gepubliceerd op 30 november 2006
Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid
16 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, inzonderheid op artikel 1, A, 2°, b), gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 2001 en opgeheven bij het koninklijk besluit van 11 mei 2003, 1, A, 3°, a), gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2001 en 2 augustus 2002 en opgeheven bij het koninklijk besluit van 11 mei 2003 en 1, A, 3°, b), gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2001 en 2 augustus 2002 en opgeheven bij het koninklijk besluit van 11 mei 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende oprichting van de graad van operationeel brigadier bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, inzonderheid op artikel 3, opgeheven bij het koninklijk besluit van 11 mei 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2003 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid;
Gelet op het advies van het directiecomité, gegeven op 21 maart 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 21 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 3 april 2003;
Gelet op het protocol nr. 120/4 van 8 april 2003 van het sectorcomité I - Algemeen Bestuur;
Gelet op het advies 40.823/2/V van de Raad van State, gegeven op 26 juli 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat, volgens de vaste rechtspraak van zowel het Arbitragehof als de Raad van State, de grondwettelijke regels inzake gelijkheid voor de wet en niet-discriminatie niet uitsluiten dat een verschil in behandeling volgens categorieën van personen zou worden ingesteld, voorzover voor het criterium van onderscheid een objectieve en redelijke verantwoording bestaat, dat het bestaan van dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld in functie van het doel en de gevolgen van de ter beoordeling staande norm, dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat de aangewende middelen redelijkerwjjze niet evenredig zijn met het beoogde doel;
Overwegende dat het verschil in behandeling tussen de titularissen van de graad van technisch assistent ingedeeld in de functiefamilie operationeel assistent interventie en de titularissen van de graad van technisch assistent ingedeeld in andere functiefamilies verantwoord wordt door de voorwaarden die gesteld worden om tot de graad van technisch assistent in de functiefamilie operationeel assistent interventie te worden toegelaten, dat deze voorwaarden er moeten toe leiden dat de titularissen van deze graad naar behoren kunnen functioneren binnen de operationele diensten van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, en dat derhalve personen en goederen naar behoren kunnen beschermd worden;
Overwegende dat de weddenschaal DT5 ab initio niet kan geïntegreerd worden in de tabel die de bijlage vormt bij dit koninklijk besluit, omdat deze weddenschaal slechts kan bekomen worden door de operationeel brigadier die ten minste twaalf jaar ancinniteit heeft in dit graad van operationeel medewerker of operationeel brigadier;
Overwegende dat de functie van operationeel assistent bedoeld in artikel 6 van dit koninklijk besluit dient onderscheiden te worden van de graad van operationeel assistent afgeschaft door artikel 7 van dit koninklijk besluit;
Overwegende dat het begrip functie, en dus ook de functie van compagniechef, gedefinieerd is binnen de reglementering voor het federaal administratief openbaar ambt;
Overwegende dat een besluit terugwerkende kracht kan worden verleend, indien dit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten, en daardoor, zelfs voor de toekomst, geen verworven rechten worden aangetast;
Overwegende dat door het arrest nr. 156.607 d.d. 20 maart 2006 (Mestré tegen het Selectiebureau van de Federale Overheid en de Belgische Staat) het koninklijk besluit van 11 mei 2003 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid onwettig is verklaard, dat deze onwettigheid incidenteel werd opgeworpen, naar aanleiding van een procedure tot nietigverklaring ingeleid door de verwerende partij tegen een in uitvoering van dit koninklijk besluit genomen individuele akte;
Overwegende dat, wanneer een verordenende maatregel wegens de schending van vormvereisten als onwettig werd beschouwd overeenkomstig artikel 159 van de Grondwet, het aan de overheid die de betrokken maatregel genomen heeft, toekomt die te herstellen met inachtneming van de vormvoorschriften die zij niet had nageleefd;
Overwegende dat de vaststelling, in een arrest dat enkel inter partes geldt, van een vormelijke tekortkoming bij het totstandkomen van een verordenende maatregel waarvan de inhoud niet wordt betwist, niet tot gevolg kan hebben dat de overheid in de onmogelijkheid zou zijn om de rechtsonzekerheid die door die vaststelling is ontstaan, te verhelpen;
Overwegende dat uit de rechtspraak van de Raad van State volgt dat het toegelaten is een verordenende maatregel terugwerkende kracht te verlenen, indien daardoor een rechtsgrond wordt gecreëerd of hersteld voor individuele rechtenverlenende akten en beslissingen die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een vernietiging, en voor zover deze maatregel het gezag van gewijsde van rechterlijke beslissingen niet schendt, dat bij deze met terugwerkende kracht de rechtsgrond kan hersteld worden voor de benoemingen, bevorderingen en tot benoeming of bevordering leidende voorbereidende rechtshandelingen die op basis van het koninklijk besluit van 11 mei 2003 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid zijn gedaan, nu dit besluit behept is met een vormgebrek;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 11 mei 2003 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, abstractie gemaakt van zijn onwettigheid, geen verworven rechten heeft verleend aan andere ambtenarenof kandidaten die door de terugwerkende kracht van dit koninklijk besluit aangetast zouden worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Begroting, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Administratieve bepalingen
Artikel 1.In de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt de volgende graad gecreëerd : operationeel medewerker
Art. 2.§ 1. Aan de graad van operationeel medewerker wordt de weddenschaal DT2 verbonden. § 2. De operationeel medewerker die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal DT3 bekomen. 3. De operationeel medewerker die ten minste negen jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal DT4 bekomen. § 4. De operationeel medewerker die ten minste 12 jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal DT5 bekomen.
Art. 3.De operationeel medewerker kan de graad van operationeel brigadier verkrijgen via de vergelijkende selectie die de opleiding van brevet I afrondt, in geval van een vacante functie en op voorwaarde dat hij minstens zes jaar graadanciënniteit heeft.
Art. 4.Aan de graad van operationeel brigadier wordt de waddenschaal DT4 verbonden.
Art. 5.De operationeel brigadier die ten minste twaalf jaar anciënniteit heeft in de graad van operationeel medewerker of operationeel brigadier, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal DT5 bekomen.
Art. 6.De personeelsleden die houder zijn van de graden van operationeel medewerker en operationeel brigadier, kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor bevordering in een vacante functie van operationeel assistent in de graad van technisch assistent.
Art. 7.De volgende graden worden afgeschaft : operationeel agent operationeel assistent
Art. 8.§ 1. De personeelsleden die op 1 januari 2002 houder zijn van de geschrapte graad, hieronder in de linkerkolom, worden ambtshalve benoemd in de graad die in de rechterkolom staat.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De personeelsleden die op 1 juni 2002 houder zijn van de geschrapte graad, hieronder in de linkerkolom, worden ambtshalve benoemd in de graad die in de rechterkolom staat.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de personeelsleden die benoemd zijn in elk van de graden opgenomen in § 1 van de rechterkolom, worden de gepresteerde diensten in de overeenstemmende graad van de linkerkolom aangenomen. § 3. De anciënniteit die verworven werd in niveau 3 wordt geacht te zijn verworven in niveau D. De anciënniteit die verworven is in niveau 2 wordt geacht te zijn verworven in niveau C.
Art. 9.De personeelsleden in de graad van technisch assistent kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor bevordering in een vacante functie van compagniechef in de graad van technisch deskundige.
Art. 10.De personeelsleden die op 1 oktober 2002 houder zijn van de graad van operationeel adjunct en de functie effectief uitoefenen (24 uursysteem in een permanente eenheid of benoemd als leidend ambtenaar in een grote wacht), worden ambtshalve benoemd in de graad van technisch deskundige.
Art. 11.De ambtenaren ambtshalve benoemd in de graad van technisch deskundige op grond van artikel 10, worden op basis van hun geldelijke anciënniteit geïntegreerd in de weddenschaal BT2 en kunnen aan de competentiemeting 3, bedoeld in artikel 70, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005, deelnemen.
De anciënniteit verworven door deze ambtenaren wordt geacht te zijn verworven in de nieuwe weddenschaal.
Art. 12.Voor de operationeel adjuncten die in uitdoving worden gezet, blijft het koninklijke besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (artikel 1, 2°, a) van toepassing. HOOFDSTUK II. - Integratie van de personeelsleden in de nieuwe loopbaan en overgangsbepalingen
Art. 13.De in dit besluit bedoelde personeelsleden worden geïntegreerd in de weddenschalen, verbonden aan hun nieuwe graad, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Art. 14.§ 1. De operationeel assistent die het voordeel genoot van de weddenschaal 20/S1, wordt geïntegreerd in de weddenschaal CT1. § 2. De operationeel assistent die de schaal 20/S2 genoot, wordt geïntegreerd in de weddenschaal CT1 met behoud van het voordeel van de huidige weddenschaal 20/S2. Hij mag onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 2, bedoeld in artikel 70, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005; als hij slaagt, wordt hij, na afloop van acht jaar, automatisch bevorderd in de weddenschaal CT2. § 3. De operationeel assistent 20/S3 wordt geïntegreerd in de weddenschaal CT2 met behoud van het voordeel van de huidige weddenschaal 20/S3; de huidige titularissen ontvangen in uitdoving de toelage voor brevet II, bedoeld in het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot instelling van opleidingscursussen inzake Civiele Bescherming voor sommige vastbenoemde ambtenaren van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming; hij mag deelnemen aan de competentiemeting 4, bedoeld in artikel 70, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005; als hij slaagt, wordt hij, na afloop van vier jaar anciënniteit in de graad 20183 of CT2, automatisch bevorderd tot weddenschaal CT3.
Art. 15.§ 1. De operationeel agenten, laureaten van het brevet 1, bedoeld in het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot instelling van opleidingscursussen inzake Civiele Bescherming voor sommige vastbenoemde ambtenaren van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming, en verkregen op basis van een opleiding die reeds aangevat werd voor de bekendmaking van het koninklijk besluit van 11 mei 2003 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid in het Belgisch Staatsblad, worden vrijgesteld van de vergelijkende selectie voor een functie in de graad van operationeel brigadier en worden gerangschikt op basis van de behaalde resultaten. § 2. De operationeel assistenten, laureaten van het brevet III, bedoeld in het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot instelling van opleidingscursussen inzake Civiele Bescherming voor sommige vastbenoemde ambtenaren van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming, en verkregen op basis van een opleiding die reeds aangevat werd voor de bekendmaking van het koninklijk besluit van 11 mei 2003 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid in het Belgisch Staatsblad, worden vrijgesteld van de specifieke proef van de vergelijkende selectie voor een bevordering in de functie van compagniechef in niveau B.
Art. 16.De graad van operationeel adjunct wordt in uitdoving geplaatst in niveau C. HOOFDSTUK III. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 17.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende oprichting van de graad van operationeel brigadier bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, wordt opgeheven.
Art. 18.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, worden A., 2°, b), A., 3°, a) en A., 3°, b) opgeheven.
Art. 19.Het koninklijk besluit van 11 mei 2003 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, wordt ingetrokken.
Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002 wat niveau D betreft, 1 juni 2002 wat niveau C betreft en 1 oktober 2002 wat niveau B betreft.
Art. 21.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Bijlage bij het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken P. DEWAEL De Minister van Begroting Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE