Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 oktober 2022
gepubliceerd op 31 oktober 2022

Koninklijk besluit tot instelling van een mechanisme van staatswaarborg voor bepaalde kredieten afgesloten door leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit ten gevolge van de energiecrisis

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien
numac
2022042437
pub.
31/10/2022
prom.
26/10/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 OKTOBER 2022. - Koninklijk besluit tot instelling van een mechanisme van staatswaarborg voor bepaalde kredieten afgesloten door leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit ten gevolge van de energiecrisis


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorleg, heeft als doel een mechanisme van staatswaarborg te creëren voor bepaalde kredieten afgesloten door leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit ten gevolge van de energiecrisis.

De Russische militaire agressie tegen Oekraïne, de opgelegde sancties en de tegenmaatregelen hebben ernstige economische gevolgen voor de volledige Europese interne markt. De Russische militaire agressie tegen Oekraïne heeft geleid tot een aanzienlijke daling en verstoring van de gasbevoorrading en heeft de gasprijzen opgejaagd tot een niveau dat zelfs hoger is dan het reeds hoge prijspeil dat in de periode vóór de agressie viel waar te nemen. Ten gevolge van de hoge prijs voor gas, hetgeen wordt gebruikt in bepaalde elektriciteitsproductie-installaties, is de prijs voor elektriciteit ook substantieel toegenomen.

Verschillende leveranciers en tussenpersonen actief op de Belgische energiemarkt zien zich geconfronteerd met enorme uitdagingen op het vlak van liquiditeit ten gevolge van deze omstandigheden. Zowel de exploderende marktprijzen, als het seizoenseffect waardoor meer aardgas verbruikt wordt in de winterperiode als de volatiliteit en onvoorspelbaarheid van de prijzen leiden tot een enorme toename van de liquiditeitsbehoeften op het vlak van hun aankoopactiviteiten.

De aardgasprijs voor levering in het daaropvolgende jaar schommelde gedurende de afgelopen 10 jaar rond gemiddeld 20 €/MWh en deze steeg recent naar niveaus rond 300 €/MWh. De elektriciteitsprijs voor levering in het daaropvolgende jaar schommelde gedurende de afgelopen 10 jaar rond gemiddeld 50 €/MWh en deze steeg recent naar niveaus rond 600 €/MWh.

Met name voor de residentiële markt vindt het merendeel van het aardgasverbruik in de winterperiode plaats terwijl de facturatie evenredig over het volledige jaar gespreid wordt, hetgeen de liquiditeitsnood voor leveranciers in de winterperiode nog verhoogt.

De energiemarkt (zowel "over the counter" contracten als op de beurzen) voorziet voor prijs- en leveringsrisico's in zogenaamde "margin call mechanismes" waarbij marktpartijen hun overeenkomst tegenover elkaar indekken met waarborgen. Door de extreem hoge prijzen en de volatiliteit en onvoorspelbaarheid daarvan is ook de vraag naar dergelijke waarborgen sterk toegenomen; marktpartijen dreigen bijgevolg over te weinig liquide middelen te beschikken om nieuwe transacties aan te gaan of zelfs bestaande overeenkomsten te kunnen behouden.

Verschillende contractspartijen van leveranciers en tussenpersonen zijn minder bereid om nieuwe transacties te sluiten, verminderen hun eigen kredietlijnen ten aanzien van deze leveranciers en tussenpersonen en vragen hogere garanties of zelfs voorafbetalingen om hun blootstelling aan de huidige marktomstandigheden zoveel als mogelijk te beperken.

Dergelijke liquiditeitsproblemen beperken sterk de onderhandelingsmogelijkheden van leveranciers en tussenpersonen actief op de Belgische markt, hetgeen op zich de liquiditeit op de energiemarkt doet afnemen waardoor ook de prijzen voor de consumenten toenemen.

Ook met betrekking tot de strikte leveringsactiviteiten van leveranciers vergroten de liquiditeitsnoden door (de prefinanciering van) de hogere marktprijzen die niet altijd tot uiting komen in de voorschotten betaald door de klanten en het feit dat meer klanten ten gevolge van de huidige marktomstandigheden betalingsmoeilijkheden ondervinden of om een afbetalingsplan vragen.

Leveranciers en tussenpersonen actief op de Belgische markt dreigen ten gevolge van deze omstandigheden met liquiditeitsproblemen te worden geconfronteerd, die zij in normale omstandigheden niet zouden kennen.

Een eventueel faillissement van een leverancier of tussenpersoon ten gevolge van liquiditeitsproblemen kan sneeuwbaleffecten hebben op de ruimere markt en op de bevoorradingszekerheid, aangezien in de huidige omstandigheden noch de overige commerciële leveranciers, noch een noodleverancier grote portefeuilles aan klanten kunnen opvangen, vermits ook zij op zoek zouden moeten gaan naar alternatieven voor de belevering van deze klanten onder de huidige hoge en volatiele prijzen.

Een eventueel faillissement van een leverancier of een tussenpersoon kan ook leiden tot ernstige financiële gevolgen voor de betrokken residentiële en niet-residentiële klanten, aangezien de klanten van een dergelijke leverancier of tussenpersoon het reëel risico lopen bij een nieuwe leverancier, tussenpersoon of noodleverancier hogere prijzen te moeten betalen, omdat deze laatsten op hun beurt zich dienen te beleveren aan de huidige hoge en volatiele prijzen.

Bij een eventueel faillissement van een leverancier of tussenpersoon actief op de Belgische markt komen de door hem gecontracteerde volumes opnieuw vrij op de energiemarkt. Het is bijgevolg niet zeker dat deze volumes opnieuw zouden worden aangewend voor de belevering van de afnemers in België, hetgeen de bevoorradingszekerheid bedreigt.

Een dergelijk faillissement zou bijgevolg een negatieve impact hebben, niet alleen voor diens klanten (hogere energieprijzen), maar ook voor de economie (risico van bevoorradingszekerheid).

Het ingrijpen in deze crisissituatie teneinde faillissementen van leveranciers en tussenpersonen te voorkomen is bijgevolg noodzakelijk voor de stabiliteit van de energiemarkt en de bevoorradingszekerheid.

De mededeling van de Europese Commissie betreffende een tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (2022/C 131 I/01), zoals gewijzigd door de mededeling van de Commissie (2022/C 280/01), voorziet in de mogelijkheid om aan ondernemingen die door de huidige crisis worden geraakt, de toegang tot liquiditeit te verzekeren via overheidsgaranties op leningen.

Het verlenen van staatswaarborgen is een beschermingsmaatregel in de zin van artikel 23, van de Gaswet en artikel 32, van de Elektriciteitswet teneinde te verhelpen aan de moeilijkheden die de leveranciers en tussenpersonen, actief op de Belgische markt, ondervinden ingevolge de energiecrisis.

Er worden passende risicobeperkende maatregelen ten aanzien van de Belgische staat genomen. De staatswaarborg dient ertoe om de kredietlijnen voor leveranciers en tussenpersonen actief op de Belgische markt open te houden en is er specifiek op gericht om het hoofd te kunnen bieden aan hun liquiditeitsproblemen, ontstaan door de energiecrisis. De gewaarborgde kredieten of opname's op een kredietfaciliteit kunnen een maximale duurtijd van twee jaar hebben.

Een kennisgeving van de beschermingsmaatregel aan de andere lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Commissie zal plaatsvinden overeenkomstig artikel 23 van de Gaswet en artikel 32 van de Elektriciteitswet.

Door het beperken van de duur waarbinnen een staatswaarborg kan worden verleend, door de voorwaarden te voorzien waaraan een kredietnemer moet voldoen om in aanmerking te komen voor een staatswaarborg en door het conformeren van de maatregel aan het tijdelijk crisiskader, veroorzaakt de maatregel zo min mogelijk storing in de werking van de Europese interne markt en overstijgt deze de strikt onontbeerlijke draagwijdte niet die nodig is om te verhelpen aan de plotse moeilijkheden die zich hebben voorgedaan.

Wat betreft de bevoegdheid van de federale overheid om deze maatregel te treffen, wordt het volgende opgemerkt: 1.Inleiding De ontworpen regeling strekt ertoe het liquiditeitsprobleem te verhelpen waar leveranciers van elektriciteit en aardgas en tussenpersonen die aardgas of elektriciteit aankopen met het oog op de doorverkoop ervan aan de voormelde leveranciers ten gevolge van de huidige geopolitieke - en marktomstandigheden mee geconfronteerd worden.

Dit liquiditeitsprobleem stelt zich voornamelijk op het niveau van de groothandelsmarkten: aan de basis liggen immers de extreem hoge prijzen die op de groothandelsmarkten moeten worden betaald en de zgn. "margin calls" die daar door de leveranciers en tussenpersonen tegenover gesteld moeten worden. Om prijs- en leveringsrisico's te mitigeren vragen marktpartijen immers meer en meer dat hun overeenkomsten gedekt worden door financiële waarborgen. Aangezien de waarde van de overeenkomsten significant stijgt (cfr. de stijging van de marktprijzen), stijgt ook de waarde van deze financiële waarborgen.

Ter illustratie: de initiële margevereisten (de zgn. onderpanden of collateral) zijn in het afgelopen jaar ongeveer verzesvoudigd.

Prijsniveaus voor Nederlands TTF-gas zijn gestegen van 25 EUR/MWh (2 juli 2021) naar 150 EUR (10 oktober 2022) en overschreden 300 EUR in maart en augustus 2022. Een marktactor die grote volumes via de beurzen moest indekken in de zomer van 2021 en een initiële marge van 1 miljard EUR diende te betalen, zag zijn margevereisten stijgen tot 4 miljard EUR in oktober 2021 en tot 6 miljard EUR in maart 2022 - een verzesvoudiging zonder enige verandering in de afgedekte positie.

Dit liquiditeitsrisico wordt in de Belgische markt verder uitvergroot doordat een significant deel van de eindafnemers momenteel het zgn. sociaal tarief kan genieten. Door de geëxplodeerde marktprijzen is het prijsverschil tussen het sociaal tarief en de commerciële prijs sterk toegenomen. Daarnaast wordt er ook een toegenomen wanbetaling door eindafnemers waargenomen. Deze aspecten vergroten, maar zijn niet de belangrijkste oorzaak van, de liquiditeitsproblemen bij leveranciers of tussenpersonen.

De ontworpen waarborgregeling moet dan ook in het licht van deze bijzondere situatie op de energiemarkten worden gezien. Door met de ontworpen regeling de mogelijkheid te creëren om onder voorwaarden een staatswaarborg toe te kennen aan leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit, remedieert het in de eerste plaats aan een situatie die zich voordoet bij de aankoop van elektriciteit en aardgas op de groothandelsmarkten en die zich dus zeker niet uitsluitend op het stuk van de levering aan de eindafnemer situeert.

Er dient benadrukt te worden dat de groothandelsmarkten, afhankelijk van het tijdstip van levering, nationaal of Europees georganiseerd zijn. Zo is het de federale overheid die de regels vaststelt betreffende (de werking van) de nationale markten (zie bv. het KB van 20 oktober 2005 met betrekking tot de oprichting en de organisatie van een Belgische markt voor de uitwisseling van energieblokken). Alle leveranciers en tussenpersonen die in de Belgische energiemarkt actief zijn, worden geconfronteerd met dezelfde, nationaal gevormde energieprijs. Dat is ook logisch, aangezien de bijzondere wetgever het prijsbeleid inzake de levering van elektriciteit en gas uitdrukkelijk heeft uitgezonderd van de bevoegdheden van de gewesten inzake het energiebeleid (art. 6, § 1, VII, tweede lid, d) BWHI). De Belgische biedzone, zoals die volgt uit Europese regelgeving (Europese netwerkcode CACM), valt ook samen met het Belgische transmissienet (zowel voor gas en elektriciteit).

