6°, in paragraaf 1 is onjuist.2. De verwijzing naar artikel 7:12, 5°, in paragraaf 2, eerste lid, moet vervangen worden door een verwijzing naar artikel 7:12, § 5.3. In paragraaf 2, derde en vierde lid, moeten de woorden "De hoedanigheid als" vervangen worden door de woorden "De hoedanigheid van".4. In paragraaf 2, vierde lid, moeten de woorden "de opname als lid" vervangen worden door de woorden "de inschrijving als lid".5. In paragraaf 2, vijfde lid, zijn de woorden "ontlenen hun hoedanigheid aan deze machtiging" moeilijk te begrijpen. Die bewoordingen moeten verduidelijkt worden.
Artikel 7:14 Teneinde inzonderheid gevolg te geven aan opmerking 37 in advies 03/2019 dat door de Gegevensbeschermingsautoriteit gegeven is op 16 januari 2019, verdient het aanbeveling om aan het begin van artikel 7:14, § 2, de volgende woorden in te voegen en die bepaling aldus te stellen: "Onverminderd de andersluidende wettelijke en reglementaire bepalingen, moet hij die ..., het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen".
Boek 8 Het opschrift van boek 8 wekt de indruk dat het enkel van toepassing is op de naamloze vennootschappen. Krachtens artikel 5:2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen kunnen de artikelen 7:145, 1:215 en 7:218 van datzelfde Wetboek, waaraan dat boek 8 uitvoering geeft, echter eveneens van toepassing zijn op de genoteerde besloten vennootschappen.
In dat verband rijst de vraag of de uitvoeringsbepalingen waarin boek 8 voorziet eveneens van toepassing zijn op laatsgenoemde vennootschappen, te meer daar het voornoemde artikel 5:2 weliswaar in een overeenkomstige toepassing voorziet voor de wettelijke regels, maar het evenwel niets bepaalt in verband met een mogelijke toepassing van de bepalingen die zorgen voor de uitvoering van die regels.
Teneinde elke mogelijke twijfel weg te nemen, dient te worden gepreciseerd dat de bepalingen van boek 8 ook van toepassing zijn op de genoteerde besloten vennootschappen in de zin van artikel 1:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Artikel 8:1 De stellers van het ontwerp worden verzocht te preciseren of de regels die vastgesteld worden in artikel 8:1 eveneens van toepassing zijn op het openbaar verzoek tot verlening van volmachten met het oog op de deelname aan een algemene vergadering van de obligatiehouders (artikel 7:176 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen). In voorkomend geval dient dat gepreciseerd te worden in artikel 8:1.
Indien dat niet het geval is, moeten de stellers voorzien in bepalingen tot uitvoering van het voornoemde artikel 7:176. Indien aan dat artikel uitvoering gegeven wordt door het ontworpen besluit, moet in de aanhef naar dat artikel verwezen worden.
Artikel 8:6 1. Artikel 8:6 bevat de uitvoeringsbepaling bedoeld in artikel 7:218, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, maar niet de uitvoeringsbepaling bedoeld in artikel 7:218, § 1, tweede lid, van datzelfde Wetboek. Zulk een bepaling zou opgenomen moeten worden in het ontworpen besluit, waarbij eventueel voorzien wordt in een uitbreiding van het toepassingsgebied en waarbij de tekst van de artikelen 8:3 en 8:4 wordt aangepast. 2. In het eerste lid, 3°, moeten de woorden "van dit artikel" worden weggelaten. Artikel 9:9 1. In de bepaling onder 2°, tweede lid, moet in de Franse tekst het cijfer "100" vervangen worden door het cijfer "110".2. De bepaling onder 29° (en niet "30° " in de Franse tekst) is moeilijk te begrijpen en moet verduidelijkt worden. Bijlage 5 De vermelding "van dit boek" die tot viermaal toe voorkomt, is onjuist en moet gecorrigeerd worden.
De griffier, De voorzitter, Béatrice Drapier Pierre Vandernoot _______ Nota's 1. Zo zijn de woorden "de inbreng van de consoliderende vennootschap" in artikel 3:158, eerste lid, onduidelijk: ze kunnen namelijk zo worden opgevat dat het gaat om een inbreng die door de consoliderende vennootschap is gedaan, terwijl het gaat om de inbrengen die deze heeft ontvangen of die de vennootschappen opgenomen in de consolidatie hebben ontvangen.2. Het ontwerp bevat twee artikelen 9:1. 3. Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 29. 4. Ibid., aanbeveling 138. 5. Zie de artikelen 32 tot 34 van de AVG. Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 65.817/2 van 3 april 2019 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen'.
Op 29 maart 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 3 april 2019. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Patrick Ronvaux, staatsraden, en Béatrice Drapier, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 3 april 2019.
Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.
Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen aangegeven worden tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt: "Het verzoek om het advies binnen een termijn van 5 dagen te geven, is gemotiveerd door de uiterste noodzakelijkheid van deze bijlagen bij het ontwerpbesluit, waarover reeds een advies is verleend en die nog zo vlug mogelijk opnieuw in IKW moet worden voorgesteld alvorens het getekend en bekendgemaakt zou kunnen worden. Daarnaast is het noodzakelijk dat zowel de bijlagen als het besluit inwerking treden op hetzelfde moment als het Wetboek. Immers, de bijlagen van dit ontwerpbesluit geven eveneens uitvoering aan bepalingen van het Wetboek, waarvan het ontbreken of het niet tijdig bekend maken ervan, tot heel veel toepassingsproblemen zou kunnen leiden, wat de rechtszekerheid niet ten goede komt.
Rekening gehouden met de termijn van inwerkingtreding van het koninklijk besluit na de bekendmaking ervan evenals de zorg om de bestemmelingen ervan zo vlug mogelijk op te hoogte te stellen, zodat deze laatsten op tijd de nodige beschikkingen kunnen nemen, is het ook noodzakelijk dit koninklijk besluit en het Wetboek in de beste termijn te laten bekendmaken".
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving, overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerking.
In de Franse tekst van de twee formulieren die respectievelijk opgenomen zijn in bijlage I en bijlage II, moeten, waar het gaat om de identificatie van de rechtspersoon, de woorden "Nom", "Nom actuel" en "Nouveau nom" respectievelijk vervangen worden door de woorden "Dénomination", "Dénomination actuelle" en "Nouvelle dénomination", teneinde ze met name in overeenstemming te brengen met artikel 2:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
In het ontwerpbesluit, en inzonderheid in artikel 1:7 ervan, wordt trouwens dezelfde terminologie gehanteerd.
De griffier, Béatrice Drapier De voorzitter, Pierre Vandernoot
29 APRIL 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, artikelen 2:7, § 3, 2:12, § 1, 2:23, § 2, 2:104, 2:134, 3:1, 3:2, 3:3, 3:8, 3:13, 3:15, 3:29, 3:30, 3:33, 3:37 tot 3:41, 3:47, 3:51, 5:24, 5:69, § 2, 6:24, 7:28, 7:82, §§ 3 en 5, 7:145, zevende lid, 7:215, §§ 2 en 3, en 7:218;
Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikelen III.82 tot III.95;
Gelet op de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, artikelen 44 en 46;
Gelet op de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, artikelen 49, vierde lid, en 50, derde lid;
Gelet op de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, artikel 8, tweede lid, 5° en 8° ;
Gelet op de wet van 11 juli 2018 op de Deposito- en Consignatiekas, artikel 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1934 betreffende de toepassing der wetten op het onvrijwillig bezitsverlies van toonderpapier;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 2003 op de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk, van internationale verenigingen zonder winstoogmerk, van stichtingen en van organismen voor de financiering van pensioenen;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 oktober 2004 tot uitvoering van artikel 19bis, derde lid, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.
Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare uitkoopbiedingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van economisch recht;
Gelet op het advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, gegeven op 8 november 2018;
Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gegeven op 17 december 2018;
Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 16 januari 2019;
Gelet op het advies van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, gegeven op 12 maart 2019;
Gelet op de regelgevingsimpactanalyse van 30 januari 2019, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 5 februari 2019;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 11 februari 2019;
Gelet op advies 65.614/2 van de Raad van State, gegeven op 27 maart 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de de uiterste noodzakelijkheid van deze bijlagen bij het ontwerpbesluit, waarover reeds een advies is verleend en die nog zo vlug mogelijk opnieuw in IKW moet worden voorgesteld alvorens het getekend en bekendgemaakt zou kunnen worden. Daarnaast is het noodzakelijk dat zowel de bijlagen als het besluit inwerking treden op hetzelfde moment als het Wetboek. Immers, de bijlagen van dit ontwerpbesluit geven eveneens uitvoering aan bepalingen van het Wetboek, waarvan het ontbreken of het niet tijdig bekend maken ervan, tot heel veel toepassingsproblemen zou kunnen leiden, wat de rechtszekerheid niet ten goede komt.
Rekening gehouden met de termijn van inwerkingtreding van het koninklijk besluit na de bekendmaking ervan evenals de zorg om de bestemmelingen ervan zo vlug mogelijk op te hoogte te stellen, zodat deze laatsten op tijd de nodige beschikkingen kunnen nemen, is het ook noodzakelijk dit koninklijk besluit en het Wetboek in de beste termijn te laten bekendmaken;
Gelet op advies 65.817/2 van de Raad van State, gegeven op 3 april 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie, de Minister van Economie, de Minister van Financiën en de Minister van Middenstand en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : BOEK 1. - Oprichting en formaliteiten inzake openbaarmaking Artikel 1:1. Alle akten, uittreksels van akten, beslissingen en stukken waarvan de openbaarmaking wordt opgelegd door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, door de Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese Vennootschap (SE) en door de Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) worden neergelegd in het dossier bedoeld in artikel 2:7 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Art. 1:2. Overeenkomstig artikel 1:1 worden de dossiers bijgehouden van: 1° de rechtspersonen die worden beheerst door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, waarvan de zetel in België is gelegen, met uitzondering van de Europese politieke partijen en de Europese politieke stichtingen;2° de buitenlandse rechtspersonen, waarvan een bijkantoor in België is gevestigd, alsook van de Europese economische samenwerkingsverbanden waarvan de zetel in een andere Staat is gelegen en die een bijkantoor hebben in België. Het dossier kan geheel of gedeeltelijk elektronisch zijn.
Art. 1:3. Behoudens in geval van overmacht of onbeschikbaarheid van een elektronisch systeem geschiedt de neerlegging bedoeld in artikel 1:1 elektronisch: 1° voor de authentieke akten, door de notarissen overeenkomstig de technische voorschriften vastgesteld door de Minister van Justitie;2° voor de onderhandse akten, door alle hoofdelijk aansprakelijke vennoten, het vertegenwoordigingsbevoegd orgaan of hun gemachtigde of door de notarissen volgens de technische voorschriften vastgesteld door de Minister van Justitie. Deze elektronische neerlegging houdt tevens verzending in naar de diensten van het Belgisch Staatsblad.
Art. 1:4. De elektronische neerlegging wordt ondertekend door middel van een geheel van elektronische gegevens dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend en het behoud van de integriteit van de inhoud van de uitgifte of kopie van de akte, het uittreksel, de beslissing of het stuk aantoont en, in voorkomend geval, de hoedanigheid van notaris, overeenkomstig de technische voorschriften vastgesteld door de Minister van Justitie.
Verslagen of aan de akte gehechte stukken die krachtens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen gelijktijdig moeten worden neergelegd met de openbaar te maken akte waarop zij betrekking hebben en die, ingevolge overmacht of onbeschikbaarheid van het elektronisch systeem, niet op elektronische wijze kunnen worden neergelegd met de akte, worden gelijktijdig afzonderlijk neergelegd op papier.
Art. 1:5. Ingeval van een neerlegging op elektronische wijze van een onderhandse akte of stuk, worden de originele stukken bewaard op de zetel van de rechtspersoon. De neerlegging gaat gepaard met een door alle hoofdelijk aansprakelijke vennoten, het vertegenwoordigingsbevoegd orgaan of hun gemachtigde of door de notaris elektronisch ondertekende verklaring die bepaalt dat de originele stukken en de neergelegde elektronische kopieën eensluidend zijn. Onder deze voorwaarden genieten de elektronische kopieën dezelfde bewijswaarde als het origineel stuk, onverminderd de mogelijkheid om het tegenbewijs te leveren.
Art. 1:6. Online raadplegingen gebeuren volgens de technische voorschriften vastgesteld door de Minister van Justitie, behalve voor wat betreft het deel van het in artikel 2:7, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde elektronisch databanksysteem dat wordt beheerd door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en vrij raadpleegbaar is.
Wanneer een neergelegd stuk niet elektronisch beschikbaar is, kan via de door de Minister van Justitie bepaalde webpagina een aanvraag tot scanning van het gevraagde papieren stuk worden gedaan. De aangevraagde stukken mogen evenwel niet vóór 1 januari 1997 zijn neergelegd.
De griffier beschikt vanaf de aanvraag over een termijn van 15 dagen om het te scannen document in te voeren in het elektronisch dossier.
De griffier brengt op het gescande stuk diens elektronische handtekening aan. Deze geldt echter niet als waarmerking.
Art. 1:7. § 1. Wanneer een rechtspersoon voor het eerst een bij het in artikel 1:2, eerste lid, bedoelde dossier te voegen akte, uittreksel van een akte, beslissing of stuk neerlegt, schrijft deze zich hetzij rechtstreeks elektronisch in, hetzij wordt zij door de instrumenterende notaris, hetzij door de griffie van de ondernemingsrechtbank ingeschreven in het rechtspersonenregister van de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Bij de inschrijving worden volgende gegevens vermeld: 1° de naam van de rechtspersoon en haar eventuele afgekorte benaming of letterwoord;2° de rechtsvorm van de rechtspersoon voluit geschreven;3° het adres van de zetel;is die zetel niet in België gevestigd, het adres van de zetel in het buitenland en het adres van een bijkantoor naar keuze in België; in voorkomend geval, het register waar het dossier van de buitenlandse rechtspersoon werd aangelegd en het nummer waaronder deze rechtspersoon in dit register werd ingeschreven; 4° in voorkomend geval, het bedrag van het kapitaal;5° de datum van de oprichtingsakte van de rechtspersoon;6° in voorkomend geval, het e-mailadres en de website van de rechtspersoon;7° de identiteit van de personen die gemachtigd zijn de rechtspersoon te besturen en te vertegenwoordigen en, in voorkomend geval, van de leden van de raad van toezicht, of van de vereffenaar;8° in voorkomend geval, de identiteit van de persoon of personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen;9° de datum van ontbinding wanneer de rechtspersoon voor een bepaalde tijd is aangegaan;10° het einde van het boekjaar;11° in voorkomend geval, de datum van de jaarvergadering;12° ingeval van overneming van de rechtspersoon door fusie of splitsing, naam en ondernemingsnummer van de overnemende rechtspersonen;13° ingeval de oprichting het gevolg is van een fusie of splitsing van rechtspersonen, naam en ondernemingsnummer van de fuserende of splitsende rechtspersonen;14° datum van de vrijwillige ontbinding;15° datum van de sluiting van de vereffening;16° de identiteit van de benoemde vertegenwoordiger van de rechtspersoon voor de werkzaamheden van het bijkantoor. Onverminderd de elektronische inschrijving door alle hoofdelijk aansprakelijke vennoten, het vertegenwoordigingsbevoegd orgaan of hun gemachtigde, vermelden de griffier of de notaris bij de inschrijving het ondernemingsnummer dat zij ontvangen van de Kruispuntbank van Ondernemingen alsmede de datum van de neerlegging van de akte, uittreksel van een akte, beslissing of stuk. § 2. Wanneer een van de vermeldingen van de inschrijving niet meer in overeenstemming is met de werkelijke toestand, moet de rechtspersoon binnen een maand na wijziging van de toestand, de wijziging van haar inschrijving vragen.
De betreffende wijziging wordt medegedeeld mits vermelding van het ondernemingsnummer van de rechtspersoon. § 3. Voor de opgaven tot inschrijving of tot wijziging van de inschrijving worden, onverminderd de elektronische neerlegging door alle hoofdelijk aansprakelijke vennoten, het vertegenwoordigingsbevoegd orgaan of hun gemachtigde, de formulieren I en II (bijlagen 1 en 2 bij dit besluit), gebruikt, waarvan het model bij dit besluit is gevoegd en die verkrijgbaar zijn ter griffie van de ondernemingsrechtbanken of op de internetsite van de Federale Overheidsdienst Justitie. De inschrijving of wijziging door de notarissen en door alle hoofdelijk aansprakelijke vennoten, het vertegenwoordigingsbevoegd orgaan of hun gemachtigde geschiedt elektronisch volgens de modaliteiten vastgesteld door dit besluit. In functie van de noodwendigheden van de technologische evoluties kan de Minister van Justitie andere modaliteiten vaststellen.
Iedere inschrijving of wijziging wordt gedagtekend en ondertekend door haar organen, een bijzonder gemachtigde of de notaris.
Een inschrijving van een Europees economisch samenwerkingsverband wordt ondertekend door haar leden, een bijzonder gemachtigde of de notaris. § 4. De elektronische inschrijving of de wijziging ervan in het rechtspersonenregister van de Kruispuntbank van ondernemingen geschiedt door alle hoofdelijk aansprakelijke vennoten, het vertegenwoordigingsbevoegd orgaan of hun gemachtigde of door de instrumenterende notaris op elektronische wijze overeenkomstig de technische voorschriften vastgesteld door de Minister van Economie.
Art. 1:8. Het ondernemingsnummer van de rechtspersoon wordt vermeld op alle in het dossier op te nemen stukken.
De griffier of zijn gevolmachtigde viseert al de stukken die in het materiële deel van de dossiers moeten worden opgenomen, geeft ze een volgnummer en bergt ze er in op. De griffier houdt een inventaris bij van de stukken. Deze inventaris vermeldt voor ieder neergelegd stuk het volgnummer, het onderwerp en de neerleggingsdatum.
De stukken die in het elektronische deel van de dossiers worden opgenomen, krijgen een volgnummer. Een inventaris van de stukken die het elektronische deel bevat, wordt automatisch bijgehouden. Deze inventaris vermeldt voor ieder neergelegd stuk het volgnummer, het onderwerp en de neerleggingsdatum.
Onverminderd de elektronische neerlegging door alle hoofdelijk aansprakelijke vennoten, het vertegenwoordigingsbevoegd orgaan of hun gemachtigde, bezorgen de notaris of de griffier de betrokken rechtspersoon een elektronische kopie of een fotokopie van de inschrijving of wijziging alsmede een ontvangstmelding van de neergelegde akte, uittreksel van een akte, proces-verbaal of document.
Art. 1:9. § 1. De akten, uittreksels van akten, beslissingen en stukken die in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt, worden, onverminderd de elektronische neerlegging, neergelegd ter griffie samen met een kopie. Indien een akte, een uittreksel van een akte, een beslissing of een stuk betrekking heeft op een verrichting die door verschillende rechtspersonen moeten worden bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, dan moeten er zoveel neerleggingen met bijgevoegde kopie geschieden als er betrokken rechtspersonen zijn.
De akten, beslissingen en stukken die in de vorm van een mededeling in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt, worden neergelegd in één exemplaar.
De tekst van de mededelingen wordt in één exemplaar neergelegd. § 2. Elk neergelegd papieren stuk moet aan de volgende voorwaarden beantwoorden: 1° op wit of ivoorkleurig papier van goede kwaliteit zijn opgesteld;2° 297 millimeter lang en 210 millimeter breed zijn (Formaat A4);3° alleen op de voorzijde beschreven zijn;4° per neergelegd bescheid slechts eenzelfde taal gebruiken;5° getypt, gedrukt of gefotokopieerd zijn, uitsluitend in zwarte letters met een scherp contrast tussen tekst en papier en duidelijk leesbaar zijn;6° naargelang het geval, ondertekend zijn door de notaris die de akte opmaakt, door personen die bevoegd zijn om de rechtspersoon tegenover derden te vertegenwoordigen of door de hiertoe door de rechtspersoon gemachtigde notaris of ondernemingsloket, waarbij de naam en de hoedanigheid van de ondertekenaars dienen te worden vermeld;7° bovenaan elk blad een horizontale strook van ten minste 20 millimeter open laten. Het in 3° van vorig lid bedoelde vereiste geldt niet voor expedities van authentieke akten, evenmin als voor de vermelding van de naam en handtekening van de ondertekenaars.
Het in 6° van het eerste lid bedoelde vereiste geldt niet voor de tekst van de mededelingen.
Bovenaan elk neergelegd stuk worden vermeld: 1° de naam van de rechtspersoon zoals die (voluit) in de statuten voorkomt;2° de rechtsvorm;3° de nauwkeurige aanduiding van het adres van de zetel (postcode, gemeente, straat, nummer, eventueel busnummer);4° het ondernemingsnummer;5° het precieze onderwerp van de bekendmaking, wanneer het stuk moet worden bekendgemaakt. Het 4° is niet van toepassing op papieren akten en uittreksels van akten met betrekking tot de oprichting van de rechtspersoon. § 3. In de kopieën bestemd voor het Belgisch Staatsblad, van akten, uittreksels van akten, stukken en beslissingen bedoeld in de artikelen 2:8, § § 1 en 2, 2:9, § 1, 2:10, § 1, 2:11, § 1, 2:14 tot 2:17, 2:33, 2:35, 2:47, § 2, 2:102, 2:103, 2:105, § 4, 2:136, 2:137, 2:138, § 4, 5:69, § 3; 7:82, § 4, 12:22 en 13:8 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en in de tekst van de mededelingen mag niets zijn geschrapt noch verbeterd.
Hiervoor wordt het formulier I gebruikt waarvan het model bij dit besluit is gevoegd en dat verkrijgbaar is op de internetsite van het Belgisch Staatsblad of in gedrukte vorm ter griffie van de ondernemingsrechtbanken.
De neerlegging van akten, uittreksels van akten, stukken en beslissingen bedoeld in het eerste lid dient niet door mededeling in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad te worden bekendgemaakt wanneer die akten, uittreksels van akten, stukken en beslissingen zelf in deze bijlagen worden bekendgemaakt.
Wanneer verschillende stukken waarvan de neerlegging door mededeling in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad dient te worden bekendgemaakt, tegelijk worden neergelegd, volstaat één enkele mededeling waarin het onderwerp van elk onderscheiden stuk nauwkeurig wordt vermeld.
De mededeling van de neerlegging ter griffie van een uitgifte of van een dubbel of kopie van de akten of beslissingen bedoeld in de artikelen 2:8, § 1, 2:9, § 1, 2:10, § 1, en 2:11, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, evenals van de authentieke of onderhandse volmachten, en van de andere stukken die tegelijk met deze akten worden neergelegd in toepassing van deze zelfde bepalingen en van de artikelen 5:7, 5:9, 5:126, 5:130, 5:132, 5:133, 6:8, 6:10, 6:108, 6:110, 7:7, 7:12, 7:179, 7:191, 7:197, 7:198, 14:10, 14:25, 14:35 en 14:40 van hetzelfde Wetboek, komt na de vermelding van de naam en hoedanigheid van de neerleggers onderaan het uittreksel bestemd voor bekendmaking in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. § 4. Paragraaf 2, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 7°, is niet van toepassing op de akten, uittreksels uit akten, stukken en beslissingen bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, neergelegd door de rechtspersonen waarvan de zetel in het buitenland gevestigd is, behalve indien deze stukken betrekking hebben op de in België gevestigde bijkantoren van deze rechtspersonen. § 5. De verbetering van een vergissing in een in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte akte, uittreksel van een akte, beslissing of stuk wordt neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig de voorgaande paragrafen.
De verbetering van een vergissing in een stuk waarvan de neerlegging werd bekendgemaakt door mededeling in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, gebeurt door neerlegging ter griffie, overeenkomstig de voorgaande paragrafen, van één of meer verbeterde of bijkomende bladen, waarop "verbetering" is vermeld. Zij worden gevoegd bij een blad waarop de gegevens bedoeld in paragraaf 2, vierde lid zijn vermeld alsook de aanduiding van het stuk waarop de verbetering betrekking heeft. De verbeterde of bijkomende bladen worden in het dossier bewaard.
De neerlegging van verbeterde of bijkomende bladen wordt door uittreksel in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 1:10. § 1. Onverminderd de elektronische neerlegging bepaald in artikel 1:3, gebeuren neerleggingen door overlegging ter griffie.
Mogen evenwel per gewone of aangetekende brief aan de griffie worden toegezonden: 1° de akten, stukken en beslissingen waarvan de neerlegging door mededeling wordt bekendgemaakt;2° de tekst van de mededelingen;3° de akten, uittreksels van akten, verklaringen stukken en beslissingen die in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt. § 2. De ter griffie neer te leggen stukken worden slechts in ontvangst genomen als de bepalingen van artikel 1:7 en 1:9, §§ 1 en 2, § 3, tweede lid, in acht werden genomen en als de kosten van bekendmaking betaald zijn op de in § 3 voorgeschreven wijze. § 3. De kosten voor de bekendmaking in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van akten, uittreksels van akten, stukken en beslissingen worden betaald met een cheque op naam van het Belgisch Staatsblad, getrokken op een kredietinstelling waarop de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en beursvennootschappen van toepassing is, of met een bankoverschrijving of storting. De betalingsmiddelen worden bij het voor het Belgisch Staatsblad bestemde stuk gevoegd.
Wanneer de betaling geschiedt met een bankoverschrijving of storting bestaat het bewijs ervan hetzij in een kopie van het formulier van de overschrijving of de storting ten voordele van de rekening van het Belgisch Staatsblad waarop de stempel is aangebracht van de financiële instelling die de overschrijving heeft verricht, hetzij in een kopie van het rekeninguittreksel dat bevestigt dat de betaling daadwerkelijk is verricht.
De betaling met een bankoverschrijving of storting moet in geval van een wijzigende akte het ondernemingsnummer, of in geval van een oprichting de naam en het adres van de zetel, bij de mededelingen vermelden.
In geval van elektronische neerlegging geschiedt de betaling van de kosten voor de bekendmaking via elektronische betaling volgens de technische voorschriften vastgesteld door de Minister van Justitie.
In geval van elektronische neerlegging door de notarissen wordt de betaling van de kosten voor de bekendmaking in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van akten, uittreksels van akten, stukken en mededelingen geregeld via elektronische uitwisseling van gegevens. De modaliteiten van deze uitwisseling worden uitgewerkt in een protocol tussen de Minister van Justitie en de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat.
Art. 1:11. De bekendmaking in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, van een akte, een uittreksel van een akte, een stuk, een beslissing of een mededeling, geldt voor de betrokken neergelegde stukken als ontvangstbewijs.
Art. 1:12. Uiterlijk de tweede werkdag na de datum van de neerlegging zendt de griffier aan het bestuur van het Belgisch Staatsblad de kopieën van akten, uittreksels van akten, stukken en beslissingen, alsmede de tekst van de mededelingen, die hij heeft ontvangen en die in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt.
De zendingen bestaan uit de op dezelfde dag in ontvangst genomen kopieën en exemplaren en de daarop betrekking hebbende mededelingen; zij worden verzonden hetzij bij een ter post aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs overhandigd, hetzij door teletransmissie wanneer die documenten op elektronische wijze werden neergelegd.
Art. 1:13. De griffies en de door de Minister van Justitie aangeduide dienst houden, ieder wat hem betreft, een staat bij waarin de datum van verzending wordt aangetekend van de stukken die naar het Bestuur van het Belgisch Staatsblad worden toegezonden of overhandigd.
Zolang de Minister van Justitie de in het eerste lid bedoelde dienst niet heeft aangeduid, worden deze taken waargenomen door de stafdienst ICT van de FOD Justitie.
Art. 1:14. Wanneer bekendmaking vereist is, vindt zij plaats in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad binnen de termijnen door de wet bepaald.
Art. 1:15. Binnen een maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad zendt het bestuur van het Belgisch Staatsblad aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie de gegevens betreffende de oprichting en de sluiting van de vereffening van een Europese vennootschap (SE), een Europese coöperatieve vennootschap (SCE) of een Europees economisch samenwerkingsverband (EESV).
Art. 1:16. De Minister van Justitie stelt het tarief vast van de kosten van bekendmaking van de in artikel 1:1 bedoelde stukken.
Art. 1:17. Wanneer aan de griffie een integrale kopie wordt gevraagd, worden de uittreksels uit de in artikel 1:2 bepaalde dossiers afgegeven op een fotokopie of beschikbaar gesteld op elektronische wijze.
Elektronische kopieën worden niet voor eensluidend gewaarmerkt, tenzij de aanvrager hier uitdrukkelijk om verzoekt. De waarmerking gebeurt via een elektronische systeemhandtekening.
In de mate dat de elektronische kopie betrekking heeft op stukken die zijn opgenomen in het deel van het in artikel 2:7, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde elektronisch databanksysteem dat wordt beheerd door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, gebeurt de in het tweede lid bedoelde waarmerking via een elektronische systeemhandtekening van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat.
De betaling van de kosten voor de waarmerking door de griffie van elektronisch neergelegde stukken kan door elektronische betaling volgens de technische voorschriften vastgesteld door de Minister van Justitie.
Art. 1:18. De bepalingen van dit boek vinden geen toepassing op de stukken die overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet moeten worden neergelegd ter griffie maar toch moeten worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Zij worden door de belanghebbenden rechtstreeks aan het Belgisch Staatsblad gezonden, en in de vorm van een aankondiging bekendgemaakt.
Art. 1:19. Wanneer hetzij de zetel, hetzij het bijkantoor dat bepalend is geweest voor de plaats waar het dossier moest worden neergelegd, van een rechtsgebied naar een ander wordt overgebracht wordt het dossier bedoeld in artikel 1:2 van de ene griffie naar de andere overgezonden binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de neerlegging van de wijzigende akte van de rechtspersoon op de griffie van de rechtbank waar het register met die inschrijving zich bevindt. De materiële overzending geschiedt door toedoen van de griffier van de ondernemingsrechtbank van het rechtsgebied waarbinnen hetzij de zetel, hetzij het bijkantoor dat bepalend is geweest voor de plaats waar het dossier moest worden neergelegd zich bevond.
Art. 1:20. Het rechtspersonenregister, onderdeel van de Kruispuntbank van Ondernemingen, notificeert aan de centrale, handels- of vennootschapsregisters van de Europese Economische Ruimte de informatie aangaande de opening en de sluiting van ontbindings- en insolventieprocedures van Belgische vennootschappen, en dit via het Europese systeem van gekoppelde registers als bedoeld in artikel 22 van richtlijn 2017/1132/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht.
Art. 1:21. De informatie met betrekking tot de stopzetting van een vennootschap, via elektronische weg ontvangen via het Europese systeem van gekoppelde registers als bedoeld in artikel 22 van richtlijn 2017/1132/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht, wordt kosteloos bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, en dit door toedoen van de beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen.
De beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen gaat vervolgens zelf over tot aanpassing van de gegevens in het rechtspersonenregister.
Art. 1:22. De bepalingen van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op de openbaarmaking van akten en stukken van de organismen voor de financiering van pensioenen voorgeschreven door de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
BOEK 2. - Consignatieprocedure en bestemming van de activa bij gerechtelijke ontbinding TITEL 1. - Gerechtelijke ontbinding van vennootschappen Art. 2:1. Het vonnis dat overeenkomstig artikel 2:101, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen de sluiting van de vereffening van een vennootschap uitspreekt, beveelt het deposito in de Deposito- en Consignatiekas van alle geldsommen en andere effecten die het aan de schuldeisers of aan de vennoten of aandeelhouders heeft toegekend, maar niet aan hun kunnen worden afgeleverd.
De consignatie geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1934 betreffende de toepassing der wetten op het onvrijwillig bezitsverlies van toonderpapier.
Art. 2:2. Wanneer de rechter de door de rechtbank aangewezen vereffenaars of de personen die overeenkomstig artikel 2:79 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen als vereffenaars worden beschouwd veroordeelt op grond van artikel 2:143, § 1, van hetzelfde wetboek, kan hij de activa die op de dag van het vonnis nog zijn geconsigneerd ten bate van de vennoten of aandeelhouders ten belope van het bedrag van de veroordeling bestemmen voor de uitvoering daarvan.
TITEL 2. - Gerechtelijke ontbinding van verenigingen Art. 2:3. Het vonnis dat overeenkomstig artikel 2:134, § 3, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen de sluiting van de vereffening van een VZW of van een IVZW uitspreekt, beveelt het deposito in de Deposito- en Consignatiekas van alle geldsommen en andere effecten die het aan de schuldeisers of aan de leden heeft toegekend, maar niet aan hun kunnen worden afgeleverd.
De consignatie geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1934 betreffende de toepassing der wetten op het onvrijwillig bezitsverlies van toonderpapier.
Art. 2:4. Wanneer een vordering wordt ingesteld tegen de door de rechtbank aangewezen vereffenaars, kan de rechtbank op de activa die op de dag van het te vellen vonnis nog geconsigneerd zouden zijn ten bate van de leden, een inhouding bevelen ten gunste van de eiser, ten belope van wat hem verschuldigd blijft op de dag van de sluiting van de vereffening om ze te bestemmen voor de aflossing van het saldo van zijn schuldvordering.
Wanneer de rechter de door de rechtbank aangewezen vereffenaars veroordeelt op grond van artikel 2:143, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, kan hij de activa die op de dag van het vonnis nog zijn geconsigneerd ten bate van de leden ten belope van het bedrag van de veroordeling bestemmen voor de uitvoering daarvan.
BOEK 3. - Jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening en formaliteiten inzake de openbaarmaking TITEL 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, VZW,'s, IVZW's en stichtingen. HOOFDSTUK 1. - Algemene principes.
Art. 3:1. De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
Wanneer de toepassing van de bepalingen van deze titel, titel 2 en titel 3 niet volstaat om te voldoen aan dit voorschrift moeten aanvullende inlichtingen worden verstrekt in de toelichting.
Art. 3:2. § 1. De jaarrekening moet duidelijk worden opgesteld en stelselmatig weergeven, enerzijds, de aard en het bedrag, op de dag waarop het boekjaar wordt afgesloten, van de bezittingen en rechten van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting, van haar schulden en verplichtingen evenals van haar eigen middelen, en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van haar kosten en haar opbrengsten. § 2. Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen voorzien door deze titel, titel 2 of titel 3 van onderhavig boek. In dergelijke gevallen worden de te verrekenen bedragen als brutobedragen in de toelichting bij de jaarrekening vermeld. § 3. In de toelichting worden per soort vermeld de rechten en verplichtingen die niet in de balans voorkomen en die het vermogen, de financiële positie of het resultaat van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting aanmerkelijk kunnen beïnvloeden.
Belangrijke rechten en verplichtingen die niet kunnen worden becijferd, worden op passende wijze vermeld in de toelichting.
Art. 3:3. § 1. De balans wordt opgesteld na toewijzing, dit wil zeggen, rekening houdend met de beslissingen tot besteding van het saldo van de resultatenrekening en van het overgedragen resultaat.
Wanneer die toewijzing bij gebreke van een beslissing van het bevoegde orgaan niet definitief is, wordt de balans opgesteld onder de opschortende voorwaarde van die beslissing. § 2. De beginbalans van een boekjaar moet, onverminderd de toepassing van artikel 3:59, tweede lid, overeenstemmen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar.
Art. 3:4. Het rekeningenstelsel van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting moet zodanig worden opgevat of aangepast dat de balans en de resultatenrekening zonder toevoeging of weglating voortvloeien uit de balans van de desbetreffende rekeningen, opgemaakt na het in overeenstemming brengen bedoeld in artikel III.90, § 1, van het Wetboek van economisch recht.
Art. 3:5. In de jaarrekening worden de bedragen in euro uitgedrukt. HOOFDSTUK 2. - Waarderingsregels Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 3:6. § 1. Het bestuursorgaan van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting bepaalt de regels die gelden voor de waardering van de inventaris bedoeld in artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht. Deze regels worden bepaald met nakoming van de bepalingen van deze titel, titel 2 en titel 3, doch rekening houdende met de eigen kenmerken van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
Deze regels worden vastgelegd in het boek bedoeld in artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht. Ze worden samengevat in de toelichting; overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 3:1, eerste lid, moet deze samenvatting voldoende nauwkeurig zijn zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden.
Onverminderd paragraaf 2 wordt bij de vaststelling en toepassing van deze waarderingsregels ervan uitgegaan dat de vennootschap, VZW, IVZW of stichting haar bedrijf zal voortzetten. § 2. De bepalingen van deze titel, titel 2 en titel 3 zijn van toepassing op de vennootschappen, VZW's, IVZW's en stichtingen in vereffening.
Indien de vennootschap, VZW, IVZW of stichting - al dan niet ingevolge een beslissing tot invereffeningstelling - besluit haar bedrijf stop te zetten of indien, in tegenstelling met het bepaalde in paragraaf 1, derde lid, er niet meer kan van worden uitgegaan dat de vennootschap, VZW, IVZW of stichting haar bedrijf zal voortzetten, worden de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast en geldt in het bijzonder het volgende: a) de oprichtingskosten moeten volledig worden afgeschreven;b) voor de vaste en de vlottende activa moet zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen worden overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;c) een voorziening moet worden gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden, inzonderheid voor de aan het personeel uit te keren vergoedingen. Hetzelfde geldt, ingeval een bedrijfsonderdeel of een vestiging van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting wordt gesloten. In dat geval is het tweede lid van toepassing op de activa, de passiva en de verplichtingen die betrekking hebben op dat bedrijfsonderdeel of die vestiging.
Art. 3:7. Indien in uitzonderingsgevallen blijkt dat de toepassing van een in dit hoofdstuk bedoelde waarderingsregel niet leidt tot nakoming van het bepaalde in artikel 3:1, eerste lid, moet daarvan worden afgeweken ten einde te voldoen aan de in het voornoemde artikel bedoelde verplichting.
Dergelijke afwijking wordt bij de waarderingsregels in de toelichting vermeld en verantwoord.
De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting wordt vermeld bij de waarderingsregels in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast.
Art. 3:8. De waarderingsregels bedoeld in artikel 3:6, § 1, eerste lid, moeten van het ene boekjaar op het andere identiek blijven en stelselmatig worden toegepast.
Ze worden evenwel gewijzigd wanneer, onder meer uit hoofde van belangrijke veranderingen in de activiteiten van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting, in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden de vroeger gevolgde waarderingsregels niet langer aan het voorschrift van artikel 3:1, eerste lid, beantwoorden.
Het tweede en het derde lid van artikel 3:7 zijn van toepassing op deze wijzigingen.
Deze bepaling is niet van toepassing op de jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een vennootschap, VZW, IVZW of stichting de bepalingen van deze titel, titel 2 of titel 3 van toepassing zijn.
Art. 3:9. Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.
Art. 3:10. De waarderingen moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Art. 3:11. Er moet rekening worden gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico's, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door het bestuursorgaan van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting wordt opgesteld. In de gevallen waarin, bij gebreke aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare risico's, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk aleatoir is, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting, wanneer de betrokken bedragen rekening houdend met de doelstelling van artikel 3:1, eerste lid, belangrijk zijn.
Er moet rekening worden gehouden met de kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de dag waarop deze kosten en opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve indien de effectieve inning van deze opbrengsten onzeker is.
Ten laste van het boekjaar moeten inzonderheid worden geboekt: het geraamde bedrag van de belastingen op het resultaat van het boekjaar of op het resultaat van vorige boekjaren, alsmede de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale voordelen die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor diensten die tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren zijn verricht. Wanneer de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting.
Art. 3:12. De methoden en grondslagen voor de omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte bezittingen, schulden en verplichtingen, alsmede de methoden voor de omrekening van de financiële staten van bijkantoren in het buitenland, worden in de toelichting vermeld bij de in artikel 3:6, § 1, bedoelde waarderingsregels. Afdeling 2. - Aanschaffingswaarde - Beginselen
Art. 3:13. Onverminderd de toepassing van de artikelen 3:7, 3:35, 3:45, 3:47, 3:49, 3:51 en 3:55, wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen.
Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan: of de aanschaffingsprijs zoals bepaald in artikel 3:14, of de vervaardigingsprijs zoals bepaald in artikel 3:15, of de inbrengwaarde zoals bepaald in artikel 3:17.
Art. 3:14. De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende kosten zoals niet terugbetaalbare belastingen en vervoerkosten.
De aanschaffingsprijs van een actiefbestanddeel verkregen in ruil voor een tegenprestatie anders dan in geld is de marktwaarde van deze tegenprestatie; is deze waarde moeilijk vast te stellen, dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het verkregen actiefbestanddeel.
Deze waarden worden geschat op de datum van de ruil.
Art. 3:15. De vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten van de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toerekenbaar zijn evenals het evenredig deel van de productiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toerekenbaar zijn, voor zover deze kosten op de normale productieperiode betrekking hebben. Het staat de vennootschappen, VZW's, IVZW's en stichtingen echter vrij deze onrechtstreekse productiekosten niet geheel of gedeeltelijk in de vervaardigingsprijs op te nemen; in geval van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, wordt zulks in de toelichting bij de waarderingsregels vermeld.
Art. 3:16. In de aanschaffingswaarde van immateriële en materiële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de periode welke de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat.
In de vervaardigingsprijs van voorraden en bestellingen in uitvoering mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering slechts worden opgenomen voor zover deze rente betrekking heeft op voorraden of bestellingen waarvan de productie of uitvoering meer dan één jaar bestrijkt en zij op de normale productieperiode van deze voorraden of de normale uitvoeringstermijn van deze bestellingen betrekking heeft.
Het opnemen van de rente op vreemd vermogen in de aanschaffingswaarde van immateriële of materiële vaste activa of van voorraden of bestellingen in uitvoering, wordt bij de waarderingsregels in de toelichting vermeld.
Art. 3:17. De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarde van de inbreng.
In geval van bestemming voor of inbreng in een onderneming die geen vennootschap met eigen rechtspersoonlijkheid is en die geen VZW, IVZW of stichting is, moet onder inbrengwaarde worden verstaan de waarde van de goederen bij de inbreng of de bestemming. De inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de betrokken goederen op de markt zou moeten worden betaald.
De belastingen en kosten met betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde; indien zij niet volledig ten laste worden gebracht van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan de inbreng is geschied, worden ze opgenomen in de rubriek "Oprichtingskosten".
Art. 3:18. Wat de goederen betreft die worden verkregen tegen betaling van een lijfrente: 1° wordt onder aanschaffingswaarde verstaan het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald en met de kosten;2° wordt een voorziening gevormd ten belope van het bedrag van het hiervoorgenoemde kapitaal;deze voorziening wordt jaarlijks aangepast.
Art. 3:19. § 1. De aanschaffingswaarde van deelnemingen of aandelen ontvangen als vergoeding voor inbrengen die niet bestaan in contanten of die voortkomen uit de omzetting van vorderingen, stemt overeen met de conventionele waarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen. Als evenwel die conventionele waarde lager is dan de marktwaarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen, dan stemt de aanschaffingswaarde overeen met de hogere marktwaarde.
In afwijking van het eerste lid worden de deelnemingen of aandelen van een vennootschap die een vennootschap, VZW, IVZW of stichting ontvangt bij fusie of splitsing als bedoeld in artikel 3:56, in ruil voor de deelnemingen of aandelen die zij in de overgenomen of gesplitste vennootschap bezat, bij die fusie of splitsing in haar boekhouding opgenomen tegen de waarde waarvoor de deelnemingen of aandelen van de overgenomen of gesplitste vennootschap hierin op die datum stonden geboekt. De verdeling van de boekwaarde van de deelnemingen of aandelen in de gesplitste vennootschap over de verschillende verkregen deelnemingen of aandelen in de verkrijgende vennootschappen vindt plaats pro rata de reële waarde van de toegewezen vermogens.
Bij een gelijkgestelde verrichting als bedoeld in artikel 3:56 worden de deelnemingen of aandelen die de vennootschap, VZW, IVZW of stichting ten gevolge van de verrichting ontvangt tezamen met de deelnemingen of aandelen die zij in de overdragende vennootschap behoudt in haar boekhouding opgenomen tegen de waarde waaraan de deelnemingen of aandelen in de overdragende vennootschap op die datum stonden geboekt. De boekwaarde van de deelnemingen of aandelen in de overdragende vennootschap op de datum van de verrichting wordt verdeeld over de behouden deelnemingen of aandelen in de overdragende vennootschap en de (verschillende) verkregen deelnemingen of aandelen in de verkrijgende vennootschap(pen) pro rata de reële waarde van het door de overdragende vennootschap behouden vermogen en de reële waarde van het (de) overgedragen vermogen(s).
Ingeval bij fusie, splitsing of hiermee gelijkgestelde verrichtingen als bedoeld in artikel 3:56 een opleg in geld is verkregen, wordt het bedrag hiervan afgetrokken van de boekwaarde, en bij voorrang van de aanschaffingswaarde, van de deelnemingen of aandelen van de overgenomen, gesplitste of overdragende vennootschap, inzover die opleg wordt onttrokken aan het kapitaal, de uitgiftepremie of in voorkomend geval de inbreng; in de overige gevallen wordt dat bedrag in resultaat genomen.
Bij inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 3:57, worden de als tegenprestatie ontvangen deelnemingen of aandelen bij de inbreng in de boekhouding van de inbrenger opgenomen tegen de nettowaarde waarvoor de ingebrachte goederen hier op die datum voorkwamen. § 2. De bijkomende kosten met betrekking tot het aanschaffen van financiële vaste activa en van geldbeleggingen mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan ze werden aangegaan.
Art. 3:20. In afwijking van de artikelen 3:9, 3:13, 3:25, 3:30, 3:34, 3:46, 3:47, 3:48, 3:49, 3:50 en 3:52 mogen het klein materieel evenals de grond- en hulpstoffen die bestendig worden hernieuwd en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het balanstotaal, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag indien de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderen van het ene boekjaar tot het andere. In dit geval wordt de prijs voor de hernieuwing van deze bestanddelen opgenomen onder de bedrijfskosten.
Art. 3:21. De aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald hetzij door individualisering van de prijs van elk bestanddeel, hetzij volgens de methode van gewogen gemiddelde prijzen, volgens de methode "Fifo" (eerst in - eerst uit) of volgens de methode "Lifo" (laatst in - eerst uit).
Indien de methode wordt gewijzigd, mag de aanschaffingswaarde van de goederen die geacht worden eerst te zijn ingekomen, niet lager zijn dan de waarde waarvoor ze, voor toepassing van de desbetreffende waardeverminderingen, voorkwamen in de inventaris bij het afsluiten van het boekjaar tevoren.
Wanneer, inzonderheid bij toepassing van de Lifo-methode, de boekwaarde van de voorraden aanzienlijk verschilt van de waarde berekend op basis van de marktwaarde op balansdatum, moet het totale bedrag van dit verschil, per voorraadpost die in de balans voorkomt, in de toelichting worden vermeld. Dit verschil kan door de in de artikelen 1:24, 1:28 en 1:30 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde kleine vennootschappen, VZW's, IVZW's en stichtingen door middel van een totaalbedrag voor het geheel van de betrokken posten worden opgegeven.
Art. 3:22. Indien, bij het begin van het eerste boekjaar waarin voor een vennootschap, VZW, IVZW of stichting deze titel toepasselijk wordt, de aanschaffingswaarde van bepaalde actiefbestanddelen niet kan worden wedersamengesteld, is de aanschaffingswaarde van elk van die bestanddelen gelijk aan de waarde waarvoor ze, vóór toepassing van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen, in de inventaris van het boekjaar tevoren voorkwamen.
De in toepassing van het vorige lid bepaalde aanschaffingswaarde: 1° maakt in voorkomend geval, het voorwerp uit van afschrijvingen of waardeverminderingen overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk;2° wordt, voor de toepassing van artikel 3:21, beschouwd als aanschaffingswaarde van de eerst ingekomen goederen. De herwaarderingsmeerwaarden die geboekt werden voor het eerste boekjaar waarop voor een vennootschap, VZW, IVZW of stichting de bepalingen van deze titel van toepassing zijn, de kapitaalsubsidies die bekomen werden voor datzelfde boekjaar alsook de door een vennootschap ontvangen uitgiftepremies moeten in de jaarrekening slechts opgenomen worden voor zover ze nog als zodanig in de boekhouding van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting voorkwamen op het einde van het voorafgaande boekjaar.
Zijn door een vennootschap meerwaarden geboekt tijdens een boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar dat ingaat na 31 december 1983, dan mogen deze meerwaarden in rubriek III "Herwaarderingsmeerwaarden" behouden blijven. Afdeling 3. - Afschrijvingen en waardeverminderingen
Art. 3:23. Onder "afschrijvingen" verstaat men de bedragen ten laste van de resultatenrekening genomen, met betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, ten einde hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan.
Onder "waardeverminderingen" verstaat men correcties op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen, andere dan die vermeld in het vorige lid, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar.
De gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen worden afgetrokken van de actiefposten waarop ze betrekking hebben.
Art. 3:24. De afschrijvingen en de waardeverminderingen moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Art. 3:25. De afschrijvingen en waardeverminderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen of waardeverminderingen geacteerd worden.
Art. 3:26. De afschrijvingen en de waardeverminderingen moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de vennootschap, VZW, IVZW of stichting overeenkomstig artikel 3:6, § 1, vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.
Art. 3:27. De waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 3:24, van de minderwaarden waarvoor ze werden gevormd. Afdeling 4. - Voorzieningen
Art. 3:28. De voorzieningen voor risico's en kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat.
Onverminderd artikel 3:11, eerste lid, vertegenwoordigt een voorziening op balansdatum de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting van het bedrag dat vereist is om die verplichting op de balansdatum na te komen.
Voorzieningen mogen niet worden gebruikt voor waardecorrecties op activa.
Art. 3:29. De voorzieningen voor risico's en kosten moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Art. 3:30. De voorzieningen voor risico's en kosten worden geïndividualiseerd naar gelang van de risico's en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken. Onder de risico's en kosten met dezelfde aard moeten de soorten van risico's en kosten worden verstaan die bij wijze van voorbeeld in artikel 3:32 zijn vermeld.
Art. 3:31. De voorzieningen voor risico's en kosten moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de vennootschap, VZW, IVZW of stichting overeenkomstig artikel 3:6, § 1, vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.
Art. 3:32. Voorzieningen moeten, onder meer, gevormd worden met het oog op: a) de verplichtingen die op de vennootschap, VZW, IVZW of stichting rusten inzake rust- en overlevingspensioenen, werkloosheid met bedrijfstoeslag en andere gelijkaardige pensioenen of renten;b) de kosten van grote herstellings- of onderhoudswerken;c) de verlies- of kostenrisico's die voor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting voortvloeien uit persoonlijke of zakelijke zekerheden, verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden, uit verbintenissen tot aan- of verkoop van vaste activa, uit de uitvoering van gedane of ontvangen bestellingen, uit termijnposities of overeenkomsten in deviezen, termijnposities of overeenkomsten op goederen, uit technische waarborgen verbonden aan reeds door de vennootschap, VZW, IVZW of stichting verrichte verkopen of diensten, uit hangende geschillen;d) de kosten van een milieuverplichting. Art. 3:33. De voorzieningen voor risico's en kosten mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 3:29, van de risico's en kosten waarvoor ze werden gevormd. Afdeling 5. - Herwaarderingsmeerwaarden
Art. 3:34. De herwaarderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale herwaarderingen geacteerd worden.
Art. 3:35. § 1. De vennootschappen, VZW's, IVZW's en stichtingen mogen de materiële vaste activa, de deelnemingen en aandelen die onder de financiële vaste activa voorkomen of bepaalde soorten hiervoor genoemde vaste activa herwaarderen, wanneer de waarde van deze activa, bepaald in functie van hun nut voor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van het bedrijf van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting of van een onderdeel daarvan, mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de rentabiliteit van de vennootschap of de activiteiten van de VZW, IVZW of stichting of van het betrokken onderdeel daarvan.
De geherwaardeerde waarde die voor deze vaste activa in aanmerking wordt genomen wordt verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening waarin de herwaardering voor het eerst werd toegepast. § 2. Heeft de herwaardering betrekking op materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur, dan wordt op basis van de geherwaardeerde waarde afgeschreven volgens een overeenkomstig artikel 3:6, § 1, opgemaakt plan dat ertoe strekt de toerekening van de geherwaardeerde waarde te spreiden over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van de betrokken activa. § 3. De geboekte meerwaarden worden rechtstreeks toegerekend aan rubriek III van het passief "Herwaarderingsmeerwaarden" en daar behouden zolang de goederen waarop zij betrekking hebben, niet werden gerealiseerd. Deze meerwaarden mogen nochtans: 1° worden overgebracht naar een reserve tot het beloop van de op de meerwaarde geboekte afschrijvingen;2° bij latere vastgestelde minderwaarde worden afgeboekt tot het beloop van het nog niet afgeschreven gedeelte van de meerwaarde. Een herwaarderingsmeerwaarde mag nooit rechtstreeks of onrechtstreeks aangewend worden om overgedragen verliezen geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren voor het nog niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde. Afdeling 6. - Bijzondere regels
Onderafdeling 1. - Bijzondere regels betreffende de oprichtingskosten Art. 3:36. De oprichtingskosten worden slechts op het actief geboekt voor zover ze niet ten laste worden genomen gedurende het boekjaar waarin ze werden besteed.
Kosten die worden gemaakt in het kader van een herstructurering worden alleen dan onder de activa opgenomen, wanneer het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting en die kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de rentabiliteit van de vennootschap of de activiteiten van de VZW, IVZW of stichting. In de toelichting moet bij de waarderingsregels worden verantwoord dat aan deze voorwaarden is voldaan. De herstructureringskosten die het karakter hebben van bedrijfskosten of van financiële kosten worden geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totaal bedrag respectievelijk van de bedrijfskosten en van de financiële kosten.
Art. 3:37. Voor de oprichtingskosten worden passende afschrijvingen geboekt, per jaarlijkse tranches van ten minste twintig percent van de werkelijk uitgegeven bedragen. De afschrijving van de kosten bij uitgifte van leningen mag echter gespreid worden over de looptijd van de leningen.
Onderafdeling 2. - Bijzondere regels betreffende immateriële vaste activa Art. 3:38. Andere dan van derden verworven immateriële vaste activa worden slechts tegen vervaardigingsprijs op het actief geboekt voor zover die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde of van het toekomstig rendement voor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting van deze vaste activa.
De kleine vennootschappen bedoeld in artikel 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en kleine VZW's, IVZW's en stichtingen bedoeld in de artikelen 1:28 en 1:30 van hetzelfde wetboek vermelden in de toelichting het bedrag van de onder de immateriële vaste activa opgenomen kosten van ontwikkeling.
Art. 3:39. § 1. Voor immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot afschrijvingen volgens een overeenkomstig artikel 3:6, § 1, opgesteld plan. Er mag, overeenkomstig de fiscale bepalingen ter zake, een versneld afschrijvingsplan voor worden toegepast. Wanneer de toepassing van een plan voor versnelde afschrijving met zich brengt dat aanzienlijk vlugger wordt afgeschreven dan economisch verantwoord, wordt in de toelichting melding gemaakt van het verschil tussen het gecumuleerd bedrag van de geboekte afschrijvingen en dat van de economisch verantwoorde afschrijvingen. Tevens wordt de invloed aangegeven van de tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren geboekte versnelde afschrijvingen op het bedrag van de afschrijvingen in de resultatenrekening van het boekjaar.
Voor de in het vorige lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of niet-recurrente afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
De afschrijvingen met toepassing van het eerste lid op immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur mogen slechts worden teruggenomen, wanneer blijkt dat het daarvoor toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad. De afschrijvingen met toepassing van het tweede lid, die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten belope van het surplus ten opzichte van de overeenkomstig het eerste lid geplande afschrijvingen.
Kosten van ontwikkeling en goodwill worden, indien hun gebruiksduur niet met zekerheid kan worden geraamd, afgeschreven over een periode van ten hoogste tien jaar. De periode waarover goodwill wordt afgeschreven, wordt verantwoord in de toelichting.
Afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill worden niet teruggenomen. § 2. Voor immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding.
Onderafdeling 3. - Bijzondere regels betreffende materiële vaste activa Art. 3:40. De gebruiksrechten betreffende materiële vaste activa waarover de vennootschap, VZW, IVZW of stichting beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten zoals omschreven in respectievelijk titel 2 en 3 van dit boek, worden, onverminderd de toepassing van de artikelen 3:23 en 3:42, § 1, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten belope van het gedeelte van de in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
Art. 3:41. De meer- of minderwaarde die wordt vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief met afsluiting door de cedent van een leasingovereenkomst die op dat zelfde goed slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van dit geleaste vast actief voor het betrokken boekjaar.
Art. 3:42. § 1. Voor materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot afschrijvingen volgens een overeenkomstig artikel 3:6, § 1, opgesteld plan. Er mag, overeenkomstig de fiscale bepalingen ter zake, een versneld afschrijvingsplan voor worden toegepast. Wanneer de toepassing van een plan voor versnelde afschrijving met zich brengt dat aanzienlijk vlugger wordt afgeschreven dan economisch verantwoord, wordt in de toelichting melding gemaakt van het verschil tussen het gecumuleerd bedrag van de geboekte afschrijvingen en dat van de economisch verantwoorde afschrijvingen. Tevens wordt de invloed aangegeven van de tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren geboekte versnelde afschrijvingen op het bedrag van de afschrijvingen in de resultatenrekening van het boekjaar.
Voor de in het vorige lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of niet-recurrente afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
De afschrijvingen met toepassing van het eerste lid op materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur mogen slechts worden teruggenomen, wanneer blijkt dat het daarvoor toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad. De afschrijvingen met toepassing van het tweede lid, die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten belope van het surplus ten opzichte van de overeenkomstig het eerste lid geplande afschrijvingen. § 2. Voor materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding.
Art. 3:43. Voor de buiten gebruik gestelde of niet meer duurzaam tot de activiteit van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting bijdragende materiële vaste activa, wordt in voorkomend geval tot een niet-recurrente afschrijving overgegaan om rekening te houden met de waarschijnlijke realisatiewaarde ervan.
Onderafdeling 4. - Bijzondere regels betreffende financiële vaste activa Art. 3:44. § 1. De niet opgevraagde bedragen op deelnemingen en aandelen worden vermeld in de toelichting per onderrubriek waarin de nog vol te storten deelnemingen en aandelen zijn opgenomen. § 2. Voor de deelnemingen en de aandelen die in de rubriek "Financiële vaste activa" zijn opgenomen wordt tot waardevermindering overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de vooruitzichten van de vennootschap waarin de deelnemingen of de aandelen worden aangehouden.
Op de vorderingen, inclusief de vastrentende effecten, die in de financiële vaste activa zijn opgenomen, worden waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag.
Onderafdeling 5. - Bijzondere regels betreffende vorderingen terugbetaalbaar op meer dan een jaar en op ten hoogste een jaar Art. 3:45. § 1. Vorderingen worden in de balans opgenomen voor hun nominale waarde, onverminderd de toepassing van paragraaf 2 en van de artikelen 3:46 en 3:51. § 2. Bij de boeking van een vordering in de balans voor haar nominale waarde worden in voorkomend geval in de overlopende rekeningen van het passief geboekt en pro rata temporis in resultaat genomen op grond van de samengestelde interesten: a) de rente die op basis van de overeenkomst tussen partijen in de nominale waarde van de vordering begrepen is;b) het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de nominale waarde van de vordering;c) het disconto op renteloze of abnormaal laag rentende vorderingen, wanneer deze vorderingen: 1° terugbetaalbaar zijn na meer dan één jaar te rekenen vanaf het ogenblik waarop zij in het vermogen van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting zijn opgenomen, en 2° betrekking hebben hetzij op als opbrengst geboekte bedragen in de resultatenrekening, hetzij op de prijs van de overdracht van vaste activa of van een activiteitsbranche. Het in sub c) bedoelde disconto wordt berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldende marktrente op het ogenblik waarop de vordering werd opgenomen in het vermogen van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
Het bedrag van de rente mag niet worden gecompenseerd met de kosten en provisies in verband met deze verrichtingen.
Art. 3:46. Op de vorderingen terugbetaalbaar op meer dan een jaar en op ten hoogste een jaar worden waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag. Op deze vorderingen mogen eveneens waardeverminderingen worden toegepast wanneer hun realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekwaarde vastgesteld overeenkomstig artikel 3:45.
Onderafdeling 6. - Bijzondere regels betreffende voorraden Art. 3:47. § 1. De grond- en hulpstoffen, het gereed produkt, de handelsgoederen en de voor verkoop bestemde onroerende goederen worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op balansdatum als die lager is.
De waardering tegen de lagere marktwaarde, met toepassing van het eerste lid, mag niet worden gehandhaafd indien achteraf de marktwaarde hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad werd gewaardeerd. § 2. De goederen in bewerking worden, onverminderd de toepassing van artikel 3:48, gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs.
Art. 3:48. Ten aanzien van de goederen in bewerking worden waardeverminderingen toegepast, indien hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten hoger is dan de nettoverkoopprijs op de datum van de jaarafsluiting.
Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de activa bedoeld in artikel 3:47 en in het eerste lid van dit artikel, om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.
Onderafdeling 7. - Bijzondere regels betreffende bestellingen in uitvoering Art. 3:49. De bestellingen in uitvoering worden gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs vermeerderd, naarmate de produktie of de werkzaamheden vorderen, met het verschil tussen de in de overeenkomst bepaalde prijs en de vervaardigingsprijs, wanneer dit verschil met voldoende zekerheid als verworven mag worden beschouwd; een vennootschap, VZW, IVZW of stichting kan echter ook als regel aannemen de bestellingen in uitvoering of bepaalde soorten daarvan op de balans te blijven boeken tegen hun vervaardigingsprijs.
De bestellingen in uitvoering mogen rechtstreeks worden gecompenseerd met de ontvangen vooruitbetalingen per overeenkomst, waarbij ofwel het debetsaldo wordt gepresenteerd als bestelling in uitvoering ofwel het creditsaldo wordt gepresenteerd als ontvangen vooruitbetaling. Bij het begin van elk boekjaar wordt de saldering tegen geboekt. In geval gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid tot compensatie worden de bedragen vóór saldering in de toelichting vermeld.
In de toelichting worden bij de waarderingsregels de methoden en criteria vermeld die voor de waardering van bestellingen in uitvoering zijn toegepast.
Voor de risico's en kosten verbonden aan de verdere uitvoering van deze bestellingen worden, overeenkomstig de artikelen 3:11, 3:29, 3:31, 3:32 en 3:33 voorzieningen gevormd, voor zover deze risico's niet zijn gedekt door waardeverminderingen, geboekt met toepassing van artikel 3:50.
Art. 3:50. Ten aanzien van de bestellingen in uitvoering worden waardeverminderingen toegepast, indien hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten, hoger is dan de in de overeenkomst bedongen prijs.
Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de bestellingen in uitvoering, om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.
Onderafdeling 8. - Bijzondere regels betreffende geldbeleggingen en liquide middelen Art. 3:51. De vastrentende effecten worden gewaardeerd op grond van hun aanschaffingswaarde. Wanneer evenwel hun actuariële rendement berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag, verschilt van hun nominale rendement, wordt het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde pro rata temporis voor de resterende looptijd van de effecten in resultaat genomen als bestanddeel van de renteopbrengst van deze effecten en, naar gelang van het geval, toegevoegd aan of afgetrokken van de aanschaffingswaarde van de effecten.
De inresultaatneming van dit verschil geschiedt op geactualiseerde basis, uitgaande van het actuariële rendement bij aankoop.
De vennootschappen, VZW's, IVZW's en stichtingen hebben echter de mogelijkheid om: 1° het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde op lineaire basis pro rata temporis in resultaat te nemen;2° de vastrentende effecten voor hun aanschaffingswaarde in de balans te behouden wanneer de weerslag van de inresultaatneming van het actuariële rendement van de effecten ten opzichte van de inresultaatneming van het louter nominale rendement, te verwaarlozen zou zijn. Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing op effecten met een rendement dat, volgens de uitgiftevoorwaarden, uitsluitend voortkomt uit het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde.
Art. 3:52. Op geldbeleggingen en liquide middelen worden waardeverminderingen toegepast wanneer de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde.
Art. 3:53. Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de geldbeleggingen en liquide middelen om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.
Onderafdeling 9. - Bijzondere regels betreffende uitgestelde belastingen Art. 3:54. § 1. De uitgestelde belastingen op kapitaalsubsidies en gerealiseerde meerwaarden worden oorspronkelijk gewaardeerd tegen het normale bedrag van de belasting die erop zou zijn geheven indien die subsidies en meerwaarden zouden zijn belast ten laste van het boekjaar waarin zij werden geboekt. Zij worden evenwel gewaardeerd na aftrek van de weerslag van de belastingverminderingen en vrijstellingen waarvan op het ogenblik dat deze subsidies en meerwaarden worden geboekt kan worden vermoed dat zij, in een nabije toekomst, zullen leiden tot een lagere belasting op deze subsidies en meerwaarden. § 2. De uitgestelde belastingen op ontvangen kapitaalsubsidies worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar de post "Onttrekkingen aan de uitgestelde belastingen" van de resultatenrekening, gelijkmatig met de afboeking van de kapitaalsubsidies in de passiefpost waarop zij betrekking hebben.
De uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar de post "Onttrekkingen aan de uitgestelde belastingen" van de resultatenrekening, gelijkmatig met de opneming van de betrokken meerwaarden in het belastbaar resultaat. § 3. Behoudens toepassing van paragraaf 2 mag het gepassiveerde bedrag van de uitgestelde belastingen slechts worden aangepast in zover, ingevolge een wijziging in de fiscale toestand van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting, het effectieve bedrag van de geraamde belasting die in een nabije toekomst op deze subsidies en meerwaarden zal zijn verschuldigd, waarschijnlijk sterk zal verschillen van het bedrag aan passiefzijde.
Onderafdeling 10. - Bijzondere regels betreffende schulden Art. 3:55. De artikelen 3:45 en 3:51 zijn van overeenkomstige toepassing op de schulden van overeenstemmende aard en looptijd.
Onderafdeling 11. - Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een fusie, splitsing of hiermee gelijkgestelde verrichting Art. 3:56. § 1. Bij een fusie door overneming, een fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap of een met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting zoals gedefinieerd in de artikelen 12:2, 12:3 en 12:7 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, alsook bij uitvoering van deze verrichtingen door VZW's, IVZW's of stichtingen zoals bedoeld in artikel 13:1 van hetzelfde wetboek, worden alle actief- en passiefbestanddelen van de overgenomen vennootschap, VZW, IVZW of stichting, inclusief de verschillende bestanddelen van het eigen vermogen, de afschrijvingen, waardeverminderingen en gevormde voorzieningen, de rechten en verplichtingen alsook de opbrengsten en kosten van het boekjaar, onverminderd de toepassing van artikel 3:77 voor vennootschappen, opgenomen in de boekhouding van de overnemende vennootschap, VZW, IVZW of stichting tegen de waarde waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap, VZW, IVZW of stichting voorkwamen op de datum vanaf wanneer de handelingen van de overgenomen vennootschap, VZW, IVZW of stichting boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van de overnemende vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
Bij een fusie door oprichting wordt elke fuserende vennootschap, VZW, IVZW of stichting beschouwd als overgenomen vennootschap, VZW, IVZW of stichting en wordt de nieuw opgerichte vennootschap, VZW, IVZW of stichting beschouwd als overnemende vennootschap, VZW, IVZW of stichting. § 2. Een splitsing door overneming, een splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen of een gemengde splitsing zoals gedefinieerd in de artikelen 12:4, 12:5 en 12:6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, alsook de uitvoering van deze verrichtingen door een VZW, IVZW of stichting zoals bedoeld in artikel 13:1 van hetzelfde wetboek, wordt in de boekhouding van de gesplitste vennootschap, VZW, IVZW of stichting en van de vennootschappen, VZW, IVZW of stichtingen waaraan de overdracht ten gevolge van de splitsing gebeurt, verwerkt zoals bepaald in paragraaf 1, onverminderd de toepassing van artikel 3:78 voor vennootschappen.
Voor elke vennootschap, VZW, IVZW of stichting waaraan een overdracht gebeurt, is paragraaf 1 evenwel van toepassing op de overgedragen activa en passiva, rechten en verplichtingen en op het overgedragen deel van het eigen vermogen van de gesplitste vennootschap, VZW, IVZW of stichting. § 3. Een met splitsing gelijkgestelde verrichting zoals gedefinieerd in artikel 12:8 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, wordt in de boekhouding van de overdragende vennootschap en van de verkrijgende vennootschap(pen) verwerkt zoals bepaald in paragraaf 2, onverminderd de toepassing van artikel 3:78 voor vennootschappen.
De overdragende vennootschap dient hierbij te worden aangemerkt, al naargelang van het geval, hetzij als gesplitste vennootschap, hetzij als verkrijgende vennootschap. § 4. Bij de opname van het eigen vermogen van de overgenomen, gesplitste of overdragende vennootschap, VZW, IVZW of stichting in de boekhouding van de overnemende of verkrijgende vennootschap, VZW, IVZW of stichting, wordt rekening gehouden met de fiscale samenstelling en kwalificatie van de bestanddelen van dit eigen vermogen ten name van de overnemende of verkrijgende vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
Onderafdeling 12. - Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een inbreng van algemeenheid of van bedrijfstak Art. 3:57. Bij inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen zoals gedefinieerd in de artikelen 12:9 tot 12:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of bij toepassing van artikel 13:1 van hetzelfde wetboek, worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting waarin de inbreng gebeurt, tegen de waarde waarvoor zij op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende vennootschap, VZW, IVZW of stichting voorkwamen. HOOFDSTUK 3. - Vorm en inhoud van de jaarrekening Art. 3:58. § 1. De balans en de resultatenrekening worden, onverminderd de toepassing van artikel 3:62, tweede lid, opgesteld overeenkomstig de schema's opgenomen in de bij dit besluit toevoegde bijlage 3 voor wat de vennootschappen betreft en de bijlage 6 voor wat de VZW's, IVZW's en stichtingen betreft.
De toelichting bevat de aanvullende gegevens bedoeld in titel 2 voor wat de vennootschappen betreft en in titel 3, voor wat de VZW's, IVZW's en stichtingen betreft. § 2. De niet-genoteerde kleine vennootschappen bedoeld in artikel 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en de kleine VZW's, IVZW's en stichtingen bedoeld in artikel 1:28 en 1:30 van hetzelfde wetboek kunnen hun balans en hun resultatenrekening opstellen volgens de verkorte schema's opgenomen in de bij dit besluit toevoegde bijlage 4 voor wat de vennootschappen betreft en bijlage 7 voor wat de VZW's, IVZW's en stichtingen betreft.
De verkorte toelichting bevat de aanvullende gegevens bedoeld in titel 2 voor wat de vennootschappen betreft en in titel 3 voor wat de VZW's, IVZW's en stichtingen betreft. § 3. De niet-genoteerde microvennootschappen bedoeld in artikel 1:25 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en micro-VZW's, micro-IVZW's en microstichtingen bedoeld in de artikelen 1:29 en 1:31 van hetzelfde wetboek kunnen hun balans en resultatenrekening opstellen volgens microschema's opgenomen in de bij dit besluit toevoegde bijlage 4 voor wat de vennootschappen betreft en bijlage 7 voor wat de VZW's, IVZW's en stichtingen betreft.
De toelichting bij dit microschema bevat de aanvullende gegevens bedoeld in titel 2 voor wat de vennootschappen betreft en in titel 3 voor wat de VZW's, IVZW's en stichtingen betreft. § 4. De posten van de in paragrafen 1, 2 en 3 bedoelde balans en resultatenrekening, alsmede de vermeldingen in de in deze paragrafen bedoelde toelichting mogen worden weggelaten wanneer zij niet dienstig zijn voor het betrokken boekjaar; wanneer voor deze posten en vermeldingen het bedrag van het voorafgaande boekjaar moet worden vermeld, dan mogen ze slechts worden weggelaten wanneer zij ook voor dat boekjaar niet dienstig zijn. § 5. De posten die met Arabische cijfers zijn aangeduid van de balans en resultatenrekening kunnen worden samengevoegd wanneer hun bedrag niet van materieel belang is voor het geven van een getrouw beeld van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting, of indien die samenvoeging de duidelijkheid ten goede komt, mits de aldus samengevoegde posten in de toelichting bij de jaarrekening afzonderlijk worden vermeld.
Met materieel belang wordt bedoeld de hoedanigheid van informatie waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat de weglating of onjuiste vermelding ervan de beslissingen die een gebruiker op basis van de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een vennootschap, of op basis van de jaarrekening van een VZW, IVZW of stichting neemt, zou kunnen beïnvloeden. Het materieel belang van afzonderlijke posten wordt beoordeeld in de context van andere gelijkaardige posten. § 6. De inhoud van de posten in de jaarrekening wordt, waar nodig, nader bepaald in titel 2 voor wat de vennootschappen betreft en in titel 3 voor wat de VZW's, IVZW's en stichtingen betreft.
Voor de toepassing van deze titels zijn rubrieken de posten van de balans en de resultatenrekening aangeduid met een Romeins cijfer of een hoofdletter en onderrubrieken de posten aangeduid met een Arabisch cijfer.
Art. 3:59. Bij elke rubriek en onderrubriek van de balans en van de resultatenrekening wordt het bedrag van de overeenkomstige post van het voorafgaande boekjaar vermeld. Wanneer evenwel een vennootschap, VZW, IVZW of stichting, die haar jaarrekening over het voorafgaande boekjaar heeft opgesteld overeenkomstig artikel 3:58, § 2 of § 3, haar jaarrekening over het nieuwe boekjaar overeenkomstig artikel 3:58, § 1 of respectievelijk artikel 3:58, § 1 of § 2 opstelt, volstaat het dat zij als vergelijkende cijfers voor het voorafgaande boekjaar de bedragen vermeldt die als zodanig voorkwamen in de jaarrekening over dat boekjaar.
Wanneer de bedragen van het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die van het voorafgaande boekjaar, mogen de bedragen van het voorafgaande boekjaar worden aangepast met het oog op hun vergelijkbaarheid; in dat geval worden deze aanpassingen, behalve indien zij onbelangrijk zijn, in de toelichting bij de waarderingsregels vermeld en onder verwijzing naar de betrokken rubrieken, toegelicht. Worden de bedragen van het voorafgaande boekjaar niet aangepast, dan moet de toelichting de nodige gegevens bevatten om een vergelijking mogelijk te maken.
Voor vennootschappen is deze bepaling niet van toepassing op de jaarrekening over het eerste boekjaar waarop de bepalingen van deze titel en van titel 2 van toepassing zijn.
Voor VZW's, IVZW's en stichtingen geldt deze bepaling niet voor de jaarrekening van het eerste boekjaar waarop de bepalingen van deze titel en titel 3 van toepassing zijn. De cijfers van de openingsbalans, vastgelegd in overeenstemming met artikel 3:175 van onderhavig besluit worden beschouwd als de cijfers van de balans van het vorige boekjaar.
Art. 3:60. Kunnen actief- of passiefbestanddelen tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de balans behoren, of opbrengsten dan wel kosten tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de resultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder die post welke ten opzichte van het voorschrift van artikel 3:1, eerste lid, het meest is aangewezen. In dergelijk geval wordt in de toelichting bij de waarderingsregels het verband met de andere posten vermeld.
Art. 3:61. De toelichting bevat, indien van materieel belang zoals gedefinieerd in artikel 3:58, § 5, tweede lid: 1° een samenvatting van de waarderingsregels krachtens artikel 3:6, § 1, tweede lid;2° de vermeldingen die in voorkomend geval moeten worden opgenomen krachtens de artikelen 3:1, tweede lid, 3:2, § 2 en § 3, 3:7, tweede en derde lid, 3:8, derde lid, 3:11, 3:12, 3:15, 3:16, derde lid, 3:21, derde lid, 3:35, § 1, tweede lid, 3:36, tweede lid, 3:38, tweede lid, 3:39, § 1, eerste en vierde lid, 3:42, § 1, eerste lid, 3:44, § 1, 3:49, tweede en derde lid, 3:59, tweede lid, 3:60, 3:63, tweede lid;3° naargelang de vorm en de grootte van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting, de aanvullende gegevens zoals vermeld in de artikelen 3:82, 3:85, 3:88, 3:164, 3:167 en 3:170. Onverminderd artikel 3:1, tweede lid, zijn de aanvullende of bijkomende gegevens die door dit besluit worden opgelegd in de samenvatting van de waarderingsregels niet van toepassing op microvennootschappen.
Art. 3:62. De vennootschappen, VZW's, IVZW's en stichtingen mogen in de toelichting de rubrieken en onderrubrieken die verplicht moeten worden vermeld verder indelen.
De omschrijving van de in de schema's door een hoofdletter aangegeven rubrieken en van de onderrubrieken moet, wanneer de naleving van het voorschrift van artikel 3:1, eerste lid, dit vereist, aangepast worden aan de bijzondere aard van de werkzaamheden, van het vermogen en van de opbrengsten en kosten van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
Art. 3:63. De voorstelling van de jaarrekening moet identiek zijn van het ene jaar tot het andere.
Ze wordt echter gewijzigd wanneer, onder meer ingevolge een belangrijke wijziging in de structuur van het vermogen, van de opbrengsten en van de kosten van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting ze niet meer beantwoordt aan het voorschrift van artikel 3:1, eerste lid. Deze wijzigingen worden vermeld en verantwoord bij de waarderingsregels in de toelichting die behoort tot het boekjaar waarin ze werden ingevoerd.
De huidige bepaling is niet van toepassing op de jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een vennootschap, VZW, IVZW of stichting de bepalingen van deze titel, titel 2 en titel 3 van toepassing zijn. HOOFDSTUK 4. - Openbaarmaking van de jaarrekening en van de geconsolideerde jaarrekening Afdeling 1. - Voorstelling van de jaarrekening en de geconsolideerde
jaarrekening waarvan de neerlegging bij het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven Onderafdeling 1. - Opmaak van de jaarrekening waarvan de openbaarmaking door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven Art. 3:64. § 1. De jaarrekening waarvan de openbaarmaking door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven, wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van titel 1, titel 2 en titel 3 van dit boek.
In de jaarrekening worden de bedragen uitgedrukt in euro, zonder decimalen.
De bedragen in de jaarrekening bedoeld in artikel 3:68, eerste lid, mogen evenwel worden uitgedrukt in euro, hetzij zonder decimalen, hetzij met twee decimalen, met het oog op hun neerlegging in de vorm van een gestructureerd databestand overeenkomstig artikel 3:69, § 1.
In de jaarrekening wordt uitdrukkelijk vermeld dat de bedragen in euro zijn uitgedrukt. § 2. De jaarrekening kan, naast de openbaarmaking in euro als voorgeschreven door § 1, ook openbaar gemaakt worden in de munteenheid van een lidstaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, zulks met gebruikmaking van de omrekeningskoers op de balansdatum. Deze koers wordt in de toelichting aangegeven.
Onderafdeling 2. - Opmaak van de geconsolideerde jaarrekening van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid waarvan de openbaarmaking door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is voorgeschreven Art. 3:65. In de geconsolideerde jaarrekening worden de bedragen uitgedrukt in duizenden euro, zonder decimalen; de bedragen in de geconsolideerde jaarrekening van de vennootschappen waarvan het geconsolideerd balanstotaal meer dan één miljard euro bedraagt, mogen evenwel in miljoenen euro worden uitgedrukt, zonder decimalen.
In de geconsolideerde jaarrekening wordt uitdrukkelijk vermeld, naargelang het geval, dat de bedragen in duizenden euro of in miljoenen euro zijn uitgedrukt.
De geconsolideerde jaarrekening mag worden opgesteld in de munteenheid van een lidstaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling wanneer deze munteenheid de meest relevante is voor de verrichtingen, voor de activa en de passiva en voor de resultaten van het geconsolideerde geheel. Afdeling 2. - Openbaarmaking
Art. 3:66. De Nationale Bank van België ontvangt de neerlegging van de volgende documenten: - de jaarrekening en de andere stukken die bij haar moeten worden neergelegd in toepassing van de artikelen 3:10, 3:12, § 1, 3:47, § 7 en 3:51, § 7 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of in toepassing van andere wettelijke of reglementaire bepalingen; - de geconsolideerde jaarrekening en de andere stukken die bij haar moeten worden neergelegd in toepassing van de artikelen 3:35 en 3:36 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of in toepassing van andere wettelijke of reglementaire bepalingen.
Een afzonderlijke neerlegging van de in het eerste lid bedoelde andere stukken is enkel toegestaan mits al deze stukken tegelijk worden neergelegd en de jaarrekening respectievelijk geconsolideerde jaarrekening voorafgaandelijk werd neergelegd.
Art. 3:67. § 1. De neergelegde jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening vermeldt: 1° de naam van de rechtspersoon zoals die op datum van de neerlegging in de statuten voorkomt;2° de rechtsvorm op datum van de neerlegging.In voorkomend geval wordt na de rechtsvorm "in vereffening" vermeld; 3° de nauwkeurige aanduiding van de zetel (straat, nummer, eventueel busnummer, postcode, gemeente) op datum van de neerlegging;4° het ondernemingsnummer;5° het woord "rechtspersonenregister" of de afkorting "RPR", gevolgd door de vermelding van de zetel van de ondernemingsrechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de rechtspersoon haar zetel heeft;6° de begindatum en de afsluitingsdatum van het boekjaar waarop de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening betrekking heeft;7° in de gevallen bedoeld in artikel 3:67, § 2 de munteenheid (in voorkomend geval aangevuld met het veelvoud ervan) waarin de bedragen van de jaarrekening worden uitgedrukt;8° in voorkomend geval, de datum waarop ze door de algemene vergadering werd goedgekeurd. § 2. Voor vennootschappen vermeldt de neergelegde jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening bijkomend: 1° het voorwerp van de openbaarmaking: jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening;2° in het geval bedoeld in artikel 3:64, eerste lid, of de bedragen van de geconsolideerde jaarrekening in duizenden of in miljoenen euro worden uitgedrukt;3° in de gevallen bedoeld in artikel 3:65, tweede lid, de munteenheid (in voorkomend geval aangevuld met het veelvoud ervan) waarin de bedragen van de geconsolideerde jaarrekening worden uitgedrukt. § 3. De jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening en de andere stukken die het voorwerp van een neerlegging vormen, moeten in éénzelfde taal worden opgemaakt. § 4. De rechtspersonen die hun jaarrekening moeten opmaken overeenkomstig de schema's in de bijlagen van titel 2 en 3 van dit boek, volgen voor de neerlegging van hun jaarrekening en van de sociale balans voorgeschreven door de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, een model van jaarrekening dat door de Nationale Bank van België wordt opgesteld en dat op haar website ter beschikking wordt gesteld. Dit model van jaarrekening wordt door de Nationale Bank van België aan de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen aangepast, na advies van de Commissie voor Boekhoudkundige normen. Het bestaan van een nieuwe versie wordt in het Belgisch Staatsblad meegedeeld.
Het "Volledig model van jaarrekening" wordt gevolgd door de rechtspersonen bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van: 1° die welke de mogelijkheid bepaald door artikel 3:58, § 2, benutten om het "Verkort model van jaarrekening" te volgen;2° die welke de mogelijkheid bepaald door artikel 3:58, § 3, benutten om het "Micromodel van jaarrekening" te volgen. De vermeldingen bedoeld in pargraaf 1, eerste lid worden opgenomen in de daartoe bestemde sectie van het model van jaarrekening.
Niet-dienstige secties van het model van jaarrekening worden niet neergelegd; het nummer van die niet-dienstige secties wordt vermeld in de daartoe bestemde sectie. § 5. De desbetreffende sectie van het "Volledig model van jaarrekening" wordt gebruikt: - door andere rechtspersonen dan die welke bedoeld zijn in paragraaf 2, voor de neerlegging van hun jaarrekening en van de andere bij de Nationale Bank van België neer te leggen stukken.
De desbetreffende sectie van het "Verkort model van jaarrekening" wordt gebruikt door de rechtspersonen die in aanmerking komen voor het verlaagde tarief van de openbaarmakingskosten overeenkomstig artikel 3:70, § 2, tweede lid. De desbetreffende sectie van het "Micromodel van jaarrekening" wordt gebruikt door de rechtspersonen die in aanmerking komen voor het verlaagde tarief van de openbaarmakingskosten overeenkomstig artikel 3:70, § 2, derde lid; - voor de neerlegging van de geconsolideerde jaarrekening en van de andere neer te leggen stukken.
De vermelding bedoeld in paragraaf 4, vierde lid mag worden weggelaten. § 6. De VZW's, IVZW's en stichtingen die op grond van de artikelen 3:47, § 5, of 3:51, § 5, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen hun jaarrekening niet moeten opmaken overeenkomstig de schema's zoals opgenomen in de bijlagen bij titel 3 van dit boek, laten hun jaarrekening en de andere neer te leggen stukken voorafgaan door het "Specifiek voorblad voor jaarrekeningen van VZW's, IVZW's of stichtingen opgesteld volgens een afwijkend schema", opgesteld door de Nationale Bank van België en op haar website ter beschikking gesteld.
Art. 3:68. De jaarrekening opgesteld in euro, zonder afwijkingen, volgens één van de schema's opgenomen in de bij dit besluit toevoegde bijlage 3 en 4 voor wat de vennootschappen betreft en bijlagen 6 en 7 voor wat de VZW's, IVZW's of stichtingen betreft en de andere neer te leggen stukken worden neergelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 3:69, § 1.
Alle andere jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekeningen, alsook de andere bij de Nationale Bank van België neer te leggen stukken,worden neergelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 3:69, § 2.
Mogen eveneens in de vorm van een pdf-bestand worden neergelegd, de jaarrekening en voor wat de vennootschappen betreft, de geconsolideerde jaarrekening, alsook de andere neer te leggen stukken, die betrekking hebben op een buitenlandse vennootschap of een Europees economisch samenwerkingsverband naar buitenlands recht.
Art. 3:69. § 1. De jaarrekening en de andere bij de Nationale Bank van België neer te leggen stukken worden langs elektronische weg neergelegd.
De gestandaardiseerde schema's kunnen worden neergelegd in de vorm van een gestructureerd databestand dat voldoet: - aan rekenkundige en logische controles, en - aan alle technische voorwaarden vastgesteld door de Nationale Bank van België en opgenomen in het "Protocol voor de neerlegging langs elektronische weg van jaarrekeningen in de vorm van een gestructureerd databestand". Dit technisch Protocol wordt door de Nationale Bank van België ter beschikking gesteld op haar website. § 2. De jaarrekeningen en voor wat de vennootschappen betreft, de geconsolideerde jaarrekeningen, alsook de andere neer te leggen stukken, andere dan deze bedoeld in paragraaf 1, tweede lid worden opgemaakt in de vorm van een bestand in het "Portable Document Format" (PDF)-formaat dat voldoet aan alle technische voorwaarden vastgesteld door de Nationale Bank van België en opgenomen in het "Protocol voor de neerlegging langs elektronische weg van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen in de vorm van een PDF-bestand". Dit technisch Protocol wordt door de Nationale Bank van België ter beschikking gesteld op haar website.
De afdruk met zwarte inkt op wit A4-papier van het aangeboden bestand in het PDF-formaat moet bovendien aan de volgende vormvoorwaarden voldoen: 1° rondom elk blad een strook van ten minste 1 centimeter openlaten en bovenaan het eerste blad een horizontale strook van ten minste 2 centimeter openlaten;2° bovenaan elk blad het ondernemingsnummer van de rechtspersoon vermelden;3° geen handgeschreven gegevens bevatten;4° een duidelijke leesbaarheid van de gegevens garanderen door een voldoende grootte van de gebruikte karakters en voldoende contrast tussen de gegevens en de achtergrond;5° in het geval van een jaarrekening van een rechtspersoon bedoeld in artikel 3:67, § 4, dezelfde voorstelling hebben als die van het model van jaarrekening opgesteld door de Nationale Bank van België. § 3. De jaarrekeningen en voor wat de vennootschappen betreft, de geconsolideerde jaarrekening, evenals de andere bij de Nationale Bank van België neer te leggen stukken dienen neergelegd te worden door de upload van een informaticabestand via de speciaal hiertoe voorziene toepassing op de website van de Nationale Bank van België. De toegang tot deze toepassing is enkel mogelijk door middel van een door de Nationale Bank van België erkend digitaal certificaat.
Elk document bedoeld in artikel 3:66 maakt het voorwerp uit van eenzelfde geüpload informaticabestand. Indien de in artikel 3:66 bedoelde andere stukken afzonderlijk van de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening worden neergelegd, maken deze stukken samen eveneens het voorwerp uit van eenzelfde geüpload informaticabestand. De neerlegging moet bovendien voldoen aan alle technische voorwaarden vastgesteld door de Nationale Bank van België en opgenomen in het "Algemeen Protocol voor de neerlegging langs elektronische weg van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen". Dit technisch Protocol wordt door de Nationale Bank van België ter beschikking gesteld op haar website.
Art. 3:70. § 1. De kosten voor de neerlegging van de in artikel 3:66 bedoelde documenten omvatten de openbaarmakingskosten bedoeld in paragraaf 2, de bijdrage in de kosten gemaakt door de federale toezichthoudende overheden bedoeld in artikel 3:13, derde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, alsook alle bijdragen, belastingen of kosten die krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen tegelijk met voornoemde kosten moeten worden betaald. § 2. De kosten voor de openbaarmaking van de in artikel 3:66 bedoelde documenten, worden vastgesteld op: - 300,70 euro wanneer de documenten in de vorm van een gestructureerd databestand worden neergelegd overeenkomstig artikel 3:69, § 1; - 356,90 euro wanneer de documenten in de vorm van een PDF-bestand worden neergelegd overeenkomstig artikel 3:69, § 2.
De openbaarmakingskosten bedoeld in het vorige lid worden evenwel vastgesteld op respectievelijk 68,70 euro en 124,80 euro voor: 1° de jaarrekening voorgesteld volgens het "Verkort model van jaarrekening" bedoeld in artikel 3:67, § 4, tweede lid, 1° ; 2° de jaarrekening van instellingen bedoeld in artikel III.82, § 1, eerste lid, 5° van het Wetboek van economisch recht; 3° de jaarrekening van de kredietinstellingen bedoeld in artikel III.95, § 1 van het Wetboek van economisch recht, op voorwaarde dat hun balanstotaal voor het betrokken boekjaar 5.000.000 euro niet overschrijdt, evenals de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die voldoen aan de criteria vermeld in artikel 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen; 4° de jaarrekening van buitenlandse vennootschappen of van Europese economische samenwerkingsverbanden naar buitenlands recht die voldoen aan de criteria vermeld in artikel 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;5° VZW's, IVZW's en stichtingen. De openbaarmakingskosten bedoeld in het eerste lid worden evenwel vastgesteld op respectievelijk 50,80 euro en 107 euro voor de jaarrekening voorgesteld volgens het "Micromodel van jaarrekening" bedoeld in artikel 3:67, § 4, tweede lid, 2°.
De kosten voor de openbaarmaking van de overeenkomstig artikel 3:66, tweede lid, afzonderlijk van de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening neergelegde stukken en voor de openbaarmaking van een in artikel 3:73 bedoelde behoorlijk verbeterde jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening of integrale set van de in artikel 3:66 bedoelde andere stukken worden vastgesteld op 68,70 euro. Deze openbaarmakingskosten worden evenwel vastgesteld op 43,70 euro wanneer de jaarrekening wordt voorgesteld volgens het "Micromodel van jaarrekening".
De in deze paragraaf bepaalde openbaarmakingskosten worden jaarlijks, op 1 januari, aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de volgende formule: het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag bepaald in deze paragraaf vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer, met name het indexcijfer van de maand oktober van het jaar voordien, en gedeeld door het aanvangsindexcijfer, met name het indexcijfer van de maand oktober 2018. Het verkregen resultaat wordt afgerond op het hogere veelvoud van 10 eurocent.De aangepaste bedragen worden uiterlijk op 15 december van elk jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 3. De neerleggingskosten bedoeld in paragraaf 1 worden betaald aan de Nationale Bank van België door een girale overschrijving uitgevoerd volgens de voorwaarden en de technische modaliteiten die de Nationale Bank van België bepaalt en die op haar website ter beschikking worden gesteld. § 4. Elke vennootschap die een geval van overmacht inroept waardoor zij haar jaarrekening of haar geconsolideerde jaarrekening niet binnen de termijn van acht maanden bedoeld in artikel 3:13, derde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen heeft kunnen neerleggen, kan de terugbetaling van de door haar betaalde bijdrage tot de kosten gemaakt door de federale toezichthoudende overheden vorderen binnen een termijn van achttien maanden na de afsluitingsdatum van die jaarrekening bij gewone brief gericht aan de FOD Economie. In deze aanvraag vermeldt de betrokken vennootschap de omstandigheden die voor haar een geval van overmacht hebben gevormd en het nummer van de bankrekening waarop de bijdrage kan worden terugbetaald. Aan deze aanvraag worden alle bewijsstukken die de ingeroepen overmacht kunnen staven toegevoegd, alsook een kopie van de mededeling van de neerlegging bedoeld in artikel 3:72, tweede lid, voor zover dit reeds mogelijk is.
De FOD Economie bevestigt onmiddellijk de ontvangst van deze aanvraag bij gewone brief. Hij kan de betrokken vennootschap vragen om hem bijkomende inlichtingen te verstrekken of om de toegezonden bewijsstukken aan te vullen.
De met redenen omklede beslissing van de Minister tot wiens bevoegdheid Economie behoort of diens afgevaardigde betreffende de aanvraag wordt bij gewone brief gericht aan de betrokken vennootschap; wanneer de Minister tot wiens bevoegdheid Economie behoort of diens afgevaardigde het bestaan vaststelt van een omstandigheid die voor de betrokken vennootschap een geval van overmacht vormt, geeft hij de opdracht aan de FOD Financiën om de bijdrage tot de kosten gemaakt door de federale toezichthoudende overheden terug te betalen. Te dien einde deelt de FOD Economie aan de FOD Financiën mee: - het terug te betalen bedrag en het rekeningnummer waarop de terugbetaling kan worden verricht; - het ondernemingsnummer van de betrokken vennootschap alsook de kenmerken en de afsluitingsdatum van de laattijdig neergelegde jaarrekening; deze gegevens worden als mededeling aan de begunstigde opgenomen.
Wanneer blijkt dat uitzonderlijke omstandigheden noodzakelijkerwijze een geval van overmacht zullen vormen voor het geheel of een groot deel van de vennootschappen die ertoe gehouden zijn hun jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening neer te leggen, kan de Minister die Economie onder zijn bevoegdheden heeft met het oog op administratieve vereenvoudiging overgaan tot een algemene vrijstelling van heffing van de bijdrage tot de kosten gemaakt door de federale toezichthoudende overheden voor een duur die hij vaststelt en die hoogstens twee maanden bedraagt. Deze beslissing dient bij een met redenen omkleed ministerieel besluit uiterlijk één maand voor het vervallen van de termijn van acht maanden bedoeld in artikel 3:13, derde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen in het Belgisch Staatsblad te worden bekendgemaakt.
Art. 3:71. De Nationale Bank van België registreert de datum van ontvangst van de in artikel 3:66 bedoelde documenten.
De neerlegging van deze documenten wordt slechts door de Nationale Bank van België aanvaard als de bepalingen van de artikelen 3:64, § 1, tweede lid, 3:67 tot 3:69 in acht werden genomen en als de neerleggingskosten bedoeld in artikel 3:70, § 1, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3:70, § 2 tot 4 betaald zijn.
Het feit dat de neerlegging van een voormeld document niet aanvaard werd door de Nationale Bank van België en de redenen die tot deze beslissing hebben geleid, worden binnen acht werkdagen na de datum van de ontvangst van het betrokken document meegedeeld.
De persoon die het niet-aanvaarde document heeft geüpload kan deze kennisgeving raadplegen in de toepassing bedoeld in artikel 3:69, § 3, eerste lid, gedurende maximum één maand na die upload.
Art. 3:72. Wanneer de neerlegging van een in artikel 3:66 bedoeld document aanvaard wordt, neemt de Nationale Bank van België deze neerlegging op in het elektronisch register van aanvaarde jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen.
Binnen elf werkdagen die volgen op de datum van de aanvaarding van de neerlegging, stuurt de Nationale Bank van België de mededeling van deze neerlegging naar de rechtspersoon op wie het document betrekking heeft.
Art. 3:73. De aanpassing van een in artikel 3:66 bedoeld document, waarvan de neerlegging eerder door de Nationale Bank van België werd aanvaard, gebeurt door neerlegging, naar gelang het geval en volgens de voorwaarden bepaald door artikel 3:68: - van de integrale, behoorlijk aangepaste jaarrekening of desgevallend van de integrale, behoorlijk aangepaste set van de in artikel 3:66 bedoelde andere stukken, wanneer de aanpassing wordt neergelegd in de vorm van een gestructureerd databestand overeenkomstig artikel 3:69, § 1; - van de integrale, behoorlijk aangepaste jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening, voorafgegaan door de in artikel 3:67, § 4, derde lid bedoelde sectie van het model van jaarrekening opgesteld door de Nationale Bank van België of desgevallend van de integrale, behoorlijk aangepaste set van de in artikel 3:66 bedoelde andere stukken, wanneer de aanpassing wordt neergelegd in de vorm van een PDF-bestand overeenkomstig artikel 3:69, § 2.
De vermelding "aanpassing" wordt, naargelang het geval, opgenomen: - in het gestructureerd databestand bedoeld in artikel 3:69, § 1; - bovenaan de daartoe bestemde sectie van het PDF-bestand bedoeld in artikel 3:69, § 2.
De aanpassing van een eerder openbaar gemaakt document luidt in dezelfde munteenheid en hetzelfde veelvoud hiervan en gebeurt in dezelfde taal als het betrokken document.
De artikelen 3:71 en 3:72 zijn van toepassing op de neerlegging van een aangepast document.
Art. 3:74. § 1. De Nationale Bank van België onderwerpt de neergelegde jaarrekening, opgemaakt volgens de schema's zoals opgenomen in de bijlagen bij titel 2 en 3 van dit boek, aan rekenkundige en logische controles, met uitsluiting van het document neergelegd ter verbetering van deze jaarrekening overeenkomstig artikel 3:73 en van de jaarrekeningen met betrekking tot boekjaren die het laatste boekjaar waarvoor een jaarrekening werd neergelegd, voorafgaan.
Deze rekenkundige en logische controles beogen de samenhang van de bedragen van het recentste boekjaar, voor de rubrieken die voorzien zijn van een code, na te gaan. Ze zijn opgenomen in een lijst opgesteld door de Nationale Bank van België na advies van de Commissie voor Boekhoudkundige normen. Deze lijst wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De Nationale Bank van België zendt aan de rechtspersoon op wie de jaarrekening betrekking heeft en, in voorkomend geval, aan haar commissaris, de lijst van de fouten die ze zou hebben vastgesteld, binnen vier maanden na de datum van aanvaarding van de neerlegging van de jaarrekening, wanneer deze jaarrekening binnen de wettelijke termijnen werd neergelegd.
De Nationale Bank van België vermeldt het bedrag van de fouten en duidt die aan welke wezenlijk zijn, dit wil zeggen die welke niet kunnen rechtgezet worden op basis van de gegevens die in de jaarrekening voorkomen.
De betrokken rechtspersoon zet deze wezenlijke fouten recht door een verbeterde jaarrekening volgens de in artikel 3:73 bepaalde modaliteiten neer te leggen binnen een termijn van twee maanden na de datum van verzending van de lijst.
Art. 3:75. § 1. De Nationale Bank van België stelt op haar website een kopie beschikbaar, in de vorm van een bestand in het "Portable Document Format" (PDF)-formaat, van alle in artikel 3:66 bedoelde documenten die bij haar werden neergelegd tijdens het lopende en de minstens vijf vorige kalenderjaren, volgens de voorwaarden die zij bepaalt en die op haar website bekendgemaakt worden. § 2. De Nationale Bank van België bezorgt op aanvraag een kopie van alle in artikel 3:66 bedoelde documenten die bij haar werden neergelegd.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op alle neergelegde documenten, worden de kopieën bezorgd volgens de modaliteiten voorzien door de Nationale Bank van België.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een of meer documenten met betrekking tot individueel aangeduide rechtspersonen en die niet beschikbaar gesteld worden op de website van de Nationale Bank van België, dan worden de kopieën bezorgd, naar keuze van de aanvrager: 1° ofwel op papier.Per gedrukt blad is het bedrag van 0,25 euro, exclusief port en eventuele inningskosten aan de Nationale Bank van België verschuldigd; 2° ofwel in een aan een elektronisch postbericht gehecht bestand in PDF-formaat.Per bestand is het bedrag van 5,00 euro, exclusief eventuele inningskosten, aan de Nationale Bank van België verschuldigd. § 3. De Nationale Bank van België bezorgt aan de griffies van de ondernemingsrechtbank, onverwijld en kosteloos, een kopie van de in paragraaf 2, tweede lid bedoelde documenten die niet beschikbaar worden gesteld op de website van de Nationale Bank van België.
De griffier is ervan vrijgesteld een kopie van de in artikel 3:66 bedoelde documenten toe te voegen aan het elektronische deel van het dossier bedoeld in artikel 1:2. § 4. Bij neerlegging van een gestructureerd databestand overeenkomstig artikel 3:69, § 1, wordt dit op de afgeleverde kopie vermeld.
Bedragen van een jaarrekening die in euro met twee decimalen wordt uitgedrukt, overeenkomstig artikel 3:64, § 1, derde lid, worden afgerond in euro zonder decimalen op de door de Nationale Bank van België afgeleverde kopieën.
Secties van het door de Nationale Bank van België opgestelde model van jaarrekening die zonder voorwerp zijn, worden niet opgenomen in de door de Nationale Bank van België verstrekte kopieën wanneer de betrokken jaarrekening overeenkomstig artikel 3:69, § 1 werd neergelegd. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op de lijst van giften als bedoeld in de artikelen 3:47, § 7, en 3:51, § 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
TITEL 2. - Jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid: bijzondere bepalingen HOOFDSTUK 1. - Jaarrekening Afdeling 1. - Waarderingsregels: bijzondere bepalingen
Art. 3:76. Naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen mogen de in artikel 3:35 bedoelde geboekte meerwaarden in kapitaal omzetten voor het gedeelte van de geherwaardeerde waarde verminderd met de geraamde belastingen hierop.
Art. 3:77. § 1. Bij een fusie door overneming, een fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap of een met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting zoals gedefinieerd in de artikelen 12:2, 12:3 en 12:7 van het Wetboek van vennootschappen of verenigingen vervallen: 1° de eigen aandelen die de overgenomen vennootschap bezit en die krachtens de artikelen 12:34, § 2, 2°, 12:48, § 2, en 13:57, 2° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet mogen worden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende vennootschap;2° ten belope van de boekwaarde van deze eigen aandelen, de onbeschikbare reserve voor eigen aandelen die door de overgenomen vennootschap daartoe is gevormd;wanneer er geen reserve voor eigen aandelen werd gevormd, is artikel 7:219, § 3, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van toepassing. § 2. Indien, rekening houdend met de ruilverhouding en de nominale of fractiewaarde van de als vergoeding toegekende aandelen, het bedrag, waarmee het kapitaal of de inbreng van de overnemende vennootschap wordt verhoogd groter is dan het kapitaal of de inbreng van de overgenomen vennootschap, wordt het verschil onttrokken aan de andere bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, volgens de regels vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit; in het tegenovergestelde geval wordt het verschil geboekt als een uitgiftepremie of een inbreng. § 3. Als de vennoten van de overgenomen vennootschap een opleg in geld verkrijgen, wordt die geacht te zijn onttrokken aan het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap.
Deze onttrekking aan het eigen vermogen gebeurt op de wijze vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit met naleving van de wettelijke en statutaire bepalingen.
Indien de algemene vergadering die tot fusie besluit, niet heeft beslist aan welke post van het eigen vermogen die opleg moet worden onttrokken, gebeurt dit in deze volgorde: aan de overgedragen winst, aan de beschikbare reserves en aan de andere reserves die volgens de wet of de statuten mogen worden uitgekeerd en aan de beschikbare inbreng. § 4. Indien de overnemende vennootschap of een andere gelijktijdig overgenomen vennootschap aandelen bezat van de overgenomen vennootschap, worden deze aandelen bij de fusie ingetrokken en worden de verschillende bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap in de boekhouding van de overnemende vennootschap slechts opgenomen ten belope van de fractie die overeenstemt met de aandelen van de overgenomen vennootschap die omgewisseld werden tegen aandelen van de overnemende vennootschap. § 5. Indien de aandelen van de overgenomen vennootschap, die met toepassing van de artikelen 12:34, § 2, 1°, of 12:57, 1°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet werden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende vennootschap, in de boekhouding van de vennootschap die ze bezat waren opgenomen tegen een waarde die niet overeenstemt met de fractie die zij vertegenwoordigen in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, dan wordt het verschil verwerkt volgens zijn aard of zijn oorsprong: a) Wanneer de boekwaarde van de betrokken aandelen groter is dan de fractie die zij vertegenwoordigen in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, wordt dit verschil voor zover mogelijk toegerekend aan de actiefbestanddelen, inclusief de immateriële activa, met een grotere waarde dan het bedrag waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap voorkwamen.Voor zover dit verschil voortvloeit uit een overwaardering van de schulden of uit afschrijvingen, waardeverminderingen of voorzieningen die door de overgenomen vennootschap in resultaat waren genomen maar die niet langer dienstig dan wel overtollig zijn, dan worden die bij de fusie via de resultatenrekening teruggenomen dan wel gecorrigeerd ten belope van dit overschot.
