gepubliceerd op 09 mei 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid
19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid
VERSLAG AAN DE KONING Dit besluit heeft als doel het mandaatsysteem te dynamiseren en responsabiliseren. Het moet er ook voor zorgen dat de mandaten effectief geëvalueerd worden en dat hun innoverende inbreng maximaal benut wordt.
Daartoe worden een aantal principes die reeds werden ingevoerd in de loopbaan van de ambtenaren die behoren tot het federaal administratief openbaar ambt, nu ook ingevoerd voor de houders van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid : Selectie De kandidaten leggen een eerste computergestuurde en uitsluitende assessmentproef af die de generieke managementcompetentie meet. Deze proef is aangepast aan het niveau van de te begeven functie.
Een kandidaat die niet geslaagd is voor deze proef wordt gedurende een periode van zes maanden uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde proef of een proef voor een hoger niveau.
Bij slagen wordt er echter vrijstelling van deze proef toegekend voor elke andere management- of staffunctie van hetzelfde of een lager niveau.
De houders van een management- of een staffunctie van hetzelfde of een hoger niveau krijgen eveneens een vrijstelling voor deze proef.
De methodologie voor de computergestuurde assessmentproeven en voor de mondelinge proef worden bepaald en de toepassing ervan gecontroleerd door de gedelegeerd bestuurder van SELOR. Tot slot wordt de verplichting om plaatsvervangers te voorzien van de leden van de selectiecommissie geschrapt wegens overbodig.
Evaluatie : Net zoals de andere ambtenaren, worden de houders van een managementfunctie jaarlijks geëvalueerd.
Deze evaluatie loopt uit op vier mogelijke eindvermeldingen : "uitstekend", "voldoet aan de verwachtingen", "te ontwikkelen" of "onvoldoende" in plaats van 2 voordien : "goed" of "onvoldoende".
Twee van deze vermeldingen verschillen van de vermeldingen welke kunnen toegekend worden aan de "gewone" personeelsleden van niveau A, B, C of D. Zo is er hier gekozen voor de vermelding "uitstekend" in plaats van "uitzonderlijk" en voor de vermelding "te ontwikkelen" in plaats van "te verbeteren".
De evaluatie van een mandaathouder wordt besloten met de vermelding "uitstekend" als uit deze evaluatie blijkt dat de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan grotendeels werden verwezenlijkt en dat sommige van deze doelstellingen overtroffen werden.
De vermelding "uitzonderlijk" wordt toegekend aan het personeelslid dat aan vier criteria voldoet welke toelaten om te stellen dat de benaming "uitzonderlijk" terecht is : 1° Het personeelslid heeft niet alleen al zijn prestatiedoelstellingen gerealiseerd maar heeft die in meerdere domeinen ook overtroffen;2° Het personeelslid heeft zijn competenties ontwikkeld ver boven de gewone eisen die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze uit te oefenen;3° Het personeelslid heeft meer dan gemiddeld bijgedragen tot de teamprestaties;4° Het personeelslid was uitermate beschikbaar voor de gebruikers van de dienst. Als het een personeelslid betreft dat belast is met de evaluatie van andere personeelsleden kan de vermelding "uitzonderlijk" enkel worden toegekend als bovendien alle evaluaties wel degelijk zijn uitgevoerd binnen de vastgestelde termijnen en overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit, en dat deze evaluator een echte leader van zijn team is gebleken, die het team ertoe kan brengen zijn doelstellingen te overtreffen De evaluatie van een mandaathouder wordt besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als uit de evaluatie blijkt dat de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt.
Om de vermelding "te verbeteren" te krijgen heeft een "gewoon" personeelslid : 1° ofwel maar tussen de 50 en 70 % van zijn prestatiedoelstellingen gerealiseerd;2° ofwel de competenties die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze te kunnen blijven uitoefenen niet ontwikkeld terwijl het die doelstelling kreeg toegewezen tijdens het planningsgesprek;3° ofwel was het personeelslid weinig beschikbaar voor de gebruikers van de dienst. De bijdrage tot de teamprestaties wordt beoordeeld als een verzwarend of verzachtend element. Ze kan echter op zich de vermelding "te verbeteren" rechtvaardigen als het niet-nakomen van dat criterium van dien aard is dat het de goede werking of het imago van de dienst ernstig schaadt.
Als het een personeelslid betreft dat belast is met de evaluatie van andere personeelsleden wordt, behalve als de vermelding "onvoldoende" zich opdringt, de vermelding "te verbeteren" ambtshalve toegekend als minder dan 90 % van de evaluaties zijn uitgevoerd, of als de evaluaties buiten de vastgestelde termijnen of niet overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit zijn uitgevoerd.
De te behalen doelstellingen voor een mandaathouder zijn dus duidelijk verschillend van die van de andere personeelsleden en deze beide vermeldingen dekken ook duidelijk een andere lading.