De ontworpen regeling kan dus worden ingepast in de aan de federale overheid voorbehouden bevoegdheden inzake energie, die wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven, als bedoeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a), c) en d) BWHI. 2. De ontworpen regeling strekt ertoe het evenwicht op het transmissienet te waarborgen De federale overheid is in de eerste plaats bevoegd om de voorliggende waarborgregeling aan te nemen op grond van haar bevoegdheid inzake het vervoer van elektriciteit en gas via het transmissienet (art.6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI). Deze federale bevoegdheid omvat de bevoegdheid inzake de balancering en het vraagbeheer op het transmissienet (Adv. RvS nr. 60.616/3 van 4 januari 2017).

De federale overheid is op grond van deze bevoegdheid exclusief bevoegd om maatregelen te nemen die ertoe strekken het evenwicht van het transmissienet waarborgen. Het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem bedreigt het evenwicht van dit net, a fortiori indien een faillissement van een leverancier of een tussenpersoon zich zou voordoen, wat een reëel risico op een sneeuwbaleffect met zich zou meebrengen.

Dit onevenwicht ontstaat doordat leveranciers of tussenpersonen omwille van het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem niet meer in staat zijn om voldoende energie aan te kopen of op het net te zetten, terwijl de energie nog wel fysiek van het net afgenomen wordt door hun eindklanten. Een dergelijk onevenwicht is van aard om de stabiliteit van het transmissienet ernstig in gevaar te brengen.

Het behoud van het evenwicht op het transmissienet wordt in hoofdzaak als volgt verzekerd: op elk toegangspunt staan een of meerdere evenwichtsverantwoordelijken (zgn. Balance Responsible Parties of BRP's) in eerste lijn in voor het behoud van het evenwicht tussen elektriciteitsproductie en -consumptie. De leverancier zelf kan evenwichtsverantwoordelijke zijn, maar ook een derde partij (of een professionele eindconsument) kan als evenwichtsverantwoordelijke optreden. Om als leverancier op de Belgische markt te kunnen optreden, is het in ieder geval noodzakelijk dat de leverancier een evenwichtsverantwoordelijke heeft.

De evenwichtsverantwoordelijke moet alle redelijke maatregelen treffen en voorzien om het evenwicht tussen injecties en afnames in zijn portefeuille te behouden. Voor zover de evenwichtsverantwoordelijke geen passende maatregelen neemt of kan nemen om dit evenwicht te behouden, moet de onevenwichtspositie door de transmissienetbeheerder ondervangen worden door aankopen in de balanceringsmarkt. In een `normaal' scenario rekent de netbeheerder die prijzen vervolgens aan de betrokken evenwichtsverantwoordelijke aan, welke die op zijn beurt zal doorrekenen aan de betrokken leverancier of tussenpersoon. Indien dit niet volstaat om het evenwicht te herstellen, moet de transmissienetbeheerder andere technische ingrepen stellen (cfr. artikel 199 van het Federaal Technisch Reglement).

In de huidige situatie waarbij de marktprijzen niet alleen erg hoog maar ook erg volatiel zijn en het vermelde probleem van geëxplodeerde margin-calls zich stelt, is er een significant risico dat een leverancier of tussenpersoon er niet meer in slaagt om (voldoende) elektriciteit aan te kopen op de groothandelsmarkten als gevolg van het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem. Ten gevolge hiervan kan de leverancier of zijn evenwichtsverantwoordelijke zijn evenwichtsverplichtingen dus niet langer vervullen en komt de stabiliteit van het transmissienet in het gedrang. Indien de transmissienetbeheerder aan de huidige hoge en volatiele marktprijzen finaal aankopen moet doen (voor zover deze in voldoende mate beschikbaar zijn) en deze aanrekent aan de evenwichtsverantwoordelijke, zal de evenwichtsverantwoordelijke deze hoge kosten per hypothese niet meer terugbetaald krijgen van de betrokken leverancier of tussenpersoon.

Op die manier ontstaat een neerwaartse spiraal waarbij de liquiditeitsproblemen van een leverancier leiden tot onevenwichten bij de evenwichtsverantwoordelijke en finaal onevenwichten op het transmissienet, die steeds gecorrigeerd zullen moeten worden door de evenwichtsverantwoordelijke of door de transmissienetbeheerder. De stabiliteit van het transmissienet kan op deze manier niet langer worden gewaarborgd.

De omstandigheid dat een leverancier die actief is op het transmissienet, ook op het distributienet actief is of mogelijks kan zijn, is daarbij irrelevant. Het volstaat dat de betrokken leverancier ingevolge de hierboven geschetste liquiditeitsproblematiek niet meer in staat is om de nodige energie aan te kopen of op het net te zetten, om de stabiliteit van het transmissienet ernstig in gevaar te brengen.

Dat een eventueel faillissement ook een negatieve impact kan hebben op de klanten van de betrokken leveranciers en tussenpersonen, doet er evenmin afbreuk aan dat een dergelijk faillissement ook een erg ongewenste (en in het geval van grotere volumes, onvermijdelijke) negatieve impact op het transmissienet (en op de bevoorradingszekerheid) zou hebben. Welnu, zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State overigens zelf erkent, behoort het vrijwaren van het evenwicht op het transmissienet (Adv. RvS nr. 60.616/3 van 4 januari 2017) en van de bevoorradingszekerheid (Adv. RvS nr. 54.884/3 van 20 januari 2014) tot de federale bevoegdheden.

Om een dergelijke destabilisatie van het transmissienet te vermijden is het noodzakelijk om in te grijpen, en wel met een regeling die gelijk is voor het hele transmissienet. De ingreep situeert zich, zoals gezegd, als zodanig niet op het niveau van de leveringen aan de eindafnemers. De ingreep situeert zich op het niveau waar het geïdentificeerde liquiditeitsprobleem zich eerst manifesteert, d.w.z. op het niveau van de groothandelsmarkten. Door te voorzien in het mechanisme van een staatswaarborg laat de ontworpen regeling de betrokken leveranciers en tussenpersonen toe om over voldoende liquide middelen te kunnen blijven beschikken om energie aan te kopen op de groothandelsmarkten, zodat het evenwicht op het transmissienet (en de bevoorradingszekerheid) gewaarborgd blijft.

Bij een niet-nationaal optreden blijft er een ernstig risico op cascade-effecten bestaan (een faillissement treft immers niet alleen de betrokken onderneming, maar ook diens contractpartijen zoals evenwichtsverantwoordelijke(n) of shippers), hetgeen finaal het evenwicht op het transmissienet bedreigt. Aangezien de betrokken ondernemingen veelal actief zijn op het volledige Belgische grondgebied, zou bij een niet-nationaal optreden bovendien een risicoverschuiving plaatsvinden naar (de activiteiten van deze onderneming) in de andere gewesten.

De federale overheid is bijgevolg bevoegd om de voorliggende waarborgregeling aan te nemen op grond van haar bevoegdheid inzake het vervoer via het transmissienet (art. 6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI). 3. De ontworpen regeling strekt ertoe de bevoorradingszekerheid te garanderen In het verlengde van de bevoegdheid inzake de balancering en het vraagbeheer op het transmissienet is de federale overheid op grond van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI, in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a), BWHI, ook bevoegd om de bevoorradingszekerheid van gas en elektriciteit te waarborgen. De bevoorradingszekerheid dient, anders dan de afdeling wetgeving van de Raad van State in zijn advies over de ontworpen regeling schijnt voor ogen te hebben, niet begrepen te worden als het garanderen van de levering van elektriciteit en/of aardgas aan een specifieke groep eindafnemers, maar, meer algemeen, als (het waarborgen van) het vermogen van het nationale gas- en elektriciteitsnet om in alle omstandigheden, vooral tijdens piekperiodes van de vraag (meestal in de winter), te voorzien in de hoeveelheid energie die bedrijven en huishoudens nodig hebben. Dit vereist (onder meer) dat er voldoende volumes op de groothandelsmarkt beschikbaar zijn. Welnu, zoals hierna wordt toegelicht, kan de bevoorradingszekerheid in het gedrang komen wanneer een betrokken leverancier of tussenpersoon failliet zou gaan.

Ook om die reden moet een faillissement van een betrokken leverancier of tussenpersoon worden vermeden. De bestreden regeling draagt daartoe bij door in een staatswaarborg voor bepaalde kredieten van de betrokken marktpartijen te voorzien.

Het Grondwettelijk Hof stelde reeds expliciet dat de federale overheid op grond van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a) en c) BWHI bevoegd is om deel te nemen "aan het beheer van de ondernemingen en instellingen welke in de betrokken sectoren actief zijn, (...), en hierbij op te treden in het belang van 's lands energiebevoorrading" (GwH 21 januari 2016, nr. 8/2016). Ook de afdeling wetgeving van de Raad van State stelde eerder al dat de federale overheid bevoegd is om te voorzien "in een mechanisme om voldoende productiecapaciteit ter beschikking te hebben, teneinde de bevoorradingszekerheid tijdens winterperiodes te vrijwaren" (Adv. RvS 54.884/3 van 20 januari 2014). Dit sluit, volgens de Raad van State, "aan bij de federale bevoegdheden inzake energiebeleid, in het bijzonder de voorbehouden aangelegenheden vermeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a en c BWHI".

Welnu, de ontworpen waarborgregeling heeft niet alleen als doelstelling om het evenwicht op het transmissienet te waarborgen, maar ook om de bevoorradingszekerheid voor het gehele land te garanderen.

In geval van een eventueel faillissement van een leverancier of tussenpersoon als gevolg van het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem - en het sneeuwbaleffect dat dit kan teweegbrengen - is het risico reëel dat de bevoorradingszekerheid van het land zelf in het gedrang zou komen. De volumes energie die vrijkomen indien leveranciers die op de Belgische markt actief zijn, failliet zouden gaan, worden in een dergelijk scenario immers niet per definitie gekocht door andere leveranciers die ook op de Belgische markt actief zijn. Integendeel, in alle Europese landen wordt op dit moment sterk naar volumes energie gezocht. In een dergelijke hyperconcurrentiële markt is het risico zeer groot dat er (grote) volumes energie uit de Belgische markt zouden verdwijnen. Indien deze onbeschikbare capaciteit van aanzienlijke omvang is, komt de bevoorradingszekerheid als zodanig ernstig in gevaar. Deze problematiek stelt zich in het bijzonder voor wat betreft gas. Een eventueel faillissement van een gasleverancier of tussenpersoon zou er immers toe leiden dat minder gas wordt aangekocht bij upstream gasproducenten, waardoor de fysieke toevoer van aardgas naar België zal verminderen of, in het slechtste geval (in geval van een sneeuwbaleffect op de markt), zelfs dreigt stil te vallen.

Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de bevoorradingszekerheid met zich mee, a fortiori tijdens de winterperiode wanneer de energievraag piekt. Het mag, in het licht van het advies van de Raad van State, worden benadrukt dat een eventueel faillissement van een leverancier of tussenpersoon zich weliswaar ook praktisch zal laten voelen bij de betrokken eindafnemers, maar dat in de huidige (hoogst uitzonderlijke) marktomstandigheden, dit faillissement een bevoorradingsprobleem op de Belgische markt kan doen ontstaan omdat er op de Belgische markt eenvoudigweg niet voldoende volumes aan elektriciteit of gas meer aanwezig zijn, weze het via een andere leverancier van elektriciteit of aardgas die wel nog op de Belgische markt actief is.

Teneinde een bevoorradingsprobleem van die aard te voorkomen moet ervoor worden gezorgd dat leveranciers en tussenpersonen hun liquide middelen kunnen aanwenden om de gecontracteerde volumes energie te betalen, waardoor deze volumes beschikbaar blijven op de Belgische markt waarvoor ze bestemd zijn.

Bij een niet-nationaal optreden blijft er een ernstig risico op cascade-effecten bestaan, hetgeen finaal de bevoorradingszekerheid bedreigt. 4. De ontworpen regeling vindt grondslag in de federale bevoegdheden inzake de tarieven en economie Aanvullend is er ook een grondslag te vinden bij de federale voorbehouden bevoegdheid inzake het prijsbeleid (inzake de levering van elektriciteit en gas (art.6, § 1, VII, tweede lid, d) BWHI) en de bevoegdheden van de federale overheid in economische aangelegenheden, in de mate dat de ontworpen regeling er bijkomend toe strekt de negatieve gevolgen van een eventueel faillissement van een energieleverancier of tussenpersoon op de ruimere, nationaal georganiseerde markt te vermijden. Er dient daarbij vermeld te worden dat het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem zijn oorsprong ook ten dele vindt in het effect van de geëxplodeerde marktprijzen op het (sociale) prijzenbeleid, wat een federale bevoegdheid uitmaakt (Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2232/1, 103). Enerzijds, is er rekening te houden met het feit dat de groothandelsprijzen van elektriciteit en aardgas, die in zeer belangrijke mate aan de basis liggen van het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem van leveranciers en tussenpersonen, worden bepaald op de groothandelsmarkten, die nationaal gereguleerd zijn, bovendien door de federale overheid in het kader van haar bevoegdheid inzake de tarieven en het prijzenbeleid in de zin van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, d) BWHI. Anderzijds, is het zo dat het sociaal tarief, dat eveneens door de federale overheid wordt bepaald momenteel aanzienlijk lager is dan de huidige commerciële energieprijzen, wat de liquiditeitsnoden van leveranciers verder in de hand werkt. De ontworpen regeling is vanuit die optiek een flankerende maatregel die ertoe strekt de consequenties van de regeling inzake het (sociale) prijzenbeleid in hoofde (van de liquiditeitspositie) van de leveranciers te verzachten door het verstrekken van een staatswaarborg, die in hoofdzaak moet toelaten dat de betrokken leveranciers nog steeds op de groothandelsmarkt kunnen handelen en daar de vereiste volumes aardgas en elektriciteit kunnen aankopen om de Belgische markt te beleveren. 5. Reactie op het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State In haar advies erkent de afdeling wetgeving van de Raad van State het gunstige effect van de ontworpen waarborgregeling op het evenwicht op het transmissienet en op de bevoorradingszekerheid.Zij betwijfelt evenwel dat de vooropgestelde regeling haar grondslag kan vinden in de federale voorbehouden bevoegdheid inzake het vervoer van elektriciteit en gas via het transmissienet. Het verband tussen de financiële ondersteuning en de in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI bedoelde "grote infrastructuren" zou "veeleer onrechtstreeks zijn".

De Raad van State sluit finaal echter niet uit dat de federale overheid bevoegd is voor de financiële ondersteuning van leveranciers en tussenpersonen. Een dergelijke regeling zou echter teruggesnoeid dienen te worden, zodat zij enkel van toepassing is op leveranciers en tussenpersonen die actief zijn op het transmissienet. Volgens de afdeling wetgeving is de financiële ondersteuning van leveranciers die actief zijn op het distributienet "teneinde te vermijden dat door liquiditeitsproblemen de levering van energie aan eindafnemers in het gedrang komt" een maatregel die in belangrijke mate tot de bevoegdheid van de gewesten moet worden gerekend.

Het is echter niet omdat de ontworpen waarborgregeling ook openstaat voor leveranciers en tussenpersonen die (ook) "actief" zijn op het distributienet dat daaruit ipso facto zou voortvloeien dat de federale overheid onbevoegd zou zijn om een regeling te treffen t.a.v. deze personen. Zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State zelf opmerkt, moet rekening worden gehouden met de inhoud en de aard van de regeling. Welnu, de inhoud en de aard van de ontworpen regeling is niet van die aard dat daarmee op het bevoegdheidsterrein van de gewesten zou worden getreden. De regeling strekt er immers niet hoofdzakelijk toe te vermijden dat de levering door een welbepaalde leverancier aan zijn eindafnemers in het gedrang komt, zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State schijnbaar meende. Zoals hierboven reeds omstandig werd geargumenteerd, beoogt de ontworpen waarborgregeling het evenwicht op het transmissienet en de bevoorradingszekerheid te vrijwaren. Deze doelstellingen houden ontegensprekelijk verband met (de uitoefening van) de federale voorbehouden bevoegdheid (cf. supra).

Het criterium waarop de afdeling wetgeving haar analyse steunde, zijnde het (al dan niet) actief zijn op het transmissienet c.q. distributienet, is in de context van de voorliggende regeling niet relevant om bevoegdheidsrechtelijk te determineren welke overheid in casu een staatwaarborg kan verstrekken. Nog los van het feitelijke gegeven dat velen van de betrokken ondernemingen ook op het transmissienet actief zijn, wordt door het gebruik van dit criterium ten onrechte abstractie gemaakt van het feit dat de activiteiten van leveranciers en tussenpersonen die actief zijn op het distributienet wel degelijk een impact hebben die het distributienet overstijgt, zoals hierboven reeds omstandig aangetoond. De vaststelling of een leverancier of tussenpersoon actief is op het transmissienet of (ook) actief is op het distributienet is in het kader van de voorliggende regeling dan ook niet bepalend om de draagwijdte te bepalen (c.q. te beperken) van de federale voorbehouden bevoegdheid.

In diezelfde zin, in een eerder advies nr. 60.616/3 van 4 januari 2017, dat betrekking had op de problematiek van de vraagflexibiliteit, stelde de Raad van State overigens zelf: "de (..) bepalingen (...) vallen (...) binnen de federale bevoegdheid voor zover ze betrekking hebben op eindafnemers die rechtstreeks zijn aangesloten op het transmissienet of op dienstverleners van flexibiliteit die, gelet op de omvang van hun portefeuille van (andere) eindafnemers, een invloed hebben op het evenwicht op het transmissienet". De Raad beschouwde dus niet het net waar de eindafnemers op zijn aangesloten, maar wel de invloed die de dienstverlener kan hebben op het evenwicht van het transmissienet als het bevoegdheidsrechtelijk criterium om de federale bevoegdheid af te bakenen ten opzichte van de gewestelijke bevoegdheid.

Zoals gesteld tracht de ontworpen waarborgregeling precies dat evenwicht van het transmissienet en de bevoorradingszekerheid te waarborgen, door te voorzien in een staatswaarborg die pertinent is op het niveau van de groothandelsmarkten. De loutere omstandigheid dat een faillissement van een leverancier of een tussenpersoon ook een "negatieve impact op de klanten van leveranciers" zou hebben, maakt de federale overheid geenszins onbevoegd om de ontworpen waarborgregeling aan te nemen. Hier anders over oordelen zou overigens dwingen tot een situatie waarin elk van de drie gewesten een financiële waarborg zou moeten verstrekken aan leveranciers of tussenpersonen die actief zijn op het distributienet, veelal op het gehele Belgische grondgebied, om de hierboven geïdentificeerde gevolgen van het liquiditeitsprobleem van de betrokken ondernemingen te ondervangen. Zoals gezegd, situeren de gevolgen van dat liquiditeitsprobleem zich nochtans niet op het niveau de levering aan de eindconsument (en diens betalingen aan zijn leverancier), maar op het niveau van de groothandelsmarkten, die nationaal gereguleerd zijn, bovendien door de federale overheid. Het zou niet coherent zijn dat de contracten die door de betrokken leveranciers en tussenpersonen op deze federaal gereglementeerde energiemarkten afsluiten, gewaarborgd zouden worden (of niet) door desgevallend meerdere, afzonderlijke financiële waarborgen die, eventueel, door de gewesten worden verstrekt. Bovendien zou bij een dergelijk niet-gelijktijdig of niet-identiek optreden van alle gewesten het risico op faillissement gewoon verschuiven naar (de activiteiten van de betrokken onderneming in) de andere gewesten.

In tegenstelling tot wat de afdeling wetgeving lijkt aan te nemen, diende er ook geen voorafgaand overleg te worden gepleegd met de gewesten over de ontworpen regeling. Gelet op wat voorafgaat, is het immers duidelijk dat de ontworpen waarborgregeling steunt op een bevoegdheid vervat in artikel 6, § 1, VII BWHI die uitdrukkelijk werd voorbehouden aan de federale overheid. Het gaat dus niet om "een maatregel op het gebied van het energiebeleid, buiten de bevoegdheden opgesomd in § 1, VII," als bedoeld in artikel 6, § 3, 2°, BWHI. Er is evenmin sprake van een regeling die betrekking heeft op de grote lijnen van het energiebeleid in de zin van artikel 6, § 3, 3° BWHI. Uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof vloeit voort dat maatregelen die geen structurele weerslag hebben op (het beheer van) het transmissienet of op de bevoorradingszekerheid hier niet onder vallen (GwH 8 juli 2010, nr. 84/2010). De ontworpen waarborgregeling heeft geen structurele draagwijdte: het gaat namelijk om een regeling die zowel qua voorwerp als qua tijdsduur sterk beperkt wordt. Evenmin worden er nieuwe beleidskeuzes gemaakt. De ontworpen regeling wil enkel het zeer acute liquiditeitsprobleem verhelpen waar de leveranciers en tussenpersonen van elektriciteit en gas momenteel mee geconfronteerd worden naar aanleiding van een al even acute energiecrisis ten gevolge van een eveneens acuut internationaal conflict. Zij is enkel van toepassing op de leveranciers of tussenpersonen die voldoen aan de voorwaarden van het ontworpen besluit, en dit slechts gedurende de beperkte periode wanneer de staatswaarborg kan worden verleend (i.e. tot uiterlijk 31 maart 2023).

Het gaat dus niet om een maatregel die "de grote lijnen van het nationaal energiebeleid" bepaalt. De overlegverplichting uit artikel 6, § 3, 2° en 3° BWHI is niet van toepassing.

In ieder geval werd overleg gehouden met de vertegenwoordigers van de gewestelijke ministers van energie. Zij hebben bevestigd geen bezwaren te hebben tegen dit federale optreden. 6. Impliciete bevoegdheden Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de afdeling wetgeving van de Raad van State evenmin heeft uitgesloten dat op de impliciete bevoegdheden een beroep wordt gedaan.Zij aanvaardde overigens eerder al dat het "denkbaar [is] dat een beroep kan worden gedaan op de impliciete bevoegdheden, indien zou worden aangetoond dat de ontworpen bepaling noodzakelijk is om [de federale voorbehouden bevoegdheid inzake "de grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie"] uit te oefenen" (Adv. RvS 57.210/3 van 3 april 2015).