Het verschil dat overblijft na deze toerekeningen wordt, naar gelang van het geval, opgenomen in de post "Goodwill" of in resultaat genomen. b) In het tegenovergestelde geval wordt het verschil als volgt verwerkt: voor zover dit voortvloeit uit een overwaardering van activa of een onderwaardering van passiva door de overgenomen vennootschap, worden op het tijdstip van de fusie voor het desbetreffende bedrag in de resultatenrekening afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen en correcties geboekt. Het verschil dat overblijft na deze correctieboekingen wordt in resultaat genomen.
Art. 3:78. Een splitsing door overneming, een splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen of een gemengde splitsing zoals gedefinieerd in de artikelen 12:4, 12:5 en 12:6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, alsook een met splitsing gelijkgestelde verrichting zoals gedefinieerd in artikel 12:8 van hetzelfde wetboek, wordt verwerkt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:77.
Voor elke verkrijgende vennootschap is artikel 3:77 evenwel van toepassing op de overgedragen activa en passiva, rechten en verplichtingen en op het overgedragen deel van het eigen vermogen van de gesplitste vennootschap.
Art. 3:79. De latente meerwaarden die worden uitgedrukt in toepassing van de artikelen 14:38 en 14:42 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en betrekking hebben op vaste activa met een beperkte gebruiksduur moeten worden afgeschreven volgens een overeenkomstig artikel 3:6, § 1, opgemaakt plan dat ertoe strekt de vastgestelde waarde af te schrijven over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van de betrokken activa. Afdeling 2. - Vorm en inhoud van de jaarrekening
Onderafdeling 1. - Jaarrekening volgens het volledige schema 1. Schema van de balans. Art. 3:80. De balans wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 3. 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:81. De resultatenrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 3. 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:82. In de toelichting bij het volledig schema van de jaarrekening worden de hierna volgende gegevens opgenomen: I. Een staat van de oprichtingskosten (post I van de activa) met de vermelding van hun nettoboekwaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties tijdens het boekjaar (nieuwe kosten van het boekjaar, afschrijvingen, andere) alsmede de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. Deze laatste wordt uitgesplitst in: - kosten van oprichting of, in voorkomend geval, kapitaalverhoging of verhoging van de inbreng, kosten bij uitgifte van leningen, en andere oprichtingskosten; - herstructureringskosten.
II. Een staat van de immateriële vaste activa (post II van de activa) die een uitsplitsing bevat in: - Kosten van ontwikkeling; - Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten; - Goodwill; - Vooruitbetalingen; en voor elk van deze posten de gegevens vermeldt bedoeld onder de punten a), c) en d) van de hieronder vermelde staat III. III. Een staat van de materiële vaste activa (post III van de activa) die een uitsplitsing bevat in: - Terreinen en gebouwen (III.A); - Installaties, machines en uitrusting (III.B); - Meubilair en rollend materieel (III.C); - Leasing en soortgelijke rechten (III.D); - Overige materiële vaste activa (III.E); - Activa in aanbouw en vooruitbetalingen (III.F); en voor elk van deze posten de volgende gegevens vermeldt: a) het bedrag van de aanschaffingswaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa, overdrachten en buitengebruikstellingen, overboekingen van een post naar een andere), en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;b) het bedrag van de meerwaarden per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekte meerwaarden, meerwaarden verworven van derden, afgeboekte meerwaarden, overboekingen van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;c) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekt of teruggenomen via de resultatenrekening, verworven van derden, afgeboekt, overgeboekt van een post naar een andere) en het bedrag van deze afschrijvingen en waardeverminderingen per einde van het boekjaar;d) het bedrag van de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. Voor de rechten waarover de vennootschap beschikt op grond van leasing of een gelijkaardige overeenkomst wordt de nettoboekwaarde op het einde van het boekjaar uitgesplitst in: terreinen en gebouwen; installaties, machines en uitrusting; meubilair en rollend materieel.
IV. Een staat van de financiële vaste activa (post IV van de activa) die een uitsplitsing bevat in: A. eensdeels: - Deelnemingen in verbonden ondernemingen (IV.A.1); - Andere deelnemingen (IV.B.1); - Andere aandelen (IV.C.1), met vermelding voor elk van deze posten van de gegevens bedoeld onder de punten a), b), c) en d) van de hierboven vermelde staat III evenals van de niet opgevraagde bedragen per einde van het vorig boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;
B. anderdeels: - Vorderingen op verbonden ondernemingen (IV.A.2); - Vorderingen op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat (IV.B.2); - Andere vorderingen (IV.C.2); met vermelding voor elk van deze posten van de nettoboekwaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (toevoegingen, terugbetalingen, geboekte en teruggenomen waardeverminderingen, wisselkoersverschillen, overige), de boekwaarde per einde van het boekjaar en het gecumuleerde bedrag van de waardeverminderingen per einde van het boekjaar.
V. A. De lijst van de ondernemingen waarin de vennootschap een deelneming bezit in de zin van deze titel, alsmede van de andere ondernemingen waarin de vennootschap maatschappelijke rechten bezit ten belope van ten minste tien procent van het geplaatste kapitaal.
Voor elk van deze ondernemingen moeten de volgende gegevens worden verstrekt: de naam, de zetel en zo het een onderneming naar Belgisch recht betreft, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen; het aantal maatschappelijke rechten dat rechtstreeks door de vennootschap wordt gehouden en het percentage vertegenwoordigd door dit bezit, evenals het percentage maatschappelijke rechten gehouden door dochtervennootschappen van de vennootschap; het bedrag van het eigen vermogen en het nettoresultaat over het laatste boekjaar waarvoor de jaarrekening beschikbaar is. Het aantal gehouden maatschappelijke rechten en het percentage dat ze vertegenwoordigen worden in voorkomend geval vermeld per soort van uitgegeven maatschappelijke rechten. Dezelfde gegevens worden verstrekt over de rechtstreeks en onrechtstreeks gehouden conversie- en intekenrechten.
Het bedrag van het eigen vermogen en het nettoresultaat over het laatste boekjaar waarvoor de jaarrekening beschikbaar is, mogen worden weggelaten: 1° indien de onderneming waarin wordt deelgenomen of waarvan maatschappelijke rechten worden gehouden door consolidatie wordt opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de vennootschap, opgemaakt en openbaar gemaakt overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en titel 1 van dit boek, of 2° indien de betrokken onderneming deze gegevens niet openbaar moet maken;deze uitzondering geldt evenwel niet voor dochtervennootschappen.
Het bedrag van het eigen vermogen en van het nettoresultaat van de buitenlandse ondernemingen wordt uitgedrukt in vreemde munt; deze munt wordt vermeld.
B. De lijst van de ondernemingen waarvoor de vennootschap onbeperkt aansprakelijk is in haar hoedanigheid van onbeperkt aansprakelijke vennoot of lid.
Voor elk van de ondernemingen waarvoor de vennootschap onbeperkt aansprakelijk is worden volgende gegevens verstrekt: de naam, de zetel, de rechtsvorm en zo het een onderneming naar Belgisch recht betreft, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen.
De jaarrekening van elk van de ondernemingen waarvoor de vennootschap onbeperkt aansprakelijk is, wordt bij de jaarrekening van de vennootschap gevoegd en samen hiermee openbaar gemaakt. Op voorwaarde dat zulks in deze staat V.B wordt vermeld, is dit voorschrift echter niet van toepassing: 1° wanneer de jaarrekening van deze onderneming wordt openbaar gemaakt op een wijze die strookt met artikel 3:10 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of daadwerkelijk wordt openbaar gemaakt in een andere Lid-Staat van de EU, zoals voorgeschreven door artikel 16 van de richtlijn (EU) 2017/1132;of 2° wanneer de jaarrekening van deze onderneming door integrale of evenredige consolidatie wordt opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de vennootschap die is opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en titel 1 van dit boek;3° wanneer het een maatschap betreft. VI. Wat de geldbeleggingen betreft, worden de "overige beleggingen" (post VIII.B. van de activa) uitgesplitst in: - aandelen, met uitdrukkelijke vermelding van het niet opgevraagde bedrag; - vastrentende effecten, met afzonderlijke vermelding van de effecten uitgegeven door kredietinstellingen; - termijnrekeningen op kredietinstellingen, uitgesplitst naar gelang de resterende looptijd of de opzegtermijn hoogstens één maand, meer dan één maand en hoogstens één jaar, of meer dan één jaar bedraagt; - edele metalen en kunstwerken.
De vergelijkende bedragen over het vorige boekjaar worden vermeld.
VII. Wat de overlopende rekeningen betreft (post X van de activa), een uitsplitsing van deze post indien daaronder een belangrijk bedrag voorkomt.
VIII. Voor naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en de Europese coöperatieve vennootschappen: een staat met betrekking tot het kapitaal en de aandeelhoudersstructuur, die vermeldt: A. - het bedrag van het geplaatste kapitaal, evenals de aard en het bedrag van de verschillende wijzigingen daarvan tijdens het boekjaar en het aantal daarbij betrokken aandelen; - de samenstelling van het kapitaal bij de jaarafsluiting; indien er verschillende soorten aandelen bestaan die het kapitaal vertegenwoordigen, het aantal aandelen van elke soort en het kapitaalbedrag dat ze vertegenwoordigen; - de uitsplitsing van het kapitaal in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen;
B. het bedrag van het niet opgevraagde kapitaal en van het opgevraagde, niet gestorte kapitaal naast de lijst bedoeld in artikel 7:50 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, indien dit artikel op de vennootschap toepasselijk is;
C. het aantal eigen aandelen dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochters wordt gehouden, evenals het kapitaalbedrag vertegenwoordigd door deze aandelen;
D. de verplichtingen tot uitgifte van aandelen als gevolg van de uitoefening van conversie- of inschrijvingsrechten, met vermelding van het bedrag van de lopende converteerbare leningen, van het aantal inschrijvingsrechten in omloop, van het maximum aantal uit te geven aandelen en van het overeenstemmende bedrag te plaatsen kapitaal;
E. het bedrag van het toegestane, niet geplaatste kapitaal;
F. het aantal uitgegeven aandelen buiten kapitaal, het daaraan verbonden stemrecht, alsmede, in voorkomend geval, het aantal van deze aandelen dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochters wordt gehouden;
G. de aandeelhoudersstructuur van de vennootschap op de datum van jaarafsluiting, zoals die blijkt uit de kennisgevingen die de vennootschap heeft ontvangen ingevolge artikel 14, vierde lid, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen of ingevolge artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 augustus 2008 houdende nadere regels betreffende bepaalde multilaterale handelsfaciliteiten.
Voor andere vennootschappen dan de naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en de Europese coöperatieve vennootschappen: Een staat met betrekking tot de inbreng, die vermeldt: A. - het bedrag van het door de aandeelhouders ingebracht eigen vermogen in geld of in natura, het niet volgestort aandeel hiervan, evenals de aard en het bedrag van de verschillende wijzigingen daarvan tijdens het boekjaar; - de uitsplitsing van de inbreng in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen naast de lijst bedoeld in de artikelen 5:44 en 6:43 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, indien dit artikel op de vennootschap toepasselijk is;
B. het aantal eigen aandelen dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochters wordt gehouden;
C. de verplichtingen tot uitgifte van aandelen als gevolg van de uitoefening van conversie- of inschrijvingsrechten, met vermelding van het bedrag van de lopende converteerbare leningen, van het aantal inschrijvingsrechten in omloop, van het maximum aantal uit te geven aandelen en van het overeenstemmende bedrag van inbreng;
D. het aantal uitgegeven aandelen met het daaraan verbonden stemrecht;
E. de aandeelhoudersstructuur van de vennootschap op de datum van jaarafsluiting zoals die blijkt uit de kennisgevingen die de vennootschap heeft ontvangen ingevolge artikel 14, vierde lid, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen of ingevolge artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 augustus 2008 houdende nadere regels betreffende bepaalde multilaterale handelsfaciliteiten.
IX. Wat de voorzieningen voor risico's en kosten (post VII van de passiva) betreft, een uitsplitsing van post "VII.A.5. Overige risico's en kosten" wanneer onder deze post een belangrijk bedrag voorkomt.
X. Een staat van de schulden, die vermeldt: A. een uitsplitsing, per post van post VIII van de passiva, van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar, naargelang hun resterende looptijd hoogstens één jaar, meer dan één jaar doch hoogstens vijf jaar, of meer dan vijf jaar bedraagt;
B. het bedrag van de schulden (posten VIII en IX van de passiva) of van het gedeelte van de schulden die gewaarborgd zijn door: 1° Belgische overheidsinstellingen;2° zakelijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd op activa van de vennootschap. De bevoorrechte schulden worden niet opgenomen onder de gewaarborgde schulden tenzij het gaat om het voorrecht van de verkoper. Het eigendomsvoorbehoud wordt gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid.
Worden daarentegen niet gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid: het uitdrukkelijke ontbindend beding, de verbintenis om bepaalde goederen niet te vervreemden, niet te belasten met zakelijke rechten ten voordele van derden, of er geen zakelijke zekerheid op te stellen zonder de instemming van een schuldeiser.
De bedragen bedoeld onder 1° en 2° worden uitgesplitst per post voorzien in de rubrieken VIII en IX van de passiva, maar zonder onderscheid naar gelang van hun termijn.
C. 1. wat de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten betreft (post IX.E. van de passiva), het bedrag van de vervallen schulden (ongeacht of uitstel van betaling is verkregen) ten aanzien van: a) het belastingbestuur;b) de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. C. 2. wat de belastingen betreft (post IX.E.1. van de passiva), een uitsplitsing tussen de te betalen belastingen en de geschatte belastingschulden.
De inlichtingen bedoeld onder de punten A. en B., 1° en 2°, van deze staat alsmede de inlichtingen bedoeld onder punt A.2 van staat XVII mogen worden verstrekt in de vorm van een opsomming van de schulden op meer dan één jaar en van de gewaarborgde schulden met de vermelding voor elke schuld van haar aard overeenkomstig de balansposten, haar vervaldag en de verstrekte waarborgen.
XI. Wat de overlopende rekeningen betreft (post X van de passiva), een uitsplitsing van deze post indien daaronder een belangrijk bedrag voorkomt.
XII. De volgende gegevens met betrekking tot de resultaten over het boekjaar en over het vorige boekjaar: A. een uitsplitsing van de netto-omzet (post I.A.) naar categorie bedrijfsactiviteit en naar geografische markten, voor zover deze categorieën en markten, vanuit het oogpunt van de organisatie van de verkoop van goederen en de verlening van diensten in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap, onderling aanzienlijke verschillen te zien geven;
B. wat de andere bedrijfsopbrengsten betreft (post I.D.), het totaal bedrag van de subsidies (andere dan investeringssubsidies) en van de vanwege de overheid ontvangen compenserende bedragen;
C. wat personeel en personeelskosten betreft: 1° de volgende gegevens over het boekjaar en over het vorig boekjaar met betrekking tot de werknemers waarvoor de vennootschap een DIMONA-verklaring (onmiddellijke aangifte van tewerkstelling) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de volgende gegevens over het boekjaar en over het vorig boekjaar met betrekking tot de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister, en verbonden met de vennootschap door een arbeidsovereenkomst of een startbaanovereenkomst: a) het totale aantal op afsluitingsdatum van het boekjaar;b) het gemiddelde personeelsbestand berekend in voltijdse equivalenten overeenkomstig artikel 1:24, § 5, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;c) het aantal gepresteerde uren berekend overeenkomstig boek 4, titel 4, van onderhavig besluit. 2° een uitsplitsing van de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (post II.C.) naar volgend schema: a) bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen;b) patronale bijdragen voor sociale verzekeringen;c) patronale premies voor buitenwettelijke verzekeringen;d) andere personeelskosten;e) pensioenen;3° de voorzieningen voor pensioenen (toevoegingen +;bestedingen en terugnemingen -);
D. wat betreft de waardeverminderingen op voorraden, bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen (post II.E.) het respectievelijk bedrag van de geboekte waardeverminderingen eensdeels, en van de terugnemingen van waardeverminderingen anderdeels, uitgesplitst naar: 1° voorraden en bestellingen in uitvoering;2° handelsvorderingen; E. wat de voorzieningen voor risico's en kosten betreft (post II.F.), een uitsplitsing van het bedrag naar toevoegingen eensdeels en bestedingen en terugnemingen anderdeels;
F. wat de andere bedrijfskosten betreft (post II.G.) een uitsplitsing naargelang het belastingen en taksen op de bedrijfsuitoefening zijn of andere kosten;
G. de volgende gegevens over het boekjaar en het vorige boekjaar met betrekking tot de uitzendkrachten en de ter beschikking van de vennootschap gestelde personen: 1° het totale aantal op afsluitingsdatum van het boekjaar;2° het gemiddelde aantal berekend in voltijdse equivalenten op dezelfde wijze als die gebruikt voor de werknemers waarvoor de vennootschap een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, het gemiddelde aantal berekend in voltijdse equivalenten op dezelfde wijze als die gebruikt voor de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister. XIII. De volgende gegevens betreffende de financiële resultaten van het boekjaar en van het voorafgaande boekjaar: A. wat de andere financiële opbrengsten betreft (post IV.C.), het bedrag van de geboekte kapitaal- en interestsubsidies door de overheid toegekend en aangerekend op het resultaat van het boekjaar, alsmede een uitsplitsing van de overige financiële opbrengsten die onder deze post werden opgenomen, indien het belangrijke bedragen betreft;
B. wat de kosten van schulden betreft (post V.A.), het bedrag van de geactiveerde interesten;
C. wat betreft de waardeverminderingen op vlottende activa (post V.B.), het respectievelijk bedrag van de waardeverminderingen en van de terugnemingen van waardeverminderingen;
D. wat de andere financiële kosten betreft (post V.C.), het bedrag van het disconto ten laste van de vennootschap bij de verhandeling van vorderingen (handelseffecten, facturen en andere vorderingen), het bedrag van de gevormde, aangewende en teruggenomen voorzieningen met financieel karakter alsmede een uitsplitsing van de overige onder deze post opgenomen kosten, indien het om belangrijke bedragen gaat.
XIV. Wat de niet-recurrente resultaten betreft, indien het om belangrijke bedragen gaat, een uitsplitsing van: A. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten (post I. E.) in: 1° Terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa;2° Terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en kosten;3° Meerwaarden bij de realisatie van immateriële en materiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten. B. Niet-recurrente bedrijfskosten (post II. I.) in: 1° Niet-recurrente afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa;2° Voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en kosten;3° Minderwaarden bij de realisatie van immateriële en materiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente bedrijfskosten;5° Als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente bedrijfskosten (-). C. Niet-recurrente financiële opbrengsten (post IV. D.) in: 1° Terugneming van waardeverminderingen op financiële vaste activa;2° Terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten;3° Meerwaarden bij realisatie van financiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente financiële opbrengsten. D. Niet-recurrente financiële kosten (post V. D.) in: 1° Waardeverminderingen op financiële vaste activa;2° Voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten;3° Minderwaarden bij realisatie van financiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente financiële kosten.5° Als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente financiële kosten (-). XV. Wat de belastingen op het resultaat betreft ( post VIII. ), de volgende gegevens: A. een uitsplitsing van de belastingen op het resultaat in: 1° belastingen op het resultaat van het boekjaar, uitgesplitst naar: a) verschuldigde of betaalde belastingen en voorheffingen;b) geactiveerde overschotten van betaalde belastingen en voorheffingen (-); c) geraamde belastingsupplementen (opgenomen onder post IX.E.1. van de passiva); 2° belastingen op het resultaat van vorige boekjaren uitgesplitst naar: a) verschuldigde of betaalde belastingsupplementen; b) geraamde belastingsupplementen (opgenomen onder post IX.E.1. van de passiva) of belastingsupplementen waarvoor een voorziening werd gevormd (opgenomen onder post VII van de passiva);
B. in de mate waarin het resultaat van het boekjaar op belangrijke wijze werd beïnvloed op het stuk van de belastingen, door een verschil tussen de winst vóór belastingen, zoals deze blijkt uit de jaarrekening en de geraamde belastbare winst, worden de belangrijkste oorzaken van dit verschil aangeduid met bijzondere vermelding van deze die voortspruiten uit het tijdverschil tussen de vaststelling van de boekwinst en de fiscale winst;
C. aanduidingen over de invloed van de niet-recurrente resultaten op de belastingen op het resultaat van het boekjaar;
D. in de mate waarin deze informatie belangrijk is om een inzicht te verkrijgen in de financiële positie van de vennootschap worden inlichtingen verstrekt over de bronnen, op het einde van het boekjaar, van belastinglatenties. In het bijzonder worden als bronnen van actieve belastinglatenties vermeld, de gecumuleerde fiscale verliezen die aftrekbaar zijn van latere belastbare winsten.
XVI. De vermelding van het bedrag, voor het boekjaar en voor het vorige boekjaar, van de andere taksen en belastingen ten laste van derden, waarbij worden onderscheiden: A. de belasting over de toegevoegde waarde, de egalisatiebelasting en de speciale taks in rekening gebracht tijdens het boekjaar: 1° aan de vennootschap (aftrekbaar);2° door de vennootschap; B. de ingehouden bedragen ten laste van derden bij wijze van: 1° bedrijfsvoorheffing;2° roerende voorheffing. XVII. De volgende gegevens met betrekking tot niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: A. 1. het bedrag van de persoonlijke zekerheden die door de vennootschap werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van derden, met afzonderlijke vermelding van de door de vennootschap geëndosseerde handelseffecten in omloop, van de door de vennootschap getrokken of voor aval getekende handelseffecten alsmede het maximumbedrag ten belope waarvan andere verplichtingen van derden door de vennootschap zijn gewaarborgd; 2. het bedrag van de zakelijke zekerheden die door de vennootschap werden gesteld of onherroepelijk beloofd op haar eigen activa als waarborg voor eigen schulden en verplichtingen eensdeels en voor schulden en verplichtingen van derden anderdeels, met volgende vermeldingen: - wat de hypotheken (met inbegrip van de hypotheek op activa waarvan de oprichting begonnen of zelfs nog maar ontworpen is) betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het bedrag van de hypothecaire inschrijving.Voor de onherroepelijke mandaten tot hypothekeren, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat inschrijving mag nemen; - wat het pand op het handelsfonds betreft, het maximumbedrag waarvoor de schuld is gewaarborgd en waarvoor registratie plaatsvindt. Voor de onherroepelijke mandaten tot verpanding van het handelsfonds, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat tot registratie mag overgaan; - wat het pand op andere activa (met inbegrip van het eigendomsvoorbehoud) of de onherroepelijke mandaten tot verpanding van andere activa betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat de gestelde of de onherroepelijke beloofde zekerheden betreft op nog door de onderneming te verwerven activa, het bedrag van de betrokken activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat het voorrecht van de verkoper betreft, de boekwaarde van het verkochte goed en het bedrag van de niet betaalde prijs; 3. de goederen en waarden gehouden door derden in hun naam maar ten bate en op risico van de vennootschap, voorzover deze goederen en waarden niet in de balans zijn opgenomen;4. de belangrijke verplichtingen tot aan- of verkoop van vaste activa, uitgesplitst naar verplichtingen tot aankoop en verplichtingen tot verkoop;5. het bedrag van de termijnverrichtingen, met afzonderlijke vermelding van het bedrag van de gekochte (te ontvangen) goederen, van de verkochte (te leveren) goederen, van de gekochte (te ontvangen) deviezen en van de verkochte (te leveren) deviezen; B. inlichtingen betreffende de technische waarborgen verbonden met reeds gepresteerde verkopen of diensten;
C. het bedrag, de aard en de vorm van belangrijke hangende geschillen en andere belangrijke verplichtingen die hierboven niet zijn bedoeld;
D. indien ten behoeve van de personeels- of directieleden van de vennootschap is voorzien in een aanvullend rust- of overlevingspensioen, een beknopte beschrijving van de desbetreffende regeling met opgave van de maatregelen die de vennootschap heeft genomen om de daaruit voortvloeiende kosten te dekken. Wat de pensioenen betreft die door de vennootschap zelf worden gedragen wordt het bedrag geschat van de verplichtingen die voortvloeien uit reeds gepresteerd werk met een korte beschrijving van de wijze waarop dit bedrag wordt berekend;
E. de aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de resultatenrekening of balans worden weergegeven;
F. verplichtingen betreffende de aan- of verkoopverbintenissen die de vennootschap als optieschrijver van call- en putopties heeft.
XVIII. Aard en zakelijk doel van buitenbalans regelingen.
De aard en het zakelijke doel van de regelingen van de vennootschappen die niet in de balans zijn opgenomen, en de financiële gevolgen van deze regelingen voor de vennootschap, mits de risico's of voordelen die uit dergelijke regelingen voortvloeien van enige betekenis zijn en voor zover de openbaarmaking van dergelijke risico's of voordelen noodzakelijk is voor de beoordeling van de financiële positie van de vennootschap.
XIX. Een staat over de betrekkingen met verbonden ondernemingen, geassocieerde ondernemingen en ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat. Voor de verbonden ondernemingen wordt zowel voor het afgesloten boekjaar als voor het vorige boekjaar vermeld: 1. het bedrag van de financiële vaste activa waarbij worden onderscheiden de deelnemingen, de achtergestelde vorderingen en de andere vorderingen;2. het bedrag van de vorderingen respectievelijk op meer dan één jaar en op hoogstens één jaar;3. de geldbeleggingen met een onderscheid tussen aandelen en vorderingen;4. het bedrag van de schulden respectievelijk op meer dan één jaar en op hoogstens één jaar;5. het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden die door de vennootschap werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van verbonden ondernemingen alsmede het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden die door verbonden ondernemingen werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van de vennootschap;6. de andere betekenisvolle financiële verplichtingen;7. de financiële resultaten waarbij worden onderscheiden inzake de opbrengsten: - de opbrengsten uit financiële vaste activa, - de opbrengsten uit vlottende activa, - de andere financiële opbrengsten, en inzake de kosten: - de kosten van schulden, - de andere financiële kosten;8. de meer- en minderwaarden die werden verwezenlijkt bij de realisatie van vaste activa. De vermeldingen bedoeld onder 1., 2., 4., 5. en 6. moeten eveneens worden verstrekt voor de geassocieerde ondernemingen.
De vermeldingen bedoeld onder 1., 2. en 4. moeten eveneens worden verstrekt voor de ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat.
Indien de vennootschap een moedervennootschap is in de zin van artikel 1:15 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, vermeldt de staat of zij een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag opstelt en openbaar maakt. Wanneer zij met toepassing van de artikelen 3:23, tweede lid, 3:25 en 3:26 van voornoemd wetboek geen geconsolideerde jaarrekening noch een geconsolideerd jaarverslag opstelt, vermeldt de staat de reden waarom; bij toepassing van artikel 3:26 van voornoemd wetboek worden de naam en de zetel, en als het een onderneming naar Belgisch recht betreft het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen, vermeld van de moederonderneming die de geconsolideerde jaarrekening opmaakt en openbaar maakt en wordt inzonderheid aangetoond dat aan de voorwaarden van artikel 3:26, §§ 2 en 3, van voornoemd wetboek is voldaan.
Indien de vennootschap een dochteronderneming is van een andere onderneming of een gemeenschappelijke dochteronderneming van verschillende ondernemingen, vermeldt de staat de naam en de zetel, en zo het gaat om een onderneming naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen, van de onderneming(en) waarvan zij de dochteronderneming of de gemeenschappelijke dochteronderneming is en of deze moederondernemingen een geconsolideerde jaarrekening opstellen waarin de jaarrekening van de vennootschap door consolidatie wordt opgenomen. Als dat zo is, vermeldt de staat, tenzij het om een moederonderneming naar Belgisch recht gaat, de plaats waar deze geconsolideerde jaarrekening verkrijgbaar is. Wordt de jaarrekening van de vennootschap op verschillende niveaus geconsolideerd, dan worden de in dit lid bedoelde gegevens verstrekt, enerzijds, voor het grootste geheel en, anderzijds, voor het kleinste geheel van ondernemingen waarvan de vennootschap als dochter deel uitmaakt en waarvoor een geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld en openbaar gemaakt.
XX. Transacties met verbonden partijen buiten normale marktvoorwaarden De vermelding van de transacties die door de vennootschap zijn aangegaan met verbonden partijen, met inbegrip van het bedrag van dergelijke transacties, de aard van de betrekking met de verbonden partij, alsmede andere informatie over de transacties die nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van de vennootschap, te vermelden indien dergelijke transacties van enige betekenis zijn en niet onder normale marktvoorwaarden zijn verricht.
Informatie over individuele transacties kan overeenkomstig de aard daarvan worden samengevoegd, behalve wanneer gescheiden informatie nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van transacties met verbonden partijen voor de financiële positie van de vennootschap.
Deze informatie is niet vereist voor transacties die zijn aangegaan tussen twee of meer leden van een groep, mits de dochterondernemingen die partij zijn bij de transactie, geheel in eigendom zijn van een dergelijk lid.
Onder verbonden partij wordt hetzelfde verstaan als in de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002.
XXI. Financiële betrekkingen met bestuurders, zaakvoerders en commissarissen A. De volgende gegevens over bestuurders en zaakvoerders: - het bedrag per einde van het boekjaar van de op hen uitstaande vorderingen, alsmede de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel, met vermelding van de rente en de duur van deze vorderingen, de belangrijkste voorwaarden en de eventuele afgeloste bedragen of bedragen waarvan werd afgezien; - het bedrag van de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen en van de ten laste van de resultatenrekening toegekende pensioenen, respectievelijk aan bestuurders en zaakvoerders en aan oud-bestuurders en zaakvoerders, voor zover deze vermelding niet uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op de toestand van een enkel identificeerbaar persoon.
De gegevens bedoeld achter het eerste streepje van het eerste lid moeten eveneens worden verstrekt voor de vorderingen, waarborgen en betekenisvolle verplichtingen die werden aangegaan in het voordeel van natuurlijke of rechtspersonen die de vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks controleren maar geen verbonden ondernemingen zijn in de zin van dit boek, alsmede in het voordeel van de andere ondernemingen die hogergenoemde personen rechtstreeks of onrechtstreeks controleren. Deze gegevens mogen samen met de achter het eerste streepje van het eerste lid bedoelde gegevens worden verstrekt.
B. De volgende gegevens over de commissaris en over de personen met wie hij verbonden is: - de bezoldiging van de commissaris; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de vennootschap door de commissaris, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de vennootschap door personen met wie de commissaris verbonden is, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten. - de verantwoording van de afwijking bedoeld in artikel 3:64 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
C. De volgende gegevens over: - een Belgische vennootschap, die zelf geen dochtervennootschap is van een Belgische vennootschap, onderworpen aan de wettelijke controle van haar geconsolideerde jaarrekening, die evenwel gebruik maakt van de vrijstelling voorzien in de artikelen 3:23, tweede lid, 3:25 of 3:26 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en bijgevolg geen geconsolideerde jaarrekening opstelt: - de bezoldigingen verbonden aan de mandaten van commissaris in de vennootschap en haar dochtervennootschappen; - de bezoldigingen verbonden aan uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de vennootschap en binnen haar dochtervennootschappen door de commissaris volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de bezoldigingen verbonden aan gelijkgestelde mandaten uitgevoerd door een met de commissaris verbonden persoon; - de bezoldigingen verbonden aan uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de vennootschap en binnen haar dochtervennootschappen door een met de commissaris verbonden persoon volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten. - de verantwoording van de afwijking bedoeld in artikel 3:64 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
XXII. De volgende gegevens betreffende het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde.
In geval van niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde voor de financiële instrumenten: voor iedere categorie afgeleide financiële instrumenten, voor het boekjaar en het vorig boekjaar, een overzicht van de omvang en de aard van de instrumenten, het ingedekte risico en een vergelijking tussen de boekwaarde en de reële waarde van de instrumenten indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in artikel 3:91 B. voorgeschreven methoden.
Voor financiële vaste activa die in aanmerking worden genomen tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde: de boekwaarde en de reële waarde van de afzonderlijke activa, dan wel van passende groepen van deze afzonderlijke activa en de redenen waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die aan de veronderstelling ten grondslag liggen dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd.
Onderafdeling 2. - Jaarrekening in verkorte vorm 1. Schema van de balans. Art. 3:83. De balans wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 4. 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:84. De resultatenrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 4. 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:85. In de toelichting bij het verkort schema van de jaarrekening worden de hierna volgende gegevens opgenomen: I. Een staat van de vaste activa (rubrieken II, III en IV van de activa) die respectievelijk inzake de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa de volgende gegevens bevat: a) het bedrag van de aanschaffingswaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa, overdrachten en buitengebruikstellingen, overboekingen van een post naar een andere, evenals voor de financiële vaste activa de andere mutaties), en van het bedrag ervan per einde van het boekjaar;b) uitgezonderd voor de immateriële vaste activa, het bedrag van de meerwaarden per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekte meerwaarden, meerwaarden verworven van derden, afgeboekte meerwaarden, overboekingen van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;c) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekt of teruggenomen via de resultatenrekening, verworven van derden, afgeboekt, overgeboekt van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;d) wat de financiële vaste activa betreft, de niet opgevraagde bedragen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar, evenals het bedrag ervan per einde van het boekjaar;e) het bedrag van de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. II. Voor naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen: een staat met betrekking tot het kapitaal, die het aantal eigen aandelen vermeldt dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochterondernemingen wordt gehouden, evenals het kapitaalbedrag vertegenwoordigd door deze aandelen.
Voor andere vennootschappen dan de naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen, Europese coöperatieve vennootschappen: een staat met betrekking tot de inbreng, die het aantal eigen aandelen vermeldt dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochterondernemingen wordt gehouden.
III. Een staat van de schulden, die vermeldt: A. een uitsplitsing van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar, naar gelang hun resterende looptijd hoogstens één jaar, meer dan één jaar doch hoogstens vijf jaar, of meer dan vijf jaar bedraagt;
B. het bedrag van de schulden (posten VIII. en IX. van de passiva) of van het gedeelte van de schulden die gewaarborgd zijn door: 1° Belgische overheidsinstellingen;2° zakelijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd op activa van de vennootschap. De bevoorrechte schulden worden niet opgenomen onder de gewaarborgde schulden tenzij het gaat om het voorrecht van de verkoper. Het eigendomsvoorbehoud wordt gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid.
Worden daarentegen niet gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid: het uitdrukkelijk ontbindend beding, de verbintenis om bepaalde goederen niet te vervreemden, niet te belasten met zakelijke rechten ten voordele van derden, of er geen zakelijke zekerheid op te stellen zonder de instemming van een schuldeiser.
De bedragen bedoeld onder 1° en 2° worden uitgesplitst per post voorzien in de rubrieken VIII en IX van de passiva, maar zonder onderscheid naar gelang van hun termijn.
De inlichtingen bedoeld onder de punten A. en B., 1° en 2° van deze staat alsmede de inlichtingen bedoeld onder punt A., 2° van staat VI. mogen worden verstrekt via een opsomming van de schulden op meer dan één jaar en van de gewaarborgde schulden, met vermelding voor elke schuld van haar aard (overeenkomstig de balansposten), haar vervaldag en de verstrekte waarborgen.
IV. De volgende gegevens met betrekking tot het personeel en de personeelskosten: het gemiddelde personeelsbestand van het boekjaar en het vorig boekjaar, berekend in voltijdse equivalenten overeenkomstig artikel 1:28, § 5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, met betrekking tot de werknemers waarvoor de vennootschap een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister, en verbonden met de vennootschap door een arbeidsovereenkomst of een startbaanovereenkomst.
V. De volgende gegevens betreffende de resultaten van het boekjaar en van het voorafgaande boekjaar: A. het bedrag en de aard van de opbrengsten of kosten van uitzonderlijke omvang of uitzonderlijke mate van voorkomen, zoals opgenomen onder de niet-recurrente bedrijfs- of financiële resultaten;
B. het bedrag van de geactiveerde interesten.
VI. De volgende gegevens met betrekking tot niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: A. 1° het bedrag van de persoonlijke zekerheden die door de vennootschap werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden en verplichtingen van derden, met afzonderlijke vermelding van de door de vennootschap overgedragen en door haar geëndosseerde wissels; 2° het bedrag van de zakelijke zekerheden die door de vennootschap werden gesteld of onherroepelijk beloofd op haar eigen activa als waarborg voor eigen schulden en verplichtingen eensdeels, en voor schulden en verplichtingen van derden anderdeels, met volgende vermeldingen: - wat de hypotheken (met inbegrip van de hypotheek op activa waarvan de oprichting begonnen of zelfs nog maar ontworpen is) betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het bedrag van de hypothecaire inschrijving.Voor de onherroepelijke mandaten tot hypothekeren, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat inschrijving mag nemen; - wat het pand op het handelsfonds betreft, het maximumbedrag waarvoor de schuld is gewaarborgd en waarvoor registratie plaatsvindt. Voor de onherroepelijke mandaten tot verpanding van het handelsfonds, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat tot registratie mag overgaan; - wat het pand op andere activa (met inbegrip van het eigendomsvoorbehoud) of de onherroepelijke mandaten tot verpanding van andere activa betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat de gestelde of onherroepelijk beloofde zekerheden betreft op nog door de onderneming te verwerven activa, het bedrag van de betrokken activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat het voorrecht van de verkoper betreft, de boekwaarde van het verkochte goed en het bedrag van de niet betaalde prijs;
B. het bedrag, de aard en de vorm van belangrijke hangende geschillen en andere belangrijke verplichtingen die hierboven niet zijn bedoeld;
C. indien ten behoeve van de personeels- of directieleden van de vennootschap is voorzien in een aanvullend rust- of overlevingspensioen, een beknopte beschrijving van de desbetreffende regeling met opgave van de maatregelen die de vennootschap heeft genomen om de daaruit voortvloeiende kosten te dekken. Wat de pensioenen betreft die door de vennootschap zelf worden gedragen wordt het bedrag geschat van de verplichtingen die voortvloeien uit reeds gepresteerd werk met een korte beschrijving van de wijze waarop dit bedrag wordt berekend.
VII. Aard en zakelijk doel van buitenbalans regelingen De aard en het zakelijke doel van de regelingen van de vennootschappen die niet in de balans zijn opgenomen, mits de risico's of voordelen die uit dergelijke regelingen voortvloeien van enige betekenis zijn en voor zover de openbaarmaking van dergelijke risico's of voordelen noodzakelijk is voor de beoordeling van de financiële positie van de vennootschap.
VIII. Wat verbonden of geassocieerde ondernemingen betreft, de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel.
Indien de vennootschap een dochteronderneming is van een andere onderneming of een gemeenschappelijke dochter van verschillende ondernemingen, vermeldt de staat de naam en de zetel en zo het gaat om een onderneming naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen van de onderneming(en) waarvan zij de dochteronderneming of de gemeenschappelijke dochteronderneming is en of deze moederondernemingen een geconsolideerde jaarrekening opstellen waarin de jaarrekening van de vennootschap door consolidatie wordt opgenomen.
Als dat zo is, vermeldt de staat, tenzij het om een moederonderneming naar Belgisch recht gaat, de plaats waar deze geconsolideerde jaarrekening verkrijgbaar is. Wordt de jaarrekening van de vennootschap op verschillende niveaus geconsolideerd, dan worden de in dit lid bedoelde gegevens verstrekt voor het kleinste geheel van ondernemingen waarvan de vennootschap als dochter deel uitmaakt en waarvoor een geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld en openbaar gemaakt.
IX. A. Wat bestuurders en zaakvoerders betreft, het bedrag per einde van het boekjaar van de op hen uitstaande vorderingen, alsmede de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel, met vermelding van de rente en de duur van deze vorderingen, de belangrijkste voorwaarden en de eventuele afgeloste bedragen of bedragen waarvan werd afgezien.
De gegevens bedoeld in het eerste lid moeten eveneens worden verstrekt voor de vorderingen, waarborgen en betekenisvolle verplichtingen die werden aangegaan in het voordeel van natuurlijke of rechtspersonen die de vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks controleren maar geen verbonden ondernemingen zijn in de zin van dit boek, alsmede in het voordeel van de andere ondernemingen die hogergenoemde personen rechtstreeks of onrechtstreeks controleren. Deze gegevens mogen samen met de in het eerste lid bedoelde gegevens worden verstrekt.
B. Wat de commissaris en de personen met wie hij verbonden is, betreft: - de bezoldiging van de commissaris; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de vennootschap door de commissaris, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de vennootschap door personen met wie de commissaris verbonden is, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten.
X. Transacties buiten normale marktvoorwaarden die direct of indirect zijn aangegaan met de volgende verbonden partijen, met inbegrip van de aard van dergelijke transacties en de aard van de betrekking met de verbonden partij: A. de personen die een deelneming in de vennootschap in eigendom hebben;
B. de ondernemingen waarin de vennootschap zelf een deelneming heeft;
C. de leden van de leidinggevende, toezichthoudende of bestuursorganen van de vennootschap.
Informatie over individuele transacties kan overeenkomstig de aard daarvan worden samengevoegd, behalve wanneer gescheiden informatie nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van de transacties met verbonden partijen voor de financiële positie van de onderneming.
Onderafdeling 3. - Microschema van de jaarrekening. 1. Schema van de balans. Art. 3:86. De balans van het microschema van de jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema van de balans van de jaarrekening in verkorte vorm, zoals opgenomen in bijlage 4. 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:87. De resultatenrekening van het microschema van de jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema van de resultatenrekening van de jaarrekening in verkorte vorm, zoals opgenomen in bijlage 4. 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:88. In de toelichting bij het microschema van de jaarrekening worden de hierna volgende gegevens opgenomen: I. Een staat van de vaste activa (rubrieken II, III en IV van de activa) die respectievelijk inzake de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa de volgende gegevens bevat: a) het bedrag van de aanschaffingswaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa, overdrachten en buitengebruikstellingen, overboekingen van een post naar een andere, evenals voor de financiële vaste activa de andere mutaties), en van het bedrag ervan per einde van het boekjaar;b) uitgezonderd voor de immateriële vaste activa, het bedrag van de meerwaarden per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekte meerwaarden, meerwaarden verworven van derden, afgeboekte meerwaarden, overboekingen van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;c) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekt of teruggenomen via de resultatenrekening, verworven van derden, afgeboekt, overgeboekt van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;d) wat de financiële vaste activa betreft, de niet opgevraagde bedragen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar, evenals het bedrag ervan per einde van het boekjaar;e) het bedrag van de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. II. A. De volgende gegevens met betrekking tot niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: 1° het bedrag van de persoonlijke zekerheden die door de vennootschap werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden en verplichtingen van derden, met afzonderlijke vermelding van de door de vennootschap overgedragen en door haar geëndosseerde wissels;2° het bedrag van de zakelijke zekerheden die door de vennootschap werden gesteld of onherroepelijk beloofd op haar eigen activa als waarborg voor eigen schulden en verplichtingen eensdeels, en voor schulden en verplichtingen van derden anderdeels, met volgende vermeldingen: - wat de hypotheken (met inbegrip van de hypotheek op activa waarvan de oprichting begonnen of zelfs nog maar ontworpen is) betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het bedrag van de hypothecaire inschrijving.Voor de onherroepelijke mandaten tot hypothekeren, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat inschrijving mag nemen; - wat het pand op het handelsfonds betreft, het maximumbedrag waarvoor de schuld is gewaarborgd en waarvoor registratie plaatsvindt. Voor de onherroepelijke mandaten tot verpanding van het handelsfonds, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat tot registratie mag overgaan; - wat het pand op andere activa (met inbegrip van het eigendomsvoorbehoud) of de onherroepelijke mandaten tot verpanding van andere activa betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat de gestelde of onherroepelijk beloofde zekerheden betreft op nog door de onderneming te verwerven activa, het bedrag van de betrokken activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat het voorrecht van de verkoper betreft, de boekwaarde van het verkochte goed en het bedrag van de niet betaalde prijs.
Het voorrecht van de verkoper en het eigendomsvoorbehoud worden gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid. Worden daarentegen niet gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid: het uitdrukkelijk ontbindend beding, de verbintenis om bepaalde goederen niet te vervreemden, niet te belasten met zakelijke rechten ten voordele van derden, of er geen zakelijke zekerheid op te stellen zonder de instemming van een schuldeiser.
B. Het bedrag, de aard en de vorm van belangrijke hangende geschillen en andere belangrijke verplichtingen die hierboven niet zijn bedoeld.
Het bedrag en de aard van verplichtingen jegens verbonden of geassocieerde ondernemingen worden afzonderlijk vermeld.
C. Indien ten behoeve van de personeels- of directieleden van de vennootschap is voorzien in een aanvullend rust- of overlevingspensioen, een beknopte beschrijving van de desbetreffende regeling met opgave van de maatregelen die de vennootschap heeft genomen om de daaruit voortvloeiende kosten te dekken. Wat de pensioenen betreft die door de vennootschap zelf worden gedragen wordt het bedrag geschat van de verplichtingen die voortvloeien uit reeds gepresteerd werk met een korte beschrijving van de wijze waarop dit bedrag wordt berekend.
III. Het bedrag van de aan de leden van de leidinggevende, de toezichthoudende of de bestuursorganen verleende voorschotten en kredieten, met vermelding van de interestvoet, de belangrijkste voorwaarden en de eventueel afgeloste of afgeschreven bedragen of bedragen waarvan werd afgezien, alsmede ten behoeve van de betrokken personen aangegane garantieverplichtingen van welke aard ook, met opgave van een totaalbedrag voor elke genoemde groep.
IV. Het aantal eigen aandelen dat door de vennootschap wordt aangehouden.
Onderafdeling 4. - Inhoud van bepaalde rubrieken. 1. Inhoud van bepaalde rubrieken van de balans. Art. 3:89. § 1. De inhoud van bepaalde rubrieken van het actief wordt als volgt gedefinieerd: I. Oprichtingskosten Onder die post worden vermeld, voor zover zij niet op een andere wijze ten laste van de resultatenrekening van het lopende boekjaar worden gebracht, de kosten verbonden met de oprichting, de verdere ontwikkeling of de herstructurering van de vennootschap, in het bijzonder de kosten van oprichting, kapitaalverhoging of verhoging van de inbreng, de kosten bij uitgifte van leningen, en de herstructureringskosten.
II. Immateriële vaste activa In die rubriek worden geboekt: a) de kosten van ontwikkeling;b) de concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten;c) de goodwill;d) de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa. Onder kosten van ontwikkeling moet worden verstaan de kosten van vervaardiging en ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en knowhow, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de vennootschap.
Onder concessies, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige rechten moet worden verstaan enerzijds de octrooien, licenties, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten waarvan de vennootschap eigenares is, anderzijds de rechten tot exploitatie van onroerende goederen, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige rechten die eigendom zijn van derden, evenals de aanschaffingswaarde van het recht van de vennootschap om van derden dienstverleningen van knowhow te verkrijgen, wanneer die rechten door de vennootschap ten bezwarende titel werden verworven.
Onder goodwill dient voor de toepassing van dit besluit de prijs te worden verstaan betaald voor de verwerving van een onderneming of van een bedrijfsafdeling voor zover die hoger is dan de nettowaarde van de actief- minus passiefbestanddelen van de verworven onderneming of branche.
III. Materiële vaste activa III. A. Terreinen en gebouwen In die rubriek worden opgenomen de bebouwde en onbebouwde terreinen, de constructies daarop evenals de inrichting daarvan, waarvan de vennootschap eigenares is en die duurzaam voor haar bedrijfsuitoefening worden aangewend.
Worden eveneens onder die rubriek opgenomen, de andere zakelijke rechten die de vennootschap bezit op een onroerend goed dat zij bestemd heeft om duurzaam te worden gebruikt voor de bedrijfsuitoefening wanneer de vergoedingen bij aanvang van het contract werden vooruitbetaald.
III. D. Leasing en soortgelijke rechten Onder die post worden opgenomen: 1° de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen waarover de vennootschap beschikt op grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd;2° de gebruiksrechten op roerende goederen waarover de vennootschap beschikt op grond van leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden betaald bij optielichting indien de nemer een koopoptie bezit, naast de rente en de kosten van de verrichting ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.Het bedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te lichten, komt evenwel enkel in aanmerking als het ten hoogste vijftien procent vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.
Met een prijs voor het lichten van de in het 2° bedoelde koopoptie, binnen de voormelde beperking van vijftien procent, wordt de kapitaalfractie gelijkgesteld van de contractueel bedongen vergoeding in geval van gebruik van een mogelijkheid om de verrichting te verlengen.
Met een in het 1° en 2° bedoelde termijn wordt het bedrag gelijkgesteld, voor zover bepaald: a) dat de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de gever bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer de nemer er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven;b) dat de gever van een derde moet ontvangen voor de overdracht van de zakelijke rechten die hij bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer deze derde er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven. III. E. Overige materiële vaste activa In die rubriek worden de onroerende goederen opgenomen die worden aangehouden als onroerende reserve, de woongebouwen, de buiten gebruik of buiten de exploitatie gestelde materiële vaste activa, evenals de roerende en onroerende goederen die in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht werden gegeven, behalve wanneer de uit deze contracten voortvloeiende vorderingen geboekt worden in de rubrieken V en VII. Indien de enige, de voornaamste of een belangrijke activiteit van de vennootschap erin bestaat om roerende en/of onroerende goederen in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht te geven, worden deze goederen niet in deze rubriek opgenomen maar afzonderlijk vermeld onder de rubriek "Terreinen en gebouwen", "Installaties, machines en uitrusting" of "Meubilair en rollend materieel".
De onroerende goederen die werden aangekocht of gebouwd met het oog op herverkoop worden niet in deze rubriek opgenomen maar afzonderlijk onder de voorraden vermeld.
De kosten voor inrichting van gehuurde gebouwen worden eveneens in deze rubriek vermeld, voor zover ze niet ten laste werden genomen van de resultatenrekening van het lopende boekjaar.
IV. Financiële vaste activa IV. A. Verbonden ondernemingen § 1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: Onderneming: 1° de vennootschap en het Europees economisch samenwerkingsverband;2° de openbare instelling die een statutaire opdracht van commerciële, financiële of industriële aard uitvoert;3° de instelling die niet is bedoeld in de punten 1° en 2°, die al dan niet een eigen rechtspersoonlijkheid bezit en die met of zonder winstoogmerk een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefent; Onderneming verbonden met een vennootschap: de onderneming die met de vennootschap banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
Moederonderneming: de vennootschap of onderneming die niet de rechtsvorm van een vennootschap heeft aangenomen en met een andere vennootschap of onderneming banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:15, 1°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
Dochteronderneming: de vennootschap of onderneming die niet de rechtsvorm van een vennootschap heeft aangenomen en met een andere vennootschap of onderneming banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:15, 2°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
Gemeenschappelijke dochteronderneming: de vennootschap of onderneming die niet de rechtsvorm van een vennootschap heeft aangenomen en met een andere vennootschap of onderneming banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:18, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 2. Voor de toepassing van deze titel is er sprake van een consortium wanneer tussen vennootschappen of ondernemingen die niet de rechtsvorm van een vennootschap hebben aangenomen, banden bestaan zoals bedoeld in artikel 1:19 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 3. Voor de toepassing van deze titel is er sprake van deelneming wanneer een vennootschap maatschappelijke rechten in een andere onderneming bezit in de zin van artikel 1:22 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
IV. B. Ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat Voor de toepassing van deze titel wordt onder onderneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, een niet verbonden onderneming verstaan waarmee een vennootschap banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:23 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
IV. A. 2. Vorderingen op verbonden ondernemingen IV. B. 2. Vorderingen op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat In die onderrubrieken worden geboekt de vorderingen op verbonden ondernemingen of op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, ongeacht de contractuele looptijd, de oorsprong of de vorm ervan, wanneer die vorderingen tot doel hebben de activiteit van deze ondernemingen duurzaam te steunen.
IV. C. Andere financiële vaste activa IV. C. 1. Aandelen Deze post omvat de maatschappelijke rechten in andere ondernemingen die geen deelneming vormen en die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die ondernemingen de eigen bedrijfsuitoefening van de vennootschap te bevorderen.
IV. C. 2. Vorderingen en borgtochten in contanten Onder die post worden opgenomen: a) de vorderingen, al dan niet belichaamd in effecten, bestemd voor een duurzame ondersteuning van de bedrijfsuitoefening van andere ondernemingen dan die bedoeld onder de posten IV.A. en IV. B.; b) de borgtochten in contanten gestort als doorlopende waarborg, onder meer aan openbare besturen of nutsbedrijven. V. Vorderingen op meer dan één jaar Onder die post worden opgenomen de vorderingen met een contractuele looptijd van meer dan één jaar. De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar, die binnen twaalf maanden vervallen, worden uit die post gelicht en, al naar het geval, onder post VII. A. of VII. B. opgenomen.
Naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, worden eveneens onder de overeenstemmende posten van deze rubriek opgenomen, de te ontvangen opbrengsten die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor nog geen rechtstitel bestaat, indien het bedrag daarvan vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat.
De pro rata van opbrengsten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.
De vorderingen die voor de eigenaar of de verhuurder ontstaan uit de onder post III. D. van de activa bedoelde overeenkomsten worden onder post V. B. opgenomen.
VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering VI. A. 1. Grond- en hulpstoffen Onder die post worden opgenomen de toeleveringen van grond- en hulpstoffen.
VI. A. 2. Goederen in bewerking De kosten die moeten worden toegerekend aan bestellingen in uitvoering worden niet onder deze post opgenomen maar wel onder post VI. B. VI. A. 4. Handelsgoederen Die post omvat de goederen ingekocht om zonder bewerking of na een lichte bewerking te worden verkocht.
VI. B. Bestellingen in uitvoering Onder die post worden opgenomen: a) het onderhanden werk dat voor rekening van een derde op bestelling wordt uitgevoerd en waarvoor nog geen oplevering is geschied;b) de goederen in bewerking die voor rekening van een derde op bestelling worden gemaakt en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om seriewerk;c) dienstprestaties die voor rekening van een derde op bestelling worden uitgevoerd en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om een standaardtype van dienstprestaties. VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar In deze rubriek worden de vorderingen opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt, evenals de vorderingen of de gedeelten van vorderingen die oorspronkelijk op langer dan één jaar luidden doch die binnen twaalf maanden vervallen.
Leden 2 en 3 van de omschrijving van rubriek "V. Vorderingen op meer dan één jaar" zijn van overeenkomstige toepassing op de vorderingen op ten hoogste één jaar.
Onder post "B. Overige vorderingen" worden onder meer de door belastingdiensten terug te betalen belastingen vermeld; de voorafbetalingen en de verrekenbare voorheffingen worden echter niet onder deze post opgenomen, maar onder post X van de resultatenrekening, behalve het gedeelte van die voorafbetalingen en voorheffingen dat uitgaat boven het geraamde bedrag van de verschuldigde belastingen.
VIII. B. Overige beleggingen Onder die post worden opgenomen de vorderingen op kredietinstellingen, uit termijndeposito's, alsmede de met beleggingsdoeleinden verkregen effecten die niet het kenmerk hebben van financiële vaste activa, de verworven edele metalen, met de bedoeling deze op korte of middellange termijn opnieuw te verkopen. De aandelen in verbonden ondernemingen of in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, mogen niet onder deze post worden opgenomen, tenzij het om effecten gaat die zijn verkregen of waarop is ingeschreven met het oog op de wederafstand daarvan, of tenzij ze, krachtens een beslissing van de vennootschap, bestemd zijn om binnen twaalf maanden te worden gerealiseerd.
IX. Liquide middelen De liquide middelen omvatten, behalve de kasmiddelen en de te incasseren vervallen waarden, alleen de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen.
X. Overlopende rekeningen Naast de bedragen bedoeld in artikel 3:55 worden onder deze post opgenomen: a) de over te dragen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar maar die ten laste van een of meerdere volgende boekjaren moeten worden gebracht;b) de verworven opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden geïnd maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar. § 2. De inhoud van bepaalde rubrieken van het passief wordt als volgt gedefinieerd: I. Inbreng 1° Voor de naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen wordt de rubriek I.A Kapitaal als volgt gedefinieerd: het bedrag van het kapitaal, bestaande uit het deel van het kapitaal dat werd gevormd door (a) de inbreng vanwege de aandeelhouders in het kapitaal; (b) in voorkomend geval de omzetting van uitgiftepremies; en (c) in voorkomend geval de omzetting van geboekte herwaarderingsmeerwaarden of van reserves; indien niet terugbetaald of verminderd via een kapitaalvermindering. 2° Voor besloten vennootschappen en coöperatieve vennootschappen omvat de rubriek I.Inbreng: a. het bedrag van het ingebracht eigen vermogen, dat bestaat uit de bedongen waarde van alle door de aandeelhouders toegezegde inbrengen in geld of in natura, voor zover niet terug uitgekeerd, in voorkomend geval uitgesplitst tussen (a) het ingebracht eigen vermogen dat krachtens de statuten onbeschikbaar is en (b) het overige ingebrachte eigen vermogen.b. de reserves die op grond van een statutaire bepaling slechts aan de aandeelhouders kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging of waarop de aandeelhouders in geval van uittreding of uitsluiting geen recht hebben.3° voor vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen wordt onder I.Inbreng begrepen: het vennootschapsvermogen dat bestaat uit het bedongen bedrag van de in de vennootschap ingebrachte of nog in te brengen waarden, in voorkomend geval zoals statutair vastgelegd; 4° wat de natuurlijke personen betreft en de bijkantoren in België van ondernemingen naar buitenlands recht wordt onder I.Inbreng begrepen: de verbindingsrekening met het vermogen van respectievelijk de exploitant en de zetel die de eigen middelen bevat die de buitenlandse onderneming duurzaam besteedt aan de bedrijfsuitoefening van haar bijkantoren in België.
In de onder 3° bedoelde gevallen wordt de benaming "Inbreng" aangepast naar "Vennootschapsvermogen" en in het geval 4° naar "Verbindingsrekening".
II. Herwaarderingsmeerwaarden Onder herwaarderingsmeerwaarden moeten worden verstaan de in de rekeningen bijgeschreven, niet gerealiseerde meerwaarden op vaste activa overeenkomstig artikel 3:35. Worden eveneens onder deze post opgenomen: 1° de terugnemingen van waardeverminderingen overeenkomstig artikel 3:94;2° de terugneming van waardeverminderingen geboekt op immateriële vaste activa en op materiële vaste activa zonder beperkte gebruiksduur;3° de herwaarderingsmeerwaarden bedoeld in artikel 3:22, vierde lid. III. A. Onbeschikbare reserves De reserves die op grond van een statutaire bepaling slechts aan de aandeelhouders kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging of waarop de aandeelhouders in geval van uittreding of uitsluiting geen recht hebben; a) voor eigen aandelen: Onder die post worden de onbeschikbare reserves opgenomen, bedoeld bij artikel 5:148, § 2 en 7:217, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.b) voor verleende financiële steunverlening: onder die post worden de onbeschikbare reserves opgenomen bedoeld bij de artikelen 5:152, § 1, eerste lid, 4°, 6:118, § 1, eerste lid, 4°, en 7:227, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.c) voor vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen: onder die post worden de reserves opgenomen die op grond van een statutaire bepaling slechts aan de vennoten kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging of waaruit de vennoten in geval van uittreding of uitsluiting geen recht hebben. III. B. Belastingvrije reserves Deze post omvat de gerealiseerde meerwaarden en de winsten - na aftrek van de desbetreffende uitgestelde belastingen - waarvoor belastingvrijdom of -uitstel slechts geldt als zij in het vermogen van de vennootschap behouden blijven, met uitzondering van de meerwaarden die met toepassing van artikel 3:41 in de overlopende rekeningen zijn geboekt.
In deze rubriek worden ook de afschrijvingen opgenomen die geboekt werden op materiële en immateriële vaste activa, voor zover ze gevestigd zijn op een basis die hoger is dan de aanschaffingsprijs van die activa, wanneer de afschrijving op die verhoogde basis in fiscaal opzicht een aftrekbare last is.
V. Kapitaalsubsidies Deze post omvat de kapitaalsubsidies die van overheidswege werden verkregen voor investeringen in vaste activa, na aftrek van de uitgestelde belastingen op deze subsidies; deze uitgestelde belastingen worden opgenomen in de passiefpost "VII. B. Uitgestelde belastingen".
Deze subsidies worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar post "IV. C. Andere financiële opbrengsten", volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa voor de verwerving waarvan ze werden verkregen of, in voorkomend geval, ten belope van het saldo, bij realisatie of buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa.
De kapitaalsubsidies die niet afhankelijk zijn van een investering in vaste activa worden bij de verkrijging geboekt onder post "I. D. Andere bedrijfsopbrengsten" of onder post "IV. C. Andere financiële opbrengsten".
VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1° Pensioenen en soortgelijke verplichtingen Onder die post worden opgenomen de voorzieningen die door de vennootschap werden gevormd om te voldoen aan de verplichtingen inzake rust- en overlevingspensioenen, werkloosheid met bedrijfstoeslag en andere pensioenen en renten die zij ten opzichte van haar actuele of gewezen personeels- of directieleden heeft aangegaan.2° Belastingen Onder die post worden opgenomen de voorzieningen die werden gevormd met het oog op belastingverplichtingen die uit een wijziging in de belastbare basis of in de berekening van de belasting kunnen voortvloeien. VII. B. Uitgestelde belastingen Deze post omvat uitsluitend: a) de naar latere boekjaren uitgestelde belastingen op kapitaalsubsidies die van overheidswege werden verkregen voor investeringen in vaste activa;b) de naar latere boekjaren uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden op immateriële en materiële vaste activa en op effecten die zijn uitgegeven door de Belgische openbare sector ingeval de belasting op deze meerwaarden is uitgesteld;c) de naar latere boekjaren uitgestelde buitenlandse belastingen van dezelfde aard als de sub a) en b) bedoelde belastingen. VIII. Schulden op meer dan één jaar Onder die post worden de schulden opgenomen die een contractuele looptijd hebben van meer dan één jaar. De schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan één jaar die binnen de twaalf maanden vervallen worden uit deze rubriek gelicht en overgebracht naar rubriek IX. A. Worden hier onder de overeenkomstige post geboekt de te betalen kosten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar werden gemaakt en waarvoor nog geen titel bestaat maar waarvan het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. De pro rata van kosten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.
De verplichtingen die voortvloeien uit achtergestelde leningen, obligatieleningen, leasing of soortgelijke overeenkomsten, worden vermeld onder de daarvoor bestemde posten, ook al zijn zij aangegaan jegens kredietinstellingen of leveranciers of worden zij door een handelseffect vertegenwoordigd.
Onder de schulden ten aanzien van kredietinstellingen worden onder meer opgenomen de orderbriefjes (promessen) die door de vennootschap werden onderschreven op naam of aan de order van een kredietinstelling, alsmede de schulden aan kredietinstellingen uit hoofde van bankaccepten die door de vennootschap in omloop werden gebracht, ook al vinden zij hun oorsprong in de aankoop van goederen en diensten.
De schulden vertegenwoordigd door een wissel of een orderbriefje worden slechts onder de post "B. 2. Te betalen wissels" opgenomen, wanneer zij hun oorsprong vinden in de aankoop van goederen of diensten.
IX. Schulden op ten hoogste één jaar De leden 2 tot 5 van de omschrijving van rubriek "VIII. Schulden op meer dan één jaar" zijn van overeenkomstige toepassing.
X. Overlopende rekeningen Naast de bedragen bedoeld in artikel 3:45, § 2, worden onder die post opgenomen: a) de toe te rekenen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die pas in een later boekjaar zullen worden betaald maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar;b) de over te dragen opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn geïnd, doch die betrekking hebben op een later boekjaar.2. Inhoud van bepaalde rubrieken van de resultatenrekening. Art. 3:90. De inhoud van bepaalde rubrieken van de resultatenrekening wordt als volgt gedefinieerd: I. A. Omzet (volledige schema) Onder omzet wordt verstaan het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden, in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap, onder aftrek van de op de verkoopprijs in de handel toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat); dit bedrag omvat niet de belasting over de toegevoegde waarde, noch enige andere rechtstreeks met de omzet verbonden belasting.
Onder die post moeten eveneens worden opgenomen de tegemoetkomingen van de overheid in het kader van een tariferingspolitiek als compensatie voor lagere ontvangsten.
Voor de natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, omvat de omzet ook de onttrekkingen in natura anders dan ten behoeve van hun bedrijf.
I. D. Andere bedrijfsopbrengsten (volledig schema) Onder die post worden de van derden ontvangen en met de bedrijfsuitoefening verbonden opbrengsten opgenomen die: a) niet hun oorsprong vinden in een verkoop of een dienstverlening aan derden, binnen het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap, en b) niet als een niet-recurrente bedrijfsopbrengst of financiële opbrengst kunnen worden aangemerkt. In het bijzonder worden onder die post opgenomen de subsidies of compenserende bedragen bij in- of uitvoer alsmede de exploitatiesubsidies.
Onder die post worden eveneens opgenomen de meerwaarden die werden verwezenlijkt bij de realisatie van handelsvorderingen.
I. E. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten (volledig schema) of I. A. B. (verkort en microschema) Onder die post worden de opbrengsten opgenomen die een bedrijfskarakter hebben maar geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap: 1° de terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa.Onder die post worden opgenomen: a) de met toepassing van artikel 3:39, § 1, derde lid en artikel 3:42, § 1, derde lid, verrichte terugnemingen van afschrijvingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt;b) de terugnemingen van waardeverminderingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt op immateriële en materiële vaste activa en die te hoog zijn gebleken;2° de terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en -kosten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd en die te hoog zijn gebleken, tenzij het gaat om voorzieningen die werden gevormd voor risico's en kosten die verband houden met het gewone bedrijf van de vennootschap;3° de meerwaarden die worden verwezenlijkt bij de realisering van materiële en immateriële vaste activa.Gaat het om materiële vaste activa, dan mogen deze meerwaarden onder de post "I. D. Andere bedrijfsopbrengsten" (volledig schema) worden opgenomen wanneer de realisatie kadert in de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap; dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het normale karakter ervan; 4° de andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten. II. A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen (volledig schema) Na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze aftrekbaar is, worden onder deze post opgenomen de inkopen van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen.
Worden eveneens onder deze post geboekt, de ingekochte diensten, werken en studies, voor zover deze een rechtstreekse invloed hebben op de vervaardigingsprijs van de geproduceerde goederen, de algemene onderaannemingen en de inkopen van onroerende goederen bestemd voor verkoop.
II. B. Diensten en diverse goederen (volledig schema) Na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze aftrekbaar is, worden onder die post opgenomen de kosten verbonden met de dienstverlening of de levering van goederen door derden in het kader van de bedrijfsuitoefening, tenzij deze kosten onder rubrieken A of C moeten worden geboekt.
Worden eveneens onder deze post opgenomen, de vergoedingen van uitzendkrachten en ter beschikking van de vennootschap gestelde personen evenals de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen en pensioenen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten, die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst.
II. D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten en op immateriële en materiële vaste activa (volledig schema) of I. D. (verkort en microschema) Onder die post worden opgenomen de afschrijvingen en de waardeverminderingen die werden geboekt op oprichtingskosten - andere dan de kosten bij uitgifte van leningen en het disagio - en op immateriële en materiële vaste activa tenzij deze afschrijvingen en waardeverminderingen wegens hun uitzonderlijke aard als een niet-recurrente bedrijfskost moeten worden geboekt (post II. I. (volledig schema) of I. I. (verkort en microschema)).
De terugnemingen van afschrijvingen of van waardeverminderingen worden niet onder deze post opgenomen maar worden geboekt onder de niet-recurrente bedrijfsopbrengsten (post I. E. (volledig schema) of I. A. B. (verkort of microschema)).
II. E. Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen (toevoegingen +, terugnemingen -) (volledig schema) of I. E. (verkort en microschema) Onder die post worden opgenomen de waardeverminderingen die werden geboekt op voorraden, op bestellingen in uitvoering of op handelsvorderingen bedoeld in de posten V. A. en VII. A. van de balans.
De terugnemingen van op voorraden of op handelsvorderingen geboekte waardeverminderingen worden op deze post aangerekend. Wat de voorraden betreft, moet deze aanrekening niet geschieden wanneer de toepassing van één van de in artikel 3:21 bedoelde waarderingsmethoden ertoe leidt dat bij de waardebepaling van de uitgaande voorraden wordt rekening gehouden met tijdens vorige boekjaren geboekte waardeverminderingen.
II. F. Voorzieningen voor risico's en kosten (toevoegingen +, bestedingen en terugnemingen -) (volledig schema) of I. F. (verkort en microschema) Onder die post worden opgenomen: a) de voorzieningen gevormd voor bedrijfsrisico's en -verplichtingen;b) de bestedingen van voorzieningen voor risico's en kosten die vroeger werden gevormd, in zoverre deze risico's en verplichtingen tot bedrijfskosten aanleiding hebben gegeven;c) de terugnemingen van voorzieningen voor risico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd voor gewone bedrijfsrisico's en -verplichtingen van de vennootschap en die overtollig zijn gebleken. II. G. Andere bedrijfskosten (volledig schema) of I. G. (verkort en microschema) Onder die post worden de aan derden betaalde of verschuldigde met de bedrijfsuitoefening verbonden kosten opgenomen, die: a) niet hun oorsprong vinden in een dienstverlening of een levering door derden, binnen het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap en b) niet als een financiële of niet-recurrente bedrijfskost kunnen worden aangemerkt. In het bijzonder worden onder die post opgenomen, de belastingen die als een bedrijfskost moeten worden aangemerkt, zoals de onroerende voorheffing, de belasting op de voertuigen, de belasting op drijfkracht of op tewerkgesteld personeel, de accijnsrechten en de uitvoerheffingen.
Onder die post worden eveneens opgenomen de minderwaarden die werden geboekt bij de realisatie van handelsvorderingen, tenzij deze minderwaarden gelijk zijn aan het disconto; het disconto wordt geboekt onder post "V. C. Andere financiële kosten" (volledig schema).
II. I. Niet-recurrente bedrijfskosten (volledig schema) of I. I. (verkort en microschema) Onder die post worden de kosten opgenomen die een bedrijfskarakter hebben maar geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap: 1° de niet-recurrente afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa: de afschrijvingen en waardeverminderingen bedoeld in artikel 3:6, § 2, artikel 3:39, § 1, tweede lid, en § 2, en artikel 3:42, § 1, tweede lid en § 2;2° de voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen).Onder deze post worden de voorzieningen opgenomen die werden gevormd voor risico's en kosten die geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap; 3° de minderwaarden bij de realisatie van materiële en immateriële vaste activa.Onder die post worden de minderwaarden opgenomen die worden geboekt bij de realisering van vaste activa. Gaat het om immateriële of materiële vaste activa dan moeten deze minderwaarden onder de post "II. G. Andere bedrijfskosten" worden opgenomen wanneer de realisatie kadert in de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap; dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het normale karakter daarvan; 4° andere niet-recurrente bedrijfskosten;5° de als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente bedrijfskosten (-). I. A. B. Brutomarge (+) (-) (verkort en microschema) Deze post uit de resultatenrekening van het verkort en microschema bedoeld in bijlage 4 beantwoordt aan de algebraïsche som van de volgende posten uit het volledig schema van de resultatenrekening: I. A. Omzet I. B. Wijziging in de voorraad goederen in bewerking en gereed product en in de bestellingen in uitvoering I. C. Geproduceerde vaste activa I. D. Andere bedrijfsopbrengsten I. E. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten II. A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen II. B. Diensten en diverse goederen.
III. A. Kapitaal- en interestsubsidies (verkort en microschema) Onder deze post uit de resultatenrekening uit het verkort schema of het microschema wordt het bedrag opgenomen van de kapitaal- en de interestsubsidies door de overheid toegekend en aangerekend op het resultaat van het boekjaar.
IV. B. Opbrengsten uit vlottende activa (volledig schema) Onder die post worden opgenomen de opbrengsten (interesten, dividenden, enz.) uit activa opgenomen onder posten V., VII., VIII., IX. en X. IV. C. Andere financiële opbrengsten (volledig schema) of III. B. (verkort en microschema) Worden onder die post opgenomen: 1° de meerwaarden verwezenlijkt bij de realisatie van vorderingen, andere dan handelsvorderingen, van geldbeleggingen en van liquide middelen;2° in het volledig schema van de jaarrekening: de als opbrengst geboekte kapitaal- en interestsubsidies;3° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifiek verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening;in dit laatste geval mogen ze onder die post worden opgenomen; 4° alle opbrengsten van financiële aard die geen verband houden met welbepaalde activa. IV. D. Niet-recurrente financiële opbrengsten (volledig schema) Onder die post worden opgenomen de terugneming van waardeverminderingen op financiële vaste activa, de terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten, de meerwaarden bij realisatie van financiële vaste activa en de andere niet-recurrente financiële opbrengsten.
V. A. Kosten van schulden (volledig schema) Worden onder die post opgenomen: 1° de interesten, de commissies en de kosten verbonden aan schulden;2° de afschrijving van de kosten bij uitgifte van leningen en van het disagio. De geactiveerde interesten worden afgetrokken van het bedrag van de onder deze post opgenomen kosten.
V. B. Waardeverminderingen op vlottende activa andere dan bedoeld onder II. E. (toevoegingen +, terugnemingen -) (volledig schema) Onder die post worden opgenomen de waardeverminderingen geboekt op vorderingen andere dan handelsvorderingen, op geldbeleggingen en op liquide middelen. De terugnemingen van waardeverminderingen op deze vlottende activa worden eveneens onder deze post geboekt.
V. C. Andere financiële kosten (volledig schema) Onder die post worden opgenomen alle kosten van financiële aard die niet werden geboekt onder de posten V. A.,V. B. of V. D en in het bijzonder: 1° de minderwaarden verwezenlijkt bij de realisatie van vorderingen, andere dan handelsvorderingen, van geldbeleggingen en van liquide middelen; 2° het disconto ten laste van de vennootschap bij het verhandelen van vorderingen (een wissel, een warrant, een factuur, enz.); 3° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifiek verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening;in dit laatste geval mogen ze onder die post worden opgenomen; 4° de kosten betreffende posten van het eigen vermogen (kosten bij inbreng, kosten bij kapitaalverhoging, niet opgenomen onder de oprichtingskosten, de taks op ter beurze genoteerde effecten, enz.); 5° de commissies en financiële kosten. V. D. Niet-recurrente financiële kosten (volledig schema) Onder die post worden opgenomen: de waardeverminderingen op financiële vaste activa, voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten, de minderwaarden bij realisatie van financiële vaste activa, de andere niet-recurrente financiële kosten en de als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente financiële kosten.
VIII. Belastingen op het resultaat (volledige schema) of VII. (verkort en microschema) Onder die post worden opgenomen: 1° onder belastingen: a) op het resultaat van het boekjaar: - de voorafbetalingen en de werkelijke voorheffingen die met de belasting verrekenbaar zijn, voor zover het bedrag van deze voorafbetalingen en van deze voorheffingen niet hoger is dan het geraamde bedrag van de verschuldigde belastingen;dit overschot wordt geactiveerd; geactiveerd worden eveneens de voorafbetalingen van belastingen die naar het volgende boekjaar werden overgedragen of waarvan de terugbetaling werd gevraagd; - het verschil tussen het geraamde bedrag van de op het resultaat van het boekjaar verschuldigde belastingen en het bedrag van de voorafbetalingen en verrekenbare bestanddelen; - de belastingsupplementen waarvoor een voorziening werd gevormd; - de in het buitenland betaalde of verschuldigde winstbelastingen; b) op de winst van vorige boekjaren: de betaalde, verschuldigde of geraamde belastingsupplementen alsmede de belastingsupplementen waarvoor een voorziening werd gevormd;2° onder regularisering van belastingen en terugneming van voorzieningen voor belastingen: de verkregen, vastgestelde of geraamde regularisering van belastingen die tijdens een vorig boekjaar ten laste werden genomen. X. B. Overboeking naar de belastingvrije reserves (volledig schema) of IX. B. (verkort en microschema) Deze post wordt gebruikt voor de overboeking van bepaalde opbrengsten of een gedeelte van de winst naar de belastingvrije reserves wanneer hun fiscale vrijstelling afhankelijk is van hun behoud in het vermogen van de vennootschap. 3. Inhoud van bepaalde verplichte vermeldingen in de toelichting. Art. 3:91. De inhoud van bepaalde verplichte vermeldingen in de toelichting wordt gedefinieerd als volgt: A. Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen 00 Zekerheden door derden gesteld of onherroepelijk beloofd voor rekening van de vennootschap Op deze rekening worden de zakelijke of persoonlijke zekerheden geboekt die door derden ten behoeve van de crediteuren van de vennootschap zijn gesteld of onherroepelijk beloofd, als waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden of verplichtingen die de vennootschap jegens hen heeft aangegaan. 01 Persoonlijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd voor rekening van derden Op deze rekening worden de persoonlijke zekerheden geboekt die door de vennootschap ten behoeve van derden zijn gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die deze derden hebben aangegaan jegens andere schuldeisers dan de vennootschap zelf.
De wisselverplichtingen zijn die welke voor de vennootschap voortvloeien uit door haar getrokken, geëndosseerde of voor aval getekende wissels in omloop, met uitzondering van de door de vennootschap getrokken bankaccepten. 02 Zakelijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd op eigen activa Op deze rekening worden de zakelijke zekerheden geboekt waarmee de vennootschap haar eigen activa heeft bezwaard of die ze onherroepelijk heeft beloofd voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen van zichzelf of van derden.
In de rekeningen 021 en 023 betreffende de zekerheidstellingen moet in voorkomend geval een onderscheid worden gemaakt tussen de soorten van bezwaarde activa. 03 Ontvangen zekerheden Op deze rekening worden de zakelijke en persoonlijke zekerheden geboekt die de vennootschap heeft ontvangen voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die derden jegens haar hebben aangegaan, met uitzondering van zekerheidstellingen en borgtochten in contanten. 04 Goederen en waarden gehouden door derden in hun naam, maar ten bate en op risico van de vennootschap Op deze rekening worden de goederen en waarden geboekt die ten opzichte van derden aan een ander toebehoren en waarvan de vennootschap het risico draagt maar er tevens de opbrengsten uit int zoals de overeenkomsten tot het houden van een deelneming, indien deze goederen en waarden niet mogen worden opgenomen in de balans. 05 Verplichtingen tot aan- en verkoop van vaste activa Op die rekening worden als verplichtingen tot aankoop geboekt de geplaatste bestellingen en de verplichtingen met optie van derden, en als verplichtingen tot verkoop de ontvangen bestellingen en de opties die aan derden op bezittingen van de vennootschap zijn verleend.
De verplichtingen tot aankoop evenals de verplichtingen tot verkoop die tot de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap behoren en haar vermogen of resultaat niet aanmerkelijk beïnvloeden behoeven niet te worden geboekt. 06 Termijnovereenkomsten Op deze rekening worden in de daartoe aangelegde rekeningen geboekt de koop- en verkoopovereenkomsten op termijn betreffende goederen en vreemde deviezen, alsmede de daartegenoverstaande betalingsverplichtingen en vorderingen. 07 Goederen en waarden van derden gehouden door de vennootschap Op deze rekening worden in afzonderlijke rekeningen geboekt: 1° de gebruiksrechten op lange termijn betreffende goederen die aan derden toebehoren en de daartegenoverstaande verplichtingen, voor zover deze rechten en verplichtingen niet in de balans worden vermeld;2° de goederen en waarden van derden die aan de vennootschap in bewaring, in consignatie of in bewerking zijn gegeven, alsmede de daartegenoverstaande verplichtingen jegens deponenten en committenten;3° de goederen en waarden die de vennootschap uit anderen hoofde voor rekening of ten bate en op risico van derden onder zich houdt, alsmede de daartegenoverstaande verplichtingen. B. Reële waarde Voor het opstellen van de staat XXII die de informatie bevat met betrekking tot het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde voor financiële instrumenten: - Dient te worden verstaan onder reële waarde : de waarde vastgesteld met verwijzing naar: a) een marktwaarde voor de financiële instrumenten waarvoor een betrouwbare markt gemakkelijk is aan te wijzen.Wanneer een marktwaarde voor een gegeven instrument niet eenvoudig kan worden bepaald, maar dit wel kan voor de samenstellende elementen of voor een gelijkaardig instrument, kan de marktwaarde berekend worden op basis van die van zijn bestanddelen of die van het gelijkaardige instrument, of b) een waarde berekend met behulp van modellen en algemeen aanvaarde waarderingstechnieken voor de instrumenten waarvoor een betrouwbare markt niet gemakkelijk aan te wijzen is.Deze waarderingsmodellen en -technieken dienen een redelijke benadering van de marktwaarde op te leveren. - De grondstoffencontracten die ieder van de contractsluitende partijen het recht geven tot afwikkeling in contanten of enig ander financieel instrument worden als afgeleiden financiële instrumenten beschouwd, behalve wanneer: a) de contracten gesloten werden en duurzaam dienen voor de verwachte inkoop-, verkoop-, of gebruiksbehoeften van de vennootschap;b) zij bij de totstandkoming voor dat doeleinde werden bestemd, en c) de afwikkeling naar verwachting zal geschieden door levering van de grondstof. Afdeling 3. - Diverse bepalingen en overgangsbepalingen.
Art. 3:92. De verzekeringsondernemingen die niet worden bedoeld bij artikel III.95, § 2, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht, alsmede de herverzekeringsondernemingen maken hun jaarrekening op overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 november 1994 op de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.
Art. 3:93. De herwaardering van de nijverheids-, handels- of landbouwoutillering en van de daarmede gelijkgestelde nijverheidsgebouwen waartoe wordt overgegaan in toepassing van artikel 511, § 2, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, wordt in de jaarrekening behandeld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit genomen ter uitvoering van dit artikel.
Art. 3:94. Onder post II van de passiefzijde "Herwaarderingsmeerwaarden" mogen rechtstreeks worden geboekt en gehandhaafd tot op het ogenblik waarop de betrokken goederen gerealiseerd zijn de terugneming van waardeverminderingen op deelnemingen, effecten en andere in portefeuille gehouden waardepapieren, voor zover deze waardeverminderingen werden geboekt vóór 1 januari 1976 of, indien de vennootschap het boekjaar anders dan per 31 december afsluit, vóór het begin van het boekjaar afgesloten in de loop van 1977.
Art. 3:95. De vennootschappen en de publiekrechtelijke rechtspersonen en entiteiten, onderworpen aan boek III, titel 3, hoofdstuk 2, van het Wetboek van economisch recht, die voor hun personeelsleden en/of bedrijfsleiders, rust- of overlevingspensioenverplichtingen hebben aangegaan in het kader van een pensioenregeling, die door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening wordt beheerd, zijn vrijgesteld van de vorming van voorzieningen voor die verplichtingen.
Die vrijstelling heeft betrekking op het gedeelte van de voorzieningen waarvoor de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening van een vrijstelling geniet overeenkomstig artikel 163 tot 166, 168 of 169 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening of waarvan de vennootschap of publiekrechtelijke rechtspersoon of entiteit geniet overeenkomstig respectievelijk artikel 165, eerste lid of 168, § 1, tweede lid, van de voormelde wet van 27 oktober 2006. HOOFDSTUK 2. - Geconsolideerde jaarrekening Afdeling 1. - Consolidatiekring
Art. 3:96. De consoliderende vennootschap en al haar dochterondernemingen worden in de consolidatie opgenomen.
Art. 3:97. Een dochteronderneming mag buiten de consolidatie worden gelaten: 1° indien zij slechts van te verwaarlozen betekenis is en haar opneming geen betekenis zou hebben voor de beoordeling van het geconsolideerd vermogen, de geconsolideerde financiële positie of het geconsolideerd resultaat;indien meer dochterondernemingen aan deze voorwaarde voldoen, mag van deze mogelijkheid slechts gebruik worden gemaakt indien zij te zamen aan de gestelde voorwaarde voldoen; 2° indien ingrijpende en duurzame beperkingen in wezenlijke mate de effectieve uitoefening van de controlebevoegdheid over de betrokken dochteronderneming dan wel de aanwending van het vermogen van laatstgenoemde bemoeilijken;3° indien de gegevens die nodig zijn om deze dochteronderneming in de consolidatie op te nemen, niet zonder onevenredige kosten of onverantwoorde vertraging kunnen worden verkregen;4° indien haar aandelen uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden. Gebruik van dit artikel moet worden gemotiveerd in de toelichting.
Art. 3:98. Een dochteronderneming waarover de consoliderende vennootschap een controle in feite bezit wordt buiten de consolidatie gelaten indien de opneming ervan in de consolidatie zou indruisen tegen het in artikel 3:105 verwoorde beginsel.
De toepassing van deze bepaling wordt vermeld en gemotiveerd in de toelichting.
Art. 3:99. De dochterondernemingen in vereffening alsmede de dochterondernemingen die hebben besloten hun bedrijf stop te zetten of waarvoor er niet meer kan van worden uitgegaan dat zij hun bedrijf zullen voortzetten, worden buiten de consolidatie gelaten.
Art. 3:100. De deelnemingen in de dochterondernemingen die met toepassing van de artikelen 3:98en 3:99 buiten de consolidatie zijn gelaten, worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode.
Art. 3:101. Indien de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van de dochterondernemingen die met toepassing van de artikelen3:98 en 3:99 buiten de consolidatie zijn gelaten, niet in België openbaar worden gemaakt, moeten zij bij de geconsolideerde jaarrekening worden gevoegd of voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld op de zetel van de consoliderende vennootschap; in dit laatste geval moeten zij op verzoek verkrijgbaar zijn, tegen een prijs die niet hoger mag liggen dan de kostprijs van de kopie.
Art. 3:102. Indien de samenstelling van het geconsolideerde geheel in de loop van het boekjaar een aanmerkelijke wijziging heeft ondergaan, dient de toelichting inlichtingen te bevatten die een zinvolle vergelijking van de achtereenvolgende geconsolideerde jaarrekeningen mogelijk maken. Afdeling 2. - Algemene beginselen.
Art. 3:103. De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting. Deze stukken vormen één geheel.
Onverminderd artikel 3:30, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden in de geconsolideerde jaarrekening de bedragen in euro uitgedrukt.
Art. 3:104. § 1. De geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze titel. § 2. Het bestuursorgaan van elke consoliderende vennootschap kan echter de beslissing nemen om de geconsolideerde jaarrekening op te stellen met toepassing van het geheel van de internationale boekhoudnormen bepaald door de International Accounting Standards Board en die, op de datum van de afsluiting van de balans werden aangenomen door de Europese Commissie met toepassing van het artikel 3 van de Verordening 1606/2002/EG van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor de jaarrekeningen.
Dergelijke beslissing is onherroepbaar.
Wanneer er van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt vermeldt de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening dat de onderneming daartoe over de nodige administratieve en organisatorische middelen beschikt, alsmede een beschrijving van deze middelen, en dat zij het geheel van de normen vastgesteld door de International Accounting Standards Board toepast die, op de datum van de afsluiting van de balans, werden aangenomen door de Europese Commissie met toepassing van artikel 3 van de in lid 1 vermelde verordening. § 3. De vennootschappen naar Belgisch recht, waarvan de financiële instrumenten op de datum van de afsluiting van de balans worden toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, als bedoeld in artikel 3, 7°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, worden gehouden hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen met toepassing van het geheel van de internationale boekhoudnormen vastgesteld door de International Accounting Standards Board en die, op de dag van de afsluiting van de balans, werden aangenomen door de Europese Commissie met toepassing van artikel 3 van de in § 2, vermelde verordening. § 4. Wanneer door de toepassing van paragraaf 2 of paragraaf 3 de geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld met toepassing van het geheel van de internationale boekhoudnormen bepaald door de International Accounting Standards Board en die op de dag van de afsluiting van de balans, werden aangenomen door de Europese Commissie, omvat de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening naast de vermeldingen voorgeschreven door de aangenomen internationale boekhoudnormen en voor zover deze door de vermelde normen niet wordt vereist, de volgende inlichtingen: 1° voor elke vennootschap opgenomen in of uitgesloten van de consolidatie, alsmede voor de geassocieerde vennootschappen, de naam, de zetel, en, wanneer het gaat om een vennootschap naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van de Ondernemingen;2° het gemiddelde aantal personeelsleden tewerkgesteld door de vennootschappen opgenomen in de consolidatie, uitgesplitst per categorie;3° het globaal bedrag van de bezoldigingen voor het boekjaar toegekend aan de bestuurders of zaakvoerders van de consoliderende vennootschap om reden van hun functies in deze vennootschap, in haar dochterondernemingen en in haar geassocieerde vennootschappen, inbegrepen het bedrag van de rustpensioenen toegekend om dezelfde reden aan gewezen bestuurders of zaakvoerders;4° het globaal bedrag van de voorschotten en de kredieten toegekend aan de bestuurders of zaakvoerders van de consoliderende vennootschap door deze vennootschap, door een dochteronderneming of door een geassocieerde vennootschap. Art. 3:105. De geconsolideerde jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van het geconsolideerde geheel.
Wanneer de toepassing van de bepalingen van deze titel niet volstaat om te voldoen aan dit voorschrift, moeten aanvullende inlichtingen worden verstrekt in de toelichting.
Art. 3:106. Indien in uitzonderingsgevallen blijkt dat de toepassing van een bepaling van de afdelingen 2 tot 4 van dit hoofdstuk strijdig zou zijn met het voorschrift van artikel 3:105, dient met toepassing van voornoemd artikel hiervan te worden afgeweken.
Zulke afwijking moet in de toelichting worden gemotiveerd.
De invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van het geconsolideerde geheel wordt vermeld in de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening over het boekjaar waarin deze afwijking voor het eerst werd toegepast.
Art. 3:107. De geconsolideerde jaarrekening moet duidelijk worden opgesteld en stelselmatig weergeven, enerzijds, op de dag waarop het boekjaar wordt afgesloten, de aard en het bedrag van de bezittingen en rechten van het geconsolideerde geheel, van zijn schulden en verplichtingen evenals van zijn eigen middelen, en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van zijn opbrengsten en zijn kosten. Zij moet zowel in de balans als in de resultatenrekening afzonderlijk de belangen van derden vermelden.
Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen opbrengsten en kosten is verboden, behoudens in de gevallen bij dit hoofdstuk bepaald.
Art. 3:108. De geconsolideerde balans en resultatenrekening moeten voortvloeien uit een samenhangend en controleerbaar boekhoudsysteem, zodanig dat de boekhoudkundige continuïteit van de geconsolideerde jaarrekening van het ene jaar op het andere is verzekerd.
Art. 3:109. De geconsolideerde jaarrekening wordt op dezelfde datum afgesloten als de jaarrekening van de consoliderende vennootschap.
De geconsolideerde jaarrekening kan evenwel op een ander tijdstip worden afgesloten om rekening te houden met de balansdatum van de meeste of van de belangrijkste van de in de consolidatie opgenomen ondernemingen.
Art. 3:110. Onverminderd de artikelen 3:127, 2,134, 3:137 en 3:138, bevat de geconsolideerde jaarrekening alle actief- en passiefbestanddelen en alle rechten en verplichtingen van de consoliderende vennootschap en van de dochterondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen, op de afsluitingsdatum van de geconsolideerde jaarrekening, alsmede alle opbrengsten en kosten van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, die betrekking hebben op de door de geconsolideerde resultatenrekening bestreken periode.
Indien het uiterst moeilijk zou blijken om actief- en passiefbestanddelen en rechten en verplichtingen van de consoliderende vennootschap of van een dochteronderneming, dan wel opbrengsten en kosten uit de door de geconsolideerde resultatenrekening bestreken periode in de geconsolideerde jaarrekening op te nemen op de afsluitingsdatum of zulks de opstelling en openbaarmaking van de geconsolideerde jaarrekening uitermate zou vertragen, dan mogen zij op een ander tijdstip in aanmerking worden genomen. Tussen beide data of de beschouwde periodes mag evenwel onder geen enkel beding meer dan drie maanden liggen.
Art. 3:111. Gebruik van de in artikel 3:109, tweede lid of artikel 3:110, tweede lid bedoelde mogelijkheid wordt gemotiveerd in de toelichting en in de geconsolideerde jaarrekening wordt rekening gehouden met of in de toelichting daarbij melding gemaakt van belangrijke gebeurtenissen die zich tussen de balansdatum waarop de jaarrekening in de geconsolideerde jaarrekening is opgenomen en de datum van afsluiting van de geconsolideerde jaarrekening hebben voorgedaan en betrekking hebben op het vermogen, de financiële positie of het resultaat van de consoliderende vennootschap of van de betrokken dochteronderneming, inzonderheid verrichtingen tussen haar en de consoliderende vennootschap of de dochterondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen.
Art. 3:112. Wanneer een vennootschap die er krachtens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet toe verplicht is een geconsolideerde jaarrekening op te stellen en openbaar te maken, als gevolg van bijzondere bepalingen of op eigen initiatief een geconsolideerde jaarrekening openbaar maakt of mededeelt aan de werknemers of hun vertegenwoordigers, aan overheid of rechter, moet deze zijn opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk, tenzij de betrokken bijzondere bepalingen daarvan afwijken.
Art. 3:113. De consoliderende vennootschap moet haar controlebevoegdheid aanwenden om vanwege de in de consolidatie opgenomen of op te nemen dochterondernemingen te verkrijgen dat zij haar op haar verzoek tijdig de gegevens verstrekken die zij nodig heeft om de verplichtingen na te komen die voor haar uit dit hoofdstuk voortvloeien.
Art. 3:114. Behalve wanneer artikel 3:109, tweede lid, wordt toegepast, wordt de geconsolideerde balans opgesteld na toewijzing, dit wil zeggen, na bestemming van het niet-geconsolideerde resultaat van de consoliderende vennootschap. Wanneer die bestemming bij gebreke van een beslissing van het bevoegde orgaan niet definitief is, wordt de geconsolideerde balans opgesteld onder de opschortende voorwaarde van die beslissing. Afdeling 3. - Waarderingsregels.
Art. 3:115. De in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen actief- en passiefbestanddelen en rechten en verplichtingen worden gewaardeerd overeenkomstig de artikelen 3:6 tot 3:55, met uitzondering van de artikelen 3:12, 3:22 en 3:54.
Zij worden gewaardeerd volgens uniforme regels. Indien in de financiële staten van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen actief- of passiefbestanddelen niet zijn gewaardeerd volgens de regels die voor de geconsolideerde jaarrekening zijn gehanteerd, moeten zij ten behoeve van de consolidatie opnieuw worden gewaardeerd, tenzij de uitkomst van deze nieuwe waardering slechts van een te verwaarlozen betekenis zou zijn, gelet op artikel 3:105.
Het tweede lid is niet van toepassing inzover principieel of qua toepassing afwijkende regels verantwoord zijn in het licht van de economische of juridische context waarin deze bestanddelen voorkomen.
In uitzonderingsgevallen mag van het tweede lid worden afgeweken.
De toelichting vermeldt in welke gevallen met toepassing van het derde en vierde lid verschillende waarderingsregels werden gehandhaafd en waarom.
Art. 3:116. De consoliderende vennootschap moet, onverminderd artikel 3:118, voor haar geconsolideerde jaarrekening dezelfde waarderingsregels toepassen als voor haar jaarrekening.
In uitzonderingsgevallen mag van dit beginsel worden afgeweken op voorwaarde dat de gehanteerde regels stroken met titel 1 en hoofdstuk 1, afdeling 1 van deze titel. Eventuele afwijkingen worden in de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening gemotiveerd.
Art. 3:117. De waarderingsregels moeten van het ene boekjaar op het andere identiek blijven en stelselmatig worden toegepast.
Zij worden evenwel aangepast wanneer, onder meer als gevolg van een belangrijke wijziging in het bedrijf van de consoliderende vennootschap, haar vermogensstructuur of in de economische dan wel technologische omstandigheden de voorheen gehanteerde waarderingsregels niet langer voldoen aan het voorschrift van artikel 3:105.
Het tweede en derde lid van artikel 3:106 zijn van toepassing op dergelijke aanpassingen.
Art. 3:118. Wanneer in de jaarrekening van de consoliderende vennootschap of van een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming, overeenkomstig de geldende fiscale voorschriften op de actiefbestanddelen grotere afschrijvingen of waardeverminderingen zijn toegepast dan economisch verantwoord, of wanneer in de jaarrekening van de consoliderende vennootschap of van een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming, overeenkomstig de geldende fiscale voorschriften passiva werden geboekt, gevormd of gewaardeerd voor een groter bedrag dan economisch verantwoord, kunnen deze bestanddelen pas in de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen nadat deze distorsies ongedaan zijn gemaakt, tenzij indien het belang van betrokken bedragen verwaarloosbaar is, gelet op het doel van artikel 3:105.
Art. 3:119. In de geconsolideerde balans en resultatenrekening wordt rekening gehouden met het verschil dat bij de consolidatie blijkt tussen de aan het boekjaar en de vorige boekjaren toe te rekenen belastingen en de met betrekking tot deze boekjaren betaalde of nog te betalen belastingen, voor zover mag worden aangenomen dat daaruit voor de consoliderende vennootschap of voor een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming in de afzienbare toekomst inderdaad kosten zullen voortvloeien.
Deze belastinglatenties worden aan passiefzijde van de geconsolideerde balans geboekt in een afzonderlijke post IX. B. " Uitgestelde belastingen en belastinglatenties".
Art. 3:120. Wanneer actief- of passiefbestanddelen voor hun opneming in de consolidatie worden aangepast of herberekend, worden de afschrijvingen, waardeverminderingen en resultaten uit overdracht in de geconsolideerde jaarrekening geboekt op grond van deze aangepaste of herberekende waarde.
Art. 3:121. De actief- en passiefbestanddelen, de rechten en verplichtingen alsmede de opbrengsten en kosten van geconsolideerde buitenlandse dochterondernemingen worden, vooraleer in de geconsolideerde jaarrekening te worden opgenomen, omgerekend in euro, hetzij volgens de monetaire/niet-monetaire methode, hetzij volgens de slotkoersmethode.
De keuze van de methode moet voldoen aan het vereiste van het getrouwe beeld bedoeld in artikel 3:105.
Voor verschillende buitenlandse dochterondernemingen die in de consolidatie worden opgenomen, mogen beide methoden tegelijkertijd worden gebruikt, inzover: 1° de keuze beantwoordt aan objectieve criteria en 2° deze criteria stelselmatig worden toegepast. In bijzondere gevallen en met naleving van artikel 3:105 en het 1° en 2° van voorgaand lid, kunnen de consoliderende vennootschappen andere omrekeningsmethoden toepassen. Art. 3:122. § 1. Volgens de monetaire/niet-monetaire methode worden niet-monetaire activa alsmede afschrijvingen, waardeverminderingen en regularisaties met betrekking tot dergelijke activa, omgerekend tegen de geldende koers op het ogenblik waarop deze activa in het vermogen van de consoliderende vennootschap of van de betrokken dochteronderneming zijn opgenomen, zo niet op de in artikel 3:129, tweede lid bedoelde datum, indien later. De monetaire activa en passiva, rechten en verplichtingen worden omgerekend tegen slotkoers; wanneer het wisselrisico met betrekking tot een monetaire post specifiek wordt gedekt, worden de monetaire post en de dekkingsverrichting samen omgerekend, hetzij tegen slotkoers, hetzij tegen de koers van de dekkingsverrichting.
Volgens de slotkoersmethode worden alle zowel monetaire als niet-monetaire actief- en passiefbestanddelen, rechten en verplichtingen - inclusief de verrichtingen ter dekking van het wisselrisico, met uitzondering van diegene die conform het eerste lid moeten worden behandeld - omgerekend tegen slotkoers.
Opbrengsten en kosten worden omgerekend tegen de geldende koers op de datum waarop zij zijn vastgesteld; zij mogen evenwel worden omgerekend tegen een gemiddelde periodekoers of een gemiddelde koers voor het boekjaar. § 2. 1° Bij toepassing van de monetaire/niet-monetaire methode worden de omrekeningsverschillen in de resultatenrekening geboekt; ze kunnen evenwel worden verwerkt volgens de methoden die de consoliderende vennootschap hanteert om omrekeningsverschillen in haar jaarrekening te verwerken. 2° Bij toepassing van de slotkoersmethode worden in de passiefpost "Omrekeningsverschillen" geboekt: a) de omrekeningsverschillen uit de omrekening van de nettopositie van de dochteronderneming bij het begin van de periode tegen een andere koers dan voorheen;b) de omrekeningsverschillen na toepassing van de slotkoers in de balans en van een andere koers in de resultatenrekening;c) de omrekeningsverschillen uit andere wijzigingen in het eigen vermogen van de dochteronderneming.3° Wanneer de omrekeningsverschillen aan passiefzijde in de post "Omrekeningsverschillen" worden geboekt, dan wordt het aan derden toe te rekenen gedeelte van deze omrekeningsverschillen aan passiefzijde in de post "Belangen van derden" geboekt;wanneer ze in resultaat worden genomen wordt het gedeelte van deze verschillen dat toerekenbaar is aan derden in de resultatenrekening in de post "Aandeel van derden in het resultaat" geboekt. 4° In bijzondere gevallen en met inachtneming van artikel 3:105 mogen de consoliderende vennootschappen andere methoden hanteren voor de verwerking van omrekeningsverschillen, inzover de voorwaarden bepaald bij artikel 3:121, tweede lid en derde lid, 1° en 2° worden nageleefd. Afdeling 4. - Consolidatiemethoden
Onderafdeling 1. - Algemene beginselen Art. 3:123. In de geconsolideerde jaarrekening worden het vermogen, de financiële positie en het resultaat van het geconsolideerde geheel opgenomen alsof het om één enkele vennootschap ging.
Art. 3:124. In de geconsolideerde jaarrekening: 1° worden de actief- en passiefbestanddelen, rechten en verplichtingen alsmede opbrengsten en kosten van de consoliderende vennootschap en van haar dochterondernemingen waarover zij de exclusieve controle bezit integraal in de consolidatie opgenomen;2° worden de actief- en passiefbestanddelen, rechten en verplichtingen alsmede opbrengsten en kosten van gemeenschappelijke dochterondernemingen naar evenredigheid in de consolidatie opgenomen;3° worden de deelnemingen in geassocieerde vennootschappen zoals gedefinieerd in artikel 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, gewaardeerd en het aandeel in het resultaat van deze vennootschappen vastgesteld met toepassing van de vermogensmutatiemethode. De gemeenschappelijke dochterondernemingen mogen evenwel in de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode, wanneer hun bedrijf niet nauw geïntegreerd is in het bedrijf van de vennootschap die over de gezamenlijke controle beschikt.
Art. 3:125. De consolidatiebeginselen en -methoden mogen niet van het ene boekjaar tot het andere worden gewijzigd.
Met toepassing van artikel 3:105 mag van het eerste lid worden afgeweken. In dit geval zijn het tweede en derde lid van artikel 3:106 van toepassing.
Onderafdeling 2. - Integrale consolidatie. 1. De geconsolideerde balans. Art. 3:126. Onverminderd de artikelen 3:127 en 3:134, worden alle actief- en passiefbestanddelen van de consoliderende vennootschap en van de dochterondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen, in de geconsolideerde balans opgenomen.
Art. 3:127. In de geconsolideerde balans wordt het eigen vermogen van elke geconsolideerde dochteronderneming: a) ten belope van het deel van haar eigen vermogen dat de aandelen belichaamt in bezit van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochteronderneming, gecompenseerd met de boekwaarde van deze aandelen in de boekhouding van de consoliderende vennootschap en van de dochterondernemingen die ze bezitten, en b) ten belope van het deel van haar eigen vermogen dat de aandelen belichaamt in bezit van andere personen dan de consoliderende vennootschap en de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, aan passiefzijde van de geconsolideerde balans geboekt, in de post "Belangen van derden". Art. 3:128. Het eigen vermogen van de dochteronderneming, dat in aanmerking wordt genomen voor de toepassing van artikel 3:127, vloeit voort uit de boekwaarde van de actiefbestanddelen, de voorzieningen en schulden van deze dochteronderneming, eventueel na aanpassing van de boekwaarde van deze bestanddelen, overeenkomstig de artikelen 3:115, 3:116, 3:118 en 3:119. Het eigen vermogen omvat het resultaat van het boekjaar op datum van verwerving, behalve inzover hierop vóór de verwerving een interimdividend zou zijn toegekend.
Art. 3:129. De vaststelling van de waarde van het eigen vermogen van de dochteronderneming en de in artikel 3:127, a), bedoelde compensatie geschieden voor elke dochteronderneming op de datum waarop de aandelen zijn verworven of op een nabijzijnde datum.
Wanneer evenwel: a) een vennootschap voor de eerste maal een geconsolideerde jaarrekening opstelt, mag deze compensatie, ten belope van de aandelen in haar bezit op die datum, geschieden op de aanvangsdatum van het boekjaar waarop deze eerste geconsolideerde jaarrekening betrekking heeft;b) een dochteronderneming die vroeger niet werd geconsolideerd, noch behandeld volgens de vermogensmutatiemethode, voor de eerste maal in de consolidatie wordt opgenomen, mag deze compensatie, ten belope van de aandelen in haar bezit op die datum, geschieden op de aanvangsdatum van het boekjaar waarop de geconsolideerde jaarrekening waarin de dochteronderneming voor de eerste maal wordt opgenomen, betrekking heeft. Art. 3:130. Het verschil uit deze compensatie overeenkomstig artikel 3:127, a), wordt zoveel mogelijk toegerekend aan de actief- en passiefbestanddelen waarvan de waarde hoger of lager is dan hun boekwaarde in de boekhouding van de dochteronderneming.
Het verschil dat overblijft na toepassing van het eerste lid, wordt in de post "Consolidatieverschillen" van de geconsolideerde balans opgenomen, aan actiefzijde zo het verschil positief is, aan passiefzijde zo het verschil negatief is.
De in het tweede lid bedoelde positieve en negatieve consolidatieverschillen mogen niet met elkaar gecompenseerd worden, tenzij zij betrekking hebben op eenzelfde dochteronderneming; in dit laatste geval is compensatie verplicht.
Indien met toepassing van het eerste lid, actief- en passiefbestanddelen van de dochterondernemingen worden herberekend, dan wordt het aandeel van derden in deze herberekeningen geboekt in de post "Belangen van derden" aan passiefzijde van de geconsolideerde balans.
Art. 3:131. § 1. De in artikel 3:130, tweede lid, bedoelde positieve consolidatieverschillen worden afgeschreven ten laste van de geconsolideerde resultatenrekening, volgens een passend afschrijvingsplan dat overeenstemt met de vermoedelijke gebruiksduur van dit actief. Indien hun afschrijving wordt gespreid over meer dan vijf jaar, moet zulks worden gemotiveerd in de toelichting.
Op deze verschillen worden aanvullende of niet-recurrente afschrijvingen toegepast wanneer het, ingevolge wijzigingen in de economische omstandigheden, niet langer economisch verantwoord is ze tegen die waarde te handhaven in de geconsolideerde balans.
Deze afschrijvingen worden in de resultatenrekening geboekt in een afzonderlijke post van de bedrijfskosten of van de financiële kosten. § 2. Negatieve consolidatieverschillen mogen niet in de geconsolideerde resultatenrekening worden opgenomen. Wanneer evenwel het negatieve consolidatieverschil te verklaren valt uit een op de overeenkomstig artikel 3:129 bepaalde datum verwachte ongunstige ontwikkeling van de resultaten van de betrokken dochteronderneming of uit kosten die deze dochteronderneming naar verwachting zal veroorzaken, wordt het in de geconsolideerde resultatenrekening opgenomen voor zover en op het ogenblik dat deze vooruitzichten werkelijkheid worden.
Art. 3:132. Ingeval de aandelen van een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming geheel of ten dele buiten de consolidatiekring worden gerealiseerd, wordt het overblijvende consolidatieverschil afgeboekt naar verhouding van de gerealiseerde aandelen.
Art. 3:133. De eigen aandelen van de consoliderende vennootschap alsmede de aandelen in de consoliderende vennootschap gehouden door een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming, worden in de geconsolideerde balans geboekt in actiefpost IX. De toelichting vermeldt hoeveel aandelen van de consoliderende vennootschap in bezit zijn van haarzelf en van haar in de consolidatie opgenomen dochteronderneming, alsook welk percentage van de uitgegeven aandelen ze vertegenwoordigen.
Art. 3:134. Worden uit de geconsolideerde balans weggelaten: 1° de onderlinge vorderingen en schulden van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen;2° de winsten en verliezen die zijn begrepen in de waarde van een actief in de geconsolideerde balans, verworven van de consoliderende vennootschap of van een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming.2. De geconsolideerde resultatenrekening. Art. 3:135. Alle opbrengsten en kosten van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen worden onverminderd de artikelen 3:136, 3:143 en 3:145 in de geconsolideerde resultatenrekening opgenomen.
Ze bevat onder de kosten het gedeelte van het resultaat van de dochterondernemingen dat bij bestemming anderszins dan als dividend wordt toegekend.
De overboeking naar de belastingvrije reserves wordt uit de resultatenrekening gehaald en in de resultaatverwerking opgenomen. Dit geldt ook voor de onttrekkingen aan deze belastingvrije reserves.
Art. 3:136. Worden uit de geconsolideerde resultatenrekening weggelaten: 1° de onderlinge opbrengsten en kosten die verband houden met verrichtingen tussen de consoliderende vennootschap en de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen of tussen deze laatste;2° de winsten en verliezen die zijn begrepen in de waarde van een actief dat op de geconsolideerde balans voorkomt en is verworven van de consoliderende vennootschap of van een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming;3° de gerealiseerde meer- en minderwaarden op deelnemingen in de consoliderende vennootschap of in de dochterondernemingen opgenomen in de consolidatie, hetzij behandeld volgens de vermogensmutatiemethode, die zijn overgedragen aan de consoliderende vennootschap of aan in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen;4° de dividenden toegekend door de consoliderende vennootschap of door in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen aan de consoliderende vennootschap of aan in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen;5° de waardeverminderingen op deelnemingen in de consoliderende vennootschap of in dochterondernemingen opgenomen in de consolidatie, hetzij behandeld volgens de vermogensmutatiemethode. Art. 3:137. Het gedeelte van het resultaat van de volledig geconsolideerde dochterondernemingen dat kan worden toegerekend aan aandelen die worden gehouden door andere personen dan de consoliderende vennootschap of de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, wordt in de geconsolideerde resultatenrekening vermeld onder de post "Aandeel van derden in het resultaat". 3. De geconsolideerde toelichting. Art. 3:138. De inlichtingen met betrekking tot het geheel van de consoliderende vennootschap en de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen die krachtens dit besluit in de toelichting moeten worden opgenomen, slaan niet op de wederzijdse rechten en verplichtingen die worden weggelaten. 4. Gemeenschappelijke bepaling. Art. 3:139. De in de artikelen 3:134, 3:136, eerste lid, 1° en 2°, en 3:138 bedoelde weglatingen mogen achterwege blijven wanneer de betrokken bedragen, gelet op het doel van artikel 3:105 slechts van te verwaarlozen betekenis zijn.
Onderafdeling 3. - Evenredige consolidatie Art. 3:140. In geval van evenredig geconsolideerde gemeenschappelijke dochterondernemingen: a) zijn de artikelen 3:127, a) en 3:128 tot 3:133 van toepassing;b) worden de actief- en passiefbestanddelen, rechten en verplichtingen, opbrengsten en kosten van gemeenschappelijke dochterondernemingen in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen naar rato van de rechten in het kapitaal of voor wat de kapitaalloze vennootschappen betreft, in de inbreng die door de consoliderende vennootschap en door de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen worden gehouden;de artikelen 3:134, 3:136, 3:138 en 3:139 zijn van toepassing. Afdeling 5. - De vermogensmutatie
Art. 3:141. Deelnemingen in vennootschappen waarop de vermogensmutatiemethode is toegepast, worden in de geconsolideerde balans opgenomen onder een afzonderlijke post van de financiële vaste activa, genoemd "Vennootschappen waarop vermogensmutatie is toegepast".
Art. 3:142. § 1. Wanneer op een deelneming de vermogensmutatiemethode wordt toegepast, wordt zij in de geconsolideerde balans opgenomen voor het bedrag dat overeenkomt met het deel van het eigen vermogen van de betrokken vennootschap, inclusief het resultaat over het boekjaar, dat deze deelneming belichaamt.
Artikel 3:129 is van overeenkomstige toepassing wat de datum betreft waarop deze deelneming wordt herberekend. § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 bestaat het eigen vermogen van de betrokken vennootschap uit het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de boekwaarde van de voorzieningen en schulden van deze vennootschap. Het eigen vermogen omvat het resultaat van het boekjaar op datum van verwerving, behalve inzover hierop vóór de verwerving een interimdividend is toegekend.
Wanneer geen uniforme regels werden gehanteerd voor de waardering van actief- of passiefbestanddelen van de geassocieerde vennootschap en voor de consolidatie, kunnen deze bestanddelen opnieuw worden gewaardeerd volgens de voor de consolidatie gehanteerde methoden.
Wanneer niet opnieuw wordt gewaardeerd, moet zulks in de toelichting onder de waarderingsregels worden vermeld. § 3. Voorzover het verschil tussen de boekwaarde van de deelneming en de hiermee overeenstemmende fractie van het eigen vermogen zoals vastgesteld overeenkomstig paragraaf 2, kan worden toegerekend aan identificeerbare actief- of passiefbestanddelen van de betrokken vennootschap met een grotere of kleinere waarde dan waartegen zij in de boekhouding van de betrokken vennootschap staan geboekt, dan wordt dit verschil toegerekend aan de waarde waartegen deze deelneming in de geconsolideerde jaarrekening wordt geboekt. § 4. Het verschil dat overblijft na toepassing van paragraaf 3 wordt in de post "Consolidatieverschillen" van de geconsolideerde balans opgenomen, aan actiefzijde bij een positief verschil, aan passiefzijde bij een negatief verschil. Positieve en negatieve verschillen mogen niet worden gecompenseerd, tenzij zij betrekking hebben op een zelfde geassocieerde vennootschap; in dit laatste geval is compensatie verplicht. § 5. De artikelen 3:131 en 3:132 zijn van toepassing op de verschillen na vermogensmutatie.
Art. 3:143. De waarde waartegen de deelneming in de geconsolideerde jaarrekening, overeenkomstig artikel 3:142, §§ 1 en 2, is opgenomen, wordt vervolgens, naar gelang van het geval, verhoogd of verminderd met het bedrag van de tijdens het boekjaar of het gedeelte van het boekjaar opgetreden verandering in het deel van het eigen vermogen van de betrokken vennootschap dat deze deelneming belichaamt. Dit eigen vermogen omvat, naast het resultaat van het boekjaar, met uitsluiting evenwel van het gedeelte hiervan dat bij bestemming anderszins dan als dividend wordt toegekend, tevens de uitdrukking van een herwaarderingsmeerwaarde, de verkrijging van een kapitaalsubsidie, de overboeking van een gerealiseerde meerwaarde naar de belastingvrije reserves en de boeking van een uitgiftepremie naar aanleiding van de uitgifte van een converteerbare obligatielening.
Deze waarde wordt verminderd met het bedrag van de dividenden met betrekking tot deze deelneming.
Bij toepassing van artike 3:142, § 3, wordt deze waarde zonodig aangepast om rekening te houden met de gevolgen van de waardeherberekeningen met toepassing van genoemd artikel 3:142, § 3.
Art. 3:144. De bepalingen over de omrekening in euro, van tegoeden en verplichtingen in deviezen en van de financiële staten van dochterondernemingen in het buitenland, zijn van toepassing op de vennootschappen waarop de vermogensmutatie is toegepast.
Art. 3:145. § 1. Het aandeel in het resultaat van de betrokken vennootschap dat aan deze deelneming kan worden toegerekend, wordt vermeld in de geconsolideerde resultatenrekening onder een afzonderlijke post "Aandeel in het resultaat van de vennootschappen waarop vermogensmutatie is toegepast". § 2. De resultaten van verrichtingen tussen de consoliderende vennootschap en de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen alsmede vennootschappen waarop de vermogensmutatiemethode wordt toegepast en die begrepen zijn in de boekwaarde van de activa van de consoliderende vennootschap of van een dochteronderneming opgenomen in de consolidatie, hetzij van een vennootschap waarop de vermogensmutatiemethode wordt toegepast, worden voor zover de daartoe noodzakelijke gegevens bekend of toegankelijk zijn, uit de geconsolideerde resultaten weggelaten.
Ten aanzien van voorgaand lid zijn de artikelen 3:136 en 3:139 van toepassing.
Art. 3:146. Het aandeel in de herwaarderingsmeerwaarde, de verkrijging van een kapitaalsubsidie, de overboeking van een gerealiseerde meerwaarde naar de belastingvrije reserves en de boeking van een uitgiftepremie naar aanleiding van de uitgifte van een converteerbare obligatielening van de betrokken vennootschap dat aan deze deelneming kan worden toegerekend, wordt vermeld in de geconsolideerde balans onder de rubriek "Reserves".
Art. 3:147. Wanneer een vennootschap waarop de vermogensmutatiemethode wordt toegepast, een geconsolideerde jaarrekening opstelt, zijn de bepalingen van deze afdeling van toepassing onder verwijzing naar de geconsolideerde jaarrekening van deze vennootschap.
Art. 3:148. De vermogensmutatiemethode hoeft niet te worden toegepast wanneer de toepassing ervan slechts van te verwaarlozen betekenis zou zijn, gelet op het doel van artikel 3:105. Afdeling 6. - Vorm en inhoud van de geconsolideerde jaarrekening
Onderafdeling 1. - Algemene beginselen Art. 3:149. § 1. De geconsolideerde balans en resultatenrekening worden opgesteld overeenkomstig de schema's opgenomen in bijlage 5 van dit besluit, onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk, samengevat in onderafdeling 2 van deze afdeling en met inachtneming van de aanpassingen die noodzakelijk zijn wegens de eigen kenmerken van de geconsolideerde jaarrekening.
De omschrijving van de in de schema's door een hoofdletter aangegeven posten en van de subposten moet, wanneer de naleving van het voorschrift van artikel 3:105 dit vereist, worden aangepast aan de bijzondere aard van het bedrijf, het vermogen en de opbrengsten en kosten van het geconsolideerd geheel.
De omschrijving van de posten in de jaarrekeningschema's opgelegd bij titel 2, hoofdstuk 1 van dit boek zijn, onverminderd onderafdeling 2 van deze afdeling, van toepassing op de overeenstemmende posten in de schema's van de geconsolideerde jaarrekening. § 2. De bedrijfsresultaten kunnen, in afwijking van paragraaf 1, in de geconsolideerde resultatenrekening worden gerangschikt naar hun bestemming, overeenkomstig onderafdeling 2 van deze afdeling. § 3. Indien het bedrijf van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, als geheel beschouwd, voornamelijk bestaat uit een bankbedrijf, wordt de geconsolideerde jaarrekening opgesteld volgens de schema's en waarderingsregels die naar gelang van het geval, van toepassing zijn op de jaarrekening van de kredietinstellingen. De staten XIII en XV van artikel 3:156 zijn niet van toepassing.
Indien het bedrijf van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, als geheel beschouwd, voornamelijk bestaat uit een verzekerings- of herverzekeringsbedrijf, is de consoliderende vennootschap onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 februari 1996 betreffende de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen.
Art. 3:150. De posten van de geconsolideerde balans en resultatenrekening en de vermeldingen in de toelichting mogen worden weggelaten wanneer zij niet dienstig zijn voor het betrokken boekjaar en het voorafgaande boekjaar.
Art. 3:151. Kunnen actief- of passiefbestanddelen tot meer dan één post of subpost van de balans behoren, of opbrengsten dan wel kosten tot meer dan één post of subpost van de resultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder die post die ten opzichte van het voorschrift van artikel 3:105 het meest is aangewezen. In dergelijk geval wordt in de toelichting het verband met de andere posten vermeld.
De consoliderende vennootschappen kunnen de posten en subposten die verplicht worden vermeld, verder indelen.
Er mag in bijkomende subposten worden voorzien voor zover hun inhoud niet door een andere subpost, vermeld in de schema's, wordt gedekt.
Art. 3:152. Bij elke post en subpost van de geconsolideerde balans en resultatenrekening wordt het bedrag van de overeenkomstige post van het voorafgaande boekjaar vermeld.
Wanneer de bedragen van het voorafgaande boekjaar niet vergelijkbaar zijn, moet de toelichting de nodige gegevens bevatten om een betekenisvolle vergelijking tussen de opeenvolgende geconsolideerde jaarrekeningen mogelijk te maken.
De verplichting om cijfers over het voorgaande boekjaar te vermelden, geldt niet voor de geconsolideerde jaarrekening over het eerste boekjaar waarin de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn.
Art. 3:153. De indeling van de geconsolideerde jaarrekening moet identiek zijn van het ene jaar tot het andere; ze wordt echter gewijzigd wanneer zij, onder meer ingevolge een belangrijke wijziging in de structuur van het vermogen, van de opbrengsten en van de kosten van het geconsolideerde geheel, niet meer beantwoordt aan het voorschrift van artikel 3:105. Deze wijzigingen worden gemotiveerd in de toelichting over het boekjaar waarin zij werden ingevoerd.
Onderafdeling 2. - Geconsolideerde jaarrekening 1. Schema van de balans. Art. 3:154. De balans wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 5. 2. Schema's van de resultatenrekening. Art. 3:155. Naar gelang van de gekozen opsplitsing van de bedrijfsresultaten moet de resultatenrekening worden opgesteld overeenkomstig de schema's opgenomen in bijlage 5. 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:156. In de toelichting moeten, naast de door andere bepalingen van dit hoofdstuk voorgeschreven vermeldingen, de volgende gegevens worden opgenomen indien van materieel belang zoals gedefinieerd in artikel 3:58, § 5, tweede lid: I. De criteria die worden gehanteerd, respectievelijk voor de integrale consolidatie, voor de evenredige consolidatie en voor de opneming volgens de vermogensmutatiemethode, alsmede de gevallen waarin van deze criteria wordt afgeweken, met motivering ervan.
II. a) Naam en zetel - en zo het gaat om een dochteronderneming naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen - van de volledig in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, alsmede het deel van het kapitaal of de inbreng van deze dochterondernemingen, dat wordt gehouden door de consoliderende vennootschap en de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, alsmede door personen die in eigen naam optreden maar voor rekening van de consoliderende vennootschap of van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen.b) Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt met betrekking tot de dochterondernemingen die, met toepassing van artikel 3:97 niet volledig worden geconsolideerd, alsmede de reden van die uitsluiting. III. a) Naam en zetel - en zo het gaat om een dochteronderneming naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen - van de gemeenschappelijke dochterondernemingen waarop, met toepassing van artikel 3:124, eerste lid, 2°, een evenredige consolidatie is toegepast, de gegevens waaruit het gezamenlijke bestuur blijkt, alsmede het deel van het kapitaal of de inbreng van deze gemeenschappelijke dochterondernemingen dat wordt gehouden door de consoliderende vennootschap en door de volledig in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, alsmede door personen die in eigen naam optreden maar voor rekening van de consoliderende vennootschap of van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen.b) Dezelfde gegevens worden verstrekt met betrekking tot de gemeenschappelijke dochterondernemingen waarop, met toepassing van artikel 3:97, geen evenredige consolidatie wordt toegepast, alsmede de reden van deze uitsluiting. IV. a) Naam en zetel - en zo het gaat om een vennootschap naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen - van de vennootschappen waarop, met toepassing van de artikelen 3:100 en 3:124, eerste lid, 3°, de vermogensmutatiemethode wordt toegepast, met opgave van het deel van hun kapitaal of hun inbreng dat wordt gehouden door de consoliderende vennootschap en door de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, alsmede door personen die optreden in eigen naam maar voor rekening van de consoliderende vennootschap of van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen.b) Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt met betrekking tot de geassocieerde vennootschappen waarop, met toepassing van artikel 3:148, geen vermogensmutatiemethode wordt toegepast. V. Naam en zetel - en zo het gaat om een vennootschap naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen - van de niet in de nummers II tot IV bedoelde vennootschappen, waarin de consoliderende vennootschap en de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen en de op grond van de artikelen 3:97 of 3:98, buiten de consolidatie gelaten dochterondernemingen, hetzij zelf, hetzij via een persoon die in eigen naam, maar voor hun rekening optreedt, ten minste 10 % van het kapitaal of de inbreng bezitten, met opgave van hun deel in het kapitaal of de inbreng, alsmede van het bedrag van het eigen vermogen en van het resultaat van de betrokken vennootschap over het laatste boekjaar waarvoor een jaarrekening is opgesteld. Deze gegevens mogen achterwege worden gelaten, indien zij, gelet op het doel van artikel 3:105, van te verwaarlozen betekenis zijn. De vermelding van het eigen vermogen en van het resultaat mag eveneens achterwege blijven, wanneer de betrokken vennootschap niet verplicht is deze gegevens openbaar te maken.
VI. De gehanteerde criteria voor de waardering van de verschillende posten van de geconsolideerde jaarrekening, en inzonderheid: a) voor de vorming en aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten, alsmede voor de herwaarderingen;b) voor de omrekeningsgrondslagen die worden toegepast om in de geconsolideerde jaarrekening bedragen te boeken die in een andere munt zijn of oorspronkelijk waren uitgedrukt, dan de munt waarin de geconsolideerde jaarrekening is gesteld, en voor de omrekening van de boekhoudstaten van dochterondernemingen en van geassocieerde vennootschappen naar buitenlands recht in de geconsolideerde jaarrekening. VII. Een staat van de oprichtingskosten (actiefpost I), met opgave van hun nettoboekwaarde aan het einde van het voorafgaande boekjaar, de wijzigingen tijdens het boekjaar (nieuwe kosten, afschrijvingen, omrekeningsverschillen, overige), alsmede van hun nettoboekwaarde aan het einde van het boekjaar, uitgesplitst in: - kosten van oprichting, kapitaalverhoging of verhoging van de inbreng, kosten bij uitgifte van leningen, disagio en andere oprichtingskosten; - herstructureringskosten.
VIII. Een staat van de immateriële vaste activa (actiefpost II) uitgesplitst in: - kosten van ontwikkeling, - concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten, - goodwill, - vooruitbetalingen, en die voor elk van deze posten de gegevens vermeldt bedoeld in de punten a), c) en d) van staat IX hieronder.
IX. Een staat van de materiële vaste activa (actiefpost IV) uitgesplitst in: - gebouwen en terreinen (IV.A), - installaties, machines en uitrusting (IV.B), - meubilair en rollend materieel (IV.C), - leasing en soortgelijke rechten (IV.D), - andere materiële vaste activa (IV.E), - vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen (IV.F), en die voor elk van deze posten volgende gegevens vermeldt: a) het bedrag van de aanschaffingswaarde aan het einde van het voorgaande boekjaar, de wijzigingen ervan tijdens het boekjaar (aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa, overboekingen van één post naar een andere, overdrachten en buitengebruikstellingen, omrekeningsverschillen), (andere wijzigingen) en het bedrag ervan aan het einde van het boekjaar;b) het bedrag van de meerwaarden aan het einde van het voorafgaande boekjaar, de wijzigingen ervan tijdens het boekjaar (geboekte meerwaarden, meerwaarden verworven van derden, afgeboekte meerwaarden, overboekingen van één post naar een andere, omrekeningsverschillen), (andere wijzigingen) en het bedrag ervan aan het einde van het boekjaar;c) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen aan het einde van het voorafgaande boekjaar, de wijzigingen ervan tijdens het boekjaar (geboekt of teruggenomen via de resultatenrekening, verworven van derden, afgeboekt of overgeboekt, van één post naar een andere, omrekeningsverschillen, andere wijzigingen), en het bedrag van deze afschrijvingen en waardeverminderingen aan het einde van het boekjaar;d) het bedrag van de nettoboekwaarde aan het einde van het boekjaar. Voor de rechten voortvloeiend uit leasing of een gelijkaardige overeenkomst wordt de nettoboekwaarde aan het einde van het boekjaar uitgesplitst in: terreinen en gebouwen; installaties, machines en uitrusting; meubilair en rollend materieel.
X. Een staat van de financiële vaste activa (actiefpost V) met volgende afzonderlijke vermeldingen: A. Voor de posten V. A. 1. en V. B. 1.: 1° de gegevens bedoeld in de punten a), b), c) en d) van voornoemde staat nr.IX, evenals de verhogingen of verminderingen na toepassing van artikel 3:143; 2° het bedrag aan het einde van het voorafgaande boekjaar, de wijzigingen ervan tijdens het boekjaar en het bedrag ervan aan het einde van het boekjaar, van de niet-opgevraagde bedragen. B. Voor de posten V. A. 2. en V. B. 2., de nettoboekwaarde aan het einde van het voorafgaande boekjaar, de wijzigingen ervan tijdens het boekjaar (toevoegingen, terugbetalingen, geboekte en teruggenomen waardeverminderingen, omrekeningsverschillen, overige), de boekwaarde aan het einde van het boekjaar en het gecumuleerde bedrag van de waardeverminderingen aan het einde van het boekjaar.
XI. Een staat van de reserves en het overgedragen resultaat (passiefpost IV) met vermelding van de oorzaak van de schommelingen van het bedrag van deze reserves van het ene boekjaar tot het andere.
XII. Een staat van de consolidatieverschillen en de verschillen na toepassing van de vermogensmutatiemethode, uitgesplitst naar positieve of negatieve consolidatieverschillen dan wel naar positieve of negatieve verschillen na toepassing van de vermogensmutatiemethode, met vermelding van: - de nettoboekwaarde aan het einde van het voorafgaande boekjaar; - de wijzigingen tijdens het boekjaar: - ingevolge een stijging van het deelnemingspercentage; - ingevolge een daling van het deelnemingspercentage; - afschrijvingen; - in resultaat genomen verschillen (artikel 3:131, § 2); - andere wijzigingen; - de nettoboekwaarde aan het einde van het boekjaar.
XIII. Een staat van de schulden, met: A. een uitsplitsing, per post van passiefpost X, van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar, naargelang hun resterende looptijd ten hoogste één jaar, meer dan één jaar doch ten hoogste vijf jaar, of meer dan vijf jaar bedraagt;
B. het bedrag van de schulden (passiefposten X en XI) of van het gedeelte van de schulden die gewaarborgd zijn door zakelijke zekerheden die zijn gesteld of onherroepelijk beloofd op de activa van de consoliderende vennootschap of van de in de consolidatie opgenomen dochtervennootschappen.
Bevoorrechte schulden worden niet opgenomen onder de gewaarborgde schulden, tenzij het gaat om het voorrecht van de verkoper. Het eigendomsvoorbehoud wordt gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid.
Worden daarentegen niet gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid: het uitdrukkelijke ontbindend beding, de verbintenis om bepaalde goederen niet te vervreemden, niet te belasten met zakelijke rechten ten voordele van derden, of er geen zakelijke zekerheid op te stellen zonder de instemming van een schuldeiser.
De onder B bedoelde bedragen worden uitgesplitst per post onder de passiefposten X en XI, zonder onderscheid naar gelang van hun termijn.
XIV. De volgende gegevens met betrekking tot het resultaat over het boekjaar en over het voorafgaande boekjaar: A. Een uitsplitsing van de netto-omzet (post I. A.) naar categorie van bedrijfsactiviteit en naar geografische markten, voor zover deze categorieën en markten, vanuit het oogpunt van de organisatie van de verkoop van goederen en de verlening van diensten in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, onderling aanzienlijk verschillen.
B. 1° Het gemiddeld personeelsbestand bij de consoliderende vennootschap en bij de volledig geconsolideerde dochterondernemingen, uitgesplitst naar categorie, alsook de personeels- en pensioenkosten die betrekking hebben op het boekjaar, indien niet afzonderlijk vermeld in de geconsolideerde resultatenrekening; 2° verhoudingsgewijs dezelfde gegevens voor het personeelsbestand bij de dochterondernemingen waarop een evenredige consolidatie is toegepast. C. Wat de niet-recurrente resultaten betreft, een uitsplitsing van de posten "Andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten", "Andere niet-recurrente bedrijfskosten", "Andere niet-recurrente financiële opbrengsten" en "Andere niet-recurrente financiële kosten", wanneer in deze posten belangrijke bedragen voorkomen.
D. Wat de belastingen op het resultaat betreft (post VIII): 1° het verschil tussen (a) enerzijds, de som (op geconsolideerd niveau) van de belastingen bestemd voor het boekjaar in de statutaire financiële overzichten van de geconsolideerde ondernemingen, met name de moedervennootschap en haar dochterondernemingen (de aan de geconsolideerde resultatenrekening van het boekjaar en de vorige boekjaren toegerekende belastingen) en (b) anderzijds, de som van de belastingen die effectief betaald werden of opgelegd werden voor het boekjaar of een voorgaand boekjaar, voor zover dit verschil van belang is met het oog op de in de toekomst te betalen belastingen;2° gegevens omtrent de invloed van de niet-recurrente resultaten op de belastingen op het resultaat van het boekjaar. XV. De volgende gegevens met betrekking tot de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: A. 1° Het bedrag van de persoonlijke zekerheden die door de consoliderende vennootschap of door de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van derden; 2° het bedrag van de zakelijke zekerheden die door de consoliderende vennootschap en door de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen werden gesteld of onherroepelijk beloofd op hun eigen activa als waarborg voor schulden en verplichtingen van de consoliderende vennootschap of van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, enerzijds, en van derden anderzijds;3° de goederen en waarden gehouden door derden in hun naam maar ten bate en op het risico van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, voor zover deze goederen en waarden niet op de balans voorkomen;4° de verplichtingen tot aan- of verkoop van vaste activa, uitgesplitst naar verplichtingen tot aankoop en verplichtingen tot verkoop;5° de rechten en verplichtingen uit verrichtingen op rentestanden, wisselkoersen, prijzen van grondstoffen of handelsgoederen en andere gelijkaardige verrichtingen. B. Inlichtingen betreffende de technische waarborgen verbonden aan reeds gepresteerde verkopen of diensten.
C. Rust- en overlevingspensioenverplichtingen ten gunste van personeelsleden of ondernemingsleiders, ten laste van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen.
D. De aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na balansdatum hebben voorgedaan bij de consoliderende vennootschap of bij de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen en die niet in de resultatenrekening of balans worden weergegeven.
E. Het bedrag, de aard en de vorm van belangrijke hangende geschillen en andere belangrijke verplichtingen die hierboven niet zijn bedoeld.
XVI. Aard en zakelijk doel van buitenbalans regelingen De aard en het zakelijke doel van iedere regeling die niet in de geconsolideerde balans wordt opgenomen, en de financiële gevolgen van deze regelingen, mits de risico's of voordelen die uit dergelijke regelingen voortvloeien van enige betekenis zijn en voor zover de openbaarmaking van dergelijke risico's of voordelen noodzakelijk is voor de beoordeling van de financiële positie van de ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen als één geheel.
XVII. A. Een staat over de betrekkingen met verbonden, niet in de consolidatie opgenomen ondernemingen, die zowel voor het afgesloten boekjaar als voor het voorafgaande boekjaar volgende gegevens vermeldt: 1° het bedrag van de deelnemingen en aandelen;2° het bedrag van de vorderingen op respectievelijk meer dan één jaar en hoogstens één jaar;3° de geldbeleggingen, met een onderscheid tussen de aandelen en de vorderingen;4° het bedrag van de schulden op respectievelijk meer dan één jaar en hoogstens één jaar;5° het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden die werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van verbonden ondernemingen;6° de andere betekenisvolle financiële verplichtingen;7° de financiële resultaten, met een onderscheid: a) inzake opbrengsten, naar: - opbrengsten uit financiële vaste activa; - opbrengsten uit vlottende activa; - andere financiële opbrengsten. b) inzake kosten, naar: - kosten van schulden; - andere financiële kosten.
B. De vermeldingen bedoeld in A, 1°, 2° en 4°, worden ook verstrekt voor de niet in de consolidatie opgenomen ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat.
XVIII. A. Het totaal bedrag van de ten laste van het boekjaar toegekende bezoldigingen aan de bestuurders of zaakvoerders van de consoliderende vennootschap uit hoofde van hun werkzaamheden in de consoliderende vennootschap, haar dochterondernemingen en geassocieerde vennootschappen, inclusief het bedrag van aan de gewezen bestuurders of zaakvoerders uit dien hoofde toegekende rustpensioenen.
B. Het totaalbedrag van de voorschotten en kredieten toegekend aan de bestuurders of zaakvoerders van de consoliderende vennootschap, door deze laatste, door een dochteronderneming of een geassocieerde vennootschap.
C. De volgende gegevens over de commissaris en over de personen met wie hij verbonden is: - de bezoldiging van de commissaris voor de uitoefening van een mandaat van commissaris; - de bezoldiging van de commissaris voor de uitoefening van uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd bij de vennootschappen van de groep, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de bezoldiging van personen met wie de commissaris verbonden is voor de uitoefening van een mandaat van commissaris; - de bezoldiging van personen met wie de commissaris verbonden is voor de uitoefening van uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd bij de vennootschappen van de groep, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de vermeldingen vereist in toepassing van het artikel 3:64, § 2, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
XIX. Transacties met verbonden partijen buiten normale marktvoorwaarden.
De transacties, met uitzondering van transacties binnen de groep, aangegaan door de moederonderneming, of door andere ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen, met verbonden partijen, met inbegrip van het bedrag van dergelijke transacties, de aard van de betrekking met de verbonden partij en andere informatie over de transacties die noodzakelijk is voor het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van de ondernemingen die in de consolidatie als één geheel zijn opgenomen, indien dergelijke transacties van enige betekenis zijn en niet onder normale marktvoorwaarden zijn verricht.
Informatie over individuele transacties kan overeenkomstig de aard daarvan worden samengevoegd, behalve wanneer gescheiden informatie nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van de transacties met verbonden partijen voor de financiële positie van de ondernemingen die in de consolidatie als één geheel zijn opgenomen.
Deze informatie is niet vereist voor transacties die zijn aangegaan tussen twee of meer leden van een groep, mits de dochterondernemingen die partij zijn bij de transactie, geheel in eigendom zijn van een dergelijk lid.
Onder 'verbonden partij' wordt hetzelfde verstaan als in de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002.
XX. De volgende gegevens betreffende het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde: In geval van niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde voor de financiële instrumenten: voor iedere categorie afgeleide financiële instrumenten, voor het boekjaar en het vorig boekjaar, een overzicht van de omvang en de aard van de instrumenten, het ingedekte risico en een vergelijking tussen de boekwaarde en reële waarde van de instrumenten indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in artikel 3:91. B voorgeschreven methoden.
Voor financiële vaste activa die in aanmerking worden genomen tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde: de boekwaarde en de reële waarde van de afzonderlijke activa, dan wel van de passende groepen van deze afzonderlijke activa en de redenen waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die aan de veronderstelling ten grondslag liggen dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd.
Art. 3:157. De gegevens die krachtens dit besluit in de toelichting moeten worden vermeld, mogen achterwege blijven wanneer hun belang verwaarloosbaar is, gelet op artikel 3:105.
Onderafdeling 3 Inhoud van sommige posten van de geconsolideerde jaarrekening Art. 3:158. Inbreng: deze rubriek bevat uitsluitend het kapitaal of de inbreng van de consoliderende vennootschap.
Uitgiftepremie: deze post bevat uitsluitend de uitgiftepremie van de consoliderende vennootschap.
Herwaarderingsmeerwaarden: deze rubriek bevat de herwaarderingsmeerwaarden van de consoliderende vennootschap en de herwaarderingsmeerwaarden op materiële en financiële vaste activa van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, die sinds hun opneming in de consolidatie zijn geboekt.
Reserves: deze rubriek bevat de reserves (daaronder begrepen het overgedragen resultaat) van de consoliderende vennootschap vóór de eerste consolidatie, vermeerderd met het aandeel van de groep in de geconsolideerde resultaten na aftrek van de uitkeringen verricht door de consoliderende vennootschap. De reserves mogen slechts worden gestijfd door bestemming van het geconsolideerde resultaat.
Kosten van verkopen: de kosten van verkopen omvatten alle productiekosten, inclusief de afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten die slaan op de verkopen van de periode.
Commerciële en administratieve kosten: de commerciële en administratieve kosten omvatten alle kosten, daaronder begrepen de afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten, die verband houden met respectievelijk de handelsfunctie en de administratieve functie.
TITEL 3. - Jaarrekening van VZW's, IVZW's en stichtingen andere dan deze bedoeld in de artikelen 3:47, § 2 en 3:51, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: bijzondere bepalingen HOOFDSTUK 1. - Jaarrekening Afdeling 1. - Waarderingsregels: bijzondere bepalingen
Art. 3:159. Wanneer de functionaliteit van materiële vaste activa constant is, kan het bestuursorgaan van de VZW, IVZW of stichting, mits melding en verantwoording in de toelichting, beslissen om deze materiële vaste activa niet af te schrijven en de onderhouds- en vervangingskosten die daaraan verbonden zijn, op zich te nemen.
Art. 3:160. De goederen die aan de VZW, IVZW of stichting werden geschonken of nagelaten worden geboekt op het ogenblik van hun verkrijging.
De VZW, IVZW of stichting waardeert de goederen die haar worden geschonken of nagelaten tegen aanschaffingswaarde. Het bestuursorgaan kan, mits melding en verantwoording in de toelichting, evenwel beslissen om deze geschonken of nagelaten goederen te waarderen tegen werkelijke waarde, marktwaarde of gebruikswaarde waarbij het verschil tussen de aanschaffingswaarde en deze waarde wordt geboekt op een afzonderlijke subrekening van het betrokken actief met als tegenpost een opbrengstrekening of een rekening van het eigen vermogen. Wanneer het verschil betrekking heeft op een vast actief met een beperkte gebruiksduur moet dit verschil worden afgeschreven over de gebruiksduur. Afdeling 2. - Vorm en inhoud van de jaarrekening
Onderafdeling 1. - Sociale balans Art. 3:161. § 1. De toelichting bevat de inlichtingen betreffende de sociale balans bedoeld in hoofdstuk 9 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid indien de VZW, IVZW of stichting een jaargemiddelde van ten minste 20 personeelsleden telt, uitgedrukt in voltijdse equivalenten en waarvoor de VZW, IVZW of stichting een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling heeft gedaan bij de met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen belaste instelling of die zijn ingeschreven in het algemeen personeelsregister, krachtens het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten.
De sociale balans bevat de informatie als bedoeld in artikel 5:2. § 2. De sociale balans van een VZW, IVZW of stichting die overeenkomstig artikel 3:47, § 3 en 3:51, § 3, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen een jaarrekening opmaakt volgens een verkort schema en die een jaargemiddelde van ten minste 20 personeelsleden telt, uitgedrukt in voltijdse equivalenten en waarvoor de VZW, IVZW of stichting een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling heeft gedaan bij de met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen belaste instelling of die zijn ingeschreven in het algemeen personeelsregister krachtens het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten, bevat de informatie als bedoeld in artikel 5:3.
Onderafdeling 2. - Jaarrekening volgens volledig schema 1. Schema van de balans. Art. 3:162. De balans wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 6. 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:163. De resultatenrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 6. 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:164. De toelichting bij het volledige schema van de jaarrekening bevat de hierna vermelde aanvullende gegevens: I. Een staat van de oprichtingskosten (post I van de activa) met de vermelding van hun nettoboekwaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties tijdens het boekjaar (nieuwe kosten van het boekjaar, afschrijvingen, andere) alsmede de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. Deze laatste wordt uitgesplitst in: - Kosten van oprichting, kosten bij uitgifte van leningen, en andere oprichtingskosten; - Herstructureringskosten.
II. Een staat van de immateriële vaste activa (post II van de activa) die een uitsplitsing bevat in: - Kosten van ontwikkeling; - Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten; - Goodwill; - Vooruitbetalingen; en voor elk van deze posten de gegevens vermeldt bedoeld onder de punten a), c) en d) van de hieronder vermelde staat III. III. Een staat van de materiële vaste activa (post III van de activa) die een uitsplitsing bevat in: - Terreinen en gebouwen (III.A); - Installaties, machines en uitrusting (III.B); - Meubilair en rollend materieel (III.C); - Leasing en soortgelijke rechten (III.D); - Overige materiële vaste activa (III.E); - Activa in aanbouw en vooruitbetalingen (III.F); en voor elk van deze posten de volgende gegevens vermeldt: a) het bedrag van de aanschaffingswaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa, overdrachten en buitengebruikstellingen, overboekingen van een post naar een andere), en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;b) het bedrag van de meerwaarden per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekte meerwaarden, meerwaarden verworven van derden, afgeboekte meerwaarden, overboekingen van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;c) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekt of teruggenomen via de resultatenrekening, verworven van derden, afgeboekt, overgeboekt van een post naar een andere) en het bedrag van deze afschrijvingen en waardeverminderingen per einde van het boekjaar;d) het bedrag van de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. Voor de rechten waarover de vennootschap beschikt op grond van leasing of een gelijkaardige overeenkomst wordt de nettoboekwaarde op het einde van het boekjaar uitgesplitst in: terreinen en gebouwen; installaties, machines en uitrusting; meubilair en rollend materieel; e) de uitsplitsing tussen de bestanddelen waarvan de VZW, IVZW of stichting de volle eigendom heeft, maar die ze niet vrij mag gebruiken of waarover ze niet vrij kan beschikken omwille van opgelegde eisen. IV. Een staat van de financiële vaste activa (post IV van de activa) die een uitsplitsing bevat in: A. eensdeels: - Deelnemingen in verbonden vennootschappen (IV.A.1); - Andere deelnemingen (IV.B.1); - Andere aandelen (IV.C.1); met vermelding voor elk van deze posten van de gegevens bedoeld onder de punten a), b), c) en d) van de hierboven vermelde staat III evenals van de niet opgevraagde bedragen per einde van het vorig boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;
B. anderdeels: - Vorderingen op verbonden entiteiten (IV.A.2) - Vorderingen op vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat (IV.B.2); - Andere vorderingen (IV.C.2); met vermelding voor elk van deze posten van de nettoboekwaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (toevoegingen, terugbetalingen, geboekte en teruggenomen waardeverminderingen, wisselkoersverschillen, overige), de boekwaarde per einde van het boekjaar en het gecumuleerde bedrag van de waardeverminderingen per einde van het boekjaar.
V. A. De lijst van de vennootschappen waarin de VZW, IVZW of stichting een deelneming bezit, alsmede van de andere vennootschappen waarin de VZW, IVZW of stichting maatschappelijke rechten ten belope van ten minste tien procent van het geplaatst kapitaal of het aantal uitgebrachte aandelen bezit.
Voor elk van deze vennootschappen worden volgende gegevens vermeld: de naam, de zetel en zo het een vennootschappen naar Belgisch recht betreft, het ondernemingsnummer dat de Kruispuntbank van Ondernemingen aan de vennootschappen heeft toegekend, het aantal maatschappelijke rechten dat rechtstreeks door de VZW, IVZW of stichting wordt gehouden en het percentage vertegenwoordigd door dit bezit evenals het percentage maatschappelijke rechten gehouden door dochtervennootschappen van de VZW, IVZW of stichting; het bedrag van het eigen vermogen en het netto-resultaat over het laatste boekjaar waarvoor de jaarrekening beschikbaar is. Het aantal gehouden maatschappelijke rechten en het percentage dat ze vertegenwoordigen, worden in voorkomend geval vermeld per soort van uitgegeven maatschappelijke rechten. Dezelfde informatie wordt verstrekt over de rechtstreeks en onrechtstreeks gehouden conversie- en intekenrechten.
Het bedrag van het eigen vermogen en het bedrag van het netto-resultaat van het laatste boekjaar waarvoor de jaarrekening beschikbaar is, mogen worden weggelaten indien de betrokken vennootschap deze gegevens niet openbaar moet maken.
Het bedrag van het eigen vermogen en van het nettoresultaat van de buitenlandse vennootschappen wordt uitgedrukt in vreemde munt; deze munt wordt vermeld.
B. De lijst van de entiteiten waarvoor de VZW, IVZW of stichting onbeperkt aansprakelijk is in de hoedanigheid van onbeperkt aansprakelijke vennoot of onbeperkt aansprakelijk lid.
Voor elk van deze entiteiten worden volgende gegevens vermeld: de naam, de zetel, de rechtsvorm en zo het een entiteit naar Belgisch recht betreft, het ondernemingsnummer dat de Kruispuntbank van Ondernemingen aan de entiteit heeft toegekend.
De jaarrekening van elk van deze entiteiten wordt bij deze van de VZW, IVZW of stichting gevoegd en samen hiermee openbaar gemaakt. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing, mits zulks wordt vermeld: 1° indien de jaarrekening van deze entiteiten in België wordt openbaar gemaakt op een wijze die strookt met de openbaarmaking voorgeschreven voor de jaarrekeningen van vennootschappen of van VZW's, IVZW's en stichtingen;2° wanneer het een maatschap betreft. C. De lijst van de andere verbonden entiteiten.
Voor elk van deze entiteiten worden volgende gegevens vermeld: de naam, de zetel, de rechtsvorm en zo het een entiteit naar Belgisch recht betreft, het ondernemingsnummer dat de Kruispuntbank van Ondernemingen aan de entiteit heeft toegekend.
VI. De geldbeleggingen (post VIII van de activa) worden uitgesplitst in: - aandelen, met uitdrukkelijke vermelding van het niet opgevraagde bedrag; - vastrentende effecten, met afzonderlijke vermelding van de effecten uitgegeven door kredietinstellingen; - termijnrekeningen op kredietinstellingen, uitgesplitst naar gelang de resterende looptijd of de opzegtermijn hoogstens één maand, meer dan één maand en hoogstens één jaar, of meer dan één jaar bedraagt; - edele metalen en kunstwerken.
De vergelijkende bedragen over het vorige boekjaar worden vermeld.
VII. Wat de overlopende rekeningen betreft (post X van de activa), een uitsplitsing van deze post indien daaronder een belangrijk bedrag voorkomt.
VIII. Een staat met betrekking tot de samenstelling van de fondsen van de VZW, IVZW of stichting (post I. van het passief) en de wijzigingen daarvan tijdens het boekjaar en een overzicht van de bestemde fondsen (post IV. van het passief) die de waarderingsregels vermeldt die werden gekozen om het bestemde bedrag te bepalen.
IX. Wat de Voorzieningen (post VII. van de passiva) betreft, een uitsplitsing van de posten "VII. A. 5. Overige risico's en kosten" en "VII. B. Voorzieningen voor terug te betalen subsidies en legaten en voor schenkingen met terugnemingsrecht", wanneer onder deze posten een belangrijk bedrag voorkomt.
X. Een staat van de schulden, die vermeldt: A. een uitsplitsing, per post van post VIII van de passiva, van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar, naargelang hun resterende looptijd hoogstens één jaar, meer dan één jaar doch hoogstens vijf jaar, of meer dan vijf jaar bedraagt;
B. het bedrag van de schulden (posten VIII en IX van de passiva) of van het gedeelte van de schulden die gewaarborgd zijn door: 1° Belgische overheidsinstellingen;2° zakelijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd op activa van de VZW, IVZW of stichting. De bevoorrechte schulden worden niet opgenomen onder de gewaarborgde schulden tenzij het gaat om het voorrecht van de verkoper. Het eigendomsvoorbehoud wordt gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid.
Worden daarentegen niet gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid: het uitdrukkelijke ontbindend beding, de verbintenis om bepaalde goederen niet te vervreemden, niet te belasten met zakelijke rechten ten voordele van derden, of er geen zakelijke zekerheid op te stellen zonder de instemming van een schuldeiser.
De bedragen bedoeld onder 1° en 2° worden uitgesplitst per post voorzien in de rubrieken VIII en IX van de passiva, maar zonder onderscheid naar gelang van hun termijn.
C. 1. Wat de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten betreft (post IX.E. van de passiva), het bedrag van de vervallen schulden (ongeacht of uitstel van betaling is verkregen) ten aanzien van: a) het belastingbestuur;b) de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. 2. Wat de belastingen betreft (post IX.E.1. van de passiva), een uitsplitsing tussen de te betalen belastingen en de geschatte belastingschulden.
De inlichtingen bedoeld onder de punten A. en B., 1° en 2°, van deze staat alsmede de inlichtingen bedoeld onder punt A.2. van staat XVII mogen worden verstrekt in de vorm van een opsomming van de schulden op meer dan één jaar en van de gewaarborgde schulden met de vermelding voor elke schuld van haar aard overeenkomstig de balansposten, haar vervaldag en de verstrekte waarborgen.
XI. Wat de overlopende rekeningen betreft (post X van de passiva), een uitsplitsing van deze post indien daaronder een belangrijk bedrag voorkomt.
XII. De volgende gegevens met betrekking tot de bedrijfsresultaten over het boekjaar en over het vorige boekjaar: A. Een uitsplitsing van de netto-omzet (post I.A.) naar categorie bedrijfsactiviteit en naar geografische markten, voor zover deze categorieën en markten, vanuit het oogpunt van de organisatie van de verkoop van goederen en de verlening van diensten in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting, onderling aanzienlijke verschillen te zien geven.
B. Wat betreft het lidgeld, de schenkingen, legaten en subsidies (post I. D.), een uitsplitsing van de verschillende bestanddelen van de post, tenzij een dergelijke uitsplitsing niet relevant is ten aanzien van het beginsel waarvan sprake in artikel 3:1.
C. wat personeel en personeelskosten betreft: 1° de volgende gegevens over het boekjaar en over het vorig boekjaar met betrekking tot de werknemers waarvoor de VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring (onmiddellijke aangifte van tewerkstelling) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de volgende gegevens over het boekjaar en over het vorig boekjaar met betrekking tot de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister, en verbonden met de VZW, IVZW of stichting door een arbeidsovereenkomst of een startbaanovereenkomst: a) het totale aantal op afsluitingsdatum van het boekjaar;b) het gemiddelde personeelsbestand berekend in voltijdse equivalenten overeenkomstig artikel 1:28, § 5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;c) het aantal gepresteerde uren berekend overeenkomstig boek 4, titel 4, van onderhavig besluit. 2° een uitsplitsing van de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (post II.C.) naar volgend schema: a) bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen;b) patronale bijdragen voor sociale verzekeringen;c) patronale premies voor buitenwettelijke verzekeringen;d) andere personeelskosten;e) pensioenen;3° de voorzieningen voor pensioenen (toevoegingen +;bestedingen en terugnemingen -);
D. wat betreft de waardeverminderingen op voorraden, bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen (post II.E.) het respectievelijk bedrag van de geboekte waardeverminderingen eensdeels, en van de terugnemingen van waardeverminderingen anderdeels, uitgesplitst naar: 1° voorraden en bestellingen in uitvoering;2° handelsvorderingen; E. wat de voorzieningen voor risico's en kosten betreft (post II.F.), een uitsplitsing van het bedrag naar toevoegingen eensdeels en bestedingen en terugnemingen anderdeels;
F. wat de andere bedrijfskosten betreft (post II.G.) een uitsplitsing naargelang het belastingen en taksen op de bedrijfsuitoefening zijn of andere kosten;
G. de volgende gegevens over het boekjaar en het vorige boekjaar met betrekking tot de uitzendkrachten en de ter beschikking van de VZW, IVZW of stichting gestelde personen: 1° het totale aantal op afsluitingsdatum van het boekjaar;2° het gemiddelde aantal berekend in voltijdse equivalenten op dezelfde wijze als die gebruikt voor de werknemers waarvoor de VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, het gemiddelde aantal berekend in voltijdse equivalenten op dezelfde wijze als die gebruikt voor de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister. XIII. De volgende gegevens betreffende de financiële resultaten van het boekjaar en van het voorafgaande boekjaar: A. wat de andere financiële opbrengsten betreft (post IV.C.), een uitsplitsing van de overige financiële opbrengsten die onder deze post werden opgenomen, indien het belangrijke bedragen betreft;
B. wat de kosten van schulden betreft (post V.A.), het bedrag van de geactiveerde interesten;
C. wat betreft de waardeverminderingen op vlottende activa (post V.B.), het respectievelijk bedrag van de waardeverminderingen en van de terugnemingen van waardeverminderingen;
D. wat de andere financiële kosten betreft (post V.C.), het bedrag van het disconto ten laste van de VZW, IVZW of stichting bij de verhandeling van vorderingen (handelseffecten, facturen en andere vorderingen), het bedrag van de gevormde, aangewende en teruggenomen voorzieningen met financieel karakter alsmede een uitsplitsing van de overige onder deze post opgenomen kosten, indien het om belangrijke bedragen gaat.
XIV. Wat de niet-recurrente resultaten betreft, indien het om belangrijke bedragen gaat, een uitsplitsing van: A. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten (post I. F.) in: 1° Terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa;2° Terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en kosten;3° Meerwaarden bij de realisatie van immateriële en materiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten. B. Niet-recurrente bedrijfskosten (post II. I.) in: 1° Niet-recurrente afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa;2° Voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en kosten;3° Minderwaarden bij de realisatie van immateriële en materiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente bedrijfskosten;5° Als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente bedrijfskosten (-). C. Niet-recurrente financiële opbrengsten (post IV. D.) in: 1° Terugneming van waardeverminderingen op financiële vaste activa;2° Terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten;3° Meerwaarden bij realisatie van financiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente financiële opbrengsten. D. Niet-recurrente financiële kosten (post V. D.) in: 1° Waardeverminderingen op financiële vaste activa;2° Voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten;3° Minderwaarden bij realisatie van financiële vaste activa;4° Andere niet-recurrente financiële kosten;5° Als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente financiële kosten. XV. Wat de belastingen op het resultaat betreft (post VIII.), de volgende gegevens: A. een uitsplitsing van de belastingen op het resultaat in: 1° belastingen op het resultaat van het boekjaar, uitgesplitst naar: a) verschuldigde of betaalde belastingen en voorheffingen;b) geactiveerde overschotten van betaalde belastingen en voorheffingen (-); c) geraamde belastingsupplementen (opgenomen onder post IX.E.1. van de passiva); 2° belastingen op het resultaat van vorige boekjaren uitgesplitst naar: a) verschuldigde of betaalde belastingsupplementen; b) geraamde belastingsupplementen (opgenomen onder post IX.E.1. van de passiva) of belastingsupplementen waarvoor een voorziening werd gevormd (opgenomen onder post VII van de passiva);
B. in de mate waarin het resultaat van het boekjaar op belangrijke wijze werd beïnvloed op het stuk van de belastingen, door een verschil tussen de winst vóór belastingen, zoals deze blijkt uit de jaarrekening en de geraamde belastbare winst, worden de belangrijkste oorzaken van dit verschil aangeduid met bijzondere vermelding van deze die voortspruiten uit het tijdverschil tussen de vaststelling van de boekwinst en de fiscale winst;
C. aanduidingen over de invloed van de niet-recurrente resultaten op de belastingen op het resultaat van het boekjaar;
D. in de mate waarin deze informatie belangrijk is om een inzicht te verkrijgen in de financiële positie van de VZW, IVZW of stichting worden inlichtingen verstrekt over de bronnen, op het einde van het boekjaar, van belastinglatenties. In het bijzonder worden als bronnen van actieve belastinglatenties vermeld, de gecumuleerde fiscale verliezen die aftrekbaar zijn van latere belastbare winsten.
XVI. De vermelding van het bedrag, voor het boekjaar en voor het vorige boekjaar, van de andere taksen en belastingen ten laste van derden, waarbij worden onderscheiden: A. de belasting over de toegevoegde waarde, de egalisatiebelasting en de speciale taks in rekening gebracht tijdens het boekjaar: 1° aan de VZW, IVZW of stichting (aftrekbaar);2° door de VZW, IVZW of stichting; B. de ingehouden bedragen ten laste van derden bij wijze van: 1° bedrijfsvoorheffing;2° roerende voorheffing. XVII. De volgende gegevens met betrekking tot niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: A. 1. het bedrag van de persoonlijke zekerheden die door de VZW, IVZW of stichting werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van derden, met afzonderlijke vermelding van de door de VZW, IVZW of stichting geëndosseerde handelseffecten in omloop, van de door de VZW, IVZW of stichting getrokken of voor aval getekende handelseffecten alsmede het maximumbedrag ten belope waarvan andere verplichtingen van derden door de VZW, IVZW of stichting zijn gewaarborgd; 2. het bedrag van de zakelijke zekerheden die door de VZW, IVZW of stichting werden gesteld of onherroepelijk beloofd op haar eigen activa als waarborg voor eigen schulden en verplichtingen eensdeels en voor schulden en verplichtingen van derden anderdeels, met volgende vermeldingen: - wat de hypotheken (met inbegrip van de hypotheek op activa waarvan de oprichting begonnen of zelfs nog maar ontworpen is) betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het bedrag van de hypothecaire inschrijving.Voor de onherroepelijke mandaten tot hypothekeren, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat inschrijving mag nemen; - wat het pand op het handelsfonds betreft, het maximumbedrag waarvoor de schuld is gewaarborgd en waarvoor registratie plaatsvindt. Voor de onherroepelijke mandaten tot verpanding van het handelsfonds, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat tot registratie mag overgaan; - wat het pand op andere activa (met inbegrip van het eigendomsvoorbehoud) of de onherroepelijke mandaten tot verpanding van andere activa betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat de gestelde of de onherroepelijke beloofde zekerheden betreft op nog door de VZW, IVZW of stichting te verwerven activa, het bedrag van de betrokken activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat het voorrecht van de verkoper betreft, de boekwaarde van het verkochte goed en het bedrag van de niet betaalde prijs; 3. de goederen en waarden gehouden door derden in hun naam maar ten bate en op risico van de VZW, IVZW of stichting, voorzover deze goederen en waarden niet in de balans zijn opgenomen;4. de belangrijke verplichtingen tot aan- of verkoop van vaste activa, uitgesplitst naar verplichtingen tot aankoop en verplichtingen tot verkoop;5. het bedrag van de termijnverrichtingen, met afzonderlijke vermelding van het bedrag van de gekochte (te ontvangen) goederen, van de verkochte (te leveren) goederen, van de gekochte (te ontvangen) deviezen en van de verkochte (te leveren) deviezen; B. inlichtingen betreffende de technische waarborgen verbonden met reeds gepresteerde verkopen of diensten;
C. het bedrag, de aard en de vorm van belangrijke hangende geschillen en andere belangrijke verplichtingen die hierboven niet zijn bedoeld;
D. indien ten behoeve van de personeels- of directieleden van de VZW, IVZW of stichting is voorzien in een aanvullend rust- of overlevingspensioen, een beknopte beschrijving van de desbetreffende regeling met opgave van de maatregelen die de VZW, IVZW of stichting heeft genomen om de daaruit voortvloeiende kosten te dekken. Wat de pensioenen betreft die door de VZW, IVZW of stichting zelf worden gedragen wordt het bedrag geschat van de verplichtingen die voortvloeien uit reeds gepresteerd werk met een korte beschrijving van de wijze waarop dit bedrag wordt berekend;
E. de aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de resultatenrekening of balans worden weergegeven;
F. verplichtingen betreffende de aan- of verkoopverbintenissen die de VZW, IVZW of stichting als optieschrijver van call- en putopties heeft.
XVIII. Aard en zakelijk doel van buitenbalans regelingen.
De aard en het zakelijke doel van de regelingen van de VZW's, IVZW's en stichtingen die niet in de balans zijn opgenomen, en de financiële gevolgen van deze regelingen voor de VZW's, IVZW's of stichting, mits de risico's of voordelen die uit dergelijke regelingen voortvloeien van enige betekenis zijn en voor zover de openbaarmaking van dergelijke risico's of voordelen noodzakelijk is voor de beoordeling van de financiële positie van de VZW, IVZW of stichting.
XIX. Een staat over de betrekkingen met verbonden entiteiten, geassocieerde vennootschappen en vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat. Voor de verbonden entiteiten wordt zowel voor het afgesloten boekjaar als voor het vorige boekjaar vermeld: 1. het bedrag van de financiële vaste activa waarbij worden onderscheiden de deelnemingen, de achtergestelde vorderingen en de andere vorderingen;2. het bedrag van de vorderingen respectievelijk op meer dan één jaar en op hoogstens één jaar;3. de geldbeleggingen met een onderscheid tussen aandelen en vorderingen;4. het bedrag van de schulden respectievelijk op meer dan één jaar en op hoogstens één jaar;5. het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden die door de VZW, IVZW of stichting werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van verbonden entiteiten alsmede het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden die door verbonden entiteiten werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van de VZW, IVZW of stichting;6. de andere betekenisvolle financiële verplichtingen;7. de financiële resultaten waarbij worden onderscheiden inzake de opbrengsten: - de opbrengsten uit financiële vaste activa, - de opbrengsten uit vlottende activa, - de andere financiële opbrengsten; en inzake de kosten: - de kosten van schulden, - de andere financiële kosten; 8. de meer- en minderwaarden die werden verwezenlijkt bij de realisatie van vaste activa;9. De omzet, het lidgeld, de schenkingen, de legaten en subsidies alsook de andere bedrijfsopbrengsten. De vermeldingen bedoeld onder 1., 2., 4., 5. en 6. moeten eveneens worden verstrekt voor de geassocieerde vennootschappen.
De vermeldingen bedoeld onder 1., 2. en 4. moeten eveneens worden verstrekt voor de vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat.
XX. Transacties met verbonden partijen buiten normale marktvoorwaarden VZW's, IVZW's of stichtingen dienen de transacties met verbonden partijen, met inbegrip van het bedrag van dergelijke transacties, de aard van de betrekking met de verbonden partij, alsmede andere informatie over de transacties die nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van de VZW, IVZW of stichting, te vermelden indien dergelijke transacties van enige betekenis zijn, gelet op het beginsel waarvan sprake in artikel 3:1, en niet onder normale marktvoorwaarden en daarenboven niet conform de voorwaarden die passen binnen het in de statuten omschreven doel van de VZW, IVZW of stichting, zijn verricht. Informatie over individuele transacties kan overeenkomstig de aard daarvan worden samengevoegd, behalve wanneer gescheiden informatie nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van transacties met verbonden partijen voor de financiële positie van de VZW, IVZW of stichting.
XXI. Financiële betrekkingen met bestuurders en commissarissen A. De volgende gegevens over bestuurders: - het bedrag per einde van het boekjaar van de op hen uitstaande vorderingen, alsmede de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel, met vermelding van de rente en de duur van deze vorderingen, de belangrijkste voorwaarden en de eventuele afgeloste bedragen of bedragen waarvan werd afgezien; - het bedrag van de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen en van de ten laste van de resultatenrekening toegekende pensioenen, respectievelijk aan bestuurders en aan oud-bestuurders, voor zover deze vermelding niet uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op de toestand van een enkel identificeerbaar persoon.
De gegevens bedoeld achter het eerste streepje van het eerste lid moeten eveneens worden verstrekt voor de vorderingen, waarborgen en betekenisvolle verplichtingen die werden aangegaan in het voordeel van natuurlijke of rechtspersonen die de VZW, IVZW of stichting rechtstreeks of onrechtstreeks controleren maar geen verbonden entiteiten zijn in de zin van dit besluit, alsmede in het voordeel van de andere entiteiten die hogergenoemde personen rechtstreeks of onrechtstreeks controleren. Deze gegevens mogen samen met de achter het eerste streepje van het eerste lid bedoelde gegevens worden verstrekt.
B. De volgende gegevens over de commissaris en over de personen met wie hij verbonden is: - de bezoldiging van de commissaris; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de VZW, IVZW of stichting door de commissaris, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de VZW, IVZW of stichting door personen met wie de commissaris verbonden is, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de vermeldingen vereist in toepassing van artikel 3:64, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
XXII. De volgende gegevens betreffende het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde.
In geval van niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde voor de financiële instrumenten: voor iedere categorie afgeleide financiële instrumenten, voor het boekjaar en het vorig boekjaar, een overzicht van de omvang en de aard van de instrumenten, het ingedekte risico en een vergelijking tussen de boekwaarde en de reële waarde van de instrumenten indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in artikel 3:173. B. voorgeschreven methoden.
Voor financiële vaste activa die in aanmerking worden genomen tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde: de boekwaarde en de reële waarde van de afzonderlijke activa, dan wel van passende groepen van deze afzonderlijke activa en de redenen waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die aan de veronderstelling ten grondslag liggen dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd.
Onderafdeling 3. - Jaarrekening in verkorte vorm. 1. Schema van de balans Art.3:165. De balans wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 7. 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:166. De resultatenrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema opgenomen in bijlage 7. 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:167. De toelichting bij het verkorte schema van de jaarrekening bevat de hierna vermelde aanvullende gegevens: I. Een staat van de vaste activa (rubrieken II, III en IV van de activa) die respectievelijk inzake de immateriële, de materiële, en de financiële vaste activa de volgende gegevens bevat: a) het bedrag van de aanschaffingswaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa, overdrachten en buitengebruikstellingen, overboekingen van een post naar een andere, evenals voor de financiële vaste activa de andere mutaties), en van het bedrag ervan per einde van het boekjaar;b) uitgezonderd voor de immateriële vaste activa, het bedrag van de meerwaarden per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekte meerwaarden, meerwaarden verworven van derden, afgeboekte meerwaarden, overboekingen van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;c) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekt of teruggenomen via de resultatenrekening, verworven van derden, afgeboekt, overgeboekt van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;d) wat de financiële vaste activa betreft, de niet opgevraagde bedragen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar, evenals het bedrag ervan per einde van het boekjaar;e) het bedrag van de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. Wat betreft, de materiële vaste activa, omvat de toelichting tevens, indien van materieel belang, de uitsplitsing tussen de bestanddelen waarvan de VZW, IVZW of stichting de volle eigendom heeft, maar die ze niet vrij mag gebruiken of waarover ze niet vrij kan beschikken omwille van opgelegde eisen.
II. Een staat met betrekking tot de samenstelling van de fondsen van de VZW, IVZW of stichting (post I. van het passief) en de wijzigingen daarvan tijdens het boekjaar en een overzicht van de bestemde fondsen (post IV. van het passief) die de waarderingsregels vermeldt die werden gekozen om het bestemde bedrag te bepalen.
III. Een staat met betrekking tot de voorzieningen met daarin een uitsplitsing van de voorzieningen voor terug te betalen subsidies en legaten en voor schenkingen met terugnemingsrecht, wanneer onder deze post een belangrijk bedrag voorkomt.
IV. Een staat van de schulden, die vermeldt: A. een uitsplitsing van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar, naar gelang hun resterende looptijd hoogstens één jaar, meer dan één jaar doch hoogstens vijf jaar, of meer dan vijf jaar bedraagt;
B. het bedrag van de schulden (posten VIII. en IX. van de passiva) of van het gedeelte van de schulden die gewaarborgd zijn door: 1° Belgische overheidsinstellingen;2° zakelijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd op activa van de VZW, IVZW of stichting. De bevoorrechte schulden worden niet opgenomen onder de gewaarborgde schulden tenzij het gaat om het voorrecht van de verkoper. Het eigendomsvoorbehoud wordt gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid.
Worden daarentegen niet gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid: het uitdrukkelijke ontbindend beding, de verbintenis om bepaalde goederen niet te vervreemden, niet te belasten met zakelijke rechten ten voordele van derden, of er geen zakelijke zekerheid op te stellen zonder de instemming van een schuldeiser.
De bedragen bedoeld onder 1° en 2° worden uitgesplitst per post voorzien in de rubrieken VIII en IX van de passiva, maar zonder onderscheid naar gelang van hun termijn.
De inlichtingen bedoeld onder de punten A. en B., 1° en 2° van deze staat alsmede de inlichtingen bedoeld onder punt A., 2° van staat VI. mogen worden verstrekt via een opsomming van de schulden op meer dan één jaar en van de gewaarborgde schulden, met vermelding voor elke schuld van haar aard (overeenkomstig de balansposten), haar vervaldag en de verstrekte waarborgen.
V. De volgende gegevens met betrekking tot het personeel en de personeelskosten: het gemiddelde personeelsbestand van het boekjaar en het vorig boekjaar, berekend in voltijdse equivalenten overeenkomstig artikel 1:28, § 5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, met betrekking tot de werknemers waarvoor de VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister, en verbonden met de vereniging of stichting door een arbeidsovereenkomst of een startbaanovereenkomst.
VI. De volgende gegevens betreffende de resultaten van het boekjaar en van het voorafgaande boekjaar: A. het bedrag en de aard van de opbrengsten of kosten van uitzonderlijke omvang of uitzonderlijke mate van voorkomen, zoals opgenomen onder de niet-recurrente bedrijfs- of financiële resultaten;
B. het bedrag van de geactiveerde interesten.
VII. De volgende gegevens met betrekking tot niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: A. 1° het bedrag van de persoonlijke zekerheden die door de VZW, IVZW of stichting werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden en verplichtingen van derden, met afzonderlijke vermelding van de door de VZW, IVZW of stichting overgedragen en door haar geëndosseerde wissels; 2° het bedrag van de zakelijke zekerheden die door de VZW, IVZW of stichting werden gesteld of onherroepelijk beloofd op haar eigen activa als waarborg voor eigen schulden en verplichtingen eensdeels, en voor schulden en verplichtingen van derden anderdeels, met volgende vermeldingen: - wat de hypotheken (met inbegrip van de hypotheek op activa waarvan de oprichting begonnen of zelfs nog maar ontworpen is) betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het bedrag van de hypothecaire inschrijving.Voor de onherroepelijke mandaten tot hypothekeren, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat inschrijving mag nemen; - wat het pand op het handelsfonds betreft, het maximumbedrag waarvoor de schuld is gewaarborgd en waarvoor registratie plaatsvindt. Voor de onherroepelijke mandaten tot verpanding van het handelsfonds, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat tot registratie mag overgaan; - wat het pand op andere activa (met inbegrip van het eigendomsvoorbehoud) of de onherroepelijke mandaten tot verpanding van andere activa betreft de boekwaarde van de bezwaarde activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat de gestelde of onherroepelijk beloofde zekerheden betreft op nog door de vereniging of stichting te verwerven activa, het bedrag van de betrokken activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat het voorrecht van de verkoper betreft, de boekwaarde van het verkochte goed en het bedrag van de niet betaalde prijs;
B. het bedrag, de aard en de vorm van belangrijke hangende geschillen en andere belangrijke verplichtingen die hierboven niet zijn bedoeld;
C. indien ten behoeve van de personeels- of directieleden van de VZW, IVZW of stichting is voorzien in een aanvullend rust- of overlevingspensioen, een beknopte beschrijving van de desbetreffende regeling met opgave van de maatregelen die de VZW, IVZW of stichting heeft genomen om de daaruit voortvloeiende kosten te dekken. Wat de pensioenen betreft die door de VZW, IVZW of stichting zelf worden gedragen wordt het bedrag geschat van de verplichtingen die voortvloeien uit reeds gepresteerd werk met een korte beschrijving van de wijze waarop dit bedrag wordt berekend.
VIII. Wat de aard en het zakelijk doel van buitenbalansregelingen betreft: de aard en het doel van de regelingen van de VZW, IVZW of stichtingen die niet in de balans zijn opgenomen, mits de risico's of voordelen die uit dergelijke regelingen voortvloeien van enige betekenis zijn en voor zover de openbaarmaking van dergelijke risico's of voordelen noodzakelijk is voor de beoordeling van de financiële positie van de VZW, IVZW of stichting.
IX. Wat verbonden entiteiten of geassocieerde vennootschappen betreft, de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel.
X. A. Wat bestuurders betreft, het bedrag per einde van het boekjaar van de op hen uitstaande vorderingen, alsmede de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel, met vermelding van de rente en de duur van deze vorderingen, de belangrijkste voorwaarden en de eventuele afgeloste bedragen of bedragen waarvan werd afgezien.
De gegevens bedoeld in het eerste lid moeten eveneens worden verstrekt voor de vorderingen, waarborgen en betekenisvolle verplichtingen die werden aangegaan in het voordeel van natuurlijke of rechtspersonen die de VZW, IVZW of stichting rechtstreeks of onrechtstreeks controleren maar geen verbonden entiteiten zijn in de zin van deze titel, alsmede in het voordeel van de andere entiteiten die hogergenoemde personen rechtstreeks of onrechtstreeks controleren. Deze gegevens mogen samen met de in het eerste lid bedoelde gegevens worden verstrekt.
B. Wat de commissaris en de personen met wie hij verbonden is, betreft: - de bezoldiging van de commissaris; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de VZW, IVZW of stichting door de commissaris, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de VZW, IVZW of stichting door personen met wie de commissaris verbonden is, volgens de volgende categorieën: andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten.
XI. Transacties die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn aangegaan tussen de VZW, IVZW of stichting en de leden van de leidinggevende, de toezichthoudende of de bestuursorganen.
Onderafdeling 4. - Microschema van de jaarrekening 1. Schema van de balans. Art. 3:168. De balans van het microschema van de jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema van de balans van de jaarrekening in verkorte vorm, zoals opgenomen in bijlage 7. 2. Schema van de resultatenrekening. Art. 3:169. De resultatenrekening van het microschema van de jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig het schema van de resultatenrekening van de jaarrekening in verkorte vorm, zoals opgenomen in bijlage 7. 3. Inhoud van de toelichting. Art. 3:170. In de toelichting bij het microschema van de jaarrekening worden de hierna volgende gegevens opgenomen: I. Een staat van de vaste activa (rubrieken II, III en IV van de activa) die respectievelijk inzake de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa de volgende gegevens bevat: a) het bedrag van de aanschaffingswaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa, overdrachten en buitengebruikstellingen, overboekingen van een post naar een andere, evenals voor de financiële vaste activa de andere mutaties), en van het bedrag ervan per einde van het boekjaar;b) uitgezonderd voor de immateriële vaste activa, het bedrag van de meerwaarden per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekte meerwaarden, meerwaarden verworven van derden, afgeboekte meerwaarden, overboekingen van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;c) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar (geboekt of teruggenomen via de resultatenrekening, verworven van derden, afgeboekt, overgeboekt van een post naar een andere) en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;d) wat de financiële vaste activa betreft, de niet opgevraagde bedragen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar, evenals het bedrag ervan per einde van het boekjaar;e) het bedrag van de nettoboekwaarde per einde van het boekjaar. Wat de materiële vaste activa betreft, indien van materieel belang, de uitsplitsing tussen de bestanddelen waarvan de VZW, IVZW of stichting de volle eigendom heeft, maar die ze niet vrij mag gebruiken of waarover ze niet vrij kan beschikken omwille van opgelegde eisen.
II. A. De volgende gegevens met betrekking tot niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: 1° het bedrag van de persoonlijke zekerheden die door de VZW, IVZW of stichting werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden en verplichtingen van derden, met afzonderlijke vermelding van de door de VZW, IVZW of stichting overgedragen en door haar geëndosseerde wissels;2° het bedrag van de zakelijke zekerheden die door de VZW, IVZW of stichting werden gesteld of onherroepelijk beloofd op haar eigen activa als waarborg voor eigen schulden en verplichtingen eensdeels, en voor schulden en verplichtingen van derden anderdeels, met volgende vermeldingen: - wat de hypotheken (met inbegrip van de hypotheek op activa waarvan de oprichting begonnen of zelfs nog maar ontworpen is) betreft, de boekwaarde van de bezwaarde activa en het bedrag van de hypothecaire inschrijving.Voor de onherroepelijke mandaten tot hypothekeren, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat inschrijving mag nemen; - wat het pand op het handelsfonds betreft, het maximumbedrag waarvoor de schuld is gewaarborgd en waarvoor registratie plaatsvindt. Voor de onherroepelijke mandaten tot verpanding van het handelsfonds, het bedrag waarvoor de volmachthebber krachtens het mandaat tot registratie mag overgaan; - wat het pand op andere activa (met inbegrip van het eigendomsvoorbehoud) of de onherroepelijke mandaten tot verpanding van andere activa betreft de boekwaarde van de bezwaarde activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat de gestelde of onherroepelijk beloofde zekerheden betreft op nog door de VZW, IVZW of stichting te verwerven activa, het bedrag van de betrokken activa en het maximumbedrag waarvoor de schuld gewaarborgd is; - wat het voorrecht van de verkoper betreft, de boekwaarde van het verkochte goed en het bedrag van de niet betaalde prijs.
Het voorrecht van de verkoper en het eigendomsvoorbehoud worden gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid. Worden daarentegen niet gelijkgesteld met een zakelijke zekerheid: het uitdrukkelijke ontbindend beding, de verbintenis om bepaalde goederen niet te vervreemden, niet te belasten met zakelijke rechten ten voordele van derden, of er geen zakelijke zekerheid op te stellen zonder de instemming van een schuldeiser.
B. Het bedrag, de aard en de vorm van belangrijke hangende geschillen en andere belangrijke verplichtingen die hierboven niet zijn bedoeld.
Het bedrag en de aard van verplichtingen jegens verbonden entiteiten of geassocieerde vennootschappen worden afzonderlijk vermeld.
C. Indien ten behoeve van de personeels of directieleden van de VZW, IVZW of stichting is voorzien in een aanvullend rust of overlevingspensioen, een beknopte beschrijving van de desbetreffende regeling met opgave van de maatregelen die de VZW, IVZW of stichting heeft genomen om de daaruit voortvloeiende kosten te dekken. Wat de pensioenen betreft die door de VZW, IVZW of stichting zelf worden gedragen wordt het bedrag geschat van de verplichtingen die voortvloeien uit reeds gepresteerd werk met een korte beschrijving van de wijze waarop dit bedrag wordt berekend.
III. Het bedrag van de aan de leden van de leidinggevende, de toezichthoudende of de bestuursorganen verleende voorschotten en kredieten, met vermelding van de interestvoet, de belangrijkste voorwaarden en de eventueel afgeloste of afgeschreven bedragen of bedragen waarvan werd afgezien, alsmede ten behoeve van de betrokken personen aangegane garantieverplichtingen van welke aard ook, met opgave van een totaalbedrag voor elke genoemde groep.
Onderafdeling 5. - Inhoud van bepaalde rubrieken 1. Inhoud van bepaalde rubrieken van de balans. Art. 3:171. § 1. De inhoud van bepaalde rubrieken van het actief worden als volgt gedefinieerd: I. Oprichtingskosten Onder die post worden vermeld, voor zover zij niet op een andere wijze ten laste van de resultatenrekening van het lopende boekjaar worden gebracht, de kosten verbonden met de oprichting, de verdere ontwikkeling of de herstructurering van de VZW, IVZW of stichting, in het bijzonder de kosten van oprichting, de kosten bij uitgifte van leningen, en de herstructureringskosten.
II. Immateriële vaste activa In die rubriek worden geboekt: a) de kosten van ontwikkeling;b) de concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten;c) de goodwill;d) de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa. Onder kosten van ontwikkeling moet worden verstaan de kosten van vervaardiging en ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en knowhow, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de VZW, IVZW of stichting.
Onder concessies, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige rechten moet worden verstaan enerzijds de octrooien, licenties, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten waarvan de VZW, IVZW of stichting eigenares is, anderzijds de rechten tot exploitatie van onroerende goederen, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige rechten die eigendom zijn van derden, evenals de aanschaffingswaarde van het recht van de VZW, IVZW of stichting om van derden dienstverleningen van knowhow te verkrijgen, wanneer die rechten door de vereniging ten bezwarende titel werden verworven.
Onder goodwill dient voor de toepassing van dit besluit de prijs te worden verstaan betaald voor de verwerving van een onderneming of van een bedrijfsafdeling voor zover die hoger is dan de nettowaarde van de actief- minus passiefbestanddelen van de verworven onderneming of branche.
III. Materiële vaste activa III. A. Terreinen en gebouwen In die rubriek worden opgenomen de bebouwde en onbebouwde terreinen, de constructies daarop evenals de inrichting daarvan, waarvan de VZW, IVZW of stichting eigenares is en die duurzaam voor haar bedrijfsuitoefening worden aangewend.
Worden eveneens onder die rubriek opgenomen, de andere zakelijke rechten die de VZW, IVZW of stichting bezit op een onroerend goed dat zij bestemd heeft om duurzaam te worden gebruikt voor de bedrijfsuitoefening wanneer de vergoedingen bij aanvang van het contract werden vooruitbetaald.
III. D. Leasing en soortgelijke rechten Onder die post worden opgenomen: 1° de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen waarover de VZW, IVZW of stichting beschikt op grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd;2° de gebruiksrechten op roerende goederen waarover de VZW, IVZW of stichting beschikt op grond van leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden betaald bij optielichting indien de nemer een koopoptie bezit, naast de rente en de kosten van de verrichting ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.Het bedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te lichten, komt evenwel enkel in aanmerking als het ten hoogste vijftien procent vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.
Met een prijs voor het lichten van de in het 2° bedoelde koopoptie, binnen de voormelde beperking van vijftien procent, wordt de kapitaalfractie gelijkgesteld van de contractueel bedongen vergoeding in geval van gebruik van een mogelijkheid om de verrichting te verlengen.
Met een in het 1° en 2° bedoelde termijn wordt het bedrag gelijkgesteld, voor zover bepaald: a) dat de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de gever bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer de nemer er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven;b) dat de gever van een derde moet ontvangen voor de overdracht van de zakelijke rechten die hij bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer deze derde er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven. III. E. Overige materiële vaste activa In die rubriek worden de onroerende goederen opgenomen die worden aangehouden als onroerende reserve, de woongebouwen, de buiten gebruik of buiten de exploitatie gestelde materiële vaste activa, evenals de roerende en onroerende goederen die in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht werden gegeven, behalve wanneer de uit deze contracten voortvloeiende vorderingen geboekt worden in de rubrieken V en VII. Indien de enige, de voornaamste of een belangrijke activiteit van de VZW, IVZW of stichting erin bestaat om roerende en/of onroerende goederen in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht te geven, worden deze goederen niet in deze rubriek opgenomen maar afzonderlijk vermeld onder de rubriek "Terreinen en gebouwen", "Installaties, machines en uitrusting" of "Meubilair en rollend materieel".
De onroerende goederen die werden aangekocht of gebouwd met het oog op herverkoop worden niet in deze rubriek opgenomen maar afzonderlijk onder de voorraden vermeld.
De kosten voor inrichting van gehuurde gebouwen worden eveneens in deze rubriek vermeld, voor zover ze niet ten laste werden genomen van de resultatenrekening van het lopende boekjaar.
IV. Financiële vaste activa IV. A. Verbonden entiteiten § 1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: Entiteit: 1° de vennootschap en het Europees economisch samenwerkingsverband;2° de openbare instelling die een statutaire opdracht van commerciële, financiële of industriële aard uitvoert;3° de instelling die niet is bedoeld in de punten 1° en 2°, die al dan niet een eigen rechtspersoonlijkheid bezit en die met of zonder winstoogmerk een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefent;4° elk ander organisme dat een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Entiteit verbonden met een VZW, IVZW of stichting: de entiteit die verbonden is met een VZW, IVZW of stichting in de zin van artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Worden daarenboven, behoudens bewijs van het tegendeel, vermoed verbonden entiteiten te zijn: de entiteiten waarvan het bestuursorgaan voor ten minste de meerderheid uit dezelfde personen zijn samengesteld, alsmede de entiteiten waarvan de zetel of de exploitatiezetel op hetzelfde adres gevestigd is, alsook de entiteiten waartussen duurzame en relevante, rechtstreekse of onrechtstreekse banden bestaan op het vlak van administratieve, financiële of logistieke bijstand, dan wel van bijstand inzake human resources of infrastructuur.
Moederonderneming: de vennootschap of entiteit die niet de rechtsvorm van een vennootschap heeft aangenomen en met een andere vennootschap of entiteit banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:15, 1°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
Dochteronderneming: de vennootschap of entiteit die niet de rechtsvorm van een vennootschap heeft aangenomen en met een andere vennootschap of entiteit banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:15, 2°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
Gemeenschappelijke dochteronderneming: de vennootschap of entiteit die niet de rechtsvorm van een vennootschap heeft aangenomen en met een andere vennootschap of entiteit banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:18, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 2. Voor de toepassing van deze titel is er sprake van een consortium wanneer tussen vennootschappen of entiteiten die niet de rechtsvorm van een vennootschap hebben aangenomen, banden bestaan zoals bedoeld in artikel 1:19 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 3. Voor de toepassing van deze titel is er sprake van deelneming wanneer een VZW, IVZW of stichting vennootschapsrechten in een vennootschap bezit in de zin van artikel 1:22 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
IV. B. Vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat Voor de toepassing van deze titel wordt onder vennootschap waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, een niet verbonden vennootschap verstaan waarmee een VZW, IVZW of stichting banden heeft zoals bedoeld in artikel 1:23 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
IV. A. 2. Vorderingen op verbonden entiteiten IV. B. 2. Vorderingen op vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat In die onderrubrieken worden geboekt de vorderingen op verbonden entiteiten of op vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, ongeacht de contractuele looptijd, de oorsprong of de vorm ervan, wanneer die vorderingen tot doel hebben de activiteit van deze ondernemingen duurzaam te steunen.
IV. C. Andere financiële vaste activa IV. C. 1. Aandelen Deze post omvat de maatschappelijke rechten in andere entiteiten die geen deelneming vormen en die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die entiteiten de eigen bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting te bevorderen.
IV. C. 2. Vorderingen en borgtochten in contanten Onder die post worden opgenomen: a) de vorderingen, al dan niet belichaamd in effecten, bestemd voor een duurzame ondersteuning van de bedrijfsuitoefening van andere entiteiten dan die bedoeld onder de posten IV.A. en IV. B.; b) de borgtochten in contanten gestort als doorlopende waarborg, onder meer aan openbare besturen of nutsbedrijven. V. Vorderingen op meer dan één jaar Onder die post worden opgenomen de vorderingen met een contractuele looptijd van meer dan één jaar. De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar, die binnen twaalf maanden vervallen, worden uit die post gelicht en, al naar het geval, onder post VII. A. of VII. B. opgenomen.
Naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, worden eveneens onder de overeenstemmende posten van deze rubriek opgenomen, de te ontvangen opbrengsten die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor nog geen rechtstitel bestaat, indien het bedrag daarvan vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat.
De pro rata van opbrengsten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.
De vorderingen die voor de eigenaar of de verhuurder ontstaan uit de onder post III. D. van de activa bedoelde overeenkomsten worden onder post V. B. opgenomen.
Worden ook onder subpost V.B. geboekt, de vorderingen van de VZW, IVZW of stichting die voortvloeien uit de uitoefening van de terugnemingsrechten, verbonden met de schenkingen gedaan door de VZW, IVZW of stichting.
VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering VI. A. 1. Grond- en hulpstoffen Onder die post worden opgenomen de toeleveringen van grond- en hulpstoffen.
VI. A. 2. Goederen in bewerking De kosten die moeten worden toegerekend aan bestellingen in uitvoering worden niet onder deze post opgenomen maar wel onder post VI. B. VI. A. 4. Handelsgoederen Die post omvat de goederen ingekocht om zonder bewerking of na een lichte bewerking te worden verkocht.
VI. B. Bestellingen in uitvoering Onder die post worden opgenomen: a) het onderhanden werk dat voor rekening van een derde op bestelling wordt uitgevoerd en waarvoor nog geen oplevering is geschied;b) de goederen in bewerking die voor rekening van een derde op bestelling worden gemaakt en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om seriewerk;c) dienstprestaties die voor rekening van een derde op bestelling worden uitgevoerd en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om een standaardtype van dienstprestaties. VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar In deze rubriek worden de vorderingen opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt, evenals de vorderingen of de gedeelten van vorderingen die oorspronkelijk op langer dan één jaar luidden doch die binnen twaalf maanden vervallen.
Leden 2 en 3 van de omschrijving van rubriek "V. Vorderingen op meer dan één jaar" zijn van overeenkomstige toepassing op de vorderingen op ten hoogste één jaar.
Onder post "B. Overige vorderingen" worden onder meer de door belastingdiensten terug te betalen belastingen vermeld.
Worden ook onder subpost VII.B. geboekt, de vorderingen van de VZW, IVZW of stichting die voortvloeien uit de uitoefening van de terugnemingsrechten, verbonden met de schenkingen gedaan door de VZW, IVZW of stichting.
VIII. Geldbeleggingen VIII. B. Overige beleggingen Onder die post worden opgenomen de vorderingen op kredietinstellingen, uit termijndeposito's, alsmede de met beleggingsdoeleinden verkregen effecten die niet het kenmerk hebben van financiële vaste activa, de verworven edele metalen, met de bedoeling deze op korte of middellange termijn opnieuw te verkopen. De aandelen in verbonden entiteiten of in vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, mogen niet onder deze post worden opgenomen, tenzij het om effecten gaat die zijn verkregen of waarop is ingeschreven met het oog op de wederafstand daarvan, of tenzij ze, krachtens een beslissing van de VZW, IVZW of stichting, bestemd zijn om binnen twaalf maanden te worden gerealiseerd.
IX. Liquide middelen De liquide middelen omvatten, behalve de kasmiddelen en de te incasseren vervallen waarden, alleen de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen.
X. Overlopende rekeningen Naast de bedragen bedoeld in artikel 3:55 worden onder deze post opgenomen: a) de over te dragen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar maar die ten laste van een of meerdere volgende boekjaren moeten worden gebracht;b) de verworven opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden geïnd maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar. § 2. De inhoud van bepaalde rubrieken van het passief wordt als volgt gedefinieerd: I. Fondsen van de VZW, IVZW of stichting Onder fondsen van de VZW, IVZW of stichting moet het totaal worden verstaan van, enerzijds, het beginvermogen, met name het vermogen van de VZW, IVZW of stichting op de eerste dag van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van dit besluit gelden, en, anderzijds, de permanente financiering, met name de schenkingen, de legaten en subsidies die uitsluitend bestemd zijn om duurzaam bij te dragen tot de activiteit van de VZW, IVZW of stichting.
Negatieve fondsen van de VZW, IVZW of stichtingen kunnen worden gecompenseerd met een positief resultaat van de VZW, IVZW of stichting.
III. Herwaarderingsmeerwaarden Onder herwaarderingsmeerwaarden moeten worden verstaan de in de rekeningen bijgeschreven, niet gerealiseerde meerwaarden op vaste activa overeenkomstig artikel 3:35.
Mogen eveneens onder deze post worden opgenomen: de terugnemingen van waardeverminderingen geboekt op immateriële vaste activa en op materiële vaste activa zonder beperkte gebruiksduur.
VI. Kapitaalsubsidies Deze post omvat de kapitaalsubsidies die van overheidswege werden verkregen voor investeringen in vaste activa, na aftrek, in voorkomend geval, van de uitgestelde belastingen op deze subsidies; deze uitgestelde belastingen worden opgenomen in de passiefpost "VII. B. Uitgestelde belastingen".
Deze subsidies worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar post "IV. C. Andere financiële opbrengsten", volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa voor de verwerving waarvan ze werden verkregen of, in voorkomend geval, ten belope van het saldo, bij realisatie of buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa.
De kapitaalsubsidies die niet afhankelijk zijn van een investering in vaste activa worden bij de verkrijging geboekt onder post "I. D. Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies ".
VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1° Pensioenen en soortgelijke verplichtingen Onder die post worden opgenomen de voorzieningen die door de VZW, IVZW of stichting werden gevormd om te voldoen aan de verplichtingen inzake rust- en overlevingspensioenen, werkloosheid met bedrijfstoeslag en andere pensioenen en renten die zij ten opzichte van haar actuele of gewezen personeels- of directieleden heeft aangegaan.2° Belastingen Onder die post worden opgenomen de voorzieningen die werden gevormd met het oog op belastingverplichtingen die uit een wijziging in de belastbare basis of in de berekening van de belasting kunnen voortvloeien. VII. B. Voorzieningen voor terug te betalen subsidies en legaten en voor schenkingen met terugnemingsrecht.
Deze post omvat de voorzieningen die worden gevormd om de terugbetalingsverplichting voor subsidies, legaten en schenkingen te dekken waartoe de VZW, IVZW of stichting is gehouden indien de schenkers of de legatarissen hun terugnemingsrecht uitoefenen.
VII. C. Uitgestelde belastingen.
Deze post omvat uitsluitend: a) de naar latere boekjaren uitgestelde belastingen op kapitaalsubsidies die van overheidswege werden verkregen voor investeringen in vaste activa;b) de naar latere boekjaren uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden op immateriële en materiële vaste activa en op effecten die zijn uitgegeven door de Belgische openbare sector ingeval de belasting op deze meerwaarden is uitgesteld;c) de naar latere boekjaren uitgestelde buitenlandse belastingen van dezelfde aard als de sub a) en b) bedoelde belastingen. VIII. Schulden op meer dan één jaar.
Onder die post worden de schulden opgenomen die een contractuele looptijd hebben van meer dan één jaar. De schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan één jaar die binnen de twaalf maanden vervallen worden uit deze rubriek gelicht en overgebracht naar rubriek IX. A. Worden hier onder de overeenkomstige post geboekt de te betalen kosten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar werden gemaakt en waarvoor nog geen titel bestaat maar waarvan het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. De pro rata van kosten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.
De verplichtingen die voortvloeien uit achtergestelde leningen, obligatieleningen, leasing of soortgelijke overeenkomsten, worden vermeld onder de daarvoor bestemde posten, ook al zijn zij aangegaan jegens kredietinstellingen of leveranciers of worden zij door een handelseffect vertegenwoordigd.
Onder de schulden ten aanzien van kredietinstellingen worden onder meer opgenomen de orderbriefjes (promessen) die door de VZW, IVZW of stichting werden onderschreven op naam of aan de order van een kredietinstelling, alsmede de schulden aan kredietinstellingen uit hoofde van bankaccepten die door de VZW, IVZW of stichting in omloop werden gebracht, ook al vinden zij hun oorsprong in de aankoop van goederen en diensten.
De schulden vertegenwoordigd door een wissel of een orderbriefje worden slechts onder de post "B. 2. Te betalen wissels" opgenomen, wanneer zij hun oorsprong vinden in de aankoop van goederen of diensten.
IX. Schulden op ten hoogste één jaar De leden 2 tot 5 van de omschrijving van rubriek "VIII. Schulden op meer dan één jaar" zijn van overeenkomstige toepassing.
X. Overlopende rekeningen Naast de bedragen bedoeld in artikel 3:45, § 2, worden onder die post opgenomen: a) de toe te rekenen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die pas in een later boekjaar zullen worden betaald maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar;b) de over te dragen opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn geïnd, doch die betrekking hebben op een later boekjaar.2. Inhoud van bepaalde rubrieken van de resultatenrekening. Art. 3:172. De inhoud van bepaalde rubrieken van de resultatenrekening wordt als volgt gedefinieerd: I. A. Omzet (volledig schema) Onder omzet wordt verstaan het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden, in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting, onder aftrek van de op de verkoopprijs in de handel toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat); dit bedrag omvat niet de belasting over de toegevoegde waarde, noch enige andere rechtstreeks met de omzet verbonden belasting.
Onder die post moeten eveneens worden opgenomen de tegemoetkomingen van de overheid in het kader van een tariferingspolitiek als compensatie voor lagere ontvangsten.
I. E. Andere bedrijfsopbrengsten (volledig schema) Onder die post worden de van derden ontvangen en met de bedrijfsuitoefening verbonden opbrengsten opgenomen die: a) niet hun oorsprong vinden in een verkoop of een dienstverlening aan derden, binnen het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting, en b) niet als een niet-recurrente bedrijfsopbrengst of financiële opbrengst kunnen worden aangemerkt. Onder die post worden eveneens opgenomen de meerwaarden die werden verwezenlijkt bij de realisatie van handelsvorderingen.
I. F. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten (volledig schema) of I. A. B. (verkort en microschema) Onder die post worden de opbrengsten opgenomen die een bedrijfskarakter hebben maar geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting: 1° de terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa.Onder die post worden opgenomen: a) de met toepassing van artikel 3:39, § 1, derde lid, en artikel 3:42, § 1, derde lid, verrichte terugnemingen van afschrijvingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt;b) de terugnemingen van waardeverminderingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt op immateriële en materiële vaste activa en die te hoog zijn gebleken;2° de terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd en die te hoog zijn gebleken, tenzij het gaat om voorzieningen die werden gevormd voor risico's en kosten die verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting;3° de meerwaarden die worden verwezenlijkt bij de realisering van materiële en immateriële vaste activa.Gaat het om materiële vaste activa, dan mogen deze meerwaarden onder de post "I. E. Andere bedrijfsopbrengsten" worden opgenomen wanneer de realisatie kadert in de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting; dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het normale karakter ervan; 4° de andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten. II. A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen (volledig schema) Na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze aftrekbaar is, worden onder deze post opgenomen de inkopen van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen.
Worden eveneens onder deze post geboekt, de ingekochte diensten, werken en studies, voor zover deze een rechtstreekse invloed hebben op de vervaardigingsprijs van de geproduceerde goederen, de algemene onderaannemingen en de inkopen van onroerende goederen bestemd voor verkoop.
II. B. Diensten en diverse goederen (volledig schema) Na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze aftrekbaar is, worden onder die post opgenomen de kosten verbonden met de dienstverlening of de levering van goederen door derden in het kader van de bedrijfsuitoefening, tenzij deze kosten onder rubrieken A of C moeten worden geboekt.
Worden eveneens onder deze post opgenomen, de vergoedingen van uitzendkrachten en ter beschikking van de VZW, IVZW of stichting gestelde personen evenals de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen en pensioenen van bestuurders die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst.
II. D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa (volledig schema) of I. D. (verkort en microschema) Onder die post worden opgenomen de afschrijvingen en de waardeverminderingen die werden geboekt op oprichtingskosten - andere dan de kosten bij uitgifte van leningen en het disagio - en op immateriële en materiële vaste activa tenzij deze afschrijvingen en waardeverminderingen wegens hun uitzonderlijke aard als een niet-recurrente bedrijfskost moeten worden geboekt (post II. I. (volledig schema) of post I. I. (verkort en microschema)).
De terugnemingen van afschrijvingen of van waardeverminderingen worden niet onder deze post opgenomen maar worden geboekt onder de niet-recurrente bedrijfsopbrengsten (post I. F. (volledig schema) of I. A. B. (verkort of microschema)).
II. E. Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen (toevoegingen +, terugnemingen -) (volledig schema) of I. E. (verkort of microschema) Onder die post worden opgenomen de waardeverminderingen die werden geboekt op voorraden, op bestellingen in uitvoering of op handelsvorderingen bedoeld in de posten V. A. en VII. A. van de balans.
De terugnemingen van op voorraden of op handelsvorderingen geboekte waardeverminderingen worden op deze post aangerekend. Wat de voorraden betreft, moet deze aanrekening niet geschieden wanneer de toepassing van één van de in artikel 3:21 bedoelde waarderingsmethoden ertoe leidt dat bij de waardebepaling van de uitgaande voorraden wordt rekening gehouden met tijdens vorige boekjaren geboekte waardeverminderingen.
II. F. Voorzieningen voor risico's en kosten (toevoegingen +, bestedingen en terugnemingen -) (volledig schema) of I. F. (verkort en microschema) Onder die post worden opgenomen: a) de voorzieningen gevormd voor bedrijfsrisico's en verplichtingen;b) de bestedingen van voorzieningen voor risico's en kosten die vroeger werden gevormd, in zoverre deze risico's en verplichtingen tot bedrijfskosten aanleiding hebben gegeven;c) de terugnemingen van voorzieningen voor risico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd voor gewone bedrijfsrisico's en -verplichtingen van de VZW, IVZW of stichting en die overtollig zijn gebleken. II. G. Andere bedrijfskosten (volledig schema) of I. G. (verkort en microschema) Onder die post worden de aan derden betaalde of verschuldigde met de bedrijfsuitoefening verbonden kosten opgenomen, die: a) niet hun oorsprong vinden in een dienstverlening of een levering door derden, binnen het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting en b) niet als een financiële of niet-recurrente bedrijfskost kunnen worden aangemerkt. In het bijzonder worden onder die post opgenomen, de belastingen die als een bedrijfskost moeten worden aangemerkt, zoals de onroerende voorheffing, de belasting op de voertuigen, de belasting op drijfkracht of op tewerkgesteld personeel, de accijnsrechten en de uitvoerheffingen.
Onder die post worden eveneens opgenomen de minderwaarden die werden geboekt bij de realisatie van handelsvorderingen, tenzij deze minderwaarden gelijk zijn aan het disconto; het disconto wordt geboekt onder post "V. C. Andere financiële kosten" (volledig schema).
II. I. Niet-recurrente bedrijfskosten (volledig schema) of I. I. (verkort en microschema) Onder die post worden de kosten opgenomen die een bedrijfskarakter hebben maar geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting: 1° de niet-recurrente afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa: de afschrijvingen en waardeverminderingen bedoeld in artikel 3:6, § 2, artikel 3:39, § 1, tweede lid, en § 2, en artikel 3:42, § 1, tweede lid en § 2;2° de voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen).Onder deze post worden de voorzieningen opgenomen die werden gevormd voor risico's en kosten die geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting; 3° de minderwaarden bij de realisatie van materiële en immateriële vaste activa.Onder die post worden de minderwaarden opgenomen die worden geboekt bij de realisering van vaste activa. Gaat het om immateriële of materiële vaste activa dan moeten deze minderwaarden onder de post "II. G. Andere bedrijfskosten" worden opgenomen wanneer de realisatie kadert in de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting; dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het normale karakter daarvan; 4° andere niet-recurrente bedrijfskosten;5° de als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente bedrijfskosten (-). I. A. B. Brutomarge (+) (-) (verkort en microschema) Deze post uit de resultatenrekening van het verkort en microschema bedoeld in bijlage 7, beantwoordt aan de algebraïsche som van de volgende posten uit het volledig schema van de resultatenrekening: I. A. Omzet;
I. B. Wijziging in de voorraad goederen in bewerking en gereed product en in de bestellingen in uitvoering;
I. C. Geproduceerde vaste activa;
I. D. Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies;
I. E. Andere bedrijfsopbrengsten;
I. F. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten;
II. A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen;
II. B. Diensten en diverse goederen;
IV. B. Opbrengsten uit vlottende activa (volledig schema);
Onder die post worden opgenomen de opbrengsten (interesten, dividenden, enz.) uit activa opgenomen onder posten V, VII, VIII, IX en X. IV. C. Andere financiële opbrengsten (volledig schema) Worden onder die post opgenomen: 1° de meerwaarden verwezenlijkt bij de realisatie van vorderingen, andere dan handelsvorderingen, van geldbeleggingen en van liquide middelen;2° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifiek verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening;in dit laatste geval mogen ze onder die post worden opgenomen; 3° alle opbrengsten van financiële aard die geen verband houden met welbepaalde activa. IV. D. Niet-recurrente financiële opbrengsten (volledig schema) Onder die post worden opgenomen de terugneming van waardeverminderingen op financiële vaste activa, de terugneming van voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten, de meerwaarden bij realisatie van financiële vaste activa en de andere niet-recurrente financiële opbrengsten.
V. A. Kosten van schulden (volledig schema) Worden onder die post opgenomen: 1° de interesten, de commissies en de kosten verbonden aan schulden;2° de afschrijving van de kosten bij uitgifte van leningen en van het disagio. De geactiveerde interesten worden afgetrokken van het bedrag van de onder deze post opgenomen kosten.
V. B. Waardeverminderingen op vlottende activa andere dan bedoeld onder II. E. (toevoegingen +, terugnemingen -) (volledig schema) Onder die post worden opgenomen de waardeverminderingen geboekt op vorderingen andere dan handelsvorderingen, op geldbeleggingen en op liquide middelen.
De terugnemingen van waardeverminderingen op deze vlottende activa worden eveneens onder deze post geboekt.
V. C. Andere financiële kosten (volledig schema) Onder die post worden opgenomen alle kosten van financiële aard die niet werden geboekt onder de posten V. A., V. B. of V. D. en in het bijzonder: 1° de minderwaarden verwezenlijkt bij de realisatie van vorderingen, andere dan handelsvorderingen, van geldbeleggingen en van liquide middelen; 2° het disconto ten laste van de VZW, IVZW of stichting bij het verhandelen van vorderingen (een wissel, een warrant, een factuur, enz.); 3° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifiek verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening;in dit laatste geval mogen ze onder die post worden opgenomen; 4° de kosten betreffende het eigen vermogen;5° de commissies en financiële kosten. V. D. Niet-recurrente financiële kosten (volledig schema) Onder die post worden opgenomen: de waardeverminderingen op financiële vaste activa, voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico's en kosten, de minderwaarden bij realisatie van financiële vaste activa, de andere niet-recurrente financiële kosten en de als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente financiële kosten.
VIII. Belastingen op het resultaat (volledig schema) of VII. (verkort of microschema) Onder die post worden opgenomen: 1° onder belastingen: a) op het resultaat van het boekjaar: - de voorafbetalingen en de werkelijke voorheffingen die met de belasting verrekenbaar zijn, voor zover het bedrag van deze voorafbetalingen en van deze voorheffingen niet hoger is dan het geraamde bedrag van de verschuldigde belastingen;dit overschot wordt geactiveerd; geactiveerd worden eveneens de voorafbetalingen van belastingen die naar het volgende boekjaar werden overgedragen of waarvan de terugbetaling werd gevraagd; - het verschil tussen het geraamde bedrag van de op het resultaat van het boekjaar verschuldigde belastingen en het bedrag van de voorafbetalingen en verrekenbare bestanddelen; - de belastingsupplementen waarvoor een voorziening werd gevormd; - de in het buitenland betaalde of verschuldigde winstbelastingen; b) op de winst van vorige boekjaren: de betaalde, verschuldigde of geraamde belastingsupplementen alsmede de belastingsupplementen waarvoor een voorziening werd gevormd;2° onder regularisering van belastingen en terugneming van voorzieningen voor belastingen: de verkregen, vastgestelde of geraamde regularisering van belastingen die tijdens een vorig boekjaar ten laste werden genomen. X. B. Overboeking naar de belastingvrije reserves (volledig schema) of IX. B. (verkort en microschema) Deze post wordt gebruikt voor de overboeking van bepaalde opbrengsten of een gedeelte van de winst naar de belastingvrije reserves wanneer hun fiscale vrijstelling afhankelijk is van hun behoud in het vermogen van de VZW, IVZW of stichting. 3. Inhoud van bepaalde verplichte vermeldingen in de toelichting. Art. 3:173. De inhoud van bepaalde verplichte vermeldingen in de toelichting wordt gedefinieerd als volgt: A. Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen 00. Zekerheden door derden gesteld of onherroepelijk beloofd voor rekening van de VZW, IVZW of stichting. Op deze rekening worden de zakelijke of persoonlijke zekerheden geboekt die door derden ten behoeve van de crediteuren van de VZW, IVZW of stichting zijn gesteld of onherroepelijk beloofd, als waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden of verplichtingen die de vereniging of stichting jegens hen heeft aangegaan. 01. Persoonlijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd voor rekening van derden Op deze rekening worden de persoonlijke zekerheden geboekt die door de VZW, IVZW of stichting ten behoeve van derden zijn gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die deze derden hebben aangegaan jegens andere schuldeisers dan de VZW, IVZW of stichting zelf. De wisselverplichtingen zijn die welke voor de VZW, IVZW of stichting voortvloeien uit door haar getrokken, geëndosseerde of voor aval getekende wissels in omloop, met uitzondering van de door de VZW, IVZW of stichting getrokken bankaccepten. 02. Zakelijke zekerheden gesteld of onherroepelijk beloofd op eigen activa. Op deze rekening worden de zakelijke zekerheden geboekt waarmee de VZW, IVZW of stichting haar eigen activa heeft bezwaard of die ze onherroepelijk heeft beloofd voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen van zichzelf of van derden.
In de rekeningen 021 en 023 betreffende de zekerheidstellingen moet in voorkomend geval een onderscheid worden gemaakt tussen de soorten van bezwaarde activa. 03. Ontvangen zekerheden Op deze rekening worden de zakelijke en persoonlijke zekerheden geboekt die de VZW, IVZW of stichting heeft ontvangen voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die derden jegens haar hebben aangegaan, met uitzondering van zekerheidstellingen en borgtochten in contanten.04. Goederen en waarden gehouden door derden in hun naam, maar ten bate en op risico van de VZW, IVZW of stichting Op deze rekening worden de goederen en waarden geboekt die ten opzichte van derden aan een ander toebehoren en waarvan de VZW, IVZW of stichting het risico draagt maar er tevens de opbrengsten uit int zoals de overeenkomsten tot het houden van een deelneming, indien deze goederen en waarden niet mogen worden opgenomen in de balans.05. Verplichtingen tot aan- en verkoop van vaste activa Op die rekening worden als verplichtingen tot aankoop geboekt de geplaatste bestellingen en de verplichtingen met optie van derden, en als verplichtingen tot verkoop de ontvangen bestellingen en de opties die aan derden op bezittingen van de VZW, IVZW of stichting zijn verleend. De verplichtingen tot aankoop evenals de verplichtingen tot verkoop die tot de gewone bedrijfsuitoefening van de VZW, IVZW of stichting behoren en haar vermogen of resultaat niet aanmerkelijk beïnvloeden behoeven niet te worden geboekt. 06. Termijnovereenkomsten Op deze rekening worden in de daartoe aangelegde rekeningen geboekt de koop- en verkoopovereenkomsten op termijn betreffende goederen en vreemde deviezen, alsmede de daartegenoverstaande betalingsverplichtingen en vorderingen.07. Goederen en waarden van derden gehouden door de VZW, IVZW of stichting Op deze rekening worden in afzonderlijke rekeningen geboekt: 1° de gebruiksrechten op lange termijn betreffende goederen die aan derden toebehoren en de daartegenoverstaande verplichtingen, voor zover deze rechten en verplichtingen niet in de balans worden vermeld;2° de goederen en waarden van derden die aan de VZW, IVZW of stichting in bewaring, in consignatie of in bewerking zijn gegeven, alsmede de daartegenoverstaande verplichtingen jegens deponenten en committenten;3° de goederen en waarden die de VZW, IVZW of stichting uit anderen hoofde voor rekening of ten bate en op risico van derden onder zich houdt, alsmede de daartegenoverstaande verplichtingen. B. Reële waarde Voor het opstellen van de staat XXII die de informatie bevat met betrekking tot het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde voor financiële instrumenten: - Dient te worden verstaan onder reële waarde : de waarde vastgesteld met verwijzing naar: a) een marktwaarde voor de financiële instrumenten waarvoor een betrouwbare markt gemakkelijk is aan te wijzen.Wanneer een marktwaarde voor een gegeven instrument niet eenvoudig kan worden bepaald, maar dit wel kan voor de samenstellende elementen of voor een gelijkaardig instrument, kan de marktwaarde berekend worden op basis van die van zijn bestanddelen of die van het gelijkaardige instrument, of b) een waarde berekend met behulp van modellen en algemeen aanvaarde waarderingstechnieken voor de instrumenten waarvoor een betrouwbare markt niet gemakkelijk aan te wijzen is.Deze waarderingsmodellen en -technieken dienen een redelijke benadering van de marktwaarde op te leveren. - De grondstoffencontracten die ieder van de contractsluitende partijen het recht geven tot afwikkeling in contanten of enig ander financieel instrument worden als afgeleiden financiële instrumenten beschouwd, behalve wanneer: a) de contracten gesloten werden en duurzaam dienen voor de verwachte inkoop-, verkoop-, of gebruiksbehoeften van de VZW, IVZW of stichting;b) zij bij de totstandkoming voor dat doeleinde werden bestemd, en c) de afwikkeling naar verwachting zal geschieden door levering van de grondstof. HOOFDSTUK 2. - Diverse bepalingen Art. 3:174. Elke VZW, IVZW of stichting die niet langer haar boekhouding voert in overeenstemming met het model van de vereenvoudigde boekhouding zoals bedoeld in artikel III.85, § 2 van het Wetboek van economisch recht, moet de wijziging van de toepasselijke regels vermelden in de toelichting bij haar jaarrekening en de belangrijkste gevolgen van deze wijziging voor de VZW, IVZW of stichting vermelden. Vanaf dat moment voert ze haar boekhouding met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden zoals bepaald in boek III, titel 3, hoofdstuk 2 van het Wetboek van economisch recht en stelt ze haar jaarrekening op met de exclusieve toepassing van de bepalingen van titel 1 en onderhavige titel.
Art. 3:175. § 1. Elke VZW, IVZW of stichting die, aan het begin van het boekjaar over een vermogen beschikkend, ertoe gehouden is, in toepassing van artikel 3:47, § 1 of 3:51, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen om voor de eerste maal de bepalingen van titel 1 en onderhavige titel toe te passen, past de hierna vastgestelde regels toe om omzichtig, oprecht en te goeder trouw de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen te verrichten die nodig zijn om de openingsbalans van het boekjaar op te stellen op de eerste dag van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van titel 1 en onderhavige titel gelden. § 2. Als de VZW, IVZW of stichting, naar de mening van haar bestuursorgaan, die wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening, al een boekhouding voert die ten minste overeenstemt met deze die titel 1 en onderhavige titel vereisen, stemt de openingsbalans van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van titel 1 en onderhavige titel gelden, overeen met de afsluitingsbalans van het vorige boekjaar.
Indien een VZW, IVZW of stichting waarderingsregels toepast die niet overeenstemmen met de regels die titel 1 en onderhavige titel opleggen, moet ze deze regels aanpassen.
De vermelding van deze aanpassing in de toelichting wordt vervolledigd met een inschatting van de gevolgen ervan. § 3. Als de VZW, IVZW of stichting, naar de mening van haar bestuursorgaan, geen boekhouding voert die ten minste overeenstemt met deze die titel 1 en onderhavige titel vereisen, worden de bestanddelen van de activa voor de opstelling van de openingsbalans van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van titel 1 en onderhavige titel gelden, gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde, verminderd met de afschrijvingen die zouden zijn geboekt alsof de bepalingen van titel 1 en onderhavige titel van bij het begin zouden zijn toegepast of aan de waarde nul indien de aanschaffingswaarde niet wordt teruggevonden.
Het bestuursorgaan kan, mits melding en verantwoording in de toelichting, evenwel beslissen om deze activa te waarderen tegen werkelijke waarde, marktwaarde of gebruikswaarde waarbij het verschil tussen de waarde bepaald volgens het eerste lid en deze waarde wordt geboekt op een afzonderlijke subrekening van het betrokken actief met als tegenpost een opbrengstrekening of een rekening van het eigen vermogen. Wanneer het een vast actief met een beperkte gebruiksduur betreft moet deze waarde worden afgeschreven over de residuele gebruiksduur.
Bij ontstentenis van betrouwbare werkelijke waarde, marktwaarde of gebruikswaarde, worden de activa in de toelichting bij de jaarrekening opgenomen, aangevuld met de vermelding dat er geen betrouwbare werkelijke waarde, marktwaarde of gebruikswaarde aan kan worden gekoppeld.
TITEL 4. - Jaarrekening van VZW, IVZW en stichtingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren HOOFDSTUK 1. - Algemeen.
Art. 3:176. Titel 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op VZW's, IVZW's en stichtingen die overeenkomstig artikel III.85, § 2, van het Wetboek van economisch recht een vereenvoudigde boekhouding voeren. Voor deze VZW's, IVZW's en stichtingen gelden de bepalingen opgenomen in onderhavige titel.
Art. 3:177. De in artikel 3:47, § 2, en 3:51, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde jaarrekening bevat de staat van ontvangsten en uitgaven alsook de toelichting. Deze stukken vormen een geheel. De jaarrekening wordt in euro geformuleerd, zonder decimalen. HOOFDSTUK 2. - Waarderingsregels Art. 3:178. Het bestuursorgaan van de VZW, IVZW of stichting bepaalt de regels die, rekening houdend met de kenmerken van de VZW, IVZW of stichting, ten grondslag liggen aan de waarderingen in de inventaris.
Bezittingen worden gewaardeerd tegen de som van de waarde van de tegenprestaties en uitgaven ingevolge de verwerving.
In afwijking van het eerste lid mogen de bezittingen verworven tijdens een boekjaar dat aanvangt vóór 1 mei 2019, waarvoor de som van de waarde van de tegenprestaties en uitgaven ingevolge de verwerving niet wordt teruggevonden, worden gewaardeerd tegen de waarde bepaald door het bestuursorgaan.
De waarderingsregels zijn samengevat in de toelichting. Deze samenvatting moet voldoende nauwkeurig zijn teneinde de toegepaste waarderingsmethodes te kunnen beoordelen.
Art. 3:179. De waarderingsregels en de toepassing ervan moeten voor alle boekjaren dezelfde zijn.
Zij worden evenwel aangepast ingeval zij niet langer de mogelijkheid bieden om voorzichtig, oprecht en te goeder trouw de in artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht bedoelde verrichtingen uit te voeren.
Deze aanpassingen worden vermeld en verantwoord in de toelichting. De inschatting van de invloed van deze aanpassingen wordt vermeld in de toelichting betreffende de rekeningen van het boekjaar waarin deze aanpassing voor het eerst werd ingevoerd.
Art. 3:180. De waarderingen moeten beantwoorden aan de criteria van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw. HOOFDSTUK 3. - Vorm en inhoud van de jaarrekening Art. 3:181. De jaarrekening wordt voorzichtig, oprecht, te goeder trouw en duidelijk opgemaakt.
Ingeval de toepassing van de bepalingen van deze titel niet volstaat om te voldoen aan dit bepaalde, moeten in de toelichting bijkomende inlichtingen worden verschaft.
Art. 3:182. De staat van de ontvangsten en de uitgaven vloeit rechtstreeks voort uit het in artikel III.85, § 2, van het Wetboek van economisch recht bedoelde ongesplitst dagboek.
De staat moet voor het afgesloten boekjaar stelselmatig de aard en het bedrag van de ontvangsten en de uitgaven van de VZW, IVZW of stichting vermelden.
Enige compensatie tussen ontvangsten en uitgaven is verboden.
De staat van ontvangsten en uitgaven moet overeenkomstig het minimaal schema in bijlage 8 van dit besluit worden opgemaakt.
Art. 3:183. De toelichting bevat de inlichtingen zoals bepaald in de artikelen 3:178, 3:179, 3:181 en 3:184 alsook een staat van het vermogen van de VZW, IVZW of stichting. Zij moet worden opgemaakt overeenkomstig het minimaal schema in bijlage 8 van dit besluit.
Art. 3:184. De staat van het vermogen vloeit rechtstreeks voort uit de in artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht bedoelde inventaris.
De staat moet op de datum van de afsluiting van het boekjaar stelselmatig de aard en het bedrag van het geheel van de bezittingen en van de schulden van de VZW, IVZW of stichting vermelden.
De staat van het vermogen moet bovendien de rechten en de verplichtingen vermelden die een belangrijke invloed kunnen hebben op de financiële toestand van de VZW, IVZW of stichting. Ingeval deze rechten en verplichtingen niet in cijfers kunnen worden vertaald, worden zij enkel op passende wijze in de toelichting vermeld.
Art. 3:185. Een VZW, IVZW of stichting die een vereenvoudigde boekhouding kan voeren en haar jaarrekening kan opmaken overeenkomstig de bepalingen van deze titel, kan evenwel beslissen zich vrijwillig te onderwerpen aan de verplichtingen die gelden voor de VZW's, IVZW's en stichtingen die niet voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel III.85, § 2, van het Wetboek van economisch recht.
In dit geval past de VZW, IVZW of stichting het geheel van de bepalingen toe die gelden voor de opmaak en openbaarmaking van de jaarrekening van de VZW's, IVZW's en stichtingen die niet voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel III.85, § 2, van het Wetboek van economisch recht.
Ingeval de VZW, IVZW of stichting later beslist opnieuw een vereenvoudigde boekhouding te voeren wordt deze beslissing vermeld en verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening met opgave van de belangrijkste gevolgen voor de VZW, IVZW of stichting. HOOFDSTUK 4. - Openbaarmaking Art. 3:186. De jaarrekening en de andere stukken die bij de Nationale Bank moeten worden neergelegd in toepassing van de artikelen 3:47, § 7, en 3:51, § 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of in toepassing van andere wettelijke of reglementaire bepalingen worden langs elektronische weg neergelegd in de vorm van een gestructureerd databestand dat voldoet aan alle technische voorwaarden vastgesteld door de Nationale Bank van België en opgenomen in het "Protocol voor de neerlegging langs elektronische weg van jaarrekeningen in de vorm van een gestructureerd databestand". Dit technisch Protocol wordt door de Nationale Bank van België ter beschikking gesteld op haar website. De neerlegging gebeurt via de speciaal hiertoe voorziene toepassing op de website van de Nationale Bank van België. De toegang tot deze toepassing is enkel mogelijk door middel van een door de Nationale Bank van België erkend digitaal certificaat.
Art. 3:187. § 1. De neergelegde jaarrekening vermeldt: 1° de naam van de rechtspersoon zoals die op datum van de neerlegging in de statuten voorkomt;2° de rechtsvorm op datum van de neerlegging.In voorkomend geval wordt na de rechtsvorm "in vereffening" vermeld; 3° de nauwkeurige aanduiding van de zetel (straat, nummer, eventueel busnummer, postcode, gemeente) op datum van de neerlegging;4° het ondernemingsnummer;5° het woord "rechtspersonenregister" of de afkorting "RPR", gevolgd door de vermelding van de zetel van de ondernemingsrechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de rechtspersoon haar zetel heeft;6° de begindatum en de afsluitingsdatum van het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft;7° in voorkomend geval, de datum waarop ze door de algemene vergadering werd goedgekeurd. § 2. De jaarrekening wordt neergelegd volgens een model dat door de Nationale Bank van België wordt opgesteld en dat op haar website ter beschikking wordt gesteld. Dit model van jaarrekening wordt door de Nationale Bank van België aan de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen aangepast, na advies van de Commissie voor Boekhoudkundige normen. Het bestaan van een nieuwe versie wordt in het Belgisch Staatsblad meegedeeld. § 3. In de jaarrekening worden de bedragen uitgedrukt in euro, hetzij zonder decimalen, hetzij met twee decimalen, met het oog op hun neerlegging in de vorm van een gestructureerd databestand. § 4. De jaarrekening en de andere stukken die het voorwerp van een neerlegging vormen, moeten in éénzelfde taal worden opgemaakt.
Art. 3:188. § 1. De kosten voor de neerlegging van de jaarrekening en de andere bij de Nationale Bank van België neer te leggen stukken omvatten de openbaarmakingskosten bedoeld in paragraaf 2 en alle bijdragen, belastingen of kosten die krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen tegelijk met voornoemde kosten moeten worden betaald. § 2. De kosten voor de openbaarmaking van de in paragraaf 1 bedoelde documenten worden vastgesteld op 31,60 euro. De kosten voor de openbaarmaking van een verbeterde jaarrekening of ander aangepast stuk en van een afzonderlijk van de jaarrekening neergelegd stuk worden vastgesteld op 25 euro.
De in deze paragraaf bepaalde openbaarmakingskosten worden jaarlijks, op 1 januari, aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de volgende formule: het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag bepaald in deze paragraaf vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer, met name het indexcijfer van de maand oktober van het jaar voordien, en gedeeld door het aanvangsindexcijfer, met name het indexcijfer van de maand oktober 2018. Het verkregen resultaat wordt afgerond op het hogere veelvoud van 10 eurocent.De aangepaste bedragen worden uiterlijk op 15 december van elk jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 3. De neerleggingskosten bedoeld in paragraaf 1 worden betaald aan de Nationale Bank van België door een girale overschrijving uitgevoerd volgens de voorwaarden en de technische modaliteiten die de Nationale Bank van België bepaalt en die op haar website ter beschikking worden gesteld.
Art. 3:189. De Nationale Bank van België registreert de datum van ontvangst van de in artikel 3:186 bedoelde documenten.
De neerlegging van deze documenten wordt slechts door de Nationale Bank van België aanvaard als de bepalingen van de artikelen 3:186 en 3:187 in acht werden genomen en als de neerleggingskosten bedoeld in artikel 3:188 betaald zijn.
Het feit dat de neerlegging van een voormeld document niet aanvaard werd door de Nationale Bank van België en de redenen die tot deze beslissing hebben geleid, worden binnen acht werkdagen na de datum van de ontvangst van het betrokken document meegedeeld.
De persoon die het niet-aanvaarde document heeft geüpload kan deze kennisgeving raadplegen in de toepassing bedoeld in artikel 3:186, gedurende maximum één maand na die upload.
Art. 3:190. Wanneer de neerlegging van een in artikel 3:186 bedoeld document aanvaard wordt, neemt de Nationale Bank van België deze neerlegging op in het elektronisch register van aanvaarde jaarrekeningen.
Binnen elf werkdagen die volgen op de datum van de aanvaarding van de neerlegging, stuurt de Nationale Bank van België de mededeling van deze neerlegging naar de rechtspersoon op wie het document betrekking heeft.
Art. 3:191. De aanpassing van een in artikel 3:186 bedoeld document, waarvan de neerlegging eerder door de Nationale Bank van België werd aanvaard, gebeurt door neerlegging, volgens de voorwaarden bepaald door artikel 3:186 van de integrale, behoorlijk verbeterde jaarrekening of desgevallend van het integraal, behoorlijk verbeterde ander neer te leggen stuk.
De vermelding "verbetering" wordt opgenomen in het gestructureerd databestand bedoeld in artikel 3:186.
De verbetering van een eerder openbaar gemaakt document luidt in dezelfde munteenheid en hetzelfde veelvoud hiervan en gebeurt in dezelfde taal als het betrokken document.
De artikelen 3:189 en 3:190 zijn van toepassing op de neerlegging van een verbeterd document.
Art. 3:192. § 1. De Nationale Bank van België stelt op haar website een kopie beschikbaar, in de vorm van een bestand in het "Portable Document Format" (PDF)-formaat, van alle in artikel 3:186 bedoelde documenten die bij haar werden neergelegd tijdens het lopende en de minstens vijf vorige kalenderjaren, volgens de voorwaarden die zij bepaalt en die op haar website worden bekendgemaakt. § 2. De Nationale Bank van België bezorgt op aanvraag een kopie van alle in artikel 3:186 bedoelde documenten die bij haar werden neergelegd.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op alle neergelegde documenten, worden de kopieën bezorgd volgens de modaliteiten voorzien door de Nationale Bank van België.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een of meer documenten met betrekking tot individueel aangeduide rechtspersonen en die niet beschikbaar gesteld worden op de website van de Nationale Bank van België, dan worden de kopieën bezorgd, naar keuze van de aanvrager: 1° ofwel op papier.Per gedrukt blad is het bedrag van 0,25 euro, exclusief port en eventuele inningskosten aan de Nationale Bank van België verschuldigd; 2° ofwel in een aan een elektronisch postbericht gehecht bestand in PDF-formaat.Per bestand is het bedrag van 5,00 euro, exclusief eventuele inningskosten, aan de Nationale Bank van België verschuldigd. § 3. De Nationale Bank van België bezorgt aan de griffies van de ondernemingsrechtbank, onverwijld en kosteloos, een kopie van de in paragraaf 2, tweede lid bedoelde documenten die niet beschikbaar gesteld worden op de website van de Nationale Bank van België.
De griffier is ervan vrijgesteld een kopie van de in artikel 3:186 bedoelde documenten toe te voegen aan het elektronische deel van het dossier bedoeld in artikel 1:2. § 4. Bij neerlegging van een gestructureerd databestand overeenkomstig artikel 3:186 wordt dit op de afgeleverde kopie vermeld.
Bedragen van een jaarrekening die in euro met twee decimalen wordt uitgedrukt, overeenkomstig artikel 3:186, § 3, worden afgerond in euro zonder decimalen op de door de Nationale Bank van België afgeleverde kopieën.
Secties van het door de Nationale Bank van België opgestelde model van jaarrekening die zonder voorwerp zijn, worden niet opgenomen in de door de Nationale Bank van België verstrekte kopieën. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op de lijst van giften als bedoeld in de artikelen 3:47, § 7, en 3:51, § 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
BOEK 4. - Voordracht aan de ondernemingsraden van kandidaten voor de opdracht van commissaris of van bedrijfsrevisor Art. 4:1. § 1. Dit boek is van toepassing op alle vennootschappen waarin een ondernemingsraad moet worden opgericht in uitvoering van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven tenzij er in de ondernemingsraad een andersluidend akkoord werd gesloten over de procedure tot voordracht van kandidaten voor de opdracht van commissaris of van bedrijfsrevisor, vastgesteld bij proces-verbaal ten minste drie maanden vóór de dag waarop de benoeming van de commissaris(sen) of de bedrijfsrevisor(en) plaats zal hebben in de schoot van de onderneming, door de algemene vergadering der vennoten of bij ontstentenis daarvan door het statutair orgaan dat bevoegd is voor het bestuur van de onderneming of door het ondernemingshoofd. § 2. Wanneer er in een vennootschap meerdere ondernemingsraden zijn en deze afzonderlijk vergaderen gelden de bepalingen van paragraaf 1 voor ieder van deze ondernemingsraden afzonderlijk.
Wanneer er in een vennootschap meerdere ondernemingsraden zijn en deze afzonderlijk vergaderen gelden de overige bepalingen van dit boek slechts voor die ondernemingsraden waarin binnen de in paragraaf 1 bepaalde termijn geen andersluidend akkoord werd gesloten over de procedure tot voordracht van kandidaten voor de opdracht van commissaris of van bedrijfsrevisor. § 3. Wanneer er in een onderneming een gemeenschappelijke vergadering van de ondernemingsraad wordt belegd overeenkomstig artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 maart 1972 tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten akkoorden en de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de ondernemingsraden, overeenkomst die algemeen bindend werd verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, gelden de bepalingen van dit boek voor deze gemeenschappelijke vergadering. § 4. Wanneer er voor meerdere juridische entiteiten slechts één ondernemingsraad bestaat, wordt voor de toepassing van de termijn vermeld in paragraaf 1 de datum in aanmerking genomen waarop de eerste benoeming voor één van de juridische entiteiten zal plaats hebben.
Art. 4:2. Ten minste twee maanden vóór de dag waarop de benoeming van de commissaris(sen) of de bedrijfsrevisor(en) plaats zal hebben in de schoot van de vennootschap dient de ondernemingsraad ten minste éénmaal beraadslaagd en eventueel beslist te hebben over de kandidaturen voorgesteld door het orgaan dat statutair bevoegd is voor het bestuur van de vennootschap of door het ondernemingshoofd.
Art 4:3. Indien op de in artikel 4:2 bedoelde vergadering van de ondernemingsraad geen overeenstemming kan worden bereikt over de voorgestelde kandidaat commissaris(sen) of bedrijfsrevisor(en) moet over de voordracht opnieuw beraadslaagd en beslist worden uiterlijk op de laatste vergadering van de ondernemingsraad vóór de datum waarop de benoeming in de schoot van de vennootschap zal plaats hebben.
Indien er voor die datum geen gewone vergadering van de ondernemingsraad meer wordt gehouden moet desgevallend een bijzondere vergadering van de ondernemingsraad worden bijeengeroepen.
Het orgaan dat statutair bevoegd is voor het bestuur van de vennootschap of het ondernemingshoofd kunnen desgevallend één of meer nieuwe kandidaat commissarissen of bedrijfsrevisoren voordragen.
Art. 4:4. Alle schriftelijke inlichtingen die de kandidaat commissaris(sen) of bedrijfsrevisor(en) hebben meegedeeld aan het statutair orgaan dat bevoegd is voor het bestuur van de vennootschap of aan het ondernemingshoofd met het oog op het voordragen van hun kandidatuur in de ondernemingsraad, moeten samen met de uitnodigingen tot in de in de artikelen 4:2 en 4:3 bedoelde vergaderingen van de ondernemingsraad vooraf worden meegedeeld aan de leden van de ondernemingsraad.
Buiten de in het eerste lid bedoelde inlichtingen moet aan de leden van de ondernemingsraad een " curriculum vitae " worden meegedeeld, alsmede, indien een meerderheid van werknemersafgevaardigden hierom verzoekt, een nota betreffende een raming van de omvang en de vergoeding van de uit te voeren prestaties en een beschrijving van hun inhoud.
Art. 4:5. Op verzoek van een meerderheid van werknemersafgevaardigden van de ondernemingsraad moet(en) de voorgestelde kandidaat-commissaris(sen) of bedrijfsrevisor(en) worden uitgenodigd om te verschijnen op de vergadering van de ondernemingsraad die over de voordracht beraadslaagt. De kandidaat-commissaris of bedrijfsrevisor moet aanwezig zijn op de vergadering van de ondernemingsraad waartoe hij wordt uitgenodigd ten einde zich voor te stellen.
Hij dient te antwoorden op de vragen die hem gesteld worden in verband met de aard en de omvang van zijn opdracht in de vennootschap evenals de uitoefening ervan.
Art. 4:6. Wanneer een vennootschap meerdere ondernemingsraden telt, worden, voor het bepalen van de meerderheid voorgeschreven door artikel 3:88, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, die raden geacht een enkel kiescollege te vormen, ongeacht of zij zich afzonderlijk dan wel in gemeenschappelijke vergadering over de hun voorgestelde kandidaturen uitspreken.
Art. 4:7. Wanneer er voor meerdere juridische entiteiten slechts één ondernemingsraad bestaat, geldt de beraadslaging en de beslissing van de enige ondernemingsraad voor al die juridische entiteiten, waarvoor de ondernemingsraad eenzelfde beslissing wenst te nemen over de hem voorgelegde voordracht(en).
In dat geval wordt voor de toepassing van de termijnen vermeld in de artikelen 4:2 en 4:3 de datum in aanmerking genomen waarop de eerste benoeming voor één van deze juridische entiteiten zal plaats hebben.
Art. 4:8. Dit besluit is van toepassing op alle ondernemingen die geen vennootschappen zijn, bedoeld in artikel 15bis van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven tenzij er in de ondernemingsraad een andersluidend akkoord werd gesloten over de procedure tot voordracht van kandidaten voor de opdracht van commissaris of van bedrijfsrevisor, vastgesteld bij proces-verbaal ten minste drie maanden vóór de dag waarop de benoeming van de commissaris(sen) of de bedrijfsrevisor(en) plaats zal hebben in de schoot van de onderneming, door de algemene vergadering der vennoten of bij ontstentenis daarvan door het statutair orgaan dat bevoegd is voor het bestuur van de onderneming of door het ondernemingshoofd.
BOEK 5. - De sociale balans TITEL 1. - Algemene beginselen Art. 5:1. De natuurlijk persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent moeten de gegevens betreffende de sociale balans niet meedelen.
TITEL 2. - Inhoud sociale balans Art. 5:2. Volgende gegevens inzake het personeelsbestand dienen te worden vermeld: I Een staat van de tewerkgestelde personen met uitsplitsing tussen enerzijds de personen waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister en anderzijds de uitzendkrachten en de ter beschikking van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting gestelde personen.
Wat de werknemers betreft waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister, vermeldt deze staat: 1° voor de betrokken periode: - het gemiddelde aantal voltijdse en deeltijdse werknemers van het boekjaar en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten van het boekjaar en van het vorige boekjaar; - het aantal gepresteerde uren van de voltijdse en deeltijdse werknemers tijdens het boekjaar en het totale aantal gepresteerde uren van het boekjaar en van het vorige boekjaar; - de personeelskosten van de voltijdse en deeltijdse werknemers van het boekjaar en de totale personeelskosten van het boekjaar en het vorige boekjaar; - het totaal van de voordelen bovenop het loon van het boekjaar en het vorige boekjaar.
Deze laatste twee rubrieken moeten niet ingevuld worden wanneer het gaat om één enkele persoon.
De gegevens opgesomd in bovenstaande rubrieken worden uitgesplitst volgens het geslacht van de werknemers. Ingeval het aantal betrokken werknemers minder dan drie bedraagt of gelijk aan drie is, moet de rubriek niet worden uitgesplitst. 2° op de afsluitingsdatum van het boekjaar: Het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten.Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst, volgens het geslacht en studieniveau, en volgens de beroepscategorie.
Wat de uitzendkrachten en de ter beschikking van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting gestelde personen betreft, vermeldt deze staat voor het betrokken boekjaar en voor beide categorieën afzonderlijk, het gemiddelde aantal, het aantal gepresteerde uren en de kosten voor de onderneming.
II Een tabel van de personeelsbewegingen tijdens het boekjaar die volgende vermeldingen bevat: 1° het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting tijdens het boekjaar een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten die tijdens het boekjaar werden ingeschreven in het algemeen personeelsregister.Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst; 2° het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten met een in de DIMONA-verklaring aangegeven of een in het algemeen personeelsregister opgetekende datum waarop hun overeenkomst tijdens het boekjaar een einde nam.Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst en volgens één van de volgende redenen van beëindiging van de overeenkomst: pensioen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, afdanking of andere reden, met afzonderlijke vermelding van degenen die als zelfstandigen ten minste op halftijdse basis diensten blijven verlenen aan de vennootschap, VZW, IVZW of stichting.
III Een staat met inlichtingen over de opleidingsactiviteiten gevolgd door de werknemers, waarvan de kost geheel of gedeeltelijk ten laste is van de werkgever.
Deze opleidingen splitsen zich op in voortgezette beroepsopleiding en initiële beroepsopleiding.
Onder voortgezette beroepsopleiding verstaat men de opleiding gevolgd door één of meerdere personeelsleden, die op voorhand gepland is en als doel heeft de kennis van de werknemers te vergroten of de vaardigheden van de werknemers te verbeteren.
De voortgezette beroepsopleiding is onderverdeeld in: 1° formele opleiding;2° informele opleiding. Onder formele beroepsopleiding verstaat men de cursussen en stages die ontwikkeld zijn door lesgevers of sprekers. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie door de lesgever of opleidingsinstelling. Ze gaan door op een plaats die duidelijk afgescheiden is van de werkplek. Deze opleidingen richten zich tot een groep cursisten en maken, in voorkomend geval, het onderwerp uit van een attest dat de opleiding gevolgd werd.
Deze opleidingen kunnen ontwikkeld en beheerd worden door de onderneming zelf of door een organisme buiten de betrokken onderneming.
Onder informele beroepsopleiding verstaat men de vormingsactiviteiten, andere dan deze bedoeld hierboven, die rechtstreeks betrekking hebben op het werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van zelf organisatie door de individuele leerling of door een groep leerlingen. De inhoud wordt bepaald naargelang de individuele behoeften van de leerling op de werkplek.
Onder initiële beroepsopleiding verstaat men de opleiding gegeven aan personen in de onderneming tewerkgesteld in kader van de systemen van alternerend leren en werken en met als doel het behalen van een diploma of van een officieel certificaat. De duur van deze opleiding bedraagt ten minste zes maanden.
Deze staat vermeldt, voor elke hierboven bedoelde soort opleiding, per geslacht, het aantal werknemers die de opleiding volgden, het aantal uren van de gevolgde opleiding en de kost van deze opleidingen.
Voor de voortgezette formele opleiding worden per geslacht opgenomen: - de bruto kost van de opleiding samengesteld uit de kosten rechtstreeks verbonden met de opleiding; - de betaalde bijdragen en/of de stortingen aan de collectieve fondsen in het kader van deze opleiding; - de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding; - de netto kost van de opleiding die verkregen wordt door de som van de bruto kost, de betaalde bijdragen en de stortingen aan collectieve fondsen, waarvan de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding afgetrokken worden.
Wat betreft de voortgezette informele opleiding en de initiële opleiding wordt per geslacht de netto kost betrekking hebbende op elk van deze opleidingen vermeld.
TITEL 3. - Inhoud sociale balans voor kleine vennootschappen en kleine VZW's, IVZW's en stichtingen Art. 5:3. De kleine vennootschappen bedoeld in artikel 1:24 en kleine VZW's, IVZW's en stichtingen zoals bedoeld in de artikelen 1:28 en 1:30 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen kunnen de sociale balans opstellen volgens een verkort schema, waarbij volgende gegevens inzake het personeelsbestand worden verstrekt: I Een staat van de werknemers waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, een staat van de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister.
Deze staat vermeldt: 1° voor de betrokken periode: - het gemiddeld aantal voltijdse en deeltijdse werknemers van het boekjaar en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten van het boekjaar en van het vorige boekjaar; - het aantal gepresteerde uren van de voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal gepresteerde uren van het boekjaar en van het vorige boekjaar; - de personeelskosten van de voltijdse en deeltijdse werknemers van het boekjaar en de totale personeelskosten van het boekjaar en van het vorige boekjaar.
Deze laatste rubriek moet niet ingevuld worden wanneer het gaat om één enkele persoon; 2° op afsluitingsdatum van boekjaar: het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten.Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst, volgens het geslacht en studieniveau en volgens de beroepscategorie.
II Een tabel van de personeelsbewegingen tijdens het boekjaar die volgende vermeldingen bevat: 1° het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting tijdens het boekjaar een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten die tijdens het boekjaar werden ingeschreven in het algemeen personeelsregister;2° het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten met een in de DIMONA-verklaring aangegeven of een in het algemeen personeelsregister opgetekende datum waarop hun overeenkomst tijdens het boekjaar een einde nam. III Een staat met inlichtingen over de opleidingsactiviteiten gevolgd door de werknemers, waarvan de kost geheel of gedeeltelijk ten laste is van de werkgever.
Deze opleidingen splitsen zich op in voortgezette beroepsopleiding en initiële beroepsopleiding.
Onder voortgezette beroepsopleiding verstaat men de opleiding gevolgd door één of meerdere personeelsleden, die op voorhand gepland is en als doel heeft de kennis te vergroten of de vaardigheden van de werknemers te verbeteren.
De voortgezette beroepsopleiding is onderverdeeld in: 1° formele opleiding;2° informele opleiding. Onder formele beroepsopleiding verstaat men de cursussen en stages die ontwikkeld zijn door lesgevers of sprekers. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie door de lesgever of opleidingsinstelling. Ze gaan door op een plaats die duidelijk afgescheiden is van de werkplek. Deze opleidingen richten zich tot een groep cursisten en maken, in voorkomend geval, het onderwerp uit van een attest dat de opleiding gevolgd werd.
Deze opleidingen kunnen worden ontwikkeld en beheerd door de onderneming zelf of door een organisme buiten de betrokken onderneming.
Onder informele beroepsopleiding verstaat men de vormingsactiviteiten, andere dan deze bedoeld hierboven, die rechtstreeks betrekking hebben op het werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van zelf organisatie door de individuele leerling of door een groep leerlingen. De inhoud wordt bepaald naargelang de individuele behoeften van de leerling op de werkplek.
Onder initiële beroepsopleiding verstaat men de opleiding gegeven aan personen in de onderneming tewerkgesteld in kader van de systemen van alternerend leren en werken en met als doel het behalen van een diploma of van een officieel certificaat. De duur van deze opleiding bedraagt ten minste zes maanden.
Deze staat vermeldt, voor elke hierboven bedoelde soort opleiding, per geslacht, het aantal werknemers die de opleiding volgden, het aantal uren van de gevolgde opleiding en de kost van deze opleidingen.
Voor de voortgezette formele opleiding worden per geslacht opgenomen: - de bruto kost van de opleiding samengesteld uit de kosten rechtstreeks verbonden met de opleiding; - de betaalde bijdragen en/of de stortingen aan de collectieve fondsen in het kader van deze opleiding; - de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding; - de netto kost van de opleiding die verkregen wordt door de som van de bruto kost, de betaalde bijdragen en de stortingen aan collectieve fondsen, waarvan de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding afgetrokken worden.
Wat betreft de voortgezette informele opleiding en de initiële opleiding wordt per geslacht de netto kost betrekking hebbende op elk van deze opleidingen vermeld.
TITEL 4. - Inhoud van bepaalde rubrieken van de sociale balans Art. 5:4. Voor het opstellen van de sociale balans verstaat men onder: 1° werknemers waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister: werknemers waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, de werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister, en verbonden met de vennootschap, VZW, IVZW of stichting door een arbeidsovereenkomst of startbaanovereenkomst;2° uitzendkrachten en personen ter beschikking gesteld van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting: de werknemers die zich door een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid verbinden om ter beschikking van de vennootschap, VZW, IVZW of stichting te worden gesteld en de door een natuurlijke of rechtspersoon in dienst genomen werknemers die aan de vennootschap, VZW, IVZW of stichting ter beschikking zijn gesteld in de zin van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;3° gemiddeld aantal werknemers waarvoor de vennootschap, VZW, IVZW of stichting een DIMONA-verklaring heeft ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, het gemiddeld aantal werknemers ingeschreven in het algemeen personeelsregister: het gemiddelde van het per einde van elke maand van het boekjaar van de werknemers waarvoor een DIMONA-verklaring is ingediend bij de RSZ conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of, indien de tewerkstelling uitgesloten is van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, het gemiddelde van het per einde van elke maand van het boekjaar van de werknemers in het algemeen personeelsregister ingeschreven;4° aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten: het arbeidsvolume teruggebracht tot voltijds tewerkgestelde equivalenten, te berekenen voor de deeltijdse werknemers op basis van het conventioneel aantal te presteren uren, gerelateerd ten opzichte van de normale arbeidsduur (referentiewerknemer);5° gepresteerde uren: de gepresteerde uren stemmen overeen met de effectief gewerkte arbeidsuren, dus zonder vakantie, ziekteverzuim, kort verzuim en alle overige uren verloren door staking of om het even welke andere reden;6° soort overeenkomst: - de overeenkomst gesloten voor een onbepaalde tijd. - de overeenkomst gesloten voor een bepaalde tijd. - de overeenkomst gesloten voor een duidelijk omschreven werk. - de vervangingsovereenkomst; 7° studieniveau: - lager onderwijs. - secundair onderwijs. - hoger niet universitair onderwijs. - universitair onderwijs; 8° beroepscategorie: - directiepersoneel. - bedienden. - arbeiders. - andere.
BOEK 6. - Het verslag van betalingen aan overheden TITEL 1. - Definities Art. 6:1. Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder: 1° overheid: eender welke nationale, regionale of lokale autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of van een derde land.Onder overheid vallen tevens enige departementen, organen of ondernemingen waarover die autoriteit controle uitoefent als bepaald in artikel 1:14 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen; 2° project: de operationele activiteiten die worden beheerst door in één enkele overeenkomst of één enkele licentie, huurovereenkomst, concessie of soortgelijke juridische overeenkomst, en die de basis voor betalingsverplichtingen ten aanzien van een overheid vormen. Indien verscheidene overeenkomsten van dien aard wezenlijk met elkaar zijn verbonden, wordt dit als een project beschouwd; 3° betaling: een in geld of in natura betaald bedrag voor de in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen beschreven activiteiten die bestaan uit: a) productierechten;b) belastingen over de inkomsten, de productie of de winsten van vennootschappen, met uitzondering van verbruiksbelastingen zoals belastingen over de toegevoegde waarde, inkomstenbelastingen van natuurlijke personen of omzetbelastingen;c) royalty's;d) dividenden;e) ondertekenings-, opsporings- en productiebonussen;f) licentierechten, huurprijzen, toetredingsgelden en andere vergoedingen voor licenties en/of concessies;en g) betalingen voor infrastructuurverbeteringen. TITEL 2. - Inhoud verslag van betalingen aan overheden Art. 6:2. De volgende gegevens dienen in het verslag van de betalingen aan overheden voor het betrokken boekjaar vermeld te worden: 1° het totale bedrag van aan elke overheid gedane betalingen;2° het totale bedrag per soort betaling als omschreven in artikel 6:1, 3°, a) tot en met g), die aan elke overheid is gedaan;3° ingeval deze betalingen aan een bepaald project zijn toegewezen, het totale bedrag per soort betaling als omschreven in artikel 6:1, 3°, a) tot en met g), die voor elk dergelijk project is gedaan, en het totale bedrag aan betalingen voor elk dergelijk project. De betalingen waarvan, hetzij afzonderlijk, hetzij in een reeks van samenhangende betalingen, het bedrag minder is dan 100.000 euro gedurende een boekjaar dienen niet te worden opgenomen in het verslag.
Betalingen die worden verricht om te voldoen aan betalingsverplichtingen op het niveau van de entiteit, mogen op entiteitsniveau in plaats van op projectniveau worden gerapporteerd.
Betalingen in natura aan een overheid worden in waarde en, waar van toepassing, in volume vermeld. In een toelichting wordt vermeld hoe de waarde is bepaald.
De rapportering van de betalingen strookt met het wezen, en niet met de vorm, van de betrokken betaling of activiteit. Betalingen en activiteiten mogen niet kunstmatig gesplitst of samengevoegd worden om de verplichting tot vermelding te omzeilen.
TITEL 3. - Inhoud geconsolideerd verslag van betalingen aan overheden Art. 6:3. De definities gegeven in artikel 6:1 zijn van overeenkomstige toepassing.
Een moedervennootschap wordt geacht actief te zijn in de winningsindustrie of in de houtkap van oerbossen indien een of meer van haar dochtervennootschappen actief zijn in de winningsindustrie of in de houtkap van oerbossen.
Het geconsolideerd verslag van betalingen aan overheden bevat de in artikel 6:2 bedoelde informatie betreffende betalingen die voortvloeien uit winnings- en/of houtkapactiviteiten.
De door een vennootschap verrichte betalingen die overeenkomstig artikel 3:97, 2° en 3° geen deel uitmaakt van de consolidatiekring, dienen niet te worden opgenomen in het geconsolideerde verslag van betalingen aan overheden.
BOEK 7. - De besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap en de naamloze vennootschap TITEL 1. - Uitkoopbod voor de besloten vennootschap en de naamloze vennootschap Art. 7:1. § 1. Voor de toepassing van deze titel, wordt verstaan onder: 1° "bieder": de persoon die de voorwaarden van artikel 7:2 vervult en een uitkoopbod doet;2° "doelvennootschap": de niet-genoteerde besloten of naamloze vennootschap wiens effecten door het uitkoopbod worden beoogd;3° "kredietinstelling": een kredietinstelling waarop de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen van toepassing is;4° "effecten waarop het uitkoopbod slaat": effecten die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen en stemrecht verlenen, alsook effecten die recht geven op inschrijving op of verwerving van dergelijke effecten of op omzetting in dergelijke effecten, met uitzondering van obligaties uitgegeven door de vennootschap die niet converteerbaar zijn of waaraan geen inschrijvingsrechten zijn verbonden;5° "personen die in onderling overleg optreden": personen tussen wie een akkoord bestaat met voor de partijen als doel of gevolg een parallelle gedragslijn te volgen voor de verwerving of de overdracht van effecten van de doelvennootschap, van de bieder of van de vennootschap waarvan de effecten als tegenwaarde worden aangeboden;6° "verbonden personen": vennootschappen die onderling zijn verbonden als bedoeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen alsmede andere natuurlijke en rechtspersonen, wanneer tussen hen een affiliatieverband bestaat in de zin van hetzelfde artikel 1:20;7° "controle van een vennootschap": de bevoegdheid omschreven in artikel 1:14 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;8° "gezamenlijke controle": de controle omschreven in artikel 1:18 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen; § 2. Worden behoudens tegenbewijs beschouwd als een akkoord met voor de partijen als doel of als gevolg een parallelle gedragslijn te volgen voor de verwerving of de overdracht van effecten van de betrokken vennootschap: 1° andere dan statutaire overeenkomsten die een blokkering van de effecten, een goedkeuring of een gelijkaardig mechanisme voor de verwerving of overdracht van effecten van de betrokken vennootschap inhouden;2° andere dan statutaire overeenkomsten waarin een recht van voorkoop dan wel opties of verplichtingen tot aankoop of verkoop van effecten van de betrokken vennootschap zijn bedongen;3° de gezamenlijke controle over een vennootschap die effecten bezit van de betrokken vennootschap. § 3. Worden behoudens tegenbewijs vermoed in onderling overleg op te treden: 1° de bieder, de leden van zijn bestuursorganen en de vennootschappen die hij controleert of die hem controleren, alsook andere personen met wie zij een akkoord als bepaald in paragraaf 2 hebben gesloten;2° de doelvennootschap, de leden van haar bestuursorganen en de vennootschappen die zij controleert of die haar controleren alsook andere personen met wie zij een akkoord als bepaald in paragraaf 2 hebben gesloten;3° andere personen die met de in het 1° of 2° bedoelde personen een akkoord hebben gesloten om de verwerving van effecten van de doelvennootschap te financieren en die bij het resultaat van het bod een belang hebben dat niet uitsluitend een belang als schuldeiser is;4° onderling verbonden personen. Art. 7:2. De bieder moet alleen, rechtstreeks of onrechtstreeks, dan wel in onderling overleg, 95 % van de stemrechtverlenende effecten van de doelvennootschap bezitten; om dit quotum van 95 % te berekenen worden de effecten in bezit van met de bieder verbonden personen en van personen die in overleg met hem handelen, bij de effecten in bezit van de bieder geteld.
Dit percentage wordt berekend op het ogenblik waarop het verslag van de bieder als bedoeld in artikel 7:4, § 2, is opgesteld.
Art. 7:3. De bieder moet zich, wat hem betreft, ertoe verbinden het bod ten einde te brengen en mag, zodra hij de in artikel 7:6 bepaalde kennisgeving heeft verricht, geen effecten waarop het bod betrekking heeft, verwerven tegen andere voorwaarden dan die van het bod, tenzij hij die uitbreidt tot alle begunstigden van het bod.
Alle voor de verwezenlijking van het uitkoopbod noodzakelijke middelen moeten beschikbaar zijn, hetzij op een rekening bij een kredietinstelling, hetzij in de vorm van een onherroepelijk en onvoorwaardelijk krediet dat een kredietinstelling voor de bieder heeft geopend; deze middelen moeten worden geblokkeerd om de betaling te waarborgen van de aankoopprijs van de effecten die in het kader van het uitkoopbod zijn verworven of uitsluitend daartoe worden aangewend.
Art. 7:4. § 1. De bieder bepaalt de prijs voor het uitkoopbod, rekening houdend met de belangen van de eigenaars van effecten. § 2. De bieder moet een schriftelijk en omstandig verslag opstellen over de verrichting. Dit verslag moet alle noodzakelijke inlichtingen bevatten opdat de eigenaars van effecten van de doelvennootschap zich met kennis van zaken een oordeel zouden kunnen vormen over de verrichting, en moet tenminste de volgende elementen bevatten: 1° in verband met de bieder, of de bieders wanneer er meer dan een is: a) of hij alleen optreedt, rechtstreeks of onrechtstreeks, of in onderling overleg met anderen;b) op de dag waarop het verslag wordt opgesteld, hoeveel en welke categorieën en soorten stemrechtverlenende effecten rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van de bieder, van met de bieder verbonden personen en van personen die in overleg met hem handelen;c) de volledige identiteit van de bieder en van alle met hem verbonden personen en van personen die in overleg met hem handelen voor het uitkoopbod.2° in verband met het uitkoopbod: a) hoeveel en welke effecten de bieder voornemens is te verwerven;b) vermelding en verantwoording van de voorgestelde prijs voor de effecten waarop het uitkoopbod slaat, en als verschillende categorieën of soorten van effecten tegen verschillende prijzen zijn verworven, vermelding van deze prijzen en verantwoording van de prijsverschillen. Het verslag vermeldt volgens welke methodes de prijs is bepaald, het relatieve belang van elk van die methodes, de waarden die elke methode oplevert, de eventuele ondervonden problemen; c) vermelding van de voorziene aanvangs- en de slotdatum van de aanvaardingsperiode van het uitkoopbod;d) vermelding van de plaats waar de aanvaarding van het bod en de effecten waarop het bod slaat moeten worden neergelegd, alsmede de uiterste datum van de neerlegging;vermelding van de plaats waar de houders van de effecten schriftelijk hun weigering tot afstand kunnen betekenen, mits identificatie van hun effecten; e) vermelding van de datum en de wijze van betaling;f) vermelding dat de eventuele taksen en kosten ten laste zijn van de bieder;g) vermelding van de plaats waar en de wijze waarop de effecten die na afsluiting van het aldus heropende bod niet zijn aangeboden, worden geconsigneerd.3° in verband met de doelvennootschap: de naam van de vennootschap, de datum van oprichting ervan, het doel, het adres van de zetel van de vennootschap, de vermelding van de wijzigingen die in de loop van de laatste 10 jaar in de statuten zijn aangebracht, met verwijzing naar de bekendmakingen, de namen van de leden van het bestuursorgaan met vermelding van hun bevoegdheid. Art. 7:5. Bij het schriftelijke en omstandige verslag van de bieder wordt gevoegd: 1° een schriftelijk verslag van een bedrijfsrevisor, een accountant ingeschreven op het Tableau van de externe accountants van het Instituut van Accountants en de Belastingsconsulenten.In dit verslag spreekt de bedrijfsrevisor of de accountant zich uit over de relevantie, ten aanzien van de gebruikelijk gehanteerde waarderingscriteria, van de door de bieder gebruikte waarderingsmethode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen; de bedrijfsrevisor of de accountant vermeldt ook of hij van oordeel is dat de prijs de belangen van de eigenaars van effecten veilig stelt. 2° het advies van het bestuursorgaan van de doelvennootschap, waarin het bestuursorgaan stelt dat het door de bieder opgesteld verslag naar zijn oordeel geen leemten vertoont of geen gegevens bevat die de eigenaars van effecten van de doelvennootschap kunnen misleiden. Bovendien moet in dit advies het oordeel staan van het bestuursorgaan over het verslag van de onder het 1° vermelde bedrijfsrevisor of accountant. Tot slot moet het advies vermelden of hij vindt dat met de prijs de belangen van de effectenhouders al dan niet veilig komen worden gesteld.
Art. 7:6. Wanneer niet alle effecten op naam zijn, moet tweemaal, met een tussentijd van ten minste acht dagen, in een landelijk verspreid blad en in een blad uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft, een bericht worden bekendgemaakt waarin wordt vermeld waar de eigenaars van effecten de in de artikelen 7:4 en 7:5 bedoelde verslagen kunnen verkrijgen.
Wanneer alle effecten op naam zijn, moeten die verslagen met een aangetekende brief worden verzonden.
Elke eigenaar van effecten kan kosteloos en op verzoek een volledige kopie krijgen van de in de artikelen 7:4 en 7:5 bedoelde verslagen.
Art. 7:7. De eigenaars van effecten waarop het bod slaat, beschikken over een termijn van dertig dagen na bekendmaking van het tweede bericht als bedoeld in artikel 7:6, eerste lid, om schriftelijk de bieder hun bezwaren mede te delen tegen het bod en, meer in het bijzonder, tegen de waardering van de effecten van de doelvennootschap of de geboden prijs, inzonderheid uit het oogpunt van het veilig stellen van de belangen van de eigenaars van effecten.
Wanneer alle effecten op naam zijn, loopt de termijn vanaf de verzending van de aangetekende brieven als bedoeld in artikel 7:6, tweede lid.
Art. 7:8. Indien in de loop van de in artikel 7:7 genoemde termijn, bezwaren zijn gemaakt, kan de bieder hetzij zijn oorspronkelijke bod handhaven, hetzij het in gunstigere zin voor de effectenhouders wijzigen.
De bieder maakt de beslissing die hij heeft genomen met toepassing van het eerste lid, of, wanneer geen bezwaar werd medegedeeld, het behoud van het bod, bekend via een bericht dat binnen de vijftien dagen volgend op het eind van de in artikel 7:7 bepaalde termijn wordt bekendgemaakt in een landelijk verspreid blad en in een blad uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft. Dit bericht herhaalt de plaats waar de eigenaars van effecten de in de artikelen 7:4 en 7:5 bedoelde verslagen kunnen bekomen en geeft de er gebeurlijk aangebrachte wijzigingen alsmede de aanvangs- en slotdata van de aanvaardingsperiode van het uitkoopbod, aan.
Wanneer alle effecten op naam zijn, kan deze publicatie worden vervangen door de verzending van aangetekende brieven aan alle eigenaars van effecten binnen de vijftien dagen volgend op het eind van de in artikel 7:7 bepaalde termijn.
Art. 7:9. Vanaf de datum waarop het verslag van de bieder als bedoeld in artikel 7:4 werd opgesteld, mag het uitkoopbod enkel worden gewijzigd met toepassing van artikel 7:3, eerste lid of van artikel 7:8, eerste lid.
Art. 7:10. De periode voor de aanvaarding van het uitkoopbod bedraagt minimum tien en maximum twintig dagen, te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking overeenkomstig artikel 7:8.
