Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 augustus 2007
gepubliceerd op 21 september 2007

Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's en de loonsverhogingen in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007023291
pub.
21/09/2007
prom.
17/08/2007
ELI
eli/besluit/2007/08/17/2007023291/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's en de loonsverhogingen in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 2 januari 2001, inzonderheid op de artikelen 57 en 59;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 oktober 2002 tot uitvoering van artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's en de baremaverhoging in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 4 juni 2003 en 13 oktober 2004;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 29 januari 2007;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 maart 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 april 2007;

Gelet op het advies 43.019/1 van de Raad van State, gegeven op 24 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° RIZIV : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering zoals bedoeld in artikel 10 van de wet;3° Dienst : de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV;4° werkgevers : de inrichtingen zoals bedoeld in artikel 34, 11° en 12°, van de wet, met uitzondering van de psychiatrische verzorgingstehuizen en de instellingen die zonder als rustoord te zijn erkend, de gemeenschappelijke woon- of verblijfplaats van bejaarden uitmaken;5° ministerieel besluit van 6 november 2003 : het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden;6° ministerieel besluit van 22 juni 2000 : het ministerieel besluit van 22 juni 2000 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging;7° personeelsleden : a) het verplegend en verzorgend personeel, de kinesitherapeuten, de ergotherapeuten en/of de logopedisten, en de leden van het personeel voor reactivering, loontrekkend of statutair, tewerkgesteld bij de werkgever, die, tijdens de referentieperiode die dient als basis voor de berekening van de door dit besluit vastgestelde tegemoetkoming, in overtal zijn ten opzichte van het personeel van de werkgever waarop de berekening van het deel A1 is gebaseerd zoals bepaald in het ministerieel besluit van 6 november 2003 of ten opzichte van het personeel dat overeenstemt met de norm bepaald in artikel 2, § 1, van het ministerieel besluit van 22 juni 2000;b) het loontrekkend of statutair administratief personeel tewerkgesteld bij de werkgever;c) het loontrekkend of statutair werklieden- en technisch (logistiek) personeel tewerkgesteld bij de werkgever.

Art. 2.De werkgevers hebben recht op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming ter vergoeding, voor de personeelsleden, van de maatregelen inzake harmonisering van de barema's en de verhoging van de vergoedingen voorzien in het meerjarenplan voor de gezondheidssector van 1 maart 2000 of in het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten en het akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private- non-profitsector of het protocol nr. 148/2 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten, van 18 juli 2005.

Art. 3.Het recht op de tegemoetkoming bedoeld in artikel 2 is afhankelijk van het naleven, voor alle personeelsleden, van de barema's en de voordelen voorzien in artikel 30, 5° van het ministerieel besluit van 6 november 2003 of in artikel 2, § 4, van het ministerieel besluit van 22 juni 2000.

De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming wordt opgeschort op de eerste dag van het trimester waarin wordt vastgesteld dat de werkgever niet de in het eerste lid bedoelde barema's en voordelen toepast voor een of meerdere personeelsleden. De opschorting wordt opgeheven op de eerste dag van het trimester dat volgt op het trimester waarin wordt vastgesteld dat de werkgever dat in orde gemaakt heeft.

Art. 4.§ 1. De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming wordt door de Dienst bepaald aan de hand van de gegevens, zoals bedoeld in artikel 5, en van de bedragen, vastgesteld in de bijlage bij dit besluit. § 2. Voor het geheel van de instellingen behorend tot de publieke sector, wordt het totale aantal personeelsleden zoals bedoeld in artikel 1, 7°, a) waarvoor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 2 wordt gefinancierd, beperkt tot 4.894 voltijds equivalenten (aantal tijdens het 4e trimester 2002).

Indien het aantal voltijds equivalenten tijdens de referentieperiode die is bedoeld in artikel 6, § 3, 1° en 2°, voor deze instellingen groter is dan 4.894 (berekening wordt gemaakt in de loop van de maand december die volgt op die periode), dan worden de bedragen die zijn opgenomen in bijlage bij dit besluit en betrekking hebben op de openbare sector vermenigvuldigd met de factor : 4.894 / (totaal aantal voltijds equivalenten zoals bedoeld in artikel 1, 7°, a, van dit besluit). § 3. Voor het geheel van instellingen behorend tot de private sector, wordt het totaal aantal personeelsleden waarvoor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 2 wordt gefinancierd, beperkt tot 17.205 voltijds equivalenten (aantal tijdens het 4e trimester 2002).