Welnu, zelfs als zou aangenomen worden dat de ontworpen regeling niet volledig kan worden ingepast binnen de federale voorbehouden bevoegdheid "inzake "de grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie", quod non, dan dient in het licht van wat voorafgaat te worden besloten dat de ontworpen regeling kan worden aangenomen op grond van de impliciete bevoegdheden. Het is immers evident (i) dat de ontworpen regeling noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van een eigen (voorbehouden) federale bevoegdheid, (ii) dat de betreden gewestaangelegenheid zich tot een gedifferentieerde regeling leent en (iii) dat het optreden van de federale overheid slechts een marginale weerslag heeft op (de uitoefening van) de betrokken gewestbevoegdheid.

De ontworpen regeling is immers noodzakelijk voor de uitoefening van de voorbehouden federale bevoegdheden op het vlak van het energiebeleid. Overigens is de beoordeling van de noodzakelijkheidsvereiste in de eerste plaats een opportuniteitskwestie. De relevante toets is bijgevolg of het niet kennelijk onjuist was om te oordelen dat het voor de uitoefening van een eigen bevoegdheid noodzakelijk was om ook bepalingen aan te nemen die kaderen binnen een aangelegenheid die behoort tot de bevoegdheid van een andere overheid (GwH 19 december 2002, nr. 189/2002, B.7 en GwH 30 april 2003, nr. 49/2003, B.8.3. In dezelfde zin Adv. RvS 58.510/3 van 18 december 2015). Het kan daarbij zelfs volstaan dat het ter beschikking stellen van financiële middelen aan bepaalde instellingen (die al dan niet afhangen van een andere overheid) bijdraagt aan de uitoefening van de eigen bevoegdheden (GwH 4 maart 2021, nr. 38/2021, B.12.3).

De concrete noodzaak om te voorzien in een financiële ondersteuning door middel van het verlenen van een staatwaarborg aan leveranciers en tussenpersonen vloeit in casu voort uit de imminente bedreiging van de stabiliteit van het transmissienet en de bevoorradingszekerheid indien een leverancier of tussenpersoon zich in een toestand van faillissement zou bevinden, wanneer hij niet van de ontworpen waarborgregeling gebruik zou kunnen maken.

Daarnaast leent de geregelde aangelegenheid (i.e. een overheidsgarantie voor energieleveranciers en tussenpersonen) zich tot een gedifferentieerde regeling. De afdeling wetgeving van de Raad van State merkt in haar advies overigens zelf op dat leveranciers en tussenpersonen in de regel actief zijn in meerdere gewesten en zij nu reeds rekening moeten houden "met de verscheidenheid in regelgeving van die verschillende gewesten". Op heden bestaat er geen gelijkaardige gewestelijke waarborgregeling, maar de ontworpen regeling staat een gewestelijke regeling, voor zover die binnen de gewestbevoegdheden ingepast kan worden, geenszins in de weg.

Tot slot is ook de weerslag van de betrokken bepalingen op de eventuele gewestelijke bevoegdheden marginaal, nu de ontworpen regeling enkel van toepassing is op de leveranciers of tussenpersonen die voldoen aan de voorwaarden van het ontworpen besluit, en dit slechts gedurende de beperkte periode waarin de staatswaarborg kan worden verleend (i.e. tot uiterlijk 31 maart 2023).

Evenmin is het zo dat de ontworpen waarborgregeling de uitoefening van de bevoegdheden van de gewesten op enigerlei wijze zou verhinderen of bemoeilijken. Zeker niet in de hypothese die hier aan de orde is, nl. dat er voor een dergelijke gewestelijke regeling een bevoegdheidsrechtelijke grondslag zou bestaan, belet het bestaan van de ontworpen regeling hoegenaamd niet dat de gewesten, gezamenlijk of elk wat hen betreft, een gewestelijke waarborgregeling uitwerken voor (bepaal)de leveranciers van elektriciteit en aardgas en eventueel ook voor bepaalde tussenpersonen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Energie, T. VAN DER STRAETEN

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 72.294/3 van 13 oktober 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot instelling van een mechanisme van staatswaarborg voor bepaalde kredieten afgesloten door leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit ten gevolge van de energiecrisis' Op 6 oktober 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Energie verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot instelling van een mechanisme van staatswaarborg voor bepaalde kredieten afgesloten door leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit ten gevolge van de energiecrisis'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 11 oktober 2022. De kamer was samengesteld uit Jeroen VAN NIEUWENHOVE, kamervoorzitter, Koen MUYLLE en Inge VOS, staatsraden, Jan VELAERS en Bruno PEETERS, assessoren, en Astrid TRUYENS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Tim CORTHAUT, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jeroen VAN NIEUWENHOVE, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 oktober 2022. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd als volgt: "Je demande au Conseil d'Etat de donner son avis dans les 5 jours conformément à l'article 84, § l, alinéa 1er, 3°, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat. L'urgence est motivée en considérant que le fait de pouvoir fournir une garantie de l'Etat pour certains crédits des fournisseurs et intermédiaires actifs sur le marché belge sur la base du présent arrêté est important et urgent, étant donné que plusieurs d'entre eux sont déjà confrontés aujourd'hui à des problèmes de liquidités en raison de la crise énergétique ;

Considérant qu'en raison de l'effet saisonnier dans l'approvisionnement en énergie, en Belgique mais aussi ailleurs dans l'Union européenne, la période hivernale à venir risque d'augmenter encore les besoins en liquidités de ces entreprises ;

Considérant qu'après l'apparition d'un problème de liquidité, le fournisseur ou l'intermédiaire concerné peut effectivement ne plus être en mesure d'acheter l'énergie nécessaire et de la mettre sur le réseau, alors que l'énergie est toujours prélevée sur le réseau par les clients de ce fournisseur ou cet intermédiaire. Cela peut conduire à une position de déséquilibre du réseau de transport si le responsable d'équilibrer le réseau ne prend pas ou peut pas prendre les mesures adéquates, ce qui in fine conduit à une menace pour la stabilité du réseau ;

Considérant que comme expliqué, les problèmes de liquidité chez un fournisseur ou un intermédiaire créent des effets en cascade pour les responsables d'équilibre et les gestionnaires de réseau, menacent la stabilité du réseau et la sécurité de l'approvisionnement, et peuvent entraîner de graves conséquences financières pour les clients concernés ;

Considérant que, la stabilité du marché de l'énergie et la sécurité d'approvisionnement pour nos citoyens et entreprises doivent immédiatement être garantis et que le présent arrêté y est indispensable ;

Considérant que tout retard dans l'adoption et la publication de cet arrêté affecterait son efficacité." 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 3. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit voorziet in een staatswaarborg ten belope van 70% van de waarde van de hoofdsom en verwachte interesten van bepaalde kredieten die worden aangegaan door energieleveranciers of tussenpersonen die door de energiecrisis een liquiditeitsprobleem hebben en die zonder die garantie niet langer aan gunstige commerciële voorwaarden een krediet kunnen verkrijgen. Artikel 1 van het ontwerp bevat de definities. Artikel 2 voorziet in de mogelijkheid om de staatswaarborg toe te kennen en bepaalt het personele toepassingsgebied ervan. Artikel 3 bepaalt de voorwaarden die de kredietnemer moet vervullen om in aanmerking te komen voor de garantie. Artikel 4 bepaalt de omvang van de staatswaarborg. Artikel 5 bepaalt de vergoeding die de kredietnemer moet betalen aan de overheid voor de waarborg. Artikel 6 regelt de procedure voor de aanvraag en toekenning van de waarborg. Artikel 7 bepaalt de procedure en de voorwaarden voor het aanspreken van de waarborg door de kredietgever.

Artikel 8 voorziet in dat geval in de subrogatie van de overheid in de rechten van de kredietgever. Artikel 9 regelt de terugbetaling van de staatswaarborg door de kredietnemer aan de Thesaurie, en somt de vorderingen op waarmee de schuld kan worden gecompenseerd.

Het te nemen besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad (artikel 10).

BEVOEGDHEID 4. De Inspecteur van Financiën bij de FOD Financiën formuleert in zijn advies van 27 september 2022 ernstige bezwaren bij de bevoegdheid van de federale overheid voor de ontworpen regeling: "Volgens het ontwerp van KB is de wettelijke basis voor deze staatswaarborg artikel 23 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen (de Gaswet) en artikel 32 van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (de Elektriciteitswet). Deze bepalingen voorzien dat ingeval van dreigende of plotse crisis op de energiemarkt, of wanneer de bevoorradingszekerheid van het land in het gedrang komt, of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van uitrusting of installaties of de integriteit van de vervoernetten wordt bedreigd, de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie en in overleg met de netbeheerder, de nodige beschermingsmaatregelen nemen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van deze wet.

Alleen, deze bepaling is ondergeschikt aan de bijzondere wet van 08.08.1980 en meer bepaald art 6 § 1, VII, a en b volgens dewelke de levering van gas en elektriciteit aan de consumenten een gewestbevoegdheid is. Vraag is dan ook of het niet eerder aan de gewesten is om zo een waarborg te verstrekken? In haar reactie stelt de beleidscel: `De regionale overheden zijn inderdaad bevoegd voor de distributie (het plaatselijk vervoer) van elektriciteit en gas. Artikel 6, VII, tweede lid van de BWHI bepaalt echter: De federale overheid is echter bevoegd voor de aangelegenheden die wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven, te weten: [...] a)De studies over de perspectieven van energiebevoorrading; b) De kernbrandstofcyclus;c) De grote infrastructuren voor de stockering;het vervoer en de produktie van energie; d) de tarieven, met inbegrip van het prijsbeleid, onverminderd de gewestelijke bevoegdheid inzake de tarieven bedoeld in het eerste lid, a) en b)' Voor onderhavige regeling zijn er bijgevolg verschillende redenen waarom de federale overheid bevoegd is.Het betreft een aangelegenheid die technisch en economisch ondeelbaar is: - leveranciers en tussenpersonen zijn in de meerderheid der gevallen op nationaal vlak actief. Het betreft dan één vennootschap die actief is in de verschillende regio's. Als er een garantie zou worden gegeven door een regio, zou deze de facto de hele vennootschap ten goede komen; - leveranciers en tussenpersonen zijn ook actief op vlak van transmissie van energie (minstens voor het aankopen van energie op de energiebeurzen, maar ook bvb. Voor levering aan klanten die rechtstreeks zijn aangesloten op het transmissienet), wat een federale bevoegdheid is; - het behoud van het evenwicht (de evenwichtsverantwoordelijken responsabiliseren om het evenwicht in hun evenwichtsperimeter te handhaven, maar ook de nodige balanceringsreserves en -energie aankopen ter herstelling van mogelijke residuele onevenwichten) is een federale bevoegdheid. Het faillissement van een van de betrokken spelers bedreigt het evenwicht, te meer indien de geïdentificeerde sneeuwbaleffecten zich voordoen; - het faillissement van een van de betrokken spelers kan de bevoorradingszekerheid in het gevaar brengen, te meer indien de geïdentificeerde sneeuwbaleffecten zich voordoen; - tot slot is ook de faillissementsregelgeving federaal.

De Inspectie van financiën is niet overtuigd. Als de leveranciers en tussenpersonen in de problemen komen is dat te wijten aan a. onvoldoende indekking wanneer ze langlopende contracten met vaste prijs hebben aangeboden (ondertussen zijn er geen dergelijke contracten meer op de markt) of b. als de consumenten hun facturen niet meer (kunnen) betalen.

Een staatswaarborg is een zekerheid waar beroep kan worden op gedaan als de leveranciers en tussenpersonen geconfronteerd worden met de gevolgen van de hierboven vermelde situaties a en b. en in beide gevallen is de basis van het probleem de levering aan consumenten en dus zitten we op bevoegdheid van de gewesten." 5. De gemachtigde verstrekte de volgende bijkomende verantwoording van de federale bevoegdheid voor de ontworpen regeling: "Voorafgaandelijk wensen wij te verduidelijken dat het liquiditeitsprobleem waar de leveranciers en tussenpersonen momenteel mee geconfronteerd worden, en waaraan met de ontworpen regeling zou worden geremedieerd, zich voornamelijk stelt op het niveau van de groothandelsmarkten, die, afhankelijk van het tijdstip van levering, nationaal of Europees georganiseerd zijn.Het is de federale overheid die de regels vaststelt betreffende (de werking van) deze nationale markten (zie bv. het KB van 20 oktober 2005 met betrekking tot de oprichting en de organisatie van een Belgische markt voor de uitwisseling van energieblokken).

Aan de basis van het liquiditeitsprobleem liggen immers de extreem hoge prijzen die op de groothandelsmarkten moeten worden betaald voor gas en elektriciteit en de zgn. `margin call mechanismes' die daar door de leveranciers en tussenpersonen tegenover gesteld moeten worden. Om prijs- en leveringsrisico's te mitigeren, vragen marktpartijen immers meer en meer dat hun overeenkomsten gedekt worden door financiële waarborgen. Aangezien de waarde van de overeenkomsten significant stijgt (want de marktprijs stijgt), stijgt ook de waarde van deze financiële waarborgen. Deze `margin call mechanismes' vergroten bijgevolg de reeds aanzienlijke liquiditeitsnoden van leveranciers en tussenpersonen. (Ter toelichting: de initiële margevereisten (de zogenaamde onderpanden - collateral) zijn in het afgelopen jaar ongeveer verzesvoudigd. Marktvolatiliteit heeft ertoe geleid dat de gemiddelde vereiste variatiemarge van de ene werkdag op de andere met 10 keer is gestegen. Ter illustratie: prijsniveaus voor Nederlands TTF-gas zijn gestegen van 25 EUR / MWh (2 juli 2021) naar 150 EUR (10 oktober 2022) en overschreden 300 EUR in maart en augustus 2022. Een marktactor die grote volumes van gas en elektriciteit via beurzen moest indekken in de zomer van 2021 en een initiële marge van EUR 1 miljard diende te betalen, zag zijn margevereisten stijgen tot EUR 4 miljard in oktober 2021 en uiteindelijk tot EUR 6 miljard in maart 2022 - een verzesvoudiging zonder enige verandering in de afgedekte positie.

Hetzelfde bedrijf, dat normaliter dagelijkse marge-kasstromen verwacht die rekening houden met prijsbewegingen van ongeveer EUR 50 miljoen, wordt nu geconfronteerd met variatiemarges van maximaal EUR 500 miljoen binnen een werkdag als gevolg van de extreme volatiliteit van de prijzen.1) Het is inderdaad ook zo dat er bij de levering op het distributienet een toegenomen wanbetaling door eindafnemers wordt waargenomen, maar dit is niet de belangrijkste oorzaak van de liquiditeitsproblemen bij leveranciers of tussenpersonen. Overigens zullen particuliere eindafnemers quasi altijd aangesloten zijn op het distributienet, maar zijn er evenzeer verschillende eindafnemers aangesloten op het transmissienet.

De ontworpen waarborgregeling moet dan ook in het licht van deze bijzondere situatie worden gezien. Door de mogelijkheid te creëren om, onder bepaalde voorwaarden, een staatswaarborg toe te kennen aan leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit ter dekking van één of meer gewaarborgde kredieten, remedieert het Koninklijk Besluit aan een situatie die zich voordoet op de groothandelsmarkten. Deze groothandelsmarkten zijn zoals gesteld nationaal gereguleerd: er zijn geen gewestelijke energiebeurzen, noch -prijzen; alle leveranciers en tussenpersonen die in de Belgische energiemarkt actief zijn worden geconfronteerd met dezelfde, nationaal gevormde energieprijs. Dat is ook logisch, aangezien de bijzondere wetgever het prijsbeleid inzake de levering van elektriciteit en gas uitdrukkelijk heeft uitgezonderd van de bevoegdheden van de gewesten inzake het energiebeleid (art. 6, § 1, VII, tweede lid, d) BWHI). De Belgische biedzone, zoals die volgt uit Europese regelgeving (Europese netwerkcode CACM), valt samen met het Belgische transmissienet (zowel voor gas en elektriciteit).

De ontworpen regeling kan dus worden ingepast in de aan de federale overheid voorbehouden bevoegdheden die wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven. In dit geval betreft het in het bijzonder de federale voorbehouden bevoegdheid inzake `De studies over de perspectieven van energiebevoorrading' in de zin van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a) BWHI en inzake `de grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie' in de zin van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI en inzake de tarieven, met inbegrip van het prijsbeleid en onverminderd de gewestelijke bevoegdheden inzake tarieven in de zin van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, d) BWHI. 1. De ontworpen regeling strekt ertoe het evenwicht op het transmissienet te waarborgen De federale overheid is bevoegd om de voorliggende waarborgregeling aan te nemen op grond van haar bevoegdheid inzake het vervoer van elektriciteit en gas via het transmissienet (art.6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI). De federale bevoegdheid met betrekking tot het transmissienet omvat de bevoegdheid inzake de balancering en het vraagbeheer op het transmissienet (Adv. RvS nr. 60.616/3 van 4 januari 2017).

De federale overheid is op grond van de bovenvermelde bevoegdheid exclusief bevoegd om maatregelen te nemen die ertoe strekken het evenwicht van het transmissienet waarborgen. Het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem, bedreigt het evenwicht van dit net, a fortiori indien een faillissement van een leverancier of een tussenpersoon zich zou voordoen, wat een reëel risico op een sneeuwbaleffect met zich zou meebrengen.

Dit onevenwicht ontstaat doordat leveranciers of tussenpersonen omwille van het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem niet meer in staat zijn om voldoende energie aan te kopen of op het net te zetten, terwijl de energie nog wel fysiek van het net afgenomen wordt door hun eindklanten. Een dergelijk onevenwicht is van aard om de stabiliteit van het transmissienet ernstig in gevaar te brengen.

Vooreerst ter toelichting omtrent de technische werking: Het transmissienet beschikt op elk toegangspunt over een of meerdere evenwichtsverantwoordelijken (zgn. Balance Responsible Parties of BRP's) die in eerste lijn instaan voor het behoud van het evenwicht tussen elektriciteitsproductie en -consumptie.

De leverancier zelf kan de evenwichtsverantwoordelijke zijn, maar ook een derde partij kan als evenwichtsverantwoordelijke voor hem optreden. In ieder geval, om als leverancier in de Belgische markt te kunnen optreden, is het noodzakelijk dat de leverancier een evenwichtsverantwoordelijke heeft.

De evenwichtsverantwoordelijke moet alle redelijke maatregelen treffen en voorzien om het evenwicht tussen injecties en afnames in zijn portefeuille te behouden.2 Voor zover de evenwichtsverantwoordelijke geen passende maatregelen neemt of kan nemen om het evenwicht in zijn portefeuille te behouden, moet de onevenwichtspositie door de transmissienetbeheerder ondervangen worden door aankopen van deze energie in de balanceringsmarkt. In een `normaal' scenario rekent de netbeheerder die prijzen vervolgens aan de betrokken evenwichtsverantwoordelijke aan, welke die op zijn beurt zal doorrekenen aan de betrokken leverancier of tussenpersoon. Indien dit niet volstaat om het evenwicht te herstellen, moet de transmissienetbeheerder andere technische ingrepen stellen (cfr. artikel 199 van het Federaal Technisch Reglement).

In de huidige situatie, indien een leverancier die zelf ook evenwichtsverantwoordelijke is er niet meer in slaagt om (voldoende) elektriciteit aan te kopen op de groothandelsmarkten als gevolg van het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem, kan hij zijn evenwichtsverplichtingen niet langer vervullen en komt de stabiliteit van het transmissienet in het gedrang. Dat risico op onevenwicht stelt zich niet enkel voor leveranciers die ook evenwichtsverantwoordelijke zijn: indien een leverancier of tussenpersoon die niet zelf evenwichtsverantwoordelijke is niet meer in staat is om de nodige energie aan te kopen of op het net te zetten, leidt dit tot een onevenwichtspositie in de portfolio van de evenwichtsverantwoordelijke met wie deze leverancier of tussenpersoon verbonden is.

Indien de transmissienetbeheerder aan de huidige hoge en volatiele marktprijzen finaal aankopen moet doen (voor zover deze in voldoende mate beschikbaar zijn) en deze aanrekent aan de evenwichtsverantwoordelijke, zal de evenwichtsverantwoordelijke deze hoge kosten per hypothese niet meer terugbetaald krijgen van de betrokken leverancier of tussenpersoon.

Op die manier ontstaat een neerwaartse spiraal waarbij de liquiditeitsproblemen van een leverancier leiden tot onevenwichten bij de evenwichtsverantwoordelijke en finaal op het transmissienet, die steeds gecorrigeerd zullen moeten worden door de evenwichtsverantwoordelijke of door de netbeheerder. De stabiliteit van het transmissienet kan op deze manier dus niet langer door de evenwichtsverantwoordelijke of door de netbeheerder worden gewaarborgd.

Om een dergelijke destabilisatie van het transmissienet te vermijden, is het noodzakelijk om in te grijpen. De ingreep situeert zich, zoals gezegd, niet op het niveau van de leveringen aan de eindafnemers. De ingreep situeert zich op het niveau waar het geïdentificeerde liquiditeitsprobleem zich eerst manifesteert, d.w.z. op het niveau van de groothandelsmarkten. Door te voorzien in het mechanisme van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten afgesloten door leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit, laat de ontworpen regeling de leveranciers en tussenpersonen toe om over voldoende liquide middelen te kunnen blijven beschikken om elektriciteit aan te kopen op de groothandelsmarkten, zodat het evenwicht op het transmissienet gewaarborgd blijft.

Bijgevolg valt de ontworpen waarborgregeling binnen de aan de federale overheid voorbehouden bevoegdheid inzake `de grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie' in de zin van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI, waartoe de bevoegdheid inzake de balancering en het vraagbeheer op het transmissienet moet worden gerekend. 2. De ontworpen regeling strekt ertoe de bevoorradingszekerheid te garanderen In het verlengde van de bevoegdheid inzake de balancering en het vraagbeheer op het transmissienet is de federale overheid op grond van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, c) BWHI, in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a), BWHI, ook bevoegd om de bevoorradingszekerheid van gas en elektriciteit te waarborgen. De bevoorradingszekerheid dient niet begrepen te worden als het garanderen van de levering van elektriciteit en/of gas aan een specifieke groep eindafnemers, maar, meer algemeen, als (het waarborgen van) het vermogen van het nationale gas- en elektriciteitsnet om in alle omstandigheden, vooral tijdens piekperiodes van de vraag (meestal in de winter), te voorzien in de hoeveelheid energie die bedrijven en huishoudens nodig hebben.