Art. 7:11. Met uitzondering van de effecten waarvan de eigenaars uitdrukkelijk en schriftelijk voor het sluiten van de aanvaardingsperiode van het bod hebben te kennen gegeven dat ze er geen afstand van willen doen, worden de effecten die na afsluiting van het bod niet zijn aangeboden, geacht van rechtswege op de bieder te zijn overgegaan. De betaling van de overgedragen effecten geschiedt ten laatste binnen één maand na afsluiting van het bod. De middelen die noodzakelijk zijn voor de betaling van de overgedragen effecten, worden geconsigneerd bij de Deposito- en Consignatiekas ten gunste van hun vroegere eigenaars.
TITEL 2. - Elektronisch effectenregister voor de besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap en de naamloze vennootschap Art. 7:12. § 1. Vanaf de opmaak van het register van effecten op naam dat in elektronische vorm wordt gehouden overeenkomstig de artikelen 5:24, 6:24 of 7:28 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen geldt enkel de inschrijving in dit register, tot het bewijs van het tegendeel, als vermoeden houder te zijn van de effecten waarvoor de betrokkene is ingeschreven, zoals bepaald in de artikelen 5:29, 6:28 en 7:34 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Dit vermoeden geldt niet voor een eventueel papieren register dat nog zou blijven voortbestaan, dat geen officieel karakter meer heeft en bijgevolg geen andere bewijswaarde heeft dan deze die het kan genieten op basis van de bewijsregels van het gemeen recht. § 2. Wanneer een bestaande vennootschap een elektronisch effectenregister opmaakt, wordt de op datum van de omzetting van het register bestaande toestand overgenomen onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Het papieren register, dat de historiek bevat van de verrichtingen met betrekking tot de effecten, wordt bewaard op de statutaire zetel van de vennootschap, met het oog op de bewijswaarde van de inschrijvingen die dateren van voor de opmaak van het elektronisch register. § 3. De keuze om voor een bepaalde categorie van effecten een elektronisch register te houden, impliceert geen verplichting om de effectenregisters voor de andere categorieën van effecten in dezelfde vorm te houden. § 4. De vennootschap kan zelf het elektronisch register bewaren en beheren voor eigen rekening of kan voor de bewaring en het beheer van het elektronisch register beroep doen op een vertrouwensderde. De vennootschap die optreedt voor eigen rekening en de vertrouwensderde die optreedt voor rekening van de vennootschap zijn als beheerder van het elektronisch register onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit en de wet. § 5. Gelet op de persoonsgegevens die worden opgenomen in het elektronisch effectenregister, dient de beheerder van het elektronisch register de passende maatregelen te nemen om de toegang tot het register, zowel met het oog op de inschrijvingen van verrichtingen als op de raadplegingen, slechts mogelijk te maken met inachtneming van de door de wet en dit besluit aan de toegang gestelde beperkingen, via een systeem van toegangscontrole. De beheerder van het elektronische register dient daarbij alles in het werk te stellen om te verhinderen dat de in het register opgenomen gegevens toegankelijk zijn voor derden die niet toegangsgerechtigd zijn.
De beheerder van het elektronisch register dient alle noodzakelijke middelen aan te wenden om: 1° op de bewaarde gegevens uitgevoerde raadplegingen en verrichtingen, zowel de normale als de bedrieglijke, op te sporen;2° de auteurs van deze verrichtingen te identificeren;3° deze raadplegingen en verrichtingen te dateren;4° de registratie van de informatie met betrekking tot deze raadplegingen en verrichtingen te bewaren gedurende de volledige bewaringsduur van de gegevens, onder meer teneinde toe te laten de verplichting bepaald in het eerste lid na te leven;Meer in het bijzonder wordt geregistreerd wie wanneer en voor welk concreet doeleinde toegang had tot welke gegevens; 5° samen te werken met de bevoegde instanties in het kader van gerechtelijke of administratieve onderzoeken of met het oog op de opsporing van eventuele anomalieën, met name in het kader van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, of in het kader van de artikelen 315 en 317 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 . De beheerder van het elektronisch register ziet er op toe dat deze registraties slechts toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten en voor de personen die zij aanwijzen. Hij controleert of het gebruik dat de gemachtigde personen maken van hun toegang tot het register conform is aan de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. § 6. Overeenkomstig artikel 32 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming dient de beheerder van het elektronisch register alle noodzakelijke middelen aan te wenden om de bewaarde gegevens te beschermen tegen elke opzettelijke of onopzettelijke aantasting of beschadiging. Hij ziet toe op de integriteit van de bewaarde gegeven en dient alle noodzakelijke middelen aan te wenden om elke ongeoorloofde toegang tot de apparatuur, de communicatiesystemen en de dragers die de bewaarde gegevens bevatten, te verhinderen. § 7. Overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming dient de beheerder van het elektronisch register procedures te voorzien om te kunnen reageren op incidenten en hun gevolgen te kunnen beperken.
Art. 7:13. § 1. De beheerder van het elektronisch register zorgt voor de bewaring van de technische informatie die noodzakelijk is voor de controle van de raadplegingen en verrichtingen bedoeld in artikel 7:12, § 5, tweede en derde lid. § 2. De toegangscontrole bedoeld in artikel 7:12, § 5, eerste lid, omvat zowel een aspect van identificatie van de persoon, door middel van een geheel van elektronische gegevens dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend, als een controle van het welbepaalde en precieze karakter van de wettelijke hoedanigheid die deze derde toelaat om toegang te krijgen en naar het relevante karakter van de gevraagde gegevens, evenals de omvang van deze toegang.
Voor de toepassing van deze bepaling dienen de in het kader van deze toegangscontrole gebruikte elektronische identificatiemiddelen te beantwoorden aan het betrouwbaarheidsniveau "hoog", overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. De hoedanigheid van houder van een effect voor de rechtstreekse raadpleging van het register dat betrekking heeft op zijn categorie van effecten, wordt bewezen door zijn inschrijving in het register.
De hoedanigheid van lid van een bestuursorgaan voor de rechtstreekse raadpleging van het register wordt bewezen door de inschrijving als lid van dat bestuursorgaan in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Voor de rechtstreekse inschrijving van een verrichting is bijkomend een controle vereist van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Andere personen die, hetzij namens de vennootschap, hetzij namens de effectenhouders of hun erfgenamen als gemachtigde optreden, ontlenen hun hoedanigheid voor de rechtstreekse raadpleging van het register en, in voorkomend geval, voor de inschrijving, aanvulling of ondertekening van het register aan deze machtiging. Hetzelfde geldt voor de tussenpersonen die, in voorkomend geval, worden gemachtigd indien de vennootschap beroep doet op een vertrouwensderde voor de bewaring en het beheer van het register. De beheerder neemt de gepaste maatregelen om het bewijs van deze hoedanigheid te bepalen en te controleren, zowel voor wat de rechtstreekse raadpleging als voor wat de rechtstreekse inschrijving van een verrichting betreft.
Art. 7:14. § 1. De vennootschap wordt met betrekking tot deze gegevens beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking als bedoeld in artikel 4.7 van Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De vertrouwensderde wordt beschouwd als verwerker als bedoeld in artikel 4.8 van dezelfde verordening. § 2. Onverminderd andersluidende wettelijke en reglementaire bepalingen, moet hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 7:13 bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, met inbegrip van de personen die belast zijn met het technisch beheer van het elektronisch systeem, het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.
Art. 7:15. In geval van stopzetting van het elektronisch register om welke reden dan ook, met inbegrip van de sluiting van de vereffening van de vennootschap, dient het bestuursorgaan of, in voorkomend geval, de vereffenaar, een volledige print van het elektronisch register op papier te bewaren op de zetel van de vennootschap of, in geval van vereffening, op de plaats waar de boeken en bescheiden van de vennootschap worden neergelegd en gedurende de in artikel 2:102 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde termijn moeten worden bewaard. Deze geprinte versie vermeldt de datum van de print en wordt ondertekend door het bestuurs- of vertegenwoordigingsorgaan of, in voorkomend geval, de vereffenaar.
Wanneer de stopzetting het gevolg is van een besluit van het bestuursorgaan wordt deze print gehecht aan de notulen van dat besluit.
BOEK 8. - De genoteerde besloten vennootschap in de zin van artikel 1:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en de naamloze vennootschap TITEL 1. - Het openbaar karakter van het verzoek tot verlening van volmachten Art. 8:1. Het openbaar karakter van een verzoek tot verlening van volmachten in de zin van artikel 7:145 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen staat vast zodra één van volgende omstandigheden zich voordoet: 1° bij aanwending door de verzoeker of voor zijn rekening, van reclamemiddelen, van welke aard ook, die verzoeken of aanbevelen om de betreffende volmachten te verlenen;2° bij beroep op of tussenkomst van één of meer bemiddelaars;3° bij sollicitatie, door de verzoeker of voor zijn rekening, van 150 of meer aandeelhouders. Voor de toepassing van deze bepaling wordt als reclamemiddel beschouwd: a) de verspreiding van informatie in de schrijvende pers of in al dan niet periodieke publicaties en het gebruik van radio, televisie of andere audiovisuele middelen;b) de verspreiding van circulaires of van andere gestandaardiseerde stukken met betrekking tot het verzoek, ook als ze aan de geadresseerde persoonlijk worden toegezonden;c) de verpreiding van informatie via telefonisch of elektronisch informatieverkeer;d) het gebruik van andere technieken om het verzoek bekend te maken. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder bemiddelaar verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die, zelfs als tijdelijke of bijkomstige werkzaamheid, en in welke hoedanigheid ook, tegen vergoeding of voordeel van welke aard ook, bij een verzoek tot verlening van volmachten rechtstreeks of onrechtstreeks optreedt voor rekening van de verzoeker.
TITEL 2. - Verkrijging van eigen effecten door genoteerde vennootschappen en vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF Art. 8:2. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: 1° "MTF": multilaterale handelsfaciliteit zoals gedefinieerd in artikel 3, 10°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructure voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van richtlijn 2014/65/EU, voor zover deze werkt met minstens één dagelijkse verhandeling en met een centraal orderboek;2° "het koninklijk besluit van 14 november 2007": het koninklijk besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;3° "de FSMA": de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten. Art. 8:3. § 1. Genoteerde vennootschappen en vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF moeten alvorens de verrichtingen uit te voeren die zij met toepassing van artikel 7:215, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen overwegen uit te voeren, aan de FSMA een kopie bezorgen van het besluit van de algemene vergadering of van het bestuursorgaan, en, in voorkomend geval, van de bepaling uit de statuten die de vennootschap tot die verrichtingen machtigt.
Die vennootschappen moeten de FSMA ook op de hoogte brengen wanneer dit besluit of deze bepaling effectief ten uitvoer wordt gelegd. § 2. De overmaking van de informatie aan de FSMA gebeurt op de door de FSMA bepaalde wijze.
Art. 8:4. § 1. Genoteerde vennootschappen en vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF moeten de inkoopverrichtingen die zij met toepassing van artikel 7:215, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen hebben uitgevoerd, uiterlijk op het einde van de zevende beursdag volgend op de datum van uitvoering van deze verrichtingen openbaar maken.
Bij een inkoopverrichting op termijn moet de openbaarmaking als bedoeld in het eerste lid uiterlijk plaatsvinden op het einde van de zevende beursdag volgend op de datum waarop de inkoopovereenkomst wordt afgesloten. § 2. Deze openbaarmaking omvat: 1° de datum van de verrichting;2° het tijdstip waarop de verrichting heeft plaatsgevonden als zij niet is uitgevoerd in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF;3° het aantal verkregen effecten;4° de prijs van de verkregen effecten;5° de handelsmethode en, in voorkomend geval, de markt of de MTF waarop de verrichting heeft plaatsgevonden. § 3. Wanneer de vennootschap de informatie bedoeld in paragraaf 2 openbaar maakt, maakt zij die tegelijkertijd over aan de FSMA, op de door de FSMA bepaalde wijze.
Op verzoek van de FSMA deelt de vennootschap haar ook mee welke bemiddelaar de inkoopverrichtingen heeft uitgevoerd overeenkomstig artikel 7:215, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 4. De informatie die overeenkomstig paragraaf 2 openbaar wordt gemaakt over inkoopverrichtingen die in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF zijn uitgevoerd, mag worden gebundeld per beursdag en per markt of per MTF, met opgave van de gemiddelde prijs, de hoogst betaalde prijs en de laagst betaalde prijs.
De informatie die openbaar wordt gemaakt over inkoopverrichtingen die buiten het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF zijn uitgevoerd, mag niet worden gebundeld. § 5. De in paragraaf 1 bedoelde openbaarmaking gebeurt overeenkomstig de artikelen 35, § 1, 36, § 1, eerste lid, § 2 en § 3, en 37 van het koninklijk besluit van 14 november 2007 en met inachtneming van artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit.
De regels die zijn vastgesteld in artikel 4, § 1, tweede lid, 8°, a) en b), van het koninklijk besluit van 21 augustus 2008 houdende nadere regels voor bepaalde multilaterale handelsfaciliteiten gelden bij toepassing van artikel 35 van het koninklijk besluit van 14 november 2007 door de vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF. De genoteerde vennootschappen en de vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF, stellen de informatie bedoeld in paragraaf 2, op het ogenblik van de openbaarmaking ervan, ter beschikking op hun website. § 6. De FSMA ziet toe op de toepassing van dit artikel. § 7. Als de FSMA van oordeel is dat de bepalingen van dit artikel niet zijn nageleefd, stelt zij de betrokken vennootschap daarvan in kennis met het verzoek om haar, binnen de termijn die zij vaststelt, haar opmerkingen mee te delen.
Na het verstrijken van de door haar vastgestelde termijn kan de FSMA, op de wijze die zij bepaalt en op kosten van de betrokken vennootschap, een waarschuwing openbaar maken die vermeldt dat de betrokken vennootschap de bepalingen van dit artikel niet heeft nageleefd. Als zij dit aangewezen vindt, kan zij, om rekening te houden met de opmerkingen van de vennootschap, een waarschuwing openbaar maken die verschilt van haar oorspronkelijke standpunt. § 8. Voor de uitvoering van haar toezichtsbevoegdheid als bedoeld in paragraaf 6 beschikt de FSMA ten aanzien van de vennootschappen die aan de betrokken regels zijn onderworpen, de financiële tussenpersonen, de leden van een Belgische gereglementeerde markt of MTF, de marktondernemingen, de MTF's, de verrekenings- of vereffeningsinstellingen, en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen over de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te laten meedelen, met inbegrip van informatie en documenten die betrekking hebben op de relaties tussen de tussenpersoon en een bepaalde cliënt.
Art. 8:5. Voor de toepassing van artikel 7:215, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, wordt aangenomen dat de prijs die de genoteerde vennootschapp of de vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF biedt, gelijkwaardig is en de gelijke behandeling van de aandeelhouders of certificaathouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, waarborgt: - wanneer de inkoopverrichting wordt uitgevoerd in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF, of, - als de inkoopverrichting niet in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF wordt uitgevoerd, indien de geboden prijs ten hoogste gelijk is aan de hoogste actuele onafhankelijke biedprijs, in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of, indien het effect niet is toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, in het centraal orderboek van de in termen van liquiditeit meest relevante MTF. Bij een inkoopverrichting op termijn is de hoogste actuele onafhankelijke biedprijs die als referentie wordt gehanteerd, de biedprijs die in het centraal orderboek verschijnt op het ogenblik dat de inkoopovereenkomst wordt afgesloten, verhoogd met de interest die overeenstemt met de normale marktvoorwaarden.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "in termen van liquiditeit meest relevante MTF" de MTF verstaan waarop het volume voor de effecten waarop de verrichting betrekking heeft, het hoogst was in de laatste drie maanden vóór de verrichting.
Art. 8:6. § 1. Genoteerde vennootschappen en vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF moeten de verrichtingen tot vervreemding die zij met toepassing van artikel 7:218, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen hebben uitgevoerd, uiterlijk op het einde van de zevende beursdag volgend op de datum van uitvoering van deze verrichtingen openbaar maken.
Bij een verrichting tot vervreemding op termijn moet de openbaarmaking als bedoeld in het eerste lid uiterlijk plaatsvinden op het einde van de zevende beursdag volgend op de datum waarop de overeenkomst tot vervreemding wordt afgesloten. § 2. Deze openbaarmaking omvat: 1° de datum van de verrichting;2° het tijdstip waarop de verrichting heeft plaatsgevonden als zij niet is uitgevoerd in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF;3° het aantal vervreemde effecten;4° de prijs van de vervreemde effecten;5° de handelsmethode en, in voorkomend geval, de markt of de MTF waarop de verrichting heeft plaatsgevonden. § 3. Wanneer de vennootschap de informatie bedoeld in paragraaf 2 openbaar maakt, maakt zij die tegelijkertijd over aan de FSMA, op de door de FSMA bepaalde wijze.
Op verzoek van de FSMA deelt de vennootschap haar ook mee welke bemiddelaar de verrichtingen tot vervreemding heeft uitgevoerd overeenkomstig artikel 7:218, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 4. De informatie die overeenkomstig paragraaf 2 openbaar wordt gemaakt over verrichtingen tot vervreemding die in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF zijn uitgevoerd, mag worden gebundeld per beursdag en per markt of per MTF, met opgave van de gemiddelde prijs, de hoogst verkregen prijs en de laagst verkregen prijs.
De informatie die openbaar wordt gemaakt over verrichtingen tot vervreemding die buiten het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF zijn uitgevoerd, mag niet worden gebundeld. § 5. De in paragraaf 1 bedoelde openbaarmaking gebeurt overeenkomstig de artikelen 35, § 1, 36, § 1, eerste lid, § 2 en § 3, en 37 van het koninklijk besluit van 14 november 2007 en met inachtneming van artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit.
De regels die zijn vastgesteld in artikel 4, § 1, tweede lid, 8°, a) en b) van het koninklijk besluit van 21 augustus 2008 houdende nadere regels voor bepaalde multilaterale handelsfaciliteiten gelden bij toepassing van artikel 35 van het koninklijk besluit van 14 november 2007 door de vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF. De genoteerde vennootschappen en de vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF, stellen de informatie bedoeld in paragraaf 2, op het ogenblik van de openbaarmaking ervan, ter beschikking op hun website. § 6. De FSMA ziet toe op de toepassing van dit artikel. § 7. Als de FSMA van oordeel is dat de bepalingen van dit artikel niet zijn nageleefd, stelt zij de betrokken vennootschap daarvan in kennis met het verzoek om haar, binnen de termijn die zij vaststelt, haar opmerkingen mee te delen.
Na het verstrijken van de door haar vastgestelde termijn kan de FSMA, op de wijze die zij bepaalt en op kosten van de betrokken vennootschap, een waarschuwing openbaar maken die vermeldt dat de betrokken vennootschap de bepalingen van dit artikel niet heeft nageleefd. Als zij dit aangewezen vindt, kan zij, om rekening te houden met de opmerkingen van de vennootschap, een waarschuwing openbaar maken die verschilt van haar oorspronkelijke standpunt. § 8. Voor de uitvoering van haar toezichtsbevoegdheid als bedoeld in paragraaf 6 beschikt de FSMA ten aanzien van de vennootschappen die aan de betrokken regels zijn onderworpen, de financiële tussenpersonen, de leden van een Belgische gereglementeerde markt of MTF, de marktondernemingen, de MTF's, de verrekenings- of vereffeningsinstellingen, en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen over de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te laten meedelen, met inbegrip van informatie en documenten die betrekking hebben op de relaties tussen de tussenpersoon en een bepaalde cliënt.
Art. 8:7. Voor de toepassing van artikel 7:218, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, wordt aangenomen dat de vraagprijs van de genoteerde vennootschappen of de vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of een MTF, gelijkwaardig is en de gelijke behandeling van de aandeelhouders of certificaathouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, waarborgt: 1° wanneer de vervreemding wordt uitgevoerd in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF, 2° wanneer de vervreemding plaatsvindt in het kader van een plaatsing van effecten door het opbouwen van een orderboek, waarbij de prijs en de toewijzing worden vastgesteld na raadpleging van een voldoende groot aantal gekwalificeerde beleggers in de zin van Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG en rekening houdend met de marktvoorwaarden en eventuele andere factoren waarvan het gebruik objectief verantwoord is, op voorwaarde dat de meerderheid van de daarbij geraadpleegde gekwalificeerde beleggers bestaat uit personen die geen met de vennootschap verbonden personen zijn, of 3° onverminderd het eerste lid, 2°, wanneer de vervreemding niet in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of een MTF wordt uitgevoerd, indien de vraagprijs hoger is dan of gelijk is aan de laagste actuele onafhankelijke laatprijs, in het centraal orderboek van een gereglementeerde markt of, indien het effect niet is toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, in het centraal orderboek van de in termen van liquiditeit meest relevante MTF.Wanneer de vervreemding geheel of gedeeltelijk plaatsvindt in het kader van een omruiling van obligaties, geldt het vereiste van gelijkwaardigheid van de vraagprijs alleen op het moment van plaatsing van de obligaties.
Bij een verkoopverrichting op termijn is de laagste actuele onafhankelijke laatprijs die als referentie wordt gehanteerd, de biedprijs die in het centraal orderboek verschijnt op het ogenblik dat de verkoopovereenkomst wordt afgesloten, verhoogd met de interest die overeenstemt met de normale marktvoorwaarden.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "in termen van liquiditeit meest relevante MTF" de MTF verstaan waarop het volume voor de effecten waarop de verrichting betrekking heeft, het hoogst was in de laatste drie maanden vóór de verrichting.
BOEK 9. - Diverse bepalingen TITEL 1. - Opheffingsbepalingen Art. 9:1. Worden opgeheven: 1° het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juli 2017, 22 december 2016, 31 mei 2016, 18 december 2015, 25 april 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, wat de elektronische invoer van gegevens door derden in de Kruispuntbank van Ondernemingen betreft, 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen, 29 maart 2012, 7 november 2011, 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, 27 mei 2010, 10 augustus 2009, 26 april 2009, 9 september 2008, 27 april 2007, 5 april 2006, 10 november 2005, 8 maart 2005, 18 januari 2005, 12 juli 2004, 19 december 2003, 23 juni 2003 en 4 april 2003;2° het koninklijk besluit van 26 juni 2003 op de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk, van internationale verenigingen zonder winstoogmerk, van stichtingen en van organismen voor de financiering van pensioenen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 juli 2004, 31 mei 2005, 21 december 2006 en 17 maart 2013;3° het koninklijk besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 21 oktober 2018;4° het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 maart 2008, 12 augustus 2008, 9 december 2009, 18 december 2012, 17 augustus 2013, 15 december 2016 en 21 oktober 2018;5° het koninklijk besluit van 8 oktober 2004 tot uitvoering van artikel 19bis, derde lid, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. TITEL 2. - Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare uitkoopbiedingen Art. 9:2. In het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare uitkoopbiedingen wordt het opschrift van hoofdstuk I vervangen als volgt: "Hoofdstuk I. - Definities en toepassingsgebied".
Art. 9:3. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een artikel 1/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 1/1.Dit besluit is van toepassing op de openbare uitkoopbiedingen op vennootschappen onderworpen aan het regime van artikel 7:82, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, uitgezonderd de openbare uitkoopbiedingen die overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare overnamebiedingen plaatsvinden onder de vorm van een heropening van een openbaar overnamebod.
De vennootschappen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op de multilaterale handelsfaciliteiten Alternext en Vrije Markt, uitgebaat door Euronext Brussels, worden onderworpen aan het regime van artikel 7:82, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.".
Art. 9:4. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1° worden de woorden "artikel 513, § 1, vierde lid, W.Venn." vervangen door de woorden "artikel 7:82, § 1, vijfde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen"; b) in de bepaling onder 2° worden de woorden ", die een openbaar beroep doet of heeft gedaan op het spaarwezen in de zin van artikel 438 W.Venn." opgeheven.
Art. 9:5. In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "artikel 513, § 1, vierde lid, W.Venn." worden vervangen door de woorden "artikel 7:82, § 1, vijfde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen"; b) de woorden "van een naamloze vennootschap die een openbaar beroep op het spaarwezen doet of gedaan heeft in de zin van artikel 438 W.Venn." worden vervangen door de woorden "van een vennootschap als bedoeld in artikel 1/1".
Art. 9:6. In artikel 5, § 1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 133, § 4, W.Venn." vervangen door de woorden "artikel 3:62, § 4, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen." Art. 9:7. In artikel 7, derde lid, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden ", indien effecten van de doelvennootschap zijn toegelaten tot de handel op een Belgische gereglementeerde markt" opgeheven.
Art. 9:8. In de bijlage bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in 2.2., tweede lid, worden de woorden "artikel 7, § 2, W.Venn." vervangen door de woorden "artikel 1:16, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen"; b) in 2.4. worden de woorden "artikel 513, § 1, eerste lid, W.Venn." vervangen door de woorden "artikel 7:82, § 1, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen". HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van economisch recht Art. 9:9. In titel 1, artikelen 1 en 3 van het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van economisch recht worden de woorden "gewone commanditaire vennootschappen" vervangen door de woorden "commanditaire vennootschappen".
Art. 9:10. In hoofdstuk 1 van de bijlage 1 van het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van economisch recht worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de Franstalige omschrijving van de rekening 1 "Patrimoine propre, provisions pour risques et charges et dettes à plus d'un an" wordt vervangen door de omschrijving "Fonds propres, provisions pour risques et charges et dettes à plus d'un an";2° de rekening "11 Uitgiftepremies" wordt vervangen door de volgende rekeningen: "11 Inbreng buiten kapitaal 110 Beschikbare inbreng buiten kapitaal 1100 Uitgiftepremie 1109 Andere 111 Onbeschikbare inbreng buiten kapitaal 1110 Uitgiftepremie 1119 Andere" Aan de nieuw toegevoegde rekening "110 Beschikbare inbreng buiten kapitaal" wordt een voetnoot (31) toegevoegd die luidt als volgt: "(31) Waarbij het gedeelte van de op deze rekening geboekte beloofde inbreng dat nog niet werd opgevraagd op het credit van een afzonderlijke subrekening van deze rekening wordt geboekt ";3° de rekening "13 Reserves" wordt vervangen door de volgende rekeningen: "13 Reserves 130 Wettelijke reserves 131 Andere onbeschikbare reserves 1311 Statutair onbeschikbare reserves 1312 Reserve voor eigen aandelen 1313 Financiële steunverlening 1319 Overige 132 Belastingvrije reserves 133 Beschikbare reserves";4° de Franstalige omschrijving van de rekening 162 "Provisions pour grosses réparations et gros entretiens" wordt vervangen door de omschrijving "Provisions pour grosses réparations et gros entretien";5° de Franstalige omschrijving van de rekening 168 "Impôt différé" wordt vervangen door de omschrijving "Impôts différés";6° de Franstalige omschrijving van de rekening 1680 "Impôt différé et subside en capital" wordt vervangen door de omschrijving "Impôts différés afférents à des subsides en capital";7° de Franstalige omschrijving van de rekening 1681 "Impôt différé sur plus-values réalisées sur immobilisations incorporelles" wordt vervangen door de omschrijving "Impôts différés afférents à des plus-values réalisées sur immobilisations incorporelles";8° de Franstalige omschrijving van de rekening 1682 "Impôt différé sur plus-values réalisées sur immobilisations corporelles" wordt vervangen door de omschrijving "Impôts différés afférents à des plus-values réalisées sur immobilisations corporelles";9° de Franstalige omschrijving van de rekening 1687 "Impôt différé sur plus-values réalisées sur titres émis par le secteur public belge" wordt vervangen door de omschrijving "Impôts différés afférents à des plus-values réalisées sur titres émis par le secteur public belge";10° de omschrijving van de rekening 200 "Kosten van oprichting en kapitaalverhoging" wordt vervangen door de omschrijving "Kosten van oprichting, kapitaalverhoging of verhoging van de inbreng ";11° de Franstalige omschrijving van de rekening 201 "Frais d'émission d'emprunt" wordt vervangen door de omschrijving "Frais d'émission d'emprunts";12° de Franstalige omschrijving van de rekening 250 "Terrains et construction" wordt vervangen door de omschrijving "Terrains et constructions";13° de Franstalige omschrijving van de rekening 35 "Immeubles destinés a la vente" wordt vervangen door de omschrijving "Immeubles destinés à la vente";14° de omschrijving van de rekening 410 "Opgevraagd, niet gestort kapitaal" wordt vervangen door de omschrijving "Opgevraagd, niet gestort kapitaal of inbreng";15° de Franstalige omschrijving van de rekening 411 "Tva à récupérer" wordt vervangen door de omschrijving "TVA à récupérer";16° de Franstalige omschrijving van de rekening 412 "Impôts et versements fiscaux à récupérer" wordt vervangen door de omschrijving "Impôts et précomptes à récupérer";17° de Franstalige omschrijving van de rekening 42 "Dettes a plus d'un an échéant dans l'année(16) (même subdivision que le compte 17)" wordt vervangen door de omschrijving "Dettes à plus d'un an échéant dans l'année(16) (même subdivision que le compte 17)";18° de Franstalige omschrijving van de rekening 451 "Tva à payer" wordt vervangen door de omschrijving "TVA à payer";19° de Franstalige omschrijving van de rekening 47 "Dettes découlant de l'affectation des résultats" wordt vervangen door de omschrijving "Dettes découlant de l'affectation du résultat";20° de Franstalige omschrijving van de rekening 51 "Actions et placements de trésorerie autres que placements à terme" wordt vervangen door de omschrijving "Actions, parts et placements de trésorerie autres que placements à revenu fixe";21° de Franstalige omschrijving van de rekening 6 "Coûts" wordt vervangen door de omschrijving "Charges";22° de Franstalige omschrijving van de rekening 608 "Remises, ristournes et rabais obtenus (-) (24)" wordt vervangen door de omschrijving "Remises, ristournes et rabais (-) (24)";23° de Franstalige omschrijving van de rekening 609 "Variations de stocks" wordt vervangen door de omschrijving "Variations des stocks";24° de Franstalige omschrijving van de rekening 6095 "d'immeubles destinés à la vente" wordt vervangen door de omschrijving "d'immeubles achetés destinés à la vente";25° de omschrijving van de rekening 691 "Toevoeging aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies" wordt vervangen door de omschrijving "Toevoeging aan de inbreng ";26° de omschrijving van de rekening 694 "Vergoeding van het kapitaal" wordt vervangen door de omschrijving "Vergoeding van de inbreng ";27° de Franstalige omschrijving van de rekening 72 "Actifs immobilisés produits" wordt vervangen door de omschrijving "Production immobilisée";28° de omschrijving van de rekening 791 "Onttrekking aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies" wordt vervangen door de omschrijving "Onttrekking aan de inbreng ";29° de verwijzingen in romeinse cijfers naar de respectievelijke rubrieken van de activa en de passiva worden geschrapt. HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1934 betreffende de toepassing der wetten op het onvrijwillig bezitsverlies van toonderpapier Art. 9:11. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 24 december 1934 betreffende de toepassing der wetten op het onvrijwillig bezitsverlies van toonderpapier worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 182 van het Wetboek van vennootschappen, de artikelen 73 en 83 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 en artikel 19bis van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen" vervangen door de woorden "artikelen 2:74, 2:113 en 2:134 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en de artikelen XX.135 en XX.172 het Wetboek van economisch recht"; 2° in het tweede lid worden de woorden "een krachtens artikel 182 van het Wetboek van vennootschappen, een krachtens de artikelen 73 en 83 van de faillissementswet, alsmede bij een krachtens artikel 19bis van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen" vervangen door de woorden "een krachtens de artikelen 2:74, 2:113 en 2:134 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en alsmede bij een krachtens de artikelen XX.135 en XX.172 het Wetboek van economisch recht".
TITEL 3. - Inwerkingtreding Art. 9:12. Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als de datum waarop de bepalingen van de wet waarvan het de uitvoering verzekert van toepassing worden.
In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 3:75, § 5, en 3:192, § 5, in werking treden op 1 januari 2021. De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in de eerste zin.
TITEL 4. - Uitvoeringsbepaling Art. 9:13. De minister van Economie, de minister van Justitie, de minister van Financiën en de Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 april 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Aanvraagformulier I tot inschrijving (luiken A en C) en tot bekendmaking in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad (luik B).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K.GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D.DUCARME
Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Aanvraagformulier II tot wijziging van de inschrijving in KBO. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Vennootschappen - jaarrekening volgens volledig schema: schema van de balans en de resultatenrekening.
Balans ACTIVA I. Oprichtingskosten Vaste activa II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel D. Leasing en soortgelijke rechten E. Overige materiële vaste activa F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen IV. Financiële vaste activa A. Verbonden ondernemingen 1. Deelnemingen 2.Vorderingen B. Ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat 1. Deelnemingen 2.Vorderingen C. Andere financiële vaste activa 1. Aandelen 2.Vorderingen en borgtochten in contanten Vlottende activa V. Vorderingen op meer dan een jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering A. Voorraden 1. Grond- en hulpstoffen 2.Goederen in bewerking 3. Gereed product 4.Handelsgoederen 5. Onroerende goederen bestemd voor verkoop 6.Vooruitbetalingen B. Bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste een jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VIII. Geldbeleggingen A. Eigen aandelen B. Overige beleggingen IX. Liquide middelen X. Overlopende rekeningen Totaal van de activa PASSIVA Eigen vermogen Voor naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen: I. Inbreng A. Kapitaal 1. Geplaatst kapitaal 2.Niet opgevraagd kapitaal B. Buiten kapitaal 1. Uitgiftepremies 2.Andere II. Herwaarderingsmeerwaarden III. Reserves A. Onbeschikbare reserves 1. Wettelijke reserve 2.Statutair onbeschikbare reserves 3. Inkoop eigen aandelen 4.Financiële steunverlening 5. Overige B.Belastingvrije reserves C. Beschikbare reserves IV. Overgedragen winst of overgedragen verlies V. Kapitaalsubsidies VI. Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto-actief (-) Voor andere dan naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen: I. Inbreng A. Beschikbaar B. Onbeschikbaar II. Herwaarderingsmeerwaarden III. Reserves A. Onbeschikbare reserves 1. Statutair onbeschikbare reserves 2.Inkoop eigen aandelen 3. Financiële steunverlening 4.Overige B. Belastingvrije reserves C. Beschikbare reserves IV. Overgedragen winst of overgedragen verlies V. Kapitaalsubsidies VI. Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto-actief (-) Voorzieningen en uitgestelde belastingen VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen 2.Belastingen 3. Grote herstellings- en onderhoudswerken 4.Milieuverplichtingen 5. Overige risico's en kosten B.Uitgestelde belastingen Schulden VIII. Schulden op meer dan een jaar A. Financiële schulden 1. Achtergestelde leningen 2.Niet achtergestelde obligatieleningen 3. Leasingschulden en soortgelijke schulden 4.Kredietinstellingen 5. Overige leningen B.Handelsschulden 1. Leveranciers 2.Te betalen wissels C. Vooruitbetalingen op bestellingen D. Overige schulden IX. Schulden op ten hoogste een jaar A. Schulden op meer dan een jaar die binnen het jaar vervallen B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2.Overige leningen C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2.Te betalen wissels D. Vooruitbetalingen op bestellingen E. Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2.Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden X. Overlopende rekeningen Totaal van de passiva Resultatenrekening I. Bedrijfsopbrengsten A. Omzet B. Voorraad goederen in bewerking en gereed product en bestellingen in uitvoering: toename (afname) C. Geproduceerde vaste activa D. Andere bedrijfsopbrengsten E. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten II. Bedrijfskosten A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen 1. Aankopen 2.Voorraad: afname (toename) B. Diensten en diverse goederen C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa E. Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen toevoegingen (terugnemingen) F. Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) G. Andere bedrijfskosten H. Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten (-) I. Niet-recurrente bedrijfskosten III. Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies) IV. Financiële opbrengsten A. Opbrengsten uit financiële vaste activa B. Opbrengsten uit vlottende activa C. Andere financiële opbrengsten D. Niet-recurrente financiële opbrengsten V. Financiële kosten A. Kosten van schulden B. Waardeverminderingen op vlottende activa andere dan bedoeld onder II.E: toevoegingen (terugnemingen) C. Andere financiële kosten D. Niet-recurrente financiële kosten VI. Winst (Verlies) van het boekjaar voor belasting VII. A. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen B. Overboeking naar de uitgestelde belastingen VIII. Belastingen op het resultaat A. Belastingen B. Regulariseringen van belastingen en terugnemingen van voorzieningen voor belastingen IX. Winst (Verlies) van het boekjaar X. A. Onttrekking aan de belastingvrije reserves B. Overboeking naar de belastingvrije reserves XI. Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar Resultaatverwerking A. Te bestemmen winst (verlies) 1. Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar 2.Overgedragen winst (verlies) van het vorige boekjaar B. Onttrekking aan het eigen vermogen 1. Aan de inbreng 2.Aan de reserves C. Toevoeging aan het eigen vermogen 1. Aan de inbreng 2.Aan de wettelijke reserve 3. Aan de overige reserves D.Over te dragen resultaat 1. Over te dragen winst 2.Over te dragen verlies E. Tussenkomst van de vennoten in het verlies F. Uit te keren winst 1. Vergoeding van de inbreng 2.Bestuurders of zaakvoerders 3. Werknemers 4.Andere rechthebbenden Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Bijlage 4 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Vennootschappen - jaarrekening volgens verkort en microschema: schema van de balans en de resultatenrekening.
Balans ACTIVA I. Oprichtingskosten Vaste activa II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel D. Leasing en soortgelijke rechten E. Overige materiële vaste activa F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen IV. Financiële vaste activa Vlottende activa V. Vorderingen op meer dan een jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering A. Voorraden B. Bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste een jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VIII. Geldbeleggingen IX. Liquide middelen X. Overlopende rekeningen Totaal van de activa PASSIVA Eigen vermogen Voor naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen: I. Inbreng A. Kapitaal 1. Geplaatst kapitaal 2.Niet opgevraagd kapitaal B. Buiten kapitaal 1. Uitgiftepremies 2.Andere II. Herwaarderingsmeerwaarden III. Reserves A. Onbeschikbare reserves 1. Wettelijke reserve 2.Statutair onbeschikbare reserves 3. Inkoop eigen aandelen 4.Financiële steunverlening B. Belastingvrije reserves C. Beschikbare reserves IV. Overgedragen winst of overgedragen verlies V. Kapitaalsubsidies VI. Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto-actief (-) Voor andere dan naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen: I. Inbreng A. Beschikbaar B. Onbeschikbaar II. Herwaarderingsmeerwaarden III. Reserves A. Onbeschikbare reserves 1. Statutair onbeschikbare reserves 2.Inkoop eigen aandelen 3. Financiële steunverlening B.Belastingvrije reserves C. Beschikbare reserves IV. Overgedragen winst of overgedragen verlies V. Kapitaalsubsidies VI. Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto-actief (-) Voorzieningen en uitgestelde belastingen VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen 2.Belastingen 3. Grote herstellings- en onderhoudswerken 4.Milieuverplichtingen 5. Overige risico's en kosten B.Uitgestelde belastingen Schulden VIII. Schulden op meer dan een jaar A. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen, leasingschulden en soortgelijke schulden 2.Overige leningen B. Handelsschulden C. Vooruitbetalingen op bestellingen D. Overige schulden IX. Schulden op ten hoogste een jaar A. Schulden op meer dan een jaar die binnen het jaar vervallen B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2.Overige leningen C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2.Te betalen wissels D. Vooruitbetalingen op bestellingen E. Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2.Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden X. Overlopende rekeningen Totaal van de passiva Resultatenrekening I. A.B. Brutomarge Waarvan niet-recurrente bedrijfsopbrengsten C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa E. Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: toevoegingen (terugnemingen) F. Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) G. Andere bedrijfskosten H. Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten (-) I. Niet-recurrente bedrijfskosten II. Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies) III. Financiële opbrengsten A. Kapitaal- en interestsubsidies B. Andere financiële opbrengsten IV. Financiële kosten V. Winst (Verlies) van het boekjaar voor belasting VI. A. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen B. Overboeking naar de uitgestelde belastingen VII. Belastingen op het resultaat VIII. Winst (Verlies) van het boekjaar IX. A. Onttrekking aan de belastingvrije reserves B. Overboeking naar de belastingvrije reserves X. Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar Resultaatverwerking A. Te bestemmen winst (verlies) 1. Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar 2.Overgedragen winst (verlies) van het vorige boekjaar B. Onttrekking aan het eigen vermogen C. Toevoeging aan het eigen vermogen 1. Aan de inbreng 2.Aan de wettelijke reserve 3. Aan de overige reserves D.Over te dragen resultaat 1. Over te dragen winst 2.Over te dragen verlies E. Tussenkomst van de vennoten in het verlies F. Uit te keren winst 1. Vergoeding van de inbreng 2.Bestuurders of zaakvoerders 3. Werknemers 4.Andere rechthebbenden Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Bijlage 5 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Geconsolideerde jaarrekening: schema van de balans en de resultatenrekening.
Balans ACTIVA I. Oprichtingskosten Vaste activa II. Immateriële vaste activa III. Consolidatieverschillen IV. Materiële vaste activa (2)(3) V. Financiële vaste activa A. Vennootschappen waarop vermogensmutatie is toegepast 1. Deelnemingen 2.Vorderingen B. Andere ondernemingen 1. Aandelen 2.Vorderingen Vlottende activa VI. Vorderingen op meer dan één jaar (2) VII. Voorraden en bestellingen in uitvoering (2) VIII. Vorderingen op ten hoogste 1 jaar (2) IX. Geldbeleggingen (2) X. Liquide middelen XI. Overlopende rekeningen Totaal van de activa PASSIVA Eigen vermogen I. Inbreng (2) II. Uitgiftepremies III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Reserves (4) V. Consolidatieverschillen VI. Omrekeningsverschillen (+) (-) VII. Kapitaalsubsidies Belangen van derden VIII. Belangen van derden Voorzieningen, uitgestelde belastingen en belastinglatenties IX. A. Voorzieningen voor risico's en kosten (2) B. Uitgestelde belastingen en belastinglatenties Schulden X. Schulden op meer dan 1 jaar (2) XI. Schulden op ten hoogste 1 jaar (2) XII. Overlopende rekeningen Totaal van de passiva Resultatenrekening 1. Uitsplitsing in de geconsolideerde resultatenrekening van de bedrijfsresultaten naar hun aard (artikel 3:149, § 1): I.Bedrijfsopbrengsten (5) II. Bedrijfskosten (5) III. Bedrijfswinst (bedrijfsverlies) IV. Financiële opbrengsten (5) V. Financiële kosten (5) VI. Winst (verlies) van het boekjaar voor belasting van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen VII. A. Overboeking naar de uitgestelde belastingen en de belastinglatenties B. Onttrekkingen aan de uitgestelde belastingen en de belastinglatenties VIII. Belastingen op het resultaat (5) IX. Winst (verlies) van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen X. Aandeel in het resultaat van de vennootschappen waarop vermogensmutatie is toegepast A. Winstresultaten B. Verliesresultaten XI. Geconsolideerde winst (geconsolideerd verlies) XII. Aandeel van derden in het resultaat XIII. Aandeel van de groep in het resultaat 2. Uitsplitsing in de geconsolideerde resultatenrekening van de bedrijfsresultaten naar hun bestemming (artikel 3:149, § 2): I.Omzet II. Kosten van verkopen III. Marge van de omzet IV. Commerciële kosten V. Administratieve kosten VI. Kosten van ontwikkeling VII. Andere bedrijfsopbrengsten VIII. Andere bedrijfskosten (6) IX. Bedrijfswinst (verlies) X. Financiële opbrengsten (7) XI. Financiële kosten (7) XII. Winst (verlies) van het boekjaar voor belasting van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen XIII. A. Overboeking naar de uitgestelde belastingen en de belastinglatenties B. Onttrekkingen aan de uitgestelde belastingen en de belastinglatenties XIV. Belastingen op het resultaat (7) XV. Winst (verlies) van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen XVI. Aandeel in het resultaat van de vennootschappen waarop vermogensmutatie is toegepast A. Winstresultaten B. Verliesresultaten XVII. Geconsolideerde winst (geconsolideerd verlies) XVIII. Aandeel van derden in het resultaat XIX. Aandeel van de groep in het resultaat Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME _______ Nota's (1) De consoliderende vennootschappen kunnen hun geconsolideerde balans in staffelvorm voorstellen, in de volgorde van de posten zoals bedoeld in artikel 10 van de bijlage IV van de richtlijn 2013/34/EU.(2) Uitgesplitst zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 1,1. (3) De consoliderende vennootschappen kunnen de posten "III.B.Installaties, machines en uitrusting" en "III.C.Meubilair en rollend materieel" zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van titel 2 samenvoegen. In dat geval mogen de gegevens in staat IX in de geconsolideerde toelichting met betrekking tot de posten III.B.en III.C.eveneens worden samengevoegd. (4) Inclusief het overgedragen resultaat. (5) Uitgesplitst zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 1,2., onverminderd de artikelen 3:131, § 1, derde lid, en 142, § 5. (6) Kosten die niet zijn opgenomen onder II., IV., V.en VI. (7) Uitgesplitst zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 1,2., onverminderd de artikelen 3:131, § 1, derde lid, en 142, § 5.
Bijlage 6 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Verenigingen en stichtingen - jaarrekening volgens volledig schema: schema van de balans en de resultatenrekening.
Balans ACTIVA I. Oprichtingskosten Vaste activa II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel D. Leasing en soortgelijke rechten E. Overige materiële vaste activa F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen IV. Financiële vaste activa A. Verbonden entiteiten 1. Deelnemingen in verbonden vennootschappen 2.Vorderingen B. Vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat 1. Deelnemingen 2.Vorderingen C. Andere financiële vaste activa 1. Aandelen 2.Vorderingen en borgtochten in contanten Vlottende activa V. Vorderingen op meer dan één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering A. Voorraden 1. Grond- en hulpstoffen 2.Goederen in bewerking 3. Gereed product 4.Handelsgoederen 5. Onroerende goederen bestemd voor verkoop 6.Vooruitbetalingen B. Bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VIII. Geldbeleggingen IX. Liquide middelen X. Overlopende rekeningen Totaal van de activa PASSIVA Eigen vermogen I. Fondsen van de vereniging of stichting II. III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Bestemde fondsen en andere reserves V. Overgedragen winst (verlies) VI. Kapitaalsubsidies Voorzieningen en uitgestelde belastingen VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen 2.Belastingen 3. Grote herstellingswerken en grote onderhoudswerken 4.Milieuverplichtingen 5. Overige risico's en kosten B.Voorzieningen voor terug te betalen subsidies en legaten en voor schenkingen met terugnemingsrecht C. Uitgestelde belastingen Schulden VIII. Schulden op meer dan één jaar A. Financiële schulden 1. Achtergestelde leningen 2.Niet-achtergestelde obligatieleningen 3. Leasingschulden en soortgelijke schulden 4.Kredietinstellingen 5. Overige leningen B.Handelsschulden 1. Leveranciers 2.Te betalen wissels C. Vooruitbetalingen op bestellingen D. Overige schulden IX. Schulden op ten hoogste één jaar A. Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2.Overige leningen C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2.Te betalen wissels D. Vooruitbetalingen op bestellingen E. Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2.Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden X. Overlopende rekeningen Totaal van de passiva Resultatenrekening I. Bedrijfsopbrengsten A. Omzet B. Voorraad goederen in bewerking en gereed product en bestellingen in uitvoering: toename (afname) C. Geproduceerde vaste activa D. Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies E. Andere bedrijfsopbrengsten F. Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten II. Bedrijfskosten A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen 1. Aankopen 2.Voorraad: afname (toename) B. Diensten en diverse goederen C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa E. Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: toevoegingen (terugnemingen) F. Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) G. Andere bedrijfskosten H. Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten (-) I. Niet-recurrente bedrijfskosten III. Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies) IV. Financiële opbrengsten A. Opbrengsten uit financiële vaste activa B. Opbrengsten uit vlottende activa C. Andere financiële opbrengsten D. Niet-recurrente financiële opbrengsten V. Financiële kosten A. Kosten van schulden B. Waardeverminderingen op vlottende activa andere dan bepaald onder II.E.: toevoegingen (terugnemingen) C. Andere financiële kosten D. Niet-recurrente financiële kosten VI. Winst (Verlies) van het boekjaar voor belastingen VII. A. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen VII. B. Overboeking naar de uitgestelde belastingen VIII. Belastingen op het resultaat A. Belastingen B. Regulariseringen van belastingen en terugnemingen van voorzieningen voor belastingen IX. Winst (Verlies) van het boekjaar X. A. Onttrekking aan de belastingvrije reserves X. B. Overboeking naar de belastingvrije reserves XI. Te bestemmen winst van het boekjaar Resultaatverwerking A. Te bestemmen positief (negatief) resultaat 1. Te bestemmen positief (negatief) resultaat van het boekjaar 2.Overgedragen positief (negatief) resultaat van het vorige boekjaar B. Onttrekking aan het eigen vermogen 1. Onttrekking aan de fondsen van de vereniging of stichting 2.Onttrekking aan de bestemde fondsen en andere reserves C. Toevoeging aan de bestemde fondsen en andere reserves D. Over te dragen positief (negatief) resultaat Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Bijlage 7 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Verenigingen en stichtingen - jaarrekening volgens verkort en microschema: schema van de balans en de resultatenrekening.
Balans ACTIVA I. Oprichtingskosten Vaste activa II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel D. Leasing en soortgelijke rechten E. Overige materiële vaste activa F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen IV. Financiële vaste activa Vlottende activa V. Vorderingen op meer dan één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering A. Voorraden B. Bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VIII. Geldbeleggingen IX. Liquide middelen X. Overlopende rekeningen Totaal van de activa PASSIVA Eigen vermogen I. Fondsen van de vereniging of stichting II. III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Bestemde fondsen en andere reserves V. Overgedragen winst (verlies) VI. Kapitaalsubsidies Voorzieningen en uitgestelde belastingen VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen 2.Belastingen 3. Grote herstellings- en onderhoudswerken 4.Milieuverplichtingen 5. Overige risico's en kosten B.Voorzieningen voor terug te betalen subsidies en legaten en voor schenkingen met terugnemingsrecht C. Uitgestelde belastingen Schulden VIII. Schulden op meer dan één jaar A. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen, leasingschulden en soortgelijke schulden 2.Overige leningen B. Handelsschulden C. Vooruitbetalingen op bestellingen D. Overige schulden IX. Schulden op ten hoogste één jaar A. Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2.Overige leningen C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2.Te betalen wissels D. Vooruitbetalingen op bestellingen E. Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2.Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden X. Overlopende rekeningen Totaal van de passiva Resultatenrekening I. A.B. Brutomarge Waarvan niet-recurrente bedrijfsopbrengsten C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa E. Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: toevoegingen (terugnemingen) F. Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) G. Andere bedrijfskosten H. Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten (-) I. Niet-recurrente bedrijfskosten II. Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies) III. Financiële opbrengsten IV. Financiële kosten V. Winst (Verlies) van het boekjaar voor belastingen VI. A. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen B. Overboeking naar de uitgestelde belastingen VII. Belastingen op het resultaat VIII. Winst (Verlies) van het boekjaar IX. A. Onttrekking aan de belastingvrije reserves B. Overboeking naar de belastingvrije reserves X. Te bestemmen winst van het boekjaar Resultaatverwerking A. Te bestemmen positief (negatief) resultaat 1. Te bestemmen positief (negatief) resultaat van het boekjaar 2.Overgedragen positief (negatief) resultaat van het vorige boekjaar B. Onttrekking aan het eigen vermogen 1. Onttrekking aan de fondsen van de vereniging of stichting 2.Onttrekking aan de bestemde fondsen en andere reserves C. Toevoeging aan de bestemde fondsen en andere reserves D. Over te dragen positief (negatief) resultaat Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Bijlage 8 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: Schema van de jaarrekening van de verenigingen en stichtingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren.
Genormaliseerd minimaal schema van de staat van de ontvangsten en uitgaven.
Uitgaven
Ontvangsten
Goederen
Lidgelden
Bezoldigingen
Schenkingen en legaten
Diensten en diverse goederen
Subsidies
Andere uitgaven
Andere ontvangsten
Totaal uitgaven
Totaal ontvangsten
Schema van de toelichting 1. Samenvatting van de waarderingsregels 2.Aanpassing van de waarderingsregels 3. Bijkomende inlichtingen 4.Genormaliseerd minimaal schema van de staat van het vermogen
Bezittingen
Schulden
Onroerende goederen (terreinen, ...)
Financiële schulden
Machines, installaties en uitrusting
Schulden ten aanzien van leveranciers
Meubilair en rollend materieel
Schulden ten aanzien van leden
Voorraden
Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten
Vorderingen
Geldbeleggingen
Liquide middelen
Andere activa
Andere schulden
Rechten
Verplichtingen
Beloofde subsidies
Hypotheken en hypotheekbeloften
Beloofde schenkingen
Gegeven waarborgen
Andere rechten
Andere verbintenissen
5. Belangrijke rechten en verplichtingen die niet in cijfers kunnen worden weergegeven Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Middenstand, D. DUCARME