Indien het aantal voltijds equivalenten tijdens de referentieperiode voor deze instellingen groter is dan 17.205 (berekening wordt gemaakt in de loop van de maand december die volgt op die periode), dan worden de bedragen die zijn opgenomen in bijlage bij dit besluit en betrekking hebben op de private sector vermenigvuldigd met de factor : 17.205 / (totaal aantal voltijds equivalenten zoals bedoeld in artikel 1, 7°, a, b en c van dit besluit).

Art. 5.§ 1. De werkgevers bezorgen de volgende documenten aan de Dienst : 1° per trimester, een elektronische vragenlijst die naar behoren is ingevuld en waarvan het model wordt geleverd door de Dienst;2° op verzoek van de Dienst, een afschrift van de diploma's van het nieuw aangeworven verpleegkundig personeel en/of van het personeel dat taken vervult inzake reactivatie;3° op verzoek van de Dienst, een afschrift van de RSZ-verklaring of van de RSZ-PPO-verklaring betreffende het personeelsbestand, alsook een afschrift van de arbeidsovereenkomsten die eigen zijn aan de inrichting of, in het geval van een publieke dienst, een afschrift van de beslissing van de inrichtende macht;4° op verzoek van de Dienst, een verklaring waaruit blijkt dat de in artikel 3 bedoelde voordelen correct zijn toegepast. § 2. In de elektronische vragenlijst bedoeld in § 1, worden per trimester voornamelijk de volgende gegevens vermeld : 1° gegevens met betrekking tot de werkgever : a) het statuut;b) het RSZ of RSZ-PPO nummer;c) de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur voor voltijdse prestaties;d) het aantal gefactureerde dagen per afhankelijkheidscategorie voor de rechthebbenden (en op verzoek van de Dienst, per ziekenfonds);e) het aantal gefactureerde dagen per afhankelijkheidscategorie (en op verzoek van de Dienst, per ziekenfonds) voor de patiënten die niet onder punt d vallen;2° gegevens per personeelslid waarvan de verstrekkingen rechtstreeks verbonden zijn aan de inrichting en niet vergoed worden door de nomenclatuur bedoeld in artikel 35 van de wet (in de openbare sector, enkel voor de leden van het verplegend en verzorgend personeel, de kinesitherapeuten, ergotherapeuten en logopedisten, en de leden van het aanvullend gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake reactivatie, revalidatie en sociale integratie) : a) naam en voornaam;b) inschrijvingsnummer in het rijksregister;c) de beroepskwalificatie;d) het statuut : loontrekkend of statutair;e) het aantal gepresteerde en/of gelijkgestelde dagen zoals bedoeld in artikel 8, § 2, a) van het ministerieel besluit van 6 november 2003;f) het aantal gepresteerde en/of gelijkgestelde uren zoals bedoeld in artikel 8, § 2, a) van het ministerieel besluit van 6 november 2003;g) het aantal niet-gelijkgestelde dagen zoals bedoeld in artikel 8, § 2, a) van het ministerieel besluit van 6 november 2003;h) als het gaat om een nieuw personeelslid of als de indienstneming is afgelopen, de begin- en/of de einddatum;i) de baremieke anciënniteit zoals bedoeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 november 2003. § 3. In een schrijven gericht aan de Dienst, verklaart de werkgever dat de gegevens die zijn overgemaakt via elektronische drager correct en volledig zijn. In datzelfde schrijven, verbindt de werkgever zich om de eventueel te veel betaalde voorlopige tegemoetkomingen, zoals die zijn voorzien in artikel 6, terug te storten aan het RIZIV indien blijkt dat de recuperatie ervan op geen andere wijze kan gebeuren. § 4. Als, voor een bepaalde periode, de gegevens bedoeld in § 1 niet worden bezorgd binnen de toegemeten termijn en als de werkgever niet binnen de dertig dagen antwoordt op de herinneringsbrief die de Dienst hem stuurt, kan de Dienst de terugbetaling eisen van de in artikel 6 bedoelde voorlopige tegemoetkomingen die voor die periode zijn gestort. § 5. Aanvullende gegevens betreffende de periode waarvoor de werkgever een definitieve tegemoetkoming heeft ontvangen zoals bedoeld in artikel 6, zijn niet langer ontvankelijk wanneer ze meer dan een jaar nadat de werkgever in kennis is gesteld van het bedrag van die definitieve tegemoetkoming, aan de Dienst worden bezorgd.

Art. 6.§ 1. De bedragen van de voorlopige tegemoetkomingen, hierna « voorschotten » genoemd, en van de definitieve tegemoetkomingen, worden door de Dienst meegedeeld aan de werkgever en worden op de aan de Dienst meegedeelde bankrekening gestort. § 2. De voorschotten worden op de volgende manier betaald aan de werkgevers die de bepalingen van artikel 5 naleven : a) de voorschotten die zijn gestort op 31 januari, 30 april, 31 juli en 31 oktober 2006 zijn gelijk aan : 1/4 x (som van de voorschotten die zijn berekend voor het jaar 2003 in toepassing van het koninklijk besluit van 1 oktober 2002 tot uitvoering van artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 betreffende de harmonisering van de barema's en de baremaverhoging in bepaalde gezondheidsinrichtingen, volgens de loonkost op 1 januari 2006);b) de voorschotten die zijn gestort op 31 januari, 30 april, 31 juli en 31 oktober 2007 zijn gelijk aan 1/10 x [(bedrag van de definitieve tegemoetkoming voor de jaren 2004 en 2005 en de twee eerste trimesters van het jaar 2006) x 1,04];c) vervolgens zijn de voorschotten die worden gestort op 31 januari, 30 april, 31 juli en 31 oktober van het jaar J gelijk aan : 1/4 x [(bedrag van de definitieve tegemoetkoming voor de laatste twee trimesters van het jaar J-2 en voor de eerste twee trimesters van het jaar J-1) x 1,03]. § 3. Voor de werkgevers die voldoen aan de bepalingen van dit besluit wordt een definitieve tegemoetkoming bepaald die wordt berekend voor de periode van 1 januari 2004 tot 30 juni 2006 en jaarlijks vanaf 1 juli 2006.

Voor de berekening van de definitieve tegemoetkoming worden voor het bepalen van het aantal voltijds equivalenten aanwezig loontrekkend of statutair personeel de formules gehanteerd zoals voorzien in artikel 8 van het ministerieel besluit van 6 november 2003. Het personeel dat al wordt gedekt door de tegemoetkoming bedoeld in het ministerieel besluit van 6 november 2003 of het ministerieel besluit van 22 juni 2000 (« normpersoneel ») komt overeen met het aantal voltijds equivalenten dat voorzien is in artikel 17 van het ministerieel besluit van 6 november 2003 of het artikel 3, § 1, van het ministerieel besluit van 22 juni 2000. De in die besluiten bedoelde referentieperiode komt overeen met de periodes die zijn bedoeld in 1° en 2° van onderhavige paragraaf.

De definitieve tegemoetkoming wordt berekend als volgt : 1° Voor de periode van 1 januari 2004 tot 30 juni 2006 wordt de definitieve tegemoetkoming bepaald aan de hand van de gegevens zoals bedoeld in artikel 5, § 2.Deze definitieve tegemoetkoming komt voor de openbare instellingen overeen met de som van wat berekend wordt onder punt a) en b) en komt voor de private instellingen overeen met de som van wat berekend wordt onder punt a) en c) : a) som van voltijds equivalenten aanwezig loontrekkend of statutair personeel zoals bedoeld in artikel 1, 7°, a), vermenigvuldigd per kwalificatie met de overeenstemmende bedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit;b) som van de voltijds equivalenten van de leden van het verplegend en verzorgend personeel, de kinesitherapeuten, ergotherapeuten en logopedisten, en de leden van het aanvullend gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake reactivatie, revalidatie en sociale integratie, loontrekkend of statutair, aanwezig in openbare instellingen, vermenigvuldigd met het bedrag, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit, voorzien voor het loontrekkend of statutair personeel zoals bedoeld in artikel 1, 7°, b) en c) in openbare instellingen;c) som van de voltijds equivalenten van het aanwezig loontrekkend personeel zoals bedoeld in artikel 1, 7°, b) en c) in private instellingen, vermenigvuldigd met het overeenstemmende bedrag zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.2° Vanaf 1 juli 2006, voor de jaarlijkse periodes gaande van 1 juli tot 30 juni van het daaropvolgende jaar, wordt de definitieve tegemoetkoming bepaald aan de hand van de gegevens zoals bedoeld in artikel 5, § 2.Deze definitieve tegemoetkoming komt voor de openbare instellingen overeen met de som van wat berekend wordt onder punt a) en b) en komt voor de private instellingen overeen met de som van wat berekend wordt onder punt a) en c) : a) som van voltijds equivalenten aanwezig loontrekkend of statutair personeel zoals bedoeld in artikel 1, 7°, a), vermenigvuldigd per kwalificatie met de overeenstemmende bedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit;b) som van de voltijds equivalenten van de leden van het verplegend en verzorgend personeel, de kinesitherapeuten, ergotherapeuten en logopedisten, en de leden van het aanvullend gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake reactivatie, revalidatie en sociale integratie, loontrekkend of statutair, aanwezig in openbare instellingen, vermenigvuldigd met het bedrag, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit, voorzien voor het loontrekkend of statutair personeel zoals bedoeld in artikel 1, 7°, b) en c) in openbare instellingen;c) som van de voltijds equivalenten van het aanwezig loontrekkend personeel zoals bedoeld in artikel 1, 7°, b) en c) in private instellingen, vermenigvuldigd met het overeenstemmende bedrag zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. § 4. Het verschil tussen de definitieve tegemoetkoming zoals bedoeld in § 3, 1° en de voorschotten (gestort tussen 1 april 2004 en 31 juli 2006 en verhoogd met 50 % van het gestorte voorschot dat betrekking heeft op de eindejaarspremie van 2006) wordt betaald ten laatste binnen de drie maand volgend op de publicatie van dit besluit. Het verschil tussen de definitieve tegemoetkoming zoals bedoeld in § 3, 2° en de gestorte voorschotten (voorzien voor de periode van 1 oktober tot 31 juli en éénmalig voor de afrekening van de periode van 1 juli 2006 tot 30 juni 2007 verminderd met 50 % van het gestorte voorschot dat betrekking heeft op de eindejaarspremie van 2006) wordt betaald op 31 januari van het jaar dat volgt op de jaarlijkse overeenstemmende periode. § 5. Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de terugvordering via de volgende voorschotten niet mogelijk is, wordt het saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de Dienst het terug te vorderen bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld.