De criteria om deze vermeldingen toe te kennen zijn verduidelijkt in het besluit.
Als de doelstellingen slechts gedeeltelijk behaald zijn, dan wordt de vermelding "te ontwikkelen" toegekend. Deze vermelding dient toegekend te worden als duidelijk blijkt dat de doelstellingen niet volledig behaald werden, maar toch gedeeltelijk. Deze vermelding betekent dat er nog werk aan de winkel is.
Als de meeste van de doelstellingen behaald zijn, dan wordt de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" toegekend. Deze vermelding dient toegekend te worden als duidelijk blijkt dat een groot deel van de doelstellingen, zelfs de meeste ervan, werden behaald. Dit komt overeen met wat kan verwacht worden van de mandaathouder, rekening houdende met alle factoren die daar een rol kunnen spelen in het behalen of niet van de gestelde doelstellingen.
Als grotendeels de doelstellingen behaald zijn, dan wordt de vermelding "uitstekend" toegekend. Deze vermelding dient toegekend te worden als duidelijk blijkt dat het overgrote deel van de doelstellingen werd behaald en dat er daarenboven ook sommige doelstellingen werden overtroffen.
Een houder van een managementfunctie kan, mits een specifieke motivering, een voor hem minder gunstige vermelding worden toegekend dan deze die zou worden toegekend met toepassing van de criteria gebaseerd op het behalen van de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst of het bestuursplan. Dit kan indien uit de evaluatie blijkt : - dat de houder van de managementfunctie slechts een kleine persoonlijke bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van de doelstellingen in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de managementfunctie worden gepreciseerd of - dat de feitelijke elementen besproken tijdens het overleg een negatieve weerslag hebben op de uitoefening van de managementfunctie.
Met "feitelijke elementen" wordt bedoeld problemen met betrekking tot ethiek, deontologie, onredelijk gedrag, gebrek aan loyauteit, ...
Deze vaststellingen en elementen dienen aan bod gekomen te zijn op het overleg en de geëvalueerde dient de mogelijkheid te krijgen om hierop te reageren. Deze reactie dient opgenomen te worden in het evaluatieverslag.
Het besluit introduceert eveneens enkele bijkomende verduidelijkingen, naar analogie met de bepalingen die ontwikkeld werden voor de evaluatie van de personeelsleden van de federale overheid : - De verloven of afwezigheden van meer dan 30 werkdagen hebben een schorsend effect op de evaluatieperiode; - Het model van het beschrijvend evaluatieverslag zal worden vastgelegd bij ministerieel besluit; - Het beroepsorgaan beslist niet meer, maar geeft een advies.
Einde van het mandaat, hernieuwing, verlenging en tijdelijke vervanging Indien de houder van een managementfunctie minimaal de eindvermelding "voldoet aan de verwachtingen" verkrijgt, bekomt deze een hernieuwing van het mandaat.
Een tweede mandaat of volgende hernieuwing is enkel mogelijk met het behalen van een eindvermelding "uitstekend".
Er werd ingegaan op de opmerkingen van de Raad van State.
De houder van een managementfunctie waarvan de eindevaluatie afgesloten wordt met de vermelding "te ontwikkelen" kan geen nieuw mandaat krijgen. Als de betrokkene niet kan genieten van een beroepsinkomen of rustpensioen ontvangt hij een beëindigingsvergoeding.
Als de houder van de managementfunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt tijdens het mandaat, kan hij vragen zijn mandaat te verlengen tot het einde ervan, per maximale periode van een jaar. De verlengingsaanvraag wordt ingediend minstens 6 maanden voor de datum van de 65e verjaardag of van het einde van de verlenging.
Er wordt een afwijking van aanvraagtermijn toegestaan aan de houders van managementfuncties die binnen minder dan 6 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit de leeftijd van 65 jaar bereiken en deze die reeds de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben en die op datum van inwerkingtreding van dit besluit in een verlenging van hun mandaat zitten.
Als een betrekking definitief vacant verklaard werd, kan de minister of de staatssecretaris voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een managementfunctie. Hij kan dit doen door een andere houder van een managementfunctie of een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5, ermee te belasten dat mandaat uit te oefenen. Deze persoon maakt bij voorkeur deel uit van dezelfde openbare instelling van sociale zekerheid. In het geval van een managementfunctie -1 kan alleen over de verlenging worden beslist door de minister of de staatssecretaris op voordracht van de administrateur-generaal.
Er wordt tevens een bepaling toegevoegd in ditzelfde artikel, om een directiepremie voor een maximale duur van één jaar te voorzien voor de tijdelijke vervanger.
Voor de mandaathouders in dienst op datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt onder "eerste mandaat" verstaan, het mandaat dat lopende is bij de inwerkingtreding van de eerste bestuursovereenkomst die afgesloten wordt na de inwerkingtreding van dit besluit.