Het Grondwettelijk Hof stelde reeds expliciet dat de federale overheid op grond van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a) en c) BWHI bevoegd is om deel te nemen `aan het beheer van de ondernemingen en instellingen welke in de betrokken sectoren actief zijn, (...), en hierbij op te treden in het belang van 's lands energiebevoorrading' (GwH 21 januari 2016, nr. 8/2016). Ook de afdeling wetgeving van de Raad van State stelde eerder al dat de federale overheid bevoegd is om te voorzien `in een mechanisme om voldoende productiecapaciteit ter beschikking te hebben, teneinde de bevoorradingszekerheid tijdens winterperiodes te vrijwaren' (Adv. 54.884/3 van 20 januari 2014). Dit sluit, volgens de Raad van State, `aan bij de federale bevoegdheden inzake energiebeleid, in het bijzonder de voorbehouden aangelegenheden vermeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a en c BWHI'.

Welnu, de ontworpen waarborgregeling heeft niet alleen als doelstelling om het evenwicht op het transmissienet te waarborgen, maar ook om de bevoorradingszekerheid van het gas- en elektriciteitsnet voor het gehele land te garanderen. In geval van een eventueel faillissement van een leverancier of tussenpersoon als gevolg van het hierboven geïdentificeerde liquiditeitsprobleem - en het sneeuwbaleffect dat dit kan teweegbrengen - is het risico reëel dat de bevoorradingszekerheid van het land zelf in het gedrang zou komen. De volumes energie die vrijkomen doordat leveranciers die op de Belgische markt actief zijn, failliet zouden gaan, worden in een dergelijk scenario immers niet per definitie gekocht door andere leveranciers die ook op de Belgische markt actief zijn. Integendeel, in alle Europese landen wordt op dit moment sterk naar volumes energie gezocht. In een dergelijke hyperconcurrentiële markt is het risico zeer groot dat, in geval van een faillissement van een of meer leveranciers of tussenpersonen, er (grote) volumes energie uit de Belgische markt zouden verdwijnen. Indien deze onbeschikbare capaciteit van aanzienlijke omvang is, komt de bevoorradingszekerheid als zodanig ernstig in gevaar. Deze problematiek stelt zich in het bijzonder voor wat betreft gas. Een eventueel faillissement van een gasleverancier of tussenpersoon zou er immers toe leiden dat minder gas wordt aangekocht bij upstream gasproducenten, waardoor de fysieke toevoer naar België zal verminderen of, in het slechtste geval (in geval van een sneeuwbaleffect op de markt), zelfs dreigt stil te vallen.

Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de bevoorradingszekerheid met zich mee, a fortiori tijdens de winterperiode wanneer de energievraag piekt.

De ontworpen regeling strekt er dan ook toe het vermogen van het nationale gas- en elektriciteitsnet te waarborgen, door ervoor te zorgen dat leveranciers en tussenpersonen hun liquide middelen kunnen aanwenden om de gecontracteerde volumes energie te betalen, zodat deze volumes beschikbaar blijven op de Belgische markt. 3. Besluit Uit wat voorafgaat, blijkt dat er dus verschillende aanknopingspunten zijn met voorbehouden bevoegdheden van de federale overheid in het kader van het energiebeleid.Op grond van elk van die bevoegdheden kan de federale overheid de ontworpen regeling aannemen, en dit ongeacht of de kredietnemer toegangshouder is op het transmissie-of distributienet, c.q. of hij houder is van een federale of gewestelijke vergunning. Om op de Belgische markt te kunnen optreden als leverancier zal men immers steeds een evenwichtsverantwoordelijke dienen te hebben, gezien de noodzaak om het evenwicht op het transmissienet te bewaren.

Overigens is er ook een grondslag te vinden bij de federale voorbehouden bevoegdheid inzake het prijsbeleid (inzake de levering van elektriciteit en gas (art. 6, § 1, VII, tweede lid, d) BWHI) en de bevoegdheden van de federale overheid in economische aangelegenheden (art. 6, § 1, VI, tweede lid, BWHI), in de mate dat de ontworpen regeling er bijkomend ook toe strekt de negatieve gevolgen van een eventueel faillissement van een energieleverancier of tussenpersoon op de ruimere, nationaal georganiseerde markt te vermijden, niet in het minst voor de betrokken klanten die in dat geval een nog hogere energieprijs zouden moeten betalen." 6. De ontworpen regeling behelst een overheidsgarantie die blijkens artikel 2 ten goede komt aan leveranciers die over een federale of regionale leveringsvergunning beschikken voor de levering van elektriciteit of aardgas aan afnemers op de Belgische markt, alsook aan de tussenpersonen die aardgas of elektriciteit aankopen met het oog op de doorverkoop ervan aan de voormelde leveranciers.Het toepassingsgebied omvat bijgevolg niet enkel personen die actief zijn op het transmissienet voor elektriciteit of het vervoersnet voor aardgas, maar ook personen die onder de bevoegdheid van de gewesten vallen en waarvoor de gewesten verantwoordelijk zijn bij faillissement.3 De door de gemachtigde ingeroepen bevoegdheidsgronden betreffen in hoofdzaak drie aan de federale overheid voorbehouden aangelegenheden die "wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven", namelijk "[d]e studies over de perspectieven van energiebevoorrading", "[d]e grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie" en "de tarieven, met inbegrip van het prijsbeleid (...)" (artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a), c) en d), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot hervorming der instellingen'). 7.1. Ook al wordt betoogd dat de doelstelling van de ontworpen regeling erin bestaat het evenwicht op het transmissienet en de bevoorradingszekerheid te waarborgen, is niet zozeer de doelstelling van een maatregel bepalend voor de bevoegdheidsrechtelijke kwalificatie, maar wel de inhoud en de aard ervan. Het verlenen van de staatswaarborg is een vorm van financiële ondersteuning van de betrokken leveranciers en tussenpersonen die weliswaar een gunstig effect kan hebben op het evenwicht op het transmissienet en op de bevoorradingszekerheid, maar dat betekent nog niet dat elke maatregel die een dergelijk effect heeft, daardoor tot de bevoegdheid van de federale overheid kan worden gerekend. 7.2. Het zo-even geschetste gunstige effect op het evenwicht op het transmissienet en op de bevoorradingszekerheid impliceert nog niet dat het gaat om een aangelegenheid die, blijkens de inleidende zin van artikel 6, § 1, VII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wegens de technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeft. Leveranciers en tussenpersonen zijn in de regel weliswaar actief in meerdere gewesten, maar nu reeds moeten zij rekening houden met de verscheidenheid in regelgeving van die verschillende gewesten, onder meer wat betreft de beschermde afnemers, die een bijzonder liquiditeitsrisico vormen voor de leveranciers, en stemmen zij hun marktvoorwaarden daarop af. Ook de tussenpersonen moeten zich schikken naar de regels van de netten waarop ze actief zijn. 7.3. Meer fundamenteel valt niet goed in te zien hoe de ontworpen regeling kan worden beschouwd als een maatregel die betrekking heeft op "[d]e studies over de perspectieven van energiebevoorrading" en "[d]e grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie" (artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a) en c), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot hervorming der instellingen'). Indien al zou zijn voldaan aan de voorwaarde in de inleidende zin van dat tweede lid, is immers nog steeds vereist dat het gaat om één van de in dat lid opgesomde aangelegenheden.

De financiële ondersteuning door middel van het verlenen van een staatswaarborg is veel verregaander dan het uitvoeren van studies als bedoeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, a), en kan dan ook niet worden ingepast in die aangelegenheid.4 Het verband tussen de financiële ondersteuning en de "grote infrastructuren" als bedoeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, c), wordt door de gemachtigde evenmin aangetoond en lijkt alleszins veeleer onrechtstreeks te zijn. Dat geldt eveneens voor de aangelegenheid van de tarieven als bedoeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, d). Weliswaar kan de minister bevoegd voor energie overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van het ontwerp, bij het toekennen van de staatswaarborg aanvullende voorwaarden vaststellen die mogelijkerwijs in verband kunnen worden gebracht met het prijsbeleid, maar dat houdt nog niet in dat die staatswaarborg zelf als een maatregel van prijsbeleid kan worden beschouwd. 7.4. De omstandigheid dat de leveranciers en tussenpersonen ook actief zijn op het transmissienet, zoals wordt betoogd door de gemachtigde, neemt niet weg dat ze ook actief zijn op het distributienet en dat de door de gemachtigde geschetste risico's van een faillissement van leveranciers en tussenpersonen niet alleen betrekking hebben op het evenwicht op het transmissienet en op de bevoorradingszekerheid,5 maar ook op de negatieve impact op de klanten van leveranciers. De financiële ondersteuning van leveranciers die actief zijn op het distributienet, teneinde te vermijden dat door liquiditeitsproblemen de levering van energie aan eindafnemers in het gedrag komt, is een maatregel die in belangrijke mate tot de bevoegdheid van de gewesten moet worden gerekend en die in zeker zin zelfs het spiegelbeeld vormt van de bescherming van financieel kwetsbare afnemers met het oog op een gewaarborgde minimale energielevering.

Het valt weliswaar niet uit te sluiten dat de federale overheid bevoegd is voor de financiële ondersteuning van leveranciers en tussenpersonen, in zoverre ze actief zijn op het transmissienet, maar de strekking van de ontworpen regeling reikt onbetwistbaar verder en lijkt dan ook de zo-even geschetste gewestbevoegdheid te betreden. 7.5. Ook de door de gemachtigde aangevoerde federale voorbehouden bevoegdheden inzake economie lijken niet ter zake te zijn. De faillissementswetgeving is weliswaar een dergelijke voorbehouden aangelegenheid,6 maar de loutere omstandigheid dat de ontworpen regeling de liquiditeitspositie van een onderneming versterkt is onvoldoende om die aan te merken als een element van de faillissementswetgeving, en dus als een onderdeel van die voorbehouden federale aangelegenheid. 8. De conclusie is dan ook dat de Raad van State, aan de hand van de thans voorliggende argumentatie, geen overtuigende bevoegdheidsgronden ziet voor de ontworpen regeling.Enkel een teruggesnoeide regeling, die beperkt is tot de leveranciers en de tussenpersonen, in zoverre zij actief zijn op het transmissienet, zou in de zo-even aangehaalde bevoegdheidsgronden kunnen worden ingepast, al zal dat ook afhangen van de concrete uitwerking van een dergelijke regeling.

In elk geval heeft ook een aldus teruggesnoeide regeling gevolgen voor de volledige bevoorradingsketen en is ze van dien aard dat erover voorafgaand overleg moet worden gepleegd met de gewesten overeenkomstig artikel 6, § 3, 2° en 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Het verdere onderzoek van het ontwerp is dan ook subsidiair aan het zo-even geschetste bevoegdheidsprobleem.

RECHTSGROND 9. De rechtsgrond voor het ontwerp wordt gezocht in artikel 32 van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt' en in artikel 23 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten `betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen'.Bij die bepalingen wordt de Koning gemachtigd om, in geval van een plotse crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van uitrusting of installaties of de integriteit van het vervoersnet of het transmissienet wordt bedreigd, de nodige beschermingsmaatregelen te nemen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van deze twee wetten. Tevens is vereist dat deze maatregelen zo min mogelijk storingen veroorzaken in de werking van de Europese interne markt en mogen ze de strikt onontbeerlijke draagwijdte niet overstijgen die nodig is om de plotse moeilijkheden te verhelpen die zich hebben voorgedaan. 9.1. Er lijkt in elk geval te zijn voldaan aan de voorwaarde van het voorhanden zijn van een plotse crisis op de energiemarkt, zodat niet moet worden nagegaan of de andere alternatieve voorwaarden voor het optreden van de Koning zijn vervuld. 9.2. De gemachtigde maakt ook aannemelijk dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 32 van de Elektriciteitswet, met name dat deze maatregelen zo weinig mogelijk storingen veroorzaken in de werking van de Europese interne markt en dat ze de draagwijdte niet overstijgen die strikt noodzakelijk is om de plotse moeilijkheden te verhelpen die zich hebben voorgedaan: "De maatregel is inderdaad strikt beperkt tot wat nodig is om de plotse moeilijkheden te verhelpen, het gaat namelijk enkel en alleen om het toestaan van kredieten om liquiditeitsnoden te dekken (dus met andere woorden om ervoor te zorgen dat er voldoende werkkapitaal beschikbaar is). Daarenboven wordt enerzijds de omvang van het gewaarborgde krediet beperkt (de liquiditeitsnoden van 12, respectievelijk 6 maanden) en anderzijds wordt de duur waarbinnen een staatswaarborg kan worden verleend, beperkt. Er worden ook voorwaarden voorzien waaraan een kredietnemer moet voldoen om in aanmerking te komen voor een staatswaarborg, zo onder meer het betalen van een premie.

Tot slot werd de maatregel geconformeerd aan het Tijdelijk Crisiskader (afdeling 2.2), hetgeen de criteria vastlegt om staatssteunmaatregelen die lidstaten zouden nemen om de economische effecten te verhelpen, op hun verenigbaarheid met de interne markt te toetsen. Er zal met andere woorden ook vanuit het standpunt van de Europese Commissie niet verder worden gegaan dan wat zij nodig achten om liquiditeitsnoden ten gevolge van de energiecrisis te verhelpen." 9.3. De notie "nodige beschermingsmaatregelen" is ruim geformuleerd en kan ook financiële ondersteuning omvatten, zoals het verlenen van een staatswaarborg.

Dat neemt niet weg dat bij artikel 5 van het ontwerp wordt voorzien in een vergoeding die de kredietnemer verschuldigd is in ruil voor het verlenen van de staatswaarborg. Een dergelijke vergoeding van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de betrokken kredietnemer, individueel beschouwd, moet worden aanzien als een retributie in de zin van artikel 173 van de Grondwet, en vergt overeenkomstig die grondwetsbepaling een uitdrukkelijke wettelijke grondslag, die nu niet voorhanden is.

Aangezien die vergoedingsregeling onlosmakelijk verbonden lijkt te zijn met de hele ontworpen regeling, zal eerst moeten worden voorzien in een dergelijke uitdrukkelijke wettelijke grondslag, vooraleer de ontworpen regeling doorgang kan vinden.

De Raad van State ziet in de gegeven omstandigheden dan ook af van het verder onderzoek van het ontwerp.

De griffier, De voorzitter, Astrid TRUYENS Jeroen VAN NIEUWENHOVE _______ Nota's 1 Voetnoot 1 van de verantwoording van de gemachtigde: Deze omstandigheid wordt ook toegelicht eerder dit jaar in een paper van EFET, ter info in bijlage, alsook een rapport van ACER terzake (p.14 onderaan): https://www.acer.europa.eu/sites/default/files/documents/ Publications/ACER%26%23039%3Bs%20Final%20Assessment%20 of%20the%20EU%20Wholesale%20Electricity%20Market%20Design.pdf. 2 Voetnoot 2 van de verantwoording van de gemachtigde: https://www.elia.be/nl/elektriciteitsmarkt-en-systeem/de-rol-van-de-brp 3 In dat verband kan worden gewezen op de verplichtingen die aan de netbeheerders worden opgelegd bij een faillissement of een gerechtelijke organisatie, zie bijvoorbeeld artikel 4.3.3 van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten1 en artikel 25noviesdecies van de ordonnantie van 19 juli 2001' betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest'. 4 Zie adv.RvS 63.241/3 van 3 mei 2018 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 31/08/2018 numac 2018013415 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt met het oog op het aanpassen van het wettelijk kader voor de strategische reserve sluiten `tot wijziging van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt met het oog op het aanpassen van het wettelijk kader voor de strategische reserve', Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-3208/001, 56 (opmerking 3). 5 Overigens heeft de Raad van State in het door de gemachtigde aangehaalde advies 60.616/3 een voorbehoud geformuleerd inzake de gewestelijke bevoegdheid inzake balancering en vraagbeheer op het distributienet (adv.RvS 60.616/3 van 4 januari 2017 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017030610 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, met het oog op de verbetering van de vraagflexibiliteit en van de opslag van elektriciteit type wet prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017030611 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, met het oog op het instellen van een wettelijk kader voor het Modular Offshore Grid sluiten `tot wijziging van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, met het oog op de verbetering van de vraagflexibiliteit en van de opslag van elektriciteit', Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2528/001, 44-45 (opmerking 3.2)). 6 Artikel 5, § 1, VI, 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

26 OKTOBER 2022. - Koninklijk besluit tot instelling van een mechanisme van staatswaarborg voor bepaalde kredieten afgesloten door leveranciers en tussenpersonen van aardgas en elektriciteit ten gevolge van de energiecrisis FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, artikel 32, gewijzigd bij artikel 54 van de wet van 8 januari 2012;

Gelet op de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, artikel 23, ingevoegd bij artikel 24 van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten;

Gelet op het advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas van 3 oktober 2022;

Gelet op het overleg met de beheerder van het transmissienet voor elektriciteit en de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van een opslaginstallatie en de beheerder van een LNG installatie van 29 september 2022;

Gelet op het advies van de inspectie van Financiën geaccrediteerd bij de FOD Economie van 26 september 2022;

Gelet op het advies van de inspectie van Financiën geaccrediteerd bij de FOD Financiën van 27 september 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 5 oktober 2022;

Gelet op de aanmelding van de in dit besluit opgenomen garantieregeling aan de Europese Commissie;

Gelet op advies nr. 72.294/3 van de Raad van State, gegeven op 13 oktober 2022 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat artikel 23 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen (de Gaswet) voorziet dat ingeval van dreigende of plotse crisis op de energiemarkt, of wanneer de bevoorradingszekerheid van het land in het gedrang komt, of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van uitrusting of installaties of de integriteit van de vervoernetten wordt bedreigd, de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas en in overleg met de netbeheerder, de nodige beschermingsmaatregelen nemen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van deze wet. Deze maatregelen moeten zo min mogelijk storingen veroorzaken in de werking van de Europese interne markt en mogen de strikt onontbeerlijke draagwijdte niet overstijgen die nodig is om te verhelpen aan de plotse moeilijkheden die zich hebben voorgedaan. De minister geeft onmiddellijk kennis van deze maatregelen aan de andere lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Commissie;

Overwegende dat artikel 32 van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (de Elektriciteitswet) bepaalt dat in geval van een plotse crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van uitrusting of installaties of de integriteit van het transmissienet wordt bedreigd, de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas en in overleg met de netbeheerder, de nodige beschermingsmaatregelen kan nemen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van deze wet. Deze maatregelen moeten zo weinig mogelijk storingen veroorzaken in de werking van de Europese interne markt en mogen de draagwijdte niet overstijgen die strikt noodzakelijk is om de plotse moeilijkheden te verhelpen die zich hebben voorgedaan. De minister geeft onmiddellijk kennis van deze maatregelen aan de andere lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Commissie;

Overwegende dat een beschermingsmaatregel moet genomen worden teneinde het hoofd te bieden aan deze plotse crisis, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie betreffende een tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (2022/C 131 I/01), gewijzigd door de mededeling van de Commissie (2022/C 280/01) (het tijdelijk crisiskader), en om de integriteit van het net en de bevoorradingszekerheid te garanderen;

Overwegende dat het kunnen verstrekken van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten van leveranciers en tussenpersonen actief op de Belgische markt op basis van het voorliggende besluit belangrijk en urgent is aangezien verschillende onder hen op vandaag reeds met liquiditeitsproblemen ten gevolge van de energiecrisis kampen;

Overwegende dat door het seizoenseffect in de energielevering, in België maar ook elders in de Europese Unie, de aankomende winterperiode de liquiditeitsnoden van deze ondernemingen nog verder dreigt te vergroten;

Overwegende dat, na het ontstaan van een liquiditeitsprobleem, de betrokken leverancier of tussenpersoon niet meer in staat zal zijn om de nodige energie aan te kopen en de energie op het net te zetten, terwijl de energie nog wel van het net afgenomen wordt door de klanten van deze leverancier of tussenpersoon. Dit kan leiden tot een onbalans van het transmissie- of vervoersnet indien de verantwoordelijke voor het in evenwicht houden van het transmissie- of vervoersnet geen passende maatregelen neemt of meer kan nemen, hetgeen in fine leidt tot een bedreiging voor de stabiliteit van het net;

Overwegende dat zoals toegelicht, liquiditeitsproblemen bij een leverancier of tussenpersoon sneeuwbaleffecten creëeren bij evenwichtsverantwoordelijken en netbeheerders, de stabiliteit van het net en de bevoorradingszekerheid bedreigen en de betrokken klanten ernstige financiële gevolgen kunnen veroorzaken;

Overwegende dat de stabiliteit van de energiemarkt en de bevoorradingszekerheid voor onze burgers en ondernemingen onmiddellijk moeten worden gevrijwaard en dat het voorliggende besluit daartoe onontbeerlijk is;

Overwegende dat elke vertraging bij het aannemen en bij de bekendmaking van dit besluit de doeltreffendheid ervan zou aantasten;

Overwegende dat bijgevolg een advies binnen een beperkte termijn van 5 dagen werd gevraagd, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 3° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Energie en de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de Elektriciteitswet: de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;2° de Gaswet: de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;3° de staatswaarborg: de staatswaarborg die krachtens dit besluit wordt toegekend;4° krediet: elke overeenkomst waarbij een kredietgever aan de kredietnemer een krediet verleent of toezegt, in de vorm van een lening, een kredietopening, een toegelaten debetstand, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling;5° een kredietgever: a) een kredietinstelling zoals gedefinieerd in artikel 1, § 3 van de Bankwet, vergund in de Europese Economische Ruimte en;b) een verzekeringsonderneming zoals gedefinieerd in artikel 5, 1° van de Verzekeringswet, vergund in de Europese Economische Ruimte;6° een kredietnemer: de personen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, die een krediet zijn aangegaan;7° kmo: kleine of middelgrote onderneming, zoals gedefinieerd in het tijdelijk crisiskader;8° Bankwet: de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellignen en beursvennootschappen;9° Verzekeringswet: de wet van 13 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2016 pub. 23/03/2016 numac 2016011092 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen sluiten op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen 10° het gewaarborgd krediet: het krediet, bedoeld in artikel 3, waarvoor een staatswaarborg wordt toegekend;11° het gewaarborgd verlies: het bedrag, bedoeld in artikel 4;12° Tijdelijk crisiskader: de mededeling van de Europese Commissie betreffende een tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (2022/C 131 I/01), zoals gewijzigd door de Mededeling van de Commissie betreffende een Wijziging van het tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (2022/C 280/01);13° de Minister: de minister bevoegd voor Energie;14° Thesaurie: de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën;15° de FOD Economie : de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;16° Kredietagentschappen: Fitch, Standard & Poor's en Moody's;17° Kredietscore: de beste van de noteringen op lange termijn toegekend aan de kredietnemer door de kredietagentschappen ;in geval van afwezigheid van kredietscore door een kredietagentschap komt het de kredietnemer toe een onderbouwd equivalent aan te leveren.

Staatswaarborg

Art. 2.Onder de in dit besluit gestelde voorwaarden kan de Minister bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad aan de personen, bedoeld in het tweede lid, uiterlijk op de datum voorzien in punt 47d. van het tijdelijk crisiskader of op een latere datum indien het tijdelijk crisiskader op dat punt wordt aangepast of verlengd, en in ieder geval uiterlijk op 31 maart 2023, een staatswaarborg toekennen ter dekking van één of meer gewaarborgde kredieten, bedoeld in artikel 3.

In het besluit, bedoeld in het eerste lid, kan de minister aanvullende voorwaarden vaststellen met betrekking tot de naleving van bestaande contracten met eindafnemers, waaronder zelfstandigen en kmo's. Het gaat onder meer om het gebruik van een driemaandelijkse prijs als basis voor de berekening van de voorschotten, transparantie bij de berekening van de huidige megawattuurprijs en het aanbieden van contracten met een vast tarief.

Volgende personen kunnen een staatswaarborg aanvragen: 1° de natuurlijke of rechtspersoon die over een federale of regionale vergunning beschikt voor de levering van aardgas of elektriciteit aan afnemers op de Belgische markt;2° de tussenpersoon in de zin van artikel 1, 5° ter van de Gaswet of van artikel 2, 15° van de Elektriciteitswet die aardgas of elektriciteit aankoopt met het oog op de doorverkoop ervan aan een persoon, bedoeld in 1°. Gewaarborgd krediet

Art. 3.Een krediet komt in aanmerking als gewaarborgd krediet als het aan alle volgende voorwaarden voldoet: 1° het gaat om een nieuw krediet dat wordt toegezegd tussen de datum van inwerkingtreding van dit besluit en de in artikel 2, eerste lid vermelde termijn;2° het krediet wordt toegezegd door de kredietgever aan een kredietnemer;3° de kredietnemer toont aan dat hij niet langer in staat is om, zonder staatswaarborg, aan redelijke voorwaarden financiering te verkrijgen;4° het krediet heeft een looptijd van maximum twee jaar;5° het krediet wordt uitsluitend toegezegd om liquiditeitsnoden te dekken voor de aankoop of doorverkoop van aardgas of elektriciteit met het oog op de levering aan eindafnemers op de Belgische markt.Het betreft de liquiditeitsnoden van de kredietnemer, voor een periode van 12 maanden indien de kredietnemer een kmo betreft en een periode van zes maanden voor elk andere kredietnemer die geen kmo betreft, te rekenen vanaf de datum van toekenning van het krediet; 6° het krediet wordt in overeenstemming met de voorwaarden, opgesomd in punt 46 en punt 47.h van het tijdelijk crisiskader verstrekt; 7° de kredietnemer toont aan dat: a) tegen hem geen collectieve insolventieprocedure lopende is;b) hij niet onderworpen is aan een herstructureringsplan;c) hij geen aanvraag tot gerechtelijke reorganisatie heeft gedaan;d) geen faillissementsprocedure tegen hem geopend is;en e) hij geen schulden heeft uitstaan bij de Belgische Staat van meer dan één jaar;8° indien de kredietnemer een kredietscore heeft, mag deze niet lager zijn dan BB voor Fitch of S&P, of Ba2 voor Moody's, op het tijdstip van de aanvraag;9° tegen de kredietnemer mogen geen door de EU genomen sancties gericht zijn in de zin van punt 33 van het tijdelijk crisiskader. Omvang staatswaarborg

Art. 4.Het gewaarborgd verlies is gelijk aan zeventig procent van het door een kredietgever geleden verlies in hoofdsom en interesten op een gewaarborgd krediet.

Vergoeding van de waarborg

Art. 5.Per gewaarborgd krediet betaalt de kredietnemer de Staat een vergoeding voor de staatswaarborg.

De vergoeding is gelijk aan het product van volgende factoren: 1° 4 procent van de maximaal beschikbare hoofdsom van het gewaarborgd krediet en de geschatte gewaarborgde interesten;2° de looptijd van het gewaarborgd krediet, uitgedrukt in dagen, gedeeld door 360;3° zeventig procent. De Thesaurie berekent de vergoeding en vraagt de betaling ervan aan de kredietnemer.

Aanvraagprocedure

Art. 6.§ 1. De kredietnemer dient elektronisch een aanvraag tot toekenning van een staatswaarborg in bij de FOD Economie. De FOD Economie specificeert op haar website het e-mailadres waarnaar de aanvraag moet worden gestuurd.

Gelijktijdig vult de kredietnemer het formulier in van de gegevensdatabank van de Thesaurie (Masterdata-SAP) dat op de website van de Thesaurie gepubliceerd is.

De aanvraag bevat minstens volgende gegevens en documenten: 1° identificatiegegevens, inclusief de naam van de dossierbeheerder en diens contactgegevens, van de aanvrager;2° identificatiegegevens, inclusief de naam van de dossierbeheerder en diens contactgegevens, van de kredietgever, zoals deze opgenomen staan in het formulier waarmee de kredietgever zich voorafgaandelijk heeft ingeschreven in de gegevensdatabank van de Thesaurie (Masterdata-SAP). De Thesaurie publiceert het inschrijvingsformulier op haar website; 3° het bewijs dat het krediet waarvoor een staatswaarborg wordt gevraagd, beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3;4° een overzicht van de steun die hem reeds werd toegekend sinds 2020;5° de laatst bij de Balanscentrale van de Nationale Bank of bij de griffie van de ondernemingsrechtbank neergelegde jaarrekening, en bij gebreke hieraan de laatste jaarrekening voorgelegd dan wel goedgekeurd door het bestuursorgaan van de aanvrager;6° een door een bedrijfsrevisor of gecertificeerde accountant geattesteerde financiële analyse van diens liquiditeitstoestand. § 2. De FOD Economie bevestigt aan de kredietnemer de ontvangst van de aanvraag binnen de twee werkdagen.

Uiterlijk tien werkdagen na de bevestiging van de ontvangst deelt de FOD Economie aan de kredietnemer mee of zijn aanvraag voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3. De FOD Economie kan bijkomende informatie opvragen bij de kredietnemer en kredietgever.

De staatswaarborg wordt toegekend onder de opschortende voorwaarde van het betalen van de vergoeding, bedoeld in artikel 5.

Zodra de vergoeding is betaald, bevestigt de Minister, of zijn gemachtigde, aan de kredietnemer dat het krediet is gewaarborgd.

Aanspreken van de staatswaarborg

Art. 7.§ 1. De kredietgever kan de staatswaarborg tot maximaal twee maanden na de einddatum van het gewaarborgd krediet aanspreken.

Hij richt daartoe op elektronische wijze een verzoek in bij de Thesaurie.

De Thesaurie specificeert op haar website het e-mailadres waarnaar het aanspreken van de staatswaarborg moet worden gestuurd en de informatie die de kredietgever moet vermelden in het aanspreken van de staatswaarborg. De vermelding van deze informatie vormt geen materiële of formele voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het aanspreken van de staatswaarborg. § 2. De Thesaurie bevestigt op elektronische wijze de ontvangst van het verzoek binnen vijf werkdagen.

Als alle voorwaarden voor het afroepen van de staatswaarborg zijn vervuld, betaalt de Staat het bedrag van het gewaarborgd verlies aan de kredietgever binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek.

Deze termijn van tien werkdagen doet geen enkele interest lopen. § 3. Geen enkele reden tot verbeurdverklaring van de looptijd van het gewaarborgde krediet, ongeacht of deze van wettelijke of contractuele oorsprong is, zal aan de Staat kunnen worden tegengeworpen. Bijgevolg zal een beroep op de waarborg enkel resulteren in een betalingsverplichting van de Staat volgens de normale planning van het gewaarborgde krediet.

Subrogatie in de rechten

Art. 8.Door de betaling, bedoeld in artikel 7, paragraaf 2, tweede lid, wordt de Staat ten belope van het betaalde bedrag ten aanzien van de kredietnemer gesubrogeerd in de rechten van de kredietgever.

Terugbetaling van de staatswaarborg

Art. 9.Binnen 30 dagen na ontvangst van het betalingsverzoek van de Thesaurie, betaalt de kredietnemer het bedrag dat met toepassing van artikel 7 aan de kredietgever werd betaald, vermeerderd met 1 procent, aan de Staat terug.

Bij gebrek aan tijdige betaling, wordt het verschuldigd bedrag verhoogd met interesten overeenkomstig de interestvoet bedoeld in de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. Het verschuldigd bedrag en interesten worden ingevorderd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.

Voor de invordering, bedoeld in het eerste lid, kan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën, overeenkomstig artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2004 pub. 31/12/2004 numac 2004021170 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, zonder formaliteit en naar keuze van de bevoegde ambtenaar, volgende aan de kredietnemer verschuldigde sommen aanwenden: 1° elke som die met toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 juni 2022 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de werkelijke nettokosten voor de ondernemingen die warmte door middel van netten voor warmtevoorziening op afstand leveren aan residentiële beschermde afnemers en van hun betrokkenheid bij de tenlasteneming aan de kredietnemer verschuldigd is;2° elke som die krachtens het koninklijk besluit van 29 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012201922 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan type koninklijk besluit prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012201924 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan type koninklijk besluit prom. 29/03/2012 pub. 22/12/2017 numac 2017040955 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan alsook elke som die krachtens het koninklijk besluit van 29 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012201922 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan type koninklijk besluit prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012201924 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan type koninklijk besluit prom. 29/03/2012 pub. 22/12/2017 numac 2017040955 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, aan de kredietnemer verschuldigd is;3° elke som die krachtens het koninklijk besluit van 11 september 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten0 houdende de nadere regels voor de bepaling van de kost voor de elektriciteitsbedrijven van de activiteiten inzake de verwarmingspremie, en van hun tussenkomst voor het ten laste nemen ervan, alsook desgevallend de in acht te nemen procedure voor het bekomen van een vergoeding, met inbegrip van de termijnen, de gevolgen bij overtredingen het bewijs dat dient geleverd te worden aan de commissie om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden om te genieten van de betaling bedoeld in artikel 24, § 2 van de wet van 28 februari 2022 houdende diverse bepalingen inzake energie, aan de kredietnemer verschuldigd is;4° elke andere som die aan de kredietnemer moet worden teruggegeven of betaald door een federale overheidsdienst of staatsorganisme. Inwerkingtreding

Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 11.De minister bevoegd voor Energie en de minister bevoegd voor Financiën zijn elk wat haar of hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 oktober 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Energie, V. VAN PETEGHEM De Minister van Financiën, T. VAN DER STRAETEN .

^