Dat bedrag kan eventueel worden teruggevorderd via een compensatie op de bedragen die het RIZIV in de loop van datzelfde jaar verschuldigd is aan de werkgever krachtens het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft. § 6. De werkgevers die nog geen tegemoetkomingen hebben ontvangen, kunnen een voorschot vragen voor zover zij aan de Dienst de gegevens van een volledig kalendertrimester meedelen. § 7. In geval een uitbreiding van het aantal erkende bedden een significante verhoging van de definitieve tegemoetkoming veroorzaakt, kan de Dienst, op gemotiveerde aanvraag van de werkgever, het bedrag van de voorschotten herzien. Die gemotiveerde aanvraag is gebaseerd op de gegevens van een volledig burgerlijk trimester.

Art. 7.§ 1. De Dienst en de Dienst voor administratieve controle van het RIZIV worden belast met de controle op de juistheid van de door de werkgevers meegedeelde gegevens. § 2. Op het einde van elk jaar vanaf 2006, stelt de Dienst ter beschikking van de bevoegde sectorale Fondsen Sociale Maribel een lijst naargelang het geval de private sector of de openbare sector met vermelding van, per werkgever : 1° per kwalificatie, het aantal voltijds equivalenten begrepen in het deel A1 zoals bepaald in voornoemd ministerieel besluit van 6 november 2003;2° per kwalificatie, het aantal voltijds equivalenten dat in overtal is in verhouding tot het in 1° bedoelde personeel;3° het aantal voltijds equivalenten van het loontrekkend of statutair administratief personeel, tewerkgesteld bij de werkgever;4° het aantal voltijds equivalenten van het loontrekkend of statutair arbeiders- en technisch personeel, tewerkgesteld bij de werkgever.

Art. 8.De kost van de in artikel 6 bedoelde tegemoetkomingen wordt ten laste gelegd van de globale begroting van financiële middelen van het Riziv. De verdeling van deze kost over de algemene regeling en over de regeling der zelfstandigen gebeurt pro rata van de verdeling over deze twee regelingen van de basisuitgaven van de sector waarop zij betrekking hebben.

Art. 9.De in de bijlage bij dit besluit vermelde bedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 102.10 (basis 2004 = 100) en worden aangepast in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Art. 10.Het koninklijk besluit van 1 oktober 2002 tot uitvoering van artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's en de baremaverhoging in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft, gewijzigd door de koninklijke beslui-ten van 4 juni 2003 en 13 oktober 2004, wordt opgeheven.

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang op 1 januari 2006.

Art. 12.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 augustus 2007.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met de Europese Zaken, afwezig, A. FLAHAUT

BIJLAGE Bijlage bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 17 augustus 2007.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met de Europese Zaken, afwezig, A. FLAHAUT

^