We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Pensioenen, A. DE CROO De Minister van Sociale zaken, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecretaris voor Sociale zaken, Ph. COURARD De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT
Raad Van State, afdeling Wetgeving advies 53.504/2 van 3 juli 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid' Op 6 juni 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, toegevoegd aan de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 3 juli 2013. De kamer was samengesteld uit Yves KREINS, kamervoorzitter, Pierre VANDERNOOT en Martine BAGUET, staatsraden, Christian BEHRENDT, assessor, en Bernadette VIGNERON, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Yves DELVAL, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 3 juli 2013.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
RECHTSGROND In de aanhef van het ontwerp worden alleen de artikelen 37 en 107 van de Grondwet als rechtsgrond aangevoerd. Deze aanhef verschilt aldus totaal van die van het koninklijk besluit van 30 november 2003 `betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid', dat door het ontwerp gewijzigd wordt. Dit laatste besluit vermeldt niet deze artikelen, maar wel verscheidene bepalingen die de Koning machtigen om het statuut te bepalen van de functies waarop het ontwerp betrekking heeft. De steller van het ontwerp wordt eraan herinnerd dat, na een ingrijpen van de wetgever, het die bepalingen zijn die de rechtsgrond van het ontwerp vormen.
De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat het dan ook aan de steller van het ontwerp staat om de rechtsgrond ervan nader te bepalen. Hieromtrent wordt mutatis mutandis verwezen naar de adviezen 38.202/11 en 39.826/12 over twee ontwerpen van besluit die dezelfde tekst wijzigen.
Voorts dient hij de aanhef van het ontwerp aan te passen, nadat hij, in zoverre deze bepalingen het zouden voorschrijven, de voorafgaande vormvereisten heeft vervuld.
VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN 1. Niet alleen ontbreken de voorafgaande vormvereisten die eventueel worden opgelegd door de teksten die de niet in het ontwerp vermelde rechtsgronden vormen, maar uit de adviesaanvraag blijkt ook dat tegelijkertijd het advies van het College van openbare instellingen van sociale zekerheid is gevraagd.Het staat dan ook aan de stellers van het ontwerp om erop toe te zien dat dit voorafgaande vormvereiste naar behoren wordt vervuld. 2. Mocht de tekst van het ontwerp, als gevolg van deze voorafgaande vormvereisten, fundamenteel worden gewijzigd, dan zou hij opnieuw voor advies aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State moeten worden voorgelegd. ONDERZOEK VAN HET ONTWERP Er wordt mutatis mutandis verwezen naar advies 53.502/2 dat heden 3 juli 2013 is gegeven over het ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en in de programmatorische federale overheidsdiensten'. Dat ontwerp is immers vergelijkbaar met het voorliggende ontwerp.
De Griffier, B. VIGNERON De Voorzitter, Y. KREINS _______ Nota's 1 Advies 38.202/1 gegeven op 17 maart 2005 over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 27 april 2005 `betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementsfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid' is geworden. 2 Advies 39.826/1 gegeven op 23 februari 2006 over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 12 oktober 2006 `tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementsfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid' is geworden.
Raad Van State, afdeling Wetgeving advies 54.244/2 van 30 oktober 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid' Op 2 oktober 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris van voor Ambtenarenzaken, toegevoegd aan de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 30 oktober 2013. De kamer was samengesteld uit Yves KREINS, kamervoorzitter, Pierre VANDERNOOT en Martine BAGUET, staatsraden, Jacques ENGLEBERT, assessor, en Bernadette VIGNERON, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Yves DELVAL, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 30 oktober 2013.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Er wordt mutatis mutandis verwezen naar advies 54.242/2, dat heden is verstrekt over het ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en in de programmatorische federale overheidsdiensten'. 2. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat, ter wille van de rechtszekerheid, in artikel 3, 4°, van het ontwerp, voorzien moet worden in een termijn bij het verstrijken waarvan de voorstellen definitief worden indien er geen evaluatie door de bevoegde minister plaatsvindt. De Griffier, B. VIGNERON De Voorzitter, Y. KREINS
Raad van State, afdeling Wetgeving advies 55.336/2 van 10 maart 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid' Op 10 februari 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, toegevoegd aan de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 10 maart 2014. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, staatsraad, voorzitter, Martine Baguet en Luc Detroux, staatsraden, Yves De Cordt en Marianne Dony, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Alain Lefebvre, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 maart 2014.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Er wordt mutatis mutandis verwezen naar advies 55.334/2, dat heden is verstrekt over het ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en in de programmatorische federale overheidsdiensten' voor de artikelen die overeenstemmen met de in dit advies opgenomen artikelen.
Naast die bepalingen zijn ook de artikelen 3 (ontworpen artikel 17, § 2, tweede lid, en § 4), 4 (ontworpen artikel 19, § § 1, eerste lid, en 4) en 9 (ontworpen artikel 21, § 4, tweede lid) in het voorliggende dossier gewijzigd ten opzichte van de versies die eerder door de afdeling Wetgeving van de Raad van State zijn onderzocht. Die laatste bepalingen geven aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Bijzondere opmerkingen Dispositief Artikel 4 1. In de ontworpen paragraaf 4 moeten de woorden "duidelijk" telkens worden weggelaten. 2. In de Franse tekst is, in de ontworpen paragraaf 4, eerste lid, sprake van doelstellingen die "n'ont (...) pas été atteints". De ontworpen paragraaf 4, tweede lid, verwijst naar doelstellingen die "n'ont (...) pas été "réalisés".
In de Franse tekst dient een eenvormige terminologie te worden gehanteerd.
Slotopmerking De steller van het ontwerp moet aandacht hebben voor de goede redactie van de tekst. Zo schrijve men bijvoorbeeld : 1° in artikel 4 (ontworpen artikel 19, § 1, eerste lid), in de Franse tekst, "vingt jours" en niet "twintig jours"; 2° in artikel 4 (ontworpen artikel 19, § § 4 tot 7) "de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel..."; 3° in artikel 6 (ontworpen artikel 20, § 5, tweede lid), in de Franse versie, "L'évaluateur" en niet "Le évaluateur". De griffier, A.-C. Van Geersdaele De voorzitter, P. Vandernoot
19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 2, vervangen bij de wet van 14 juli 1951 en gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967 en 8 april 2003;
Gelet op de wet van 26 juli 1960 tot herinrichting van de instellingen voor kinderbijslag, inzonderheid op artikel 9, vervangen bij de wet van 8 april 2003;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op de artikelen 9, vervangen bij de wet van 8 april 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, en 18, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 8 april 2003, en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004;
Gelet op de wet 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2, § 2, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 8 april 2003;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 21, §§ 5 en 6, vervangen bij de wet van 8 april 2003;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 48, vervangen bij de wet van 8 april 2003;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 177, vervangen bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wetten van 14 januari 2002, 24 december 2002 en 8 april 2003, en op artikel 180, vervangen bij de wet van 8 april 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op artikel 23;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 21 maart 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 17 april 2013;
Gelet op het protocol nr. 683 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten van 29 mei 2013;
Gelet op het advies van het College van openbare instellingen van sociale zekerheid, gegeven op 9 juli 2013;
Gelet op advies 55.336/2 van de Raad van State, gegeven op 10 maart 2014, op advies 53.504/2 van de Raad van State, gegeven op 3 juli 2013, en op advies 54.244/2 van de Raad van State, gegeven op 30 oktober 2013 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Pensioenen, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Middenstand, de Minister van Werk, de Minister belast met Ambtenarenzaken, de Staatssecretaris voor Sociale Zaken en de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid
Artikel 1.In artikel 7 van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De kandidaturen worden ingediend bij de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid, die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt.
De kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard leggen een computergestuurde assessmentproefproef af die de generieke managementcompetentie meet en aangepast is aan het niveau van de te begeven functie. Drie niveaus worden gedefinieerd : 1° het niveau dat de wegingklassen 7 en 6 bevat;2° het niveau dat de wegingklassen 5 en 4 bevat;3° het niveau dat de andere wegingklassen bevat. Een kandidaat die niet geslaagd is voor de computergestuurde assessmentproef voor een niveau wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde proef of een proef voor een hoger niveau.
Er wordt vrijstelling van de computergestuurde assessmentproef toegekend, gedurende 2 jaar berekend vanaf de datum van het slagen voor deze proef, voor elke andere management- of staffunctie van hetzelfde of een lager niveau.
Er wordt eveneens vrijstelling toegekend aan de houders van een management- of staffunctie van hetzelfde of een hoger niveau."; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De kandidaten die geslaagd zijn voor de computergestuurde assessmentproef leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af uitgaande van een praktijkgeval dat betrekking heeft op de te begeven managementfunctie. De proef heeft tot doel zowel de specifieke competenties als de managementvaardigheden te evalueren die vereist zijn voor de uitoefening van deze functie.". 3° een § 2bis wordt ingevoegd, luidende : " § 2bis.De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, bepaalt de methodologie voor de computergestuurde assessmentproeven en voor de mondelinge proef en controleert de toepassing ervan."; 4° in § 3, worden de woorden "de testen en" geschrapt;5° in § 4, worden de woorden "de testen en" geschrapt.
Art. 2.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 oktober 2006 en 20 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het 8° opgeheven;2° in § 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De taalpariteit wordt verzekerd binnen elk van de categorieën van leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 6° en 7°. Het lid bedoeld in het eerste lid, 2° behoort tot een andere taalaanhorigheid dan die van het lid bedoeld in het eerste lid, 3°.
Het lid bedoeld in het eerste lid, 4° behoort tot een andere taalaanhorigheid dan die van het lid bedoeld in het eerste lid, 5°. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 2° tot 6°, wordt bepaald door de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 7°, wordt bepaald door de taalrol van de ambtenaar of door toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen." 3° in § 1, derde lid, worden het woord « effectieve » en de woorden "alsook deze van hun vervangers" geschrapt;4° in § 2, eerste lid, worden de woorden « met inbegrip van de plaatsvervangers, » geschrapt.
Art. 3.In artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 12 oktober 2006 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Elke houder van een managementfunctie wordt tijdens zijn mandaat jaarlijks geëvalueerd. De eerste vijf cycli worden met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De laatste cyclus eindigt zes maanden vóór het verstrijken van het mandaat en wordt met een eindevaluatie afgesloten.
De verloven of afwezigheden hebben geen invloed op de duur van de periode, behalve indien ze een ononderbroken periode van dertig werkdagen overschrijden. In dat geval hebben deze een schorsende werking.
Onder werkdagen worden alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen verstaan.
De duur van de eerste cyclus kan gewijzigd worden door wederzijdse overeenkomst tussen de evaluator en de geëvalueerde om de evaluatiecyclus op de budgettaire cyclus af te stemmen. Door eenzelfde wederzijdse overeenkomst kan de voorlaatste cyclus in de laatste cyclus geïntegreerd worden."; 2° in § 2 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) het tweede lid wordt vervangen als volgt : "Deze verslagen bevatten een specifiek onderdeel dat betrekking heeft op de persoonlijke bijdrage van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal aan de uitvoering van de bestuursovereenkomst of op tijdens het overleg besproken feitelijke elementen die een belangrijke weerslag hebben op de uitoefening van de managementfunctie."; b) het derde lid wordt opgeheven.3° in § 3 wordt het tweede en derde lid opgeheven. 4° in § 4 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° wordt aangevuld als volgt : "Indien de evaluatie door de toezichthoudende minister niet plaatsvindt binnen een termijn van twee maanden na het overmaken van het voorstel, wordt het voorstel van het beheerscomité definitief."; b) 2° wordt aangevuld als volgt : "Indien de evaluatie door de toezichthoudende minister niet plaatsvindt binnen een termijn van twee maanden na het overmaken van het voorstel, wordt het voorstel van het beheerscomité en de administrateur-generaal definitief.".
Art. 4.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 19.§ 1. Op het einde van elke evaluatiecyclus nodigt de evaluator de houder van de managementfunctie uit voor een evaluatiegesprek. Als voorbereiding op dit gesprek maakt de te evalueren persoon een zelfevaluatie op die hij twintig kalenderdagen vóór het gesprek doorstuurt naar de evaluator. Die schriftelijke zelfevaluatie wordt bij het evaluatiedossier gevoegd.
Een door de evaluator aangewezen secretaris kan aan het evaluatiegesprek deelnemen. § 2. Na het evaluatiegesprek werkt de evaluator het evaluatieverslag uit dat binnen vijftien kalenderdagen na het evaluatiegesprek tegen ontvangst aan de geëvalueerd e wordt bezorgd. § 3. Elke evaluatie wordt afgesloten met één van de volgende vermeldingen : "uitstekend", "voldoet aan de verwachtingen", "te ontwikkelen", of "onvoldoende". § 4. De evaluatie van de houder van de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding " onvoldoende " als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, niet zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode.
De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "onvoldoende" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, niet zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode. § 5. De evaluatie van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode.
De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode. § 6. De evaluatie van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de meeste doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt.
De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de meeste doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt. § 7. De evaluatie van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding "uitstekend" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat grotendeels de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt en dat sommige overtroffen werden.
De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "uitstekend" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat grotendeels de doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt en dat sommige overtroffen werden. § 8. Er wordt geen rekening gehouden met de doelstellingen waarvan het niet bereiken geenszins afhing van de verantwoordelijkheid van de geëvalueerde. § 9. In voorkomend geval, kan aan een houder van een managementfunctie, mits een specifieke motivering, een voor hem minder gunstige vermelding worden toegekend dan deze die zou worden toegekend met toepassing van de §§ 4 tot en met 7 indien uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 blijkt dat de houder van de managementfunctie slechts een kleine persoonlijke bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12 en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de managementfunctie worden gepreciseerd of dat de feitelijke elementen besproken tijdens het overleg een negatieve weerslag hebben op de uitoefening van de managementfunctie. § 10. De eindevaluatie van de houder van de managementfunctie wordt gestaafd met de beschrijvende evaluatieverslagen betreffende de verstreken periodes voor de tussentijdse evaluaties en de totale periode van het mandaat voor de eindevaluatie. § 11. Indien de houder van de managementfunctie geen evaluatie heeft gekregen, wordt hem van rechtswege de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » toegekend. § 12. Het model van het beschrijvend evaluatieverslag wordt door de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken bepaald."
Art. 5.Een artikel 19bis wordt ingevoegd, luidende als volgt : " § 1. Het evaluatiedossier van de houder van de managementfunctie bestaat uit : 1° een identificatiefiche met de persoonlijke gegevens en het aanstellingsbesluit;2° een gevalideerde functiebeschrijving;3° de bestuursovereenkomst, het bestuursplan en de verslagen bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997;4° in voorkomend geval, de verslagen over de functioneringsgesprekken en/of ieder ander document dat inzicht verschaft in de aanpassingen, de afspraken en de schikkingen die tussen de geëvalueerde houder van de managementfunctie en zijn evaluator werden getroffen;5° de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie;6° de beschrijvende evaluatieverslagen;7° eventueel dossier van het ingestelde beroep. De geëvalueerde kan documenten laten opnemen in zijn evaluatiedossier.
De evaluatiedossiers worden bewaard bij de directeur van de stafdienst personeel en organisatie van de betrokken overheidsdienst." § 2. Het evaluatiedossier is toegankelijk voor de geëvalueerde houder van de managementfunctie, de directeur van de stafdienst personeel en organisatie van de betrokken overheidsdienst alsook voor de evaluator.
De toezichthoudende minister en/of de staatssecretaris, alsook de administrateur-generaal van de openbare instelling van sociale zekerheid hebben eveneens toegang tot de evaluatiedossiers van de houders van een managementfunctie die onder hun bevoegdheid, binnen hun activiteitsgebied of onder hun gezag vallen. § 3. Na afloop van elk evaluatiegesprek wordt een kopie van het aangepaste evaluatiedossier medegedeeld aan de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie die belast is met de kwaliteitscontrole van de evaluatieprocedure van de houders van een managementfunctie."
Art. 6.In artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 12 oktober 2006 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " § 1.De administrateur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal wiens tussentijdse evaluatie resulteert in de vermelding « onvoldoende » of wiens eindevaluatie niet resulteert in de vermelding "uitstekend", kan, per aangetekende brief, een beroep instellen bij een beperkt comité, binnen vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag." 2° in paragraaf 1, wordt het vijfde lid aangevuld als volgt : "In voorkomend geval wordt het mandaat verlengd tot het einde van de in dit artikel bedoelde beroepsprocedure."; 3° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " § 2.De houders van een managementfunctie -1, wiens tussentijdse evaluatie resulteert in de vermelding « onvoldoende » of wiens eindevaluatie niet resulteert in de vermelding "uitstekend", kan, per aangetekende brief, een beroep instellen bij een comité opgericht bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren en comité van beroep genoemd. Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag." 4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.Het beroepsorgaan kan slechts op een rechtsgeldige manier de houder van de managementfunctie horen en beraadslagen voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is. De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bestaat het advies in het voorstel om de vermelding toe te kennen die onmiddellijk hoger is dan deze die toegekend was."; 5° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : « § 5.Het beroepsorgaan brengt zijn advies uit binnen de maand die volgt op de indiening van het beroep en bezorgt het onmiddellijk aan de evaluator en de verzoeker.
De evaluator kent de definitieve vermelding toe binnen een termijn van vijftien kalenderdagen en deelt ze onmiddellijk mee aan de geëvalueerde. ».
Art. 7.Het opschrift van hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "HOOFDSTUK V - Einde van het mandaat, niet-hernieuwing ervan en tijdelijke vervanging".
Art. 8.Het opschrift van afdeling I van hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende woorden "en tijdelijke vervanging".
Art. 9.Artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 21.§ 1. Het mandaat eindigt van rechtswege en zonder dat het aan de mandaathouder moet worden betekend : 1° op het einde van de periodes bedoeld in artikel 11;2° wanneer de houder van de managementfunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt;3° als de houder van de managementfunctie in een andere managementfunctie wordt aangesteld, vanaf de eerste dag dat hij de nieuwe functie effectief uitoefent;4° als de houder effectief één van de in artikel 15 bedoelde verloven geniet. § 2. Als de houder van de managementfunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt tijdens het mandaat, kan hij vragen zijn mandaat te verlengen tot het einde ervan, per maximale periode van een jaar. De organen bedoeld in artikel 9, tweede lid, en artikel 10, § 1, tweede lid, nemen een met reden omklede beslissing. De verlengingsaanvraag wordt ingediend minstens 6 maanden voor de datum van de 65e verjaardag of van het einde van de verlenging. § 3. De toezichthoudende minister en/of staatssecretaris kan het mandaat van de houder van de managementfunctie verlengen als de procedure om hem te vervangen ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. In het geval van een managementfunctie -1 kan alleen over de verlenging worden beslist door de toezichthoudende minister of staatssecretaris op voordracht van de administrateur-generaal. De verlenging is beperkt tot zes maanden en is hernieuwbaar. De hernieuwing van de verlenging van een mandaat van administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal wordt ondergeschikt aan het eensluidend advies van de in raad vergaderde ministers. § 4. De toezichthoudende minister en/of staatssecretaris kan voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een managementfunctie, bij een definitief vacant verklaarde betrekking, door een andere houder van een managementfunctie of een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 ermee te belasten dat mandaat uit te oefenen, als de vervangingsprocedure ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. Deze persoon maakt bij voorkeur deel uit van dezelfde openbare instelling van sociale zekerheid. In het geval van een managementfunctie -1 kan alleen over de verlenging worden beslist door de toezichthoudende minister of staatssecretaris op voordracht van de administrateur-generaal.
De vervanger ontvangt gedurende deze vervanging maandelijks de directiepremie verbonden aan de uitoefening van een staf- of directiefunctie behorend tot klasse A5 zoals voorzien in artikel 28septies van dit besluit en dit voor de maximale duur van één jaar. § 5. Indien geen voordracht van verlenging of vervanging gedaan wordt door de administrateur-generaal, een maand voor het aflopen van het mandaat en de procedure nog niet heeft geleid tot een aanstelling, kan de minister of de staatssecretaris beslissen over de verlenging of de vervanging van de managementfunctie.".
Art. 10.Artikel 22 wordt vervangen als volgt : « § 1. Wanneer de evaluatie, bedoeld in artikel 19, leidt tot een vermelding "onvoldoende", eindigt het mandaat op de eerste dag van de maand na die waarin de vermelding werd toegekend. § 2. De houder van een managementfunctie, van wie het mandaat vroegtijdig werd beëindigd omwille van een vermelding "onvoldoende", en die geen beroepsinkomen of rustpensioen geniet of zou kunnen genieten, ontvangt een beëindigingsvergoeding. § 3. De beëindigingvergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de managementfunctie.
Onder jaarlijkse bezoldiging, moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
Al naargelang de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend bij de eindevaluatie, bij de derde, vierde of vijfde tussentijdse evaluatie of bij de eerste of tweede tussentijdse evaluatie, verkrijgt de houder van de managementfunctie acht maal, zes maal of drie maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het eerste en het tweede lid.
De beëindigingvergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen, of rustpensioen heeft genoten zoals bepaald in § 2.
Indien door de belanghebbende een valse verklaring op eer wordt afgelegd, is deze een bedrag verschuldigd dat overeenstemt met de onterecht uitgekeerde beëindigingvergoeding of beëindigingvergoedingen."
Art. 11.Een afdeling III van Hoofdstuk V wordt ingevoegd, luidende als volgt : "Afdeling III. - Niet-hernieuwing"
Art. 12.Een artikel 23bis wordt ingevoegd in afdeling III van Hoofdstuk V, luidende als volgt : « § 1. De houder van een managementfunctie van wie de eindevaluatie aanleiding heeft gegeven tot de vermelding « uitstekend » of « voldoet aan de » en die, na deelname aan een nieuwe vergelijkende selectie geen nieuw mandaat krijgt of van wie de managementfunctie niet meer vacant wordt verklaard, ontvangt een herintegratievergoeding. § 2. De herintegratievergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de managementfunctie.
Onder jaarlijkse bezoldiging, moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde. § 3. In afwijking van § 2 bestaat voor de in artikel 14 vermelde houder van een managementfunctie de herintegratievergoeding uit een forfaitaire som dewelke overeenstemt met één twaalfde van het verschil tussen enerzijds, de wedde zoals vastgesteld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde en anderzijds, het beroepsinkomen dat de houder van de managementfunctie zal genieten in de maand volgend op het einde van zijn mandaat.
De herintegratievergoeding wordt toegekend mits het afleggen door de betrokkene van een verklaring op eer met de vermelding van de maandwedde waarop hij recht heeft of recht zou hebben bij voltijdse prestaties. § 4. Indien de eindevaluatie aanleiding gegeven heeft tot de vermelding « uitstekend », verkrijgt de houder van de managementfunctie bedoeld in § 1 door een eenmalige betaling twaalf keer de herintegratievergoeding berekend conform § 2 of § 3.
Indien de eindevaluatie aanleiding gegeven heeft tot de vermelding « voldoet aan de verwachtingen », verkrijgt de houder van de managementfunctie bedoeld in § 1 de herintegratievergoeding berekend conform § 2 of § 3 volgens de volgende modaliteiten : 1° indien hij één mandaat volbracht heeft, verkrijgt hij tien keer het bedrag van de herintegratievergoeding door een eenmalige betaling;2° indien hij twee of meerdere aansluitende mandaten voor dezelfde functie volbracht heeft, verkrijgt hij twaalf keer het bedrag van de herintegratievergoeding door een eenmalige betaling. § 5. Indien de rechthebbende op de herintegratievergoeding binnen de 12 maanden na het einde van zijn mandaat de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, is § 4 van toepassing. Niettemin wordt in dit geval het bedrag van de herintegratievergoeding, berekend conform § 2 of § 3, vermenigvuldigd met het aantal maanden tussen het einde van het mandaat en de aanvang van het pensioen.
Art. 13.Een artikel 23ter wordt ingevoegd in afdeling III van hoofdstuk V van hetzelfde besluit, luidende als volgt : "
Art. 23ter.De houder van een managementfunctie, van wie de eindevaluatie werd besloten met de vermelding "te ontwikkelen" en die geen beroepsinkomen of rustpensioen geniet of zou kunnen genieten, ontvangt een beëindigingvergoeding.
De beëindigingvergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de managementfunctie.
Onder jaarlijkse bezoldiging moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
De houder van de managementfunctie verkrijgt tien maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het tweede en derde lid. De vergoeding wordt echter verminderd tot zes maal indien het mandaat minder dan zes jaar heeft geduurd.
De beëindigingvergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen of pensioen heeft genoten in de zin van het derde lid.
Indien door de belanghebbende een valse verklaring op eer wordt voorgelegd, is deze een bedrag verschuldigd dat overeenstemt met de onterecht uitgekeerde beëindigingvergoeding of beëindigingvergoedingen.".
Art. 14.In artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "eindvermelding "goed" heeft gekregen" vervangen door de woorden "minimaal de eindvermelding "voldoet aan de verwachtingen" heeft gekregen na het eerste mandaat en "uitstekend" na het tweede of volgende mandaten";2° in het tweede lid worden de woorden "afdeling II en III van Hoofdstuk III" vervangen door "afdeling II tot IV van Hoofdstuk II"; 3° het artikel wordt aangevuld met een lid luidende als volgt : "Het eerste lid is alleen van toepassing als de functiebeschrijving noch grondig werd gewijzigd, noch in een andere klasse werd gewogen."
Art. 15.In artikel 28sexies van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " § 1.Elke houder van een staf- of directiefunctie wordt tijdens zijn mandaat jaarlijks geëvalueerd. De eerste vijf cycli worden met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De laatste cyclus eindigt zes maanden vóór het verstrijken van het mandaat en wordt met een eindevaluatie afgesloten.
De verloven of afwezigheden hebben geen invloed op de duur van de periode, behalve indien ze een ononderbroken periode van dertig werkdagen overschrijden. In dat geval hebben deze een schorsende werking.
Onder werkdagen worden alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen verstaan." 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.De artikelen 18, 19 en 19bis zijn van toepassing. 3° paragraaf 4 wordt opgeheven. HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 16.De lopende selecties bij de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van toepassing vóór die datum.
Onder lopende selectie verstaat men de selecties waarvoor de oproep tot kandidaten werd gepubliceerd.
Art. 17.De lopende evaluaties en beroepen bij de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van toepassing vóór die datum. De gevolgen ervan blijven dezelfde.
Onder lopende evaluatie verstaat men de evaluaties die betrekking hebben op cycli die afgerond zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 18.§ 1. De lopende evaluatiecycli bij de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van toepassing vóór die datum.
Deze evaluatiecycli mogen evenwel niet langer duren dan één jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Voor de toepassing van artikel 14, 1°, van dit besluit, wordt, voor de mandaathouders in dienst op datum van inwerkingtreding van dit besluit, onder "eerste mandaat" verstaan, het mandaat dat lopende is bij de inwerkingtreding van de eerste bestuursovereenkomst die afgesloten wordt na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 19.In afwijking van artikel 21, § 2, van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid, kunnen de houders van managementfuncties die binnen minder dan 6 maanden na inwerkingtreding van dit besluit de leeftijd van 65 jaar bereiken, een verlengingsaanvraag doen zonder deze termijn te moeten respecteren.
In afwijking van artikel 21, § 2, van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid, kunnen de houders van managementfuncties die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en die op deze datum genieten van een verlenging van hun mandaat, een nieuwe verlengingsaanvraag doen zonder deze termijn te moeten respecteren.
Art. 20.De toepassing van dit besluit wordt geëvalueerd ten laatste drie jaar na de inwerkingtreding ervan.
Art. 21.Onze ministers en Onze staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, A. DE CROO De Minister van Sociale Zaken, Mme L. ONKELINX De Minister van Middenstand, Mme S. LARUELLE De Minister van Werk, Mme M. DE CONINCK De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecretaris voor Sociale Zaken, Ph. COURARD De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT