gepubliceerd op 02 maart 2006
Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
16 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerpbesluit dat wij de eer hebben voor te leggen ter ondertekening door Uwe Majesteit beoogt een aantal belangrijke doelstellingen te realiseren ten einde ons land toe te laten aan haar Europese verplichtingen inzake controles op de voedselketen na te komen en het FAVV in staat te stellen op een efficiënte wijze haar opdrachten te kunnen uitvoeren.
Het uitgebreide en heterogene landschap dat gevormd wordt door de Belgische operatoren die aan de controlebevoegdheid van het FAVV zijn onderworpen, noodzaakt een evenwichtige en op risicobeoordeling gestoelde classificatie van de verschillende sectoren. Deze classificatie op basis van het type van inrichting en de uitgeoefende activiteiten, heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de operatoren op het vlak van te vervullen formaliteiten en verplichtingen. De toewijzing van bedrijven en hun activiteiten aan de categorieën erkenning, toelating en registratie steunt op volgende overwegingen: 1. De naleving door ons Land van haar Europese verplichtingen, vervat in diverse Verordeningen, inzonderheid deze die invloed hebben op de status die aan de inrichtingen wordt toegekend.2. De risico's verbonden aan de uitoefening van activiteiten in de voedselketen.Hierbij wordt ondermeer rekening gehouden met de ervaring die op dat vlak in het verleden werd opgebouwd. 3. Het streven naar een maximaal behoud van de actuele status voor de verschillende categorieën van inrichtingen. De doelstellingen van dit ontwerp kunnen als volgt worden samengevat : 1. Via een veralgemeende registratie van de operatoren en alle door hen uitgeoefende activiteiten in de voedselketen, zal de doeltreffendheid van de controles in aanzienlijke mate kunnen worden versterkt.In tal van domeinen die onder de controlebevoegdheid van het Agentschap vallen, is een dergelijke systematische registratie vandaag niet het geval.
Deze registratie is nauw verbonden met de inspanningen van het FAVV om haar diverse databanken te actualiseren en te moderniseren. 2. De 15 wetten opgesomd in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 tot oprichting van het FAVV en hun diverse uitvoeringsbesluiten confronteren het Agentschap en de operatoren die aan de controles van het Agentschap zijn onderworpen aan een veelheid van termen en definities die een goede communicatie soms in de weg staan en niet bevorderlijk zijn voor een efficiënte organisatie. Bij de keuze van de termen en definities werd er naar gestreefd deze maximaal af te stemmen op : - de Europese Verordeningen, inzonderheid de Verordening 178/2002, de Verordeningen 852/2004, 853/2004, 854/2004 en 882/2004. - de « horizontale » wetgeving ontwikkeld door het FAVV, inzonderheid het koninklijk besluit van 22 februari 2001 mbt de controles, het koninklijk besluit van 14 november 2003 mbt de autocontrole en de ontwerpen van koninklijk besluit betreffende de financiering van het FAVV. Er werd bovendien van de gelegenheid gebruik gemaakt een unieke terminologie in te voeren betreffende de definities van de erkenningen, toelatingen en registraties. De diverse uitvoeringsbesluiten gebruiken vaak dezelfde termen zonder dat de draagwijdte ervan steeds dezelfde is.
Er werd geopteerd voor de term « inrichting », eerder dan voor « vestigingseenheid » omdat hierdoor de functionele eenheid aangeduid wordt, met andere woorden de infrastructuur en de uitrusting die noodzakelijk zijn om de activiteit uit te oefenen. In één inrichting kunnen meerdere operatoren actief zijn die elk over een vestigingseenheid beschikken. 3. De diverse wetten en Verordeningen waarvoor het FAVV de controlebevoegdheid heeft, voorzien zeer uiteenlopende procedures voor aanvraag, verlening, schorsing en de intrekking.In een aantal gevallen werden zelfs procedures voor toekenning voorzien zonder te voorzien in een procedure voor intrekking of schorsing.
De invoering van een gemeenschappelijke procedure voor aanvraag, toekenning, schorsing en intrekking kan rekenen op een ruime instemming van de sectororganisaties, in het bijzonder omdat hierbij bijzondere aandacht werd geschonken aan de vrijwaring van de beroepsmogelijkheden en aan een maximale administratieve vereenvoudiging. Bovendien zal door het FAVV naar aanleiding van het in voege treden van dit besluit, een intense informatiecampagne worden gevoerd. 4. De Europese Verordeningen behorend tot het zogenaamde « hygiënepakket » (VO 852/2004, 853/2004, 854/2004) en de Verordening 882/2004 op de officiële controles in de sectoren levensmiddelen en diervoeders verplichten er de nationaal bevoegde overheden toe een procedure te ontwikkelen en toe te passen vanaf 1 januari 2006 betreffende het verlenen van erkenningen en registraties. De controlebevoegdheid van het FAVV is evenwel ruimer dan het toepassingsgebied voorzien in bovenvermelde verordeningen. Omwille van gelijkwaardige behandeling van operatoren onder een zelfde controlebevoegdheid werd er voor geopteerd eenzelfde procedure toe te passen voor alle sectoren en bedrijven onder haar controlebevoegdheid. 5. Met het oog op de administratieve vereenvoudiging werd een nauwe samenwerking gerealiseerd met de Dienst Administratieve Vereenvoudiging.Deze administratieve vereenvoudiging wordt overigens niet alleen gerealiseerd via een eenvormige procedure en een eenvormige terminologie.
Tot vandaag dienen bedrijven voor de uitoefening van meerdere activiteiten ook meerdere aanvragen in te dienen, waarvan de looptijd bovendien sterk verschillend is en meestal beperkt in de tijd.
Het lag in de bedoeling van het FAVV zich voor registratie van bij de voedselketen betrokken operatoren te baseren op de bij de Kruispuntbank van Ondernemingen beschikbare informatie. Er is evenwel gebleken dat in KBO aanwezige NACEBEL-codes niet representatief zijn voor de werkelijk uitgeoefende activiteiten van de operatoren of te vaag (vb. transport).
Bijgevolg ziet het FAVV zich ertoe verplicht aan elke operator een melding te vragen van de werkelijk uitgeoefende activiteiten.
Voorliggend ontwerp van besluit voorziet de unieke aanvraag voor alle door de operator uitgeoefende activiteiten die voor het FAVV van belang zijn. In geval van schorsing of intrekking werd de mogelijkheid voorzien om deze tot één enkele activiteit te beperken.
Bovendien wordt de erkenning of de toelating in de regel verleend voor een periode van onbepaalde duur, behoudens voor punctuele manifestaties en voor deze activiteiten waarvoor krachtens de Europese reglementering andere termijnen werden bepaald. In dit laatste geval zal het initiatief voor de vernieuwing van het Agentschap uitgaan.
Commentaren op sommige hoofdstukken In Hoofdstuk I wordt het toepassingsgebied gedefinieerd en een aantal belangrijke definities geïntroduceerd. Teneinde de begrijpelijkheid en de toegankelijkheid te bevorderen zullen de weerhouden definities samen met de definities uit andere « horizontale wetgeving » van het FAVV in een globaal glossarium worden opgenomen, beschikbaar op de website van het Agentschap.
De Hoofdstukken II en III geven aan welke activiteiten onderworpen zijn aan een erkenning (bijlage 2), een toelating (bijlage 3) of een eenvoudige registratie (bijlage 1). Een erkenning of een toelating worden afgeleverd aan een operator voor de uitoefening van een activiteit in of vanuit een inrichting.
In Hoofdstuk II van het ontwerp worden eveneens de procedures vastgelegd voor aanvraag, toekenning, schorsing en intrekking van erkenningen en toelatingen.
De beschreven procedures hebben het voorwerp uitgemaakt van een ruim overleg met de diverse sectoren in de schoot van het Raadgevend Comité van het FAVV. In het bijzonder werd er over gewaakt om de rechten van bedrijven die het voorwerp zouden uitmaken van een voorstel tot sluiting, maximaal te vrijwaren.
Wanneer evenwel de veiligheid van de voedselketen niet langer kan gewaarborgd worden of wanneer de veiligheid van het personeel aangewezen door het Agentschap niet meer verzekerd is, kan van deze regel worden afgeweken en kan het FAVV mits een verantwoording op basis van objectieve vaststellingen tot de onmiddellijke schorsing of intrekking van de erkenning of toelating beslissen.
De aanvraag kan meerdere activiteiten omvatten; in voorkomend geval wordt aan de operator een erkenning en/of een toelating afgeleverd die gedetailleerd en per vestigingszetel alle activiteiten en de eraan verbonden codes weergeeft.
Voor wat de erkenningen betreft : - De aflevering van een erkenning wordt steeds voorafgegaan door een inspectiebezoek ter plaatse. Dit eerste inspectiebezoek heeft tot doel na te gaan of de inrichting op het vlak van infrastructuur en uitrusting beantwoordt aan de wettelijke vereisten. Indien zulks het geval is, kan beslist worden tot het afleveren van een voorwaardelijke erkenning, waarna bij een tweede inspectie de naleving van de exploitatievoorwaarden wordt geverifieerd. Afhankelijk van de situatie kan evenwel na de eerste inspectie een erkenning voor onbepaalde duur worden afgeleverd (hernieuwing van een erkenning).
De inspecties uitgevoerd in het kader van een erkenningsaanvraag zijn, in uitvoering van de wet van 9 december 2004 betreffende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, onderworpen aan retributies.
Dit eerste bezoek wordt steeds uitgevoerd door een personeelslid van het FAVV die de aanwezigheid nagaat van de vereiste infrastructuur en uitrusting. Voor een nieuwe inrichting of een nieuwe activiteit evenwel kan in dit stadium het autocontrolesysteem niet geverifieerd worden, reden waarom een tweede bezoek na enkele maanden werd voorzien. Voor dit tweede bezoek kan de operator beroep doen op : - Hetzij een geaccrediteerd en door het FAVV erkend inspectie- of certificeringsorganisme. In voorkomend geval meldt hij dit voorafgaand aan het Agentschap en maakt binnen de termijnen het certificaat over aan deze laatste. - Hetzij het FAVV dat een inspectie zal uitvoeren over de naleving van alle reglementaire voorwaarden.
Voor wat de toelatingen betreft : - een aanvraag tot het bekomen van een toelating wordt steeds gevolgd door een administratief onderzoek van de aanvraag. - Afhankelijk van de aard van de activiteit of het risicoprofiel van de operator kan overgegaan worden tot een voorwaardelijke toelating. - Indien het FAVV geen onderzoek uitvoert binnen een periode van dertig werkdagen volgend op de aanvraag, wordt de toelating beschouwd als zijnde afgeleverd.
In Hoofdstuk III worden de modaliteiten van de registratie aangegeven.
De bijlage 1 bij dit ontwerp is een leidraad die aan operatoren moet toelaten na te gaan of zij al dan niet onder toepassing vallen van deze veralgemeende registratie.
Zowel in Hoofdstuk II als Hoofdstuk III werd de mogelijkheid geboden tot gebruikmaking van de elektronische aanvraag, respectievelijk melding aan het FAVV. De wijziging van de procedure voor de aanvraag, de toekenning, de schorsing en de intrekking van erkenningen en toelatingen, evenals de wijzigingen inzake terminologie hebben de wijziging en, in voorkomend geval, de opheffing van een groot aantal besluiten tot gevolg. Deze wijzigingen worden opgenomen in de Hoofdstukken VI en VII. In Hoofdstuk VIII wordt verduidelijkt dat bedrijven die bij het in voege treden van voorliggend ontwerp, reeds geregistreerd, desgevallend over een toelating/vergunning of een erkenning beschikken voor alle uitgeoefende activiteiten, niet worden onderworpen aan bijzondere formaliteiten. Het FAVV gelast zich in dit geval met het in overeenstemming brengen van de status van de inrichtingen met de bepalingen van dit besluit.
Aanvullend aan de bijlage 4, die voorziet in een model van generiek meldings- en aanvraagformulier voor de operatoren, wordt door het FAVV voorzien in de mogelijkheid van elektronische melding of aanvraag via een webtoepassing.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
16 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989, 20 juli 1991, 9 januari 1992, 23 december 1994, 23 december 1995, 30 april 1996, 27 mei 1997, 13 februari 1998, 17 november 1998, 8 december 1998, 30 december 2001, 2 augustus 2002 en 9 juli 2004, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 1991, 20 december 1995, 29 april 1996, 27 mei 1997, 17 november 1998, 8 december 1998 en 2 augustus 2002, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998, 5 februari 1999 en 22 december 2003, en bij de koninklijke besluiten van 22 februari 2001 en 28 maart 2003;
Gelet op de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, gewijzigd bij de wetten van 5 februari 1999 en 27 december 2004, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 25 oktober 1995 en 5 februari 1999, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, gewijzigd bij de wetten van 22 maart 1989, 9 februari 1994, 10 december 1997, 12 augustus 2000, 4 april 2001, 18 december 2002, 22 december 2003, 19 juli 2004 en 27 december 2004, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerd diervoeders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 maart 1995 en 22 februari 2001, en bij de wet van 28 maart 2003;
Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren gewijzigd bij de wetten van 28 augustus 1991, 26 maart 1993, 4 mei 1995, 19 juli 2001 en 22 december 2003, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998 en 5 februari 1999, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, gewijzigd bij de wetten van 4 april 2001, 28 maart 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 december 2004 en 20 juli 2005;
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3bis, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 23 december 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 1992 en 6 juli 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1994 en de koninklijke besluiten van 4 juli 1986, 9 december 1987, 12 augustus 1988, 25 februari 1989, 30 december 1992, 19 mei 1995, 12 maart 2000, 4 juli 2004 et 14 mars 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 november 1992 houdende maatregelen om het voorkomen te bepalen van infectieuze hematopoïetische necrose (I.H.N.) en de virale hemorragische septicemie (V.H.S.) bij zalmachtigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1992 betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1993, 12 november 1999 en 10 november 2005, en bij de ministeriële besluiten van 13 september 1995 en 11 juni 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1994, 11 april 1995, 19 augustus 1995, 11 oktober 1997, 24 oktober 1997 en 9 oktober 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende het vervoer van vers vlees, vleesprodukten en vleesbereidingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998, 18 maart 2002, 9 juni 2003 en 22 april 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het intracommunautair handelsverkeer van sommige levende dieren en produkten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en bij het ministerieel besluit van 27 juni 1994;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende de erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996, 22 december 1998, 3 maart 1999, 28 september 1999, 20 juli 2000 en 9 juni 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1996 houdende algemene reglementering van de maalderijen en de handel in meel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 januari 1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 mei 2003 Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen en de toelating van operatoren en handelaars in de sector dierenvoeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 februari 1999, 13 juni 1999, 18 november 1999, 10 januari 2001, 19 januari 2001, 29 november 2002 en 23 mei 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 1999 betreffende de handel in primeur- en bewaaraardappelen;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 2001 betreffende de certificering in de sector hop;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 2005 betreffende het gebruik door behandelaars en producenten van verpakkingshout van het merkteken dat de naleving van ISPM-norm 15 bevestigt;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;
Gelet op het ministerieel besluit van 20 juli 1992 tot uitvoering van de artikelen 2, 6, 7 en 11 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992;
Gelet op het ministerieel besluit van 14 december 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuur producten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 juli 1995, 11 december 1998 en 17 april 2001;
Gelet op het ministerieel besluit van 7 september 1995 tot vaststelling van maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 5 oktober 1998, 17 april 2001 en 21 december 2001;
Gelet op het ministerieel besluit van 4 juli 1996 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen in de bijlagen I tot en met V bij het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of in verkeer gebracht, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 november 1997;
Gelet op het ministerieel besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van het artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 maart 2004 houdende instelling van een aangifte- en registratieplicht bij het binnenbrengen van aardappelen en van een traceringssysteem bij de verhandeling van pootaardappelen;
Gelet op het ministerieel besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van de procedure voor het uitvoeren van fytosanitaire controles bij invoer en de eisen met betrekking tot deze controles;
Overwegende de Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad van 26 juli 1971 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop;
Overwegende de Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 tot vastlegging van de regels voor de preventie, de controle en de uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, gewijzigd bij de Verordeningen (EG) nr. 1248/2001 van 22 juni 2001, nr. 1326/2001 van 29 juni 2001, nr. 270/2002 van 14 februari 2002, nr. 1494/2002 van 21 augustus 2002, nr. 260/2003 van 12 februari 2003, nr. 650/2003 van 10 april 2003, de Akte betreffende de voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de verdragen waarop de Europese Unie is gegrond van 16 april 2003, de Verordeningen (EG) nr. 1128/2003 van 16 juni 2003, 1053/2003 van 19 juni 2003, nr. 1139/2003 van 27 juni 2003, nr. 1234/2003 van 10 juli 2003, nr. 1809/2003 van 15 oktober 2003, nr. 1915/2003 van 30 oktober 2003, nr. 2245/2003 van 19 december 2003, nr. 876/2004 van 29 april 2004, 1471/2004 van 23 augustus 2004, nr. 1492/2004 van 18 augustus 2004, nr. 1993/2004 van 19 november 2004, nr. 36/2005 van 12 januari 2005, nr. 214/2005 van 9 februari 2005, nr. 260/2005 van 16 februari 2005 en nr. 1292/2005 van 1 september 2005;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad vaan 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveilighiedsaangelegenheden;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, gewijzigd bij de Verordeningen (EG) nr. 808/2003 van 12 mei 2003, nr. 668/2004 van 10 maart 2004, nr. 92/2005 van 19 januari 2005, nr. 93/2005 van 19 januari 2005 en nr. 416/2005 van 11 maart 2005;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 2295/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende bepalingen voor de toepassing van de Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren, gewijzigd bij de Verordeningen (EG) nr. 818/2004 van 29 april 2004 en nr. 1515/2004 van 26 augustus 2004;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften van diervoederhygiëne;
Gelet op het advies van het raadgevend comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 29 juni 2005;
Gelet op het advies van het wetenschappelijk comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 26 september 2005;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 26 september 2005;
Gelet op het advies nr. 39.348/3 van de Raad van State, gegeven op 22 november 2005, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° primaire productie : de productie, het fokken, en het telen van primaire producten tot en met het oogsten, het melken en de productie van landbouwhuisdieren, voorafgaand aan het slachten.Het omvat tevens de producten van de jacht, de visvangst en de oogst van wilde producten; 3° activiteit: de invoer, de primaire productie of de vervaardiging van een product, tot en met de verpakking, opslag, vervoer, verkoop, distributie of levering daarvan aan de eindgebruiker of aan de gebruiker, zoals bedoeld in bijlage I;4° product : elk product of elke materie behorend tot de bevoegdheid van het Agentschap, krachtens de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;5° operator: de natuurlijke persoon, de onderneming in de zin van artikel 4 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, of de vereniging, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die al dan niet met winstoogmerk actief is, in enig stadium van de productie, verwerking en distributie van een product;6° inrichting: een plaats die geografisch gezien kan geïdentificeerd worden door een adres, waar ten minste een activiteit wordt uitgeoefend of van waaruit deze wordt uitgeoefend;7° eindverbruiker : de laatste verbruiker van een product die dit niet gebruikt in het kader van een activiteit als operator;8° PCE : provinciale controle-eenheid van het Agentschap;9° koninklijk besluit van 14 november 2003 : koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de autocontrole, de meldingsplicht en de traceerbaarheid in de voedselketen;10° Minister : De Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort.
Art. 2.§ 1. Een operator mag een activiteit in een inrichting of vanuit een inrichting slechts uitoefenen mits hij voorafgaand werd erkend, toegelaten of geregistreerd door het Agentschap. § 2. In afwijking van § 1 is dit besluit niet van toepassing op : 1° operatoren die handelen zonder winstoogmerk of in het algemeen belang, in de hoedanigheid van verenigingen en organisaties die een activiteit uitsluitend niet-bezoldigd, sporadisch en uitzonderlijk uitoefenen;2° inrichtingen die gratis dranken aan de klanten, bezoekers of personeelsleden aanbieden en waar geen andere activiteiten zoals bedoeld in bijlage I worden uitgeoefend;3° opvanggezinnen voor kinderen die volgens de reglementering van de Gemeenschappen als dusdanig erkend zijn; § 3. De Minister kan de bijlage I verduidelijken of, in voorkomend geval, in uitvoering van een wijziging van de betreffende internationale reglementering, deze wijzigen en aanvullen. HOOFDSTUK II. - Erkenningen en toelatingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3.§ 1. Een operator mag de activiteiten zoals bedoeld in de bijlage II in de inrichting of vanuit de inrichting slechts uitoefenen mits voorafgaande erkenning door het Agentschap. § 2. Een operator mag de activiteiten zoals bedoeld in bijlage III in de inrichting of vanuit de inrichting slechts uitoefenen mits voorafgaande toelating door het Agentschap. § 3. In afwijking van §§ 1 en 2 is dit artikel niet van toepassing op : 1° inrichtingen die enkel kamers met ontbijt aanbieden;2° inrichtingen die als enige activiteit hebben het te koop aanbieden aan de eindverbruiker van dranken en/of voorverpakte levensmiddelen met een houdbaarheid bij omgevingstemperatuur van tenminste drie maanden. § 4. De Minister kan de bijlage II en III verduidelijken of, in voorkomend geval, in uitvoering van een wijziging van de betreffende internationale reglementering, deze wijzigen en aanvullen.
Art. 4.§ 1. Per inrichting dient de operator voor alle activiteiten zoals bedoeld in de bijlagen II en III die hij er wenst uit te oefenen, een aanvraag voor erkenning en/of voor toelating in bij het hoofd van de PCE van de plaats waar de inrichting zich bevindt. § 2. Deze aanvraag kan geschieden via brief, fax of via elektronische weg overeenkomstig het model in bijlage IV gepubliceerd op de site http//www.favv.be. § 3. Het Agentschap voert binnen de dertig werkdagen na ontvangst van deze aanvraag, in zoverre ze volledig is, een administratief en/of technisch onderzoek uit. Ten behoeve van dit onderzoek maakt de operator samen met zijn aanvraag alle door het Agentschap gevraagde gegevens en documenten over, meer bepaald met het oog op de vaststelling van de naleving van de voorwaarden voor de erkenning of de toelating. § 4. De operator kan op eigen initiatief en voorafgaand aan de aanvraag tot het bekomen van een erkenning of een toelating een plan van de inrichting voor advies indienen bij het hoofd van de PCE, van de plaats waar de inrichting zich bevindt. Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor de erkenningen
Art. 5.De erkenning voor een activiteit wordt slechts afgeleverd indien, overeenkomstig het type van activiteit, voldaan is aan de voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort en voor zover de ermee samenhangende retributie werd voldaan.
Art. 6.§ 1. Het Agentschap kan zich beperken tot het toekennen van een voorwaardelijke erkenning wanneer een bezoek ter plaatse toelaat te besluiten dat de inrichting de voorschriften betreffende infrastructuur en uitrusting naleeft.
Deze voorwaardelijke erkenning is slechts geldig voor een periode van drie maanden vanaf de dag van de toekenning. § 2. In voornoemd geval gaat het Agentschap in de loop van de drie maanden volgend op de aflevering van de voorwaardelijke erkenning, op vraag van de operator, over tot een nieuw bezoek ter plaatse, ten einde na te gaan of de inrichting, overeenkomstig het type van activiteit, beantwoordt aan de andere voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort. § 3. Dit nieuw bezoek kan op initiatief van de operator door een organisme zoals bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 14 november 2003, uitgevoerd worden. In dit geval stelt de betrokken operator het Agentschap onverwijld in kennis van dit voornemen en maakt hij het gedetailleerde verslag van het organisme aan het Agentschap over.
Het eerste lid is evenwel niet van toepassing op slachthuizen, uitsnijderijen, landbouwbedrijven die slachtingen uitvoeren en wildbewerkingsinrichtingen. § 4. Indien de inrichting niet voldoet aan alle voornoemde voorwaarden, kan het Agentschap de voorwaardelijke erkenning verlengen.
De totale duur van de voorwaardelijke erkenning kan in geen geval in totaal zes maanden overschrijden.
Art. 7.In afwijking van de perioden van drie en zes maanden bedoeld in artikel 6 kan het Agentschap, voor fabrieksvaartuigen en vriesvaartuigen, een voorwaardelijke erkenning afleveren waarvan de totale duur de twaalf maanden niet mag overschrijden. Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor de toelatingen
Art. 8.De toelating voor een welbepaalde activiteit wordt slechts afgeleverd indien, overeenkomstig het type van activiteit, voldaan is aan de voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort.
Art. 9.§ 1. Het Agentschap kan zich beperken tot het afleveren van een voorwaardelijke toelating wanneer het administratief onderzoek van de aanvraag voor de toelating toelaat te besluiten dat, overeenkomstig het type van activiteit, beantwoordt aan de voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort. § 2. Deze voorwaardelijke toelating is slechts geldig voor een periode van drie maanden vanaf de dag van de toekenning. § 3. In voornoemd geval kan het Agentschap in de loop van de drie maanden volgend op de aflevering van de voorwaardelijke toelating overgaan tot een bezoek ter plaatse, ten einde na te gaan of de inrichting, overeenkomstig het type van activiteit, beantwoordt aan de voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort. Afdeling 4. - Toekenning van de erkenning en de toelating
Art. 10.§ 1. Indien de procedure voor voorwaardelijke erkenning of toelating bedoeld in de artikelen 6, 7 en 9 niet van toepassing is en de bepalingen van artikel 5 worden nageleefd, kent het Agentschap een erkenning of een toelating toe met een geldigheidsduur die niet beperkt is in de tijd. § 2. In afwijking van § 1 is de erkenning of de toelating voor punctuele manifestaties beperkt tot de duur van de manifestatie. § 3. Het Agentschap levert aan de operator een erkenning of een toelating af met een gedetailleerde opgave van de activiteiten, het nummer van de inrichting evenals, in voorkomend geval, de codes van de betreffende activiteiten.
Een kopie van de erkenning of van de toelating blijft ter beschikking van het Agentschap in elke betrokken inrichting. § 4. In afwijking van § 1 worden de toelatingen bedoeld in bijlage III, 12.3., toegekend voor een verlengbare periode van maximaal vijf jaar. § 5. In afwijking van § 1 worden de erkenningen bedoeld in bijlage II, 18.1. en 18.2., toegekend voor een verlengbare periode van maximaal drie jaar.
Art. 11.Indien het Agentschap binnen de termijn bedoeld in artikel 4, § 3, geen onderzoek heeft uitgevoerd, wordt deze toelating beschouwd als zijnde afgeleverd op de datum van het verstrijken van deze termijn.
Art. 12.De operator die voor een inrichting een erkenning of een toelating heeft bekomen, is er toe gehouden elke wijziging die de toegekende erkenning of toelating kan wijzigen, zo spoedig mogelijk aan het Agentschap mee te delen volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 4. Afdeling 5. - Weigering, schorsing, bijzondere beperkingen en
intrekking van de erkenning en de toelating
Art. 13.§ 1. Het Agentschap kan de toekenning van een erkenning aan een operator weigeren indien de inrichting, overeenkomstig het type van activiteit, niet beantwoordt aan de voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort, of indien de maximale periode zoals bepaald in de artikelen 6 en 7, wordt overschreden. § 2. Het Agentschap kan de toekenning van een toelating aan een operator weigeren indien de inrichting, overeenkomstig het type van activiteit, niet voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort, of indien de maximale periode zoals bepaald in artikel 9, werd overschreden.
Art. 14.§ 1. Het Agentschap kan de voor de uitoefening van een activiteit in of van uit een inrichting afgeleverde erkenning of toelating schorsen of aan bijzondere beperkingen onderwerpen wanneer het onregelmatigheden vaststelt die binnen een redelijke termijn kunnen worden opgelost. § 2. Vanaf de datum van de schorsing van de erkenning of de toelating mag geen enkele operator de betreffende activiteit niet meer uitoefenen in of vanuit deze inrichting.
Evenwel kan het Agentschap gedurende de duur van de schorsing van de erkenning of de toelating de voortzetting toestaan van andere activiteiten of van de desbetreffende activiteit uitgeoefend door andere operatoren, in of vanuit de inrichting, voor zover deze geen gevaar inhouden voor de volksgezondheid, de dierengezondheid, het dierenwelzijn of de plantenbescherming, en volgens de voorwaarden en voorschriften die het vaststelt. In voorkomend geval kan een versterkte controle worden opgelegd waarvan de kosten ten laste van de operator worden gelegd. § 3. Na regularisatie door de operator en na gunstig onderzoek door het Agentschap op zijn verzoek, wordt een einde gesteld aan de schorsing van de erkenning of de toelating.
Art. 15.§ 1. Het Agentschap kan de al dan niet voorwaardelijke erkenning of toelating, afgeleverd voor de uitoefening van een activiteit in of vanuit een inrichting, intrekken wanneer : 1° de inrichting niet langer beantwoordt aan de vereisten inzake infrastructuur en uitrusting en waaraan niet binnen een redelijke termijn kunnen worden tegemoet gekomen;2° de exploitatievoorwaarden die van toepassing zijn op de inrichting niet meer worden nageleefd;3° in de inrichting andere activiteiten uitgeoefend worden dan deze waarvoor de erkenning of de toelating geldt, terwijl deze andere activiteiten een erkenning of een toelating door het Agentschap behoeven;4° een adequate keuring of controle wordt belemmerd, verhinderd of geweigerd;5° de veiligheid of de integriteit van de personeelsleden van het Agentschap bedreigd of geschonden worden;6° vanuit de inrichting producten werden verhandeld die een ernstig gevaar betekenen voor de volksgezondheid, de dierengezondheid of de planten-bescherming;7° de productie herhaaldelijk moest worden stopgezet in de loop van de twee laatste jaren en dat de operator nog steeds niet de passende waarborgen kan geven betreffende toekomstige producties;8° een fraude wordt vastgesteld in hoofde van de operator met betrekking tot de geschiktheid voor de menselijke of dierlijke consumptie, de oorsprong of de herkomst van het product, vermeld op de documenten, of de gezondheids- of identificatiemerktekens;9° certificaten worden gebruikt waarvan de inhoud niet overeenstemt met de werkelijke toestand, met de oorsprong of de herkomst van de producten;10° inbreuken worden vastgesteld in het kader van de verplichtingen opgelegd aan de operatoren in uitvoering van het koninklijk besluit van 14 november 2003;11° de operator het voorwerp heeft uitgemaakt van een gerechtelijke uitspraak tot faillissement;12° de voorwaarden van de schorsing van de erkenning of de toelating niet worden nageleefd. § 2. Vanaf de datum van de intrekking van de erkenning of de toelating mag geen enkele operator de betreffende activiteit nog uitoefenen in of vanuit deze inrichting.
Evenwel kan het Agentschap de voortzetting toestaan van andere activiteiten of de desbetreffende activiteit uitgeoefend door andere operatoren, in of vanuit de inrichting, inzonderheid het in de handel brengen van voorraden, voor zover deze geen gevaar inhouden voor de volksgezondheid, de dierengezondheid of de plantenbescherming, en volgens de voorwaarden en voorschriften die het vaststelt. In voorkomend geval kan een versterkte controle worden opgelegd waarvan de kosten ten laste van de operator worden gelegd.
Art. 16.§ 1.Wanneer het Agentschap van oordeel is dat er redenen bestaan om toepassing te maken van de bepalingen van de artikelen 13, 14 of 15, deelt het deze redenen samen met de voorgenomen maatregelen mee aan de operator bij een ter post aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs. § 2. De operator beschikt over een periode van vijftien dagen om per aangetekende brief zijn bezwaren aan het Agentschap mee te delen en, in voorkomend geval, te verzoeken door deze gehoord te worden of verbeteringen voor te stellen ten einde tegemoet te komen aan de ingeroepen motieven. § 3. De betrokken PCE onderzoekt de bezwaren en voorgestelde verbeteringen en voert een nieuwe controle uit. Het Agentschap stelt met een ter post aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs de operator in kennis van het resultaat van deze controle. § 4. Indien het Agentschap van oordeel is dat de inrichting nog steeds niet voldoet aan de eisen inzake volksgezondheid, dierengezondheid, dierenwelzijn of plantenbescherming, bevestigt zij de voorgenomen maatregelen, bedoeld in § 1, met een ter post aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs. § 5. De operator beschikt over een periode van vijf dagen om tegen de voorgenomen maatregelen beroep aan te tekenen bij een beroepscommissie, ingesteld bij het Agentschap. Deze beroepscommissie onderzoekt de ontvangen bezwaren, de voorgestelde verbeteringen, het verslag van de PCE en hoort, in voorkomend geval, de betrokkene.
Deze beroepscommissie is samengesteld uit een vertegenwoordiger van de diensten van de gedelegeerd bestuurder van het Agentschap, een vertegenwoordiger van het bestuur Controlebeleid, een vertegenwoordiger van de Juridische dienst van het Agentschap en een extern deskundige. Deze commissie geeft een advies aan de Minister of zijn afgevaardigde.
De Minister of zijn afgevaardigde beschikt over vijfenveertig dagen vanaf de datum van ontvangst van de bezwaren, bedoeld in § 2, om op basis van voornoemd advies, een beslissing te nemen en deze bij een ter post aangetekende brief of afgeleverd tegen ontvangstbewijs aan de betrokkene mee te delen. § 6. De bepalingen van §§ 1 tot 5 zijn niet van toepassing indien het Agentschap een beslissing neemt geheel of gedeeltelijk gesteund op een van gevallen vermeld in artikel 15, 4°, 5°, 6° of 7°. HOOFDSTUK III. - De registratie
Art. 17.§ 1. Onverminderd de bepalingen bedoeld in Hoofdstuk II mag een operator een activiteit bedoeld in bijlage I, slechts uitoefenen mits hij voorafgaand geregistreerd werd bij het Agentschap. § 2. Worden beschouwd als zijnde geregistreerd bij het Agentschap, de operatoren die voor al hun activiteiten beschikken over een toelating, vergunning, erkenning of registratie, afgeleverd door het Agentschap in uitvoering, overeenkomstig het type van activiteit, hetzij van de wettelijke en reglementaire bepalingen, het zij van de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort.
Art. 18.§ 1. De melding met het oog op een registratie moet door de operator worden ingediend en bevat de gegevens bedoeld in bijlage IV. § 2. Deze melding kan per post, fax of via elektronische weg worden ingediend bij het hoofd van de PCE waar de inrichting zich bevindt. De adressen waarnaar de registratie moet worden gericht, zijn onder de vorm van een bericht in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en zijn eveneens terug te vinden op de site : http//www.favv.be § 3. De Minister kan de lijst van de gegevens bedoeld in bijlage IV aanvullen of wijzigen evenals de bijzondere modaliteiten van hun melding bepalen. HOOFDSTUK IV. - Stopzetting of wijziging van de activiteiten
Art. 19.De operator deelt onmiddellijk per post, per fax of via elektronische weg aan de PCE iedere wijziging mede aan de in bijlage IV bedoelde gegevens, voor zover deze gegevens niet opgenomen zijn in de Kruispuntbank voor Ondernemingen of andere publieke databanken waartoe het Agentschap toegang heeft.
Hij deelt tevens onverwijld de stopzetting van de activiteit mee met vermelding van de datum van stopzetting ervan. HOOFDSTUK V. - Bekendmaking
Art. 20.Het Agentschap publiceert de geactualiseerde lijsten van de inrichtingen waarvoor een erkenning werd toegekend op de site : http//www.favv.be. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 juni 1970
betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee
Art. 21.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 1992 en 6 juli 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Pluimvee: kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, (loopvogels (ratites),) fazanten en patrijzen die in gevangenschap worden opgefokt of gehouden voor de fokkerij, voor de productie van vlees of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet;2° Broedeieren : eieren van de in punt 1° genoemde soorten pluimvee, bestemd om te worden bebroed;3° ééndagskuikens : pluimvee van alle soorten, die nog geen 72 uur oud zijn en die nog niet zijn gevoerd;muskuseenden (Cairana Moschata ) of kruisingen daarvan mogen evenwel gevoerd zijn; 4° Fokpluimvee : pluimvee van tweeënzeventig uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren;5° Gebruikspluimvee : pluimvee van tweeënzeventig uur en ouder, dat wordt opgefokt voor de productie van vlees en/of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet;6° Slachtpluimvee : pluimvee dat rechtstreeks naar het slachthuis wordt gevoerd om daar zo snel mogelijk, doch uiterlijk tweeëenzeventig uur na aankomst, te worden geslacht;7° Koppel of toom : alle pluimvee met dezelfde gezondheidsstatus, dat in hetzelfde lokaal of binnen dezelfde uitloopruimte wordt gehouden en dat een epidemiologische éénheid vormt.In batterijen omvat deze term alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen; 8° Pluimveebedrijf : installaties die worden gebruikt voor het opfokken of het houden van fok- en gebruikspluimvee;9° Selectiebedrijf : bedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren, bestemd voor de productie van fokpluimvee;10° Vermeerderingsbedrijf : bedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van gebruikspluimvee; 11° Opfokbedrijf : i) ofwel een opfokbedrijf voor fokpluimvee, d.w.z. een inrichting die zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium; ii) ofwel een opfokbedrijf voor gebruikspluimvee, d.w.z. een inrichting, die zich toelegt op het opfokken van legkippen tot het legstadium; 12° Broederij : bedrijf dat zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het opleveren van eendagskuikens;13° Bevoegde dierenarts : dierenarts zoals bedoeld in artikel 2, punt 4°;14° Ruimen : sanitaire actie, waarbij met inachtneming van de nodige gezondheidsmaatregelen, ontsmetting inbegrepen, wordt overgegaan tot vernietiging van alle pluimvee en producten die zijn aangetast of die van besmetting worden verdacht;15° Minister: de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;16° Agentschap: het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;17° Bedrijfsdierenarts: de dierenarts overeenkomstig artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee.» § 2. Enkel de eigenaars of houders van een pluimveeselectiebedrijf, van een vermeerderingsbedrijf, van een opfokbedrijf of van een broederij, die in het bezit zijn van een door het Agentschap verleende sanitaire toelating, mogen broedeieren, eendagskuikens of fokpluimvee verhandelen, te koop aanbieden of uitstallen, voor de verkoop vervoeren, verkopen, leveren en in- en uitvoeren. § 3. Enkel de exploitanten van een gebruikspluimveebedrijf, die in het bezit zijn van een door het Agentschap verleende sanitaire toelating, mogen gebruikspluimvee bestemd voor uitvoer leveren of verkopen. »
Art. 22.Artikel 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992 wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 2.Om de in artikel 1 bedoelde toelating te kunnen verkrijgen moet de exploitant van een pluimveeselectiebedrijf, van een vermeerderingsbedrijf, opfokbedrijf, gebruikspluimveebedrijf of van een broederij : 1° zijn bedrijf onder het gezondheidstoezicht van het Agentschap plaatsen naar de door hem bepaalde regelen;2° alle door de Minister voorgeschreven voorbehoedsmaatregelen treffen;3° de bij de artikelen 4 en 7 bedoelde stukken op elk verzoek aan de diergeneeskundig inspecteur of aan de gemachtigde ambtenaar voorleggen;4° een aangenomen dierenarts aanwijzen volgens de modaliteiten, bepaald door de Minister.Het Agentschap kan de aangewezen dierenarts opvorderen voor het dringend uitvoeren van reglementaire profylactische ingrepen. De opgevorderde dierenartsen zijn verplicht die ingrepen binnen de gestelde termijn uit te voeren. »
Art. 23.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « erkenning » wordt vervangen door het woord « toelating »;2° de woorden « Ministerie van Landbouw » worden vervangen door het woord « Agentschap »;3° de woorden « de Minister van Landbouw » worden vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 24.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « erkenning(en) » wordt vervangen door het woord « toelating(en) »;2° het woord « erkenningsattest » wordt vervangen door het woord « toelatingsattest ».
Art. 25.In artikel 6, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « erkenning » wordt vervangen door het woord « toelating »;2° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenning en toelating afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen kan de Minister de sanitaire criteria vastleggen voor schorsing of intrekking van de sanitaire toelating, alsook voor het opnieuw verlenen ervan. »; 3° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenning en toelating afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen kan de toelating worden ingetrokken wanneer de exploitant een inbreuk pleegt op de bepalingen van de wet van 28 maart 1975, betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten of van haar uitvoeringsbesluiten. »
Art. 26.In artikel 12, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « erkend » wordt vervangen door het woord « toegelaten »;2° de woorden « niet-erkende » worden vervangen door de woorden « niet-toegelaten ».
Art. 27.In artikel 13, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992 wordt het woord « erkend » vervangen door het woord « toegelaten ».
Art. 28.In artikel 16, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992, wordt het woord « erkend » vervangen door het woord « toegelaten ».
Art. 29.In artikel 18, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de diergeneeskundig inspecteur door de bevoegde dierenarts » worden vervangen door de woorden « het Agentschap door de bedrijfsdierenarts »;2° het woord « erkenning » wordt vervangen door het woord « toelating ».
Art. 30.In artikel 20, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992 worden de woorden « de Minister van Landbouw » vervangen door de woorden « de Minister ».
Art. 31.In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de woorden « Minister van Landbouw » vervangen door het woord « Minister ». Afdeling 2. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 23 januari
1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen
Art. 32.In het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de Dienst » worden vervangen door de woorden « het Agentschap »;2° de woorden « het diensthoofd » wordt vervangen door de woorden « het hoofd van de PCE ».
Art. 33.In artikel 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 1995, wordt punt 9 vervangen als volgt : « 9. Agentschap: het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; ».
Art. 34.In artikel 4 van hetzelfde besluit vervalt de tweede zin.
Art. 35.In artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 1 september 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tweede zin van § 1 vervalt;2° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Het slachthuis waar de eierstokken en andere weefsels weggenomen worden door het productieteam van embryo's moet erkend zijn door het Agentschap en moet onder sanitair toezicht staan van de dierenarts-keurder die verantwoordelijk is voor het ante en post mortem onderzoek van de donordieren. »
Art. 36.In bijlage III bij hetzelfde besluit wordt de tweede zin van punt V vervangen door de volgende bepaling : « Indien de tweede resultaten de eerste bevestigen, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing. ». Afdeling 3. - Wijzigingen aan het ministerieel besluit van 20 juli
1992 tot uitvoering van de artikelen 2, 6, 7 en 11 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee
Art. 37.In artikel 1 van het ministerieel besluit van 20 juli 1992 tot uitvoering van de artikelen 2, 6, 7 en 11 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 1 wordt artikel 1bis ;2° een nieuw artikel 1 wordt ingevoegd, luidende: « Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° bedrijfsdierenarts », de dierenarts overeenkomstig artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee;2° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.»; 3° in artikel 1bis, § 1, eerste lid, worden de woorden « aangenomen dierenarts » vervangen door het woord « bedrijfsdierenarts » en het woord « erkenning » door het woord « toelating »;4° in artikel 1bis, § 1, tweede lid, en § 2 worden respectievelijk de woorden « de inspecteur-dierenarts van het ambtsgebied waar het betrokken bedrijf gelegen is » en « de inspecteur dierenarts » telkens vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 38.In artikel 3, 2., g), van hetzelfde besluit, worden de woorden « de inspecteur-dierenarts » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 39.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling: « Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen kan de sanitaire toelating van een pluimveebedrijf of een broederij worden geschorst wanneer: »;2° in § 2 wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen kan de sanitaire toelating van een inrichting worden ingetrokken wanneer: »;3° in § 3 wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen kan de sanitaire toelating opnieuw worden verleend onder de volgende voorwaarden: »;4° in § 3, a) en b) wordt het woord « erkenning » vervangen door het woord « toelating ». Afdeling 4. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 9 november
1992 houdende maatregelen om het voorkomen te bepalen van infectieuze hematopoïetische necrose (I.H.N.) en de virale hemorragische septicemie (V.H.S.) bij zalmachtigen
Art. 40.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 november 1992 houdende maatregelen om het voorkomen te bepalen van infectieuze hematopoïetische necrose (I.H.N.) en de virale hemorragische septicemie (V.H.S.) bij zalmachtigen wordt punt 2° vervangen door de volgende bepaling : « 2° Agentschap : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; ».
Art. 41.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de woorden « de Dienst » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 42.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door de volgende bepaling : « 1° Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA) te 1180 Brussel; ». Afdeling 5. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 9 december
1992 betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma
Art. 43.In artikel 2 van koninklijk besluit van 9 december 1992 betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2005, wordt § 9 vervangen door de volgende bepaling : « § 9. Wanneer wordt vastgesteld dat een spermacentrum of spermaopslagcentrum niet meer voldoet aan de voorwarden vermeld in bijlage I, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing. De verlening en de schorsing of intrekking van de erkenning wordt gemeld aan de Europese Commissie en aan de lidstaten wanneer de erkenning betrekking heeft op het intracommunautair handelsverkeer. ».
Art. 44.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « Telkens wanneer in een erkend spermacentrum een dier wordt binnengebracht dat aan deze bepalingen niet voldoet, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing. ».
Art. 45.In artikel 3bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2005, wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « Telkens wanneer in een spermaverdeelcentrum of spermaopslagcentrum sperma wordt binnengebracht dat niet aan deze voorschriften voldoet, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing. ». Afdeling 6. - Wijzigingen aan het ministerieel besluit van 14 december
1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten
Art. 46.In artikel 2 van het ministerieel besluit van 14 december 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 december 1998, wordt punt 10° vervangen door de volgende bepaling : « 10° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; ».
Art. 47.In hetzelfde besluit worden de woorden « de dienst » en « de Dienst » vervangen door de woorden « het Agentschap ». Afdeling 7. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 december
1992 betreffende het vervoer van vers vlees, vleesproducten en vleesbereidingen
Art. 48.In de Nederlandse tekst van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende het vervoer van vers vlees, vleesproducten en vleesbereidingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998, 18 maart 2002, 9 juni 2003 en 22 april 2005, wordt het woord « toestemming » vervangen door het woord « toelating ». Afdeling 8. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 31 december
1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het intracommunautair handelsverkeer van sommige levende dieren en produkten
Art. 49.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het intracommunautair handelsverkeer van sommige levende dieren en produkten, wordt punt 10 vervangen als volgt : « 10. Agentschap: het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ».
Art. 50.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2004 en bij het ministerieel besluit van 27 juni 1994, wordt de woorden « de Dienst » vervangen door de woorden « het Agentschap ». Afdeling 9. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 juni 1993
tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens
Art. 51.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen als volgt : « 1° Minister : de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;»; 2° punt 2° wordt vervangen als volgt : « 2° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;»; 3° er wordt een punt 6° toegevoegd, luidend als volgt : « 6° Controle-agent : de persoon die aangeduid is bij het ministerieel besluit van 18 december 2002 tot aanduiding van de statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen belast met de uitvoering van de bepalingen van de wetten, besluiten en reglementen van de Europese Unie die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen;»; 4° er wordt een punt 7° toegevoegd, luidend als volgt : « 7° Vereniging: een vereniging of verbond van verenigingen tot bestrijding van dierenziekten, erkend in toepassing van hoofdstuk II van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.».
Art. 52.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, worden de woorden « de Dienst » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 53.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « provinciaal college bedoeld bij artikel 4, § 3 » vervangen door het woord « Agentschap »;2° in § 2 worden de woorden « de burgemeester van de gemeente waar de uitbatingszetel van het bedrijf gelegen is » vervangen door de woorden « het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ».
Art. 54.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 4.§ 1. Wanneer het onderzoek van de aanvraag gunstig is, geeft het Agentschap opdracht aan de Vereniging voor het afleveren van een sanitair attest aan de verantwoordelijke. § 2. Wanneer het onderzoek van de aanvraag ongunstig is meldt het Agentschap het resultaat per aangetekend schrijven aan de verantwoordelijke. De verantwoordelijke dient zich binnen de dertig dagen na kennisgeving in regel te stellen met de voorwaarden en dient binnen deze termijn een nieuwe aanvraag in. ».
Art. 55.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, worden de woorden « erkende Verbonden tot bestrijding van dierenziekten » vervangen door het woord « Vereniging » en worden de woorden « artikel 4, § 4 » vervangen door de woorden « artikel 4, § 2 ». Afdeling 10. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 28 februari
1994 betreffende de erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken
Art. 56.Het opschrift van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende de erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken, wordt vervangen als volgt : « koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende de erkenning en de toelating van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken ».
Art. 57.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° operator : elke natuurlijke of rechtspersoon die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigt, invoert, uitvoert of verpakt;2° vervaardiging : de productie, de verwerking, de bereiding of de samenstelling van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik;3° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.».
Art. 58.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « De in artikel 1 bedoelde personen die de erkenning willen verkrijgen en behouden moeten » vervangen door de woorden « Om de erkenning of de toelating te bekomen en te behouden, moeten de operatoren ». Afdeling 11. - Wijziging aan het ministerieel besluit van 7 september
1995 tot vaststelling van maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten
Art. 59.In het ministerieel besluit van 7 september 1995 tot vaststelling van maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 5 oktober 1998, 17 april 2001 en 21 december 2001, worden de woorden « de Dienst » vervangen door de woorden « het Agentschap ». Afdeling 12. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 10 april
1996 houdende algemene reglementering van de maalderijen en de handel in meel
Art. 60.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 april 1996 houdende algemene reglementering van de maalderijen en de handel in meel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 3° wordt vervangen als volgt : « 3° ambachtelijke maalderij : elke maalderij die onder de voorwaarden van dit besluit over een toelating van het Agentschap beschikt;»; 2° er wordt een punt 7° toegevoegd, luidend als volgt : « 7° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.».
Art. 61.In artikel 3, § 1, 7°, van hetzelfde besluit, worden de woorden « de Minister bevoegd voor landbouw » vervangen door de woorden « de Minister bevoegd voor volksgezondheid ».
Art. 62.In artikel 8, 3°, van hetzelfde besluit, worden de woorden « het Ministerie van Middenstand en Landbouw » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 63.In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2001, worden de woorden « de Dienst Kwaliteit van de Grondstoffen en Analyses van het Ministerie van Middenstand en Landbouw » vervangen door de woorden « het Agentschap ». Afdeling 13. - Wijzigingen aan het ministerieel besluit van 4 juli
1996 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen in de bijlagen I tot en met V bij het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of in verkeer gebracht
Art. 64.In het ministerieel besluit van 4 juli 1996 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen in de bijlagen I tot en met V bij het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of in verkeer gebracht, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 november 1997, worden de woorden « de Dienst » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 65.In artikel 2.1 van hetzelfde besluit wordt punt 1 vervangen als volgt : « 1. Om een in artikel 1 bedoelde aanvraag te kunnen indienen, moet de betrokkene door het Agentschap erkend zijn.
Om erkend te worden, moet de betrokkene voldoen aan de voorwaarden opgenomen in bijlage I. ». Afdeling 14. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 januari
1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten
Art. 66.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 januari 1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 mei 2003, vervallen de eerste en de tweede zin. Afdeling 15. - Wijzigingen aan het ministerieel besluit van 29 januari
1998 tot uitvoering van het artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen
Art. 67.In het ministerieel besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van het artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen worden de woorden « de erkende kalvermesterij » en de woorden « kalvermesterij » vervangen door de woorden « het vleeskalverbedrijf ».
Art. 68.In de Nederlandse tekst van artikel 1 van hetzelfde besluit wordt het punt 2° vervangen als volgt : « 2° vleeskalverbedrijf: geografische entiteit waar kalveren met het oog op de productie van vlees worden gehouden, overeenkomstig artikel 3. ».
Art. 69.In artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling : « Om een kalververzamelplaats te laten erkennen, moet de verantwoordelijke een aanvraag indienen overeenkomstig de bepalingen van 16 januari 2006 het koninklijk besluit van tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen door middel van een document waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd. »
Art. 70.In artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling : « Om een toelating te verkrijgen voor een vleeskalverbedrijf moet zijn verantwoordelijke een aanvraag indienen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenning en toelating afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen door middel van een document waarvan het model als bijlage II is gevoegd. »
Art. 71.In de Nederlandse tekst van artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « de erkende kalvermesterij » vervangen door de woorden « het toegelaten vleeskalverbedrijf »;2° in § 2 worden de woorden « erkende kalvermesterijen » vervangen door de woorden « toegelaten vleeskalverbedrijven ».
Art. 72.In de Nederlandse tekst van artikel 7ter, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 7 mei 1999, worden de woorden « de kalvermesterij » vervangen door de woorden « het vleeskalverbedrijf ». Afdeling 16. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 10 augustus
1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee
Art. 73.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 1° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° Minister : de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;»; 2° het punt 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;»; 3° het punt 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts met wie de verantwoordelijke, overeenkomstig het model in de bijlage bij het ministerieel besluit van 20 juli 1992 tot uitvoering van de artikelen 2, 6, 7 en 11 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1992, een geschreven overeenkomst heeft afgesloten voor de bewaking van de gezondheid, de hygiëne en het opvolgen van de gezondheidskwalificatie van zijn bedrijf;»; 4° er wordt een punt 18° toegevoegd, luidend als volgt : « 18° Controle-agent : de persoon die aangeduid is bij het ministerieel besluit van 18 december 2002 tot aanduiding van de statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen belast met de uitvoering van de bepalingen van de wetten, besluiten en reglementen van de Europese Unie die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen.» Afdeling 17. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 9 juli 1999
betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra
Art. 74.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling 6) wordt vervangen als volgt : « 6) Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;»; 2° de bepaling 9) wordt vervangen als volgt : « 9) Minister: de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort;»; 3° er wordt een bepaling 23) toegevoegd, luidend als volgt : « 23) operator : de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de vereniging, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die verantwoordelijk is voor de dieren tijdens het vervoer, als handelaar, in halteplaatsen of in verzamelcentra.».
Art. 75.In hetzelfde besluit worden de woorden « de Dienst » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 76.Het opschrift van Afdeling 2 van Hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. - Toelating ».
Art. 77.In artikel 30, 2), van hetzelfde besluit, wordt het woord « registratienummer » vervangen door het woord « toelatingsnummer ».
Art. 78.In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de woorden « de Minister » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 79.In artikel 36 van hetzelfde besluit wordt het woord « toelating » vervangen door het woord « erkenning ».
Art. 80.In artikel 45 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste alinea worden de woorden « de Minister » vervangen door de woorden « het Agentschap », wordt het woord « vergunning » vervangen door het woord « toelating » en vervallen de woorden « de registratie »;2° in de eerste zin van de eerste alinea wordt tussen de woorden « weigeren » en « of » het woord « schorsen » ingevoegd;3° de derde zin van de eerste alinea vervalt;4° in de tweede alinea worden de woorden « de Minister » vervangen door de woorden « het Agentschap »;5° in de tweede alinea wordt tussen het woord « schorsen » en het woord « of » het woord « weigeren » ingevoegd.
Art. 81.In artikel 48 van hetzelfde besluit worden de woorden « Het registratie- of erkenningsnummer » vervangen door de woorden « Het toelatings of erkenningsnummer ». Afdeling 18. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 november
1999 betreffende de handel in primeur- en bewaaraardappelen
Art. 82.In de Franse tekst van het koninklijk besluit van 30 november 1999 betreffende de handel in primeur- en bewaaraardappelen, wordt het woord « reconnu » vervangen door het woord « agréé ».
Art. 83.In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt punt 8 vervangen als volgt : « 8. Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; ».
Art. 84.In artikel 3 van hetzelfde besluit vervallen de woorden « overeenkomstig artikel 4 ».
Art. 85.In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « De Dienst erkent iedere persoon als bereider van aardappelen die daartoe een aanvraag indient en die persoonlijk beschikt » vervangen door de woorden « Om als bereider van aardappelen erkend te worden dient de betrokkene persoonlijk te beschikken ».
Art. 86.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in §1 vervallen de woorden « overeenkomstig art.4 »; 2° in § 1, eerste lid, vervallen de woorden « door de Dienst »;3° in § 1, tweede lid, worden de woorden « De Dienst erkent iedere persoon als verpakker van aardappelen die daartoe een aanvraag indient en die persoonlijk beschikt » vervangen door de woorden « Om als verpakker van aardappelen erkend te worden dient de betrokkene persoonlijk te beschikken ».
Art. 87.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden « De Dienst » vervangen door de woorden « Het Agentschap ». Afdeling 19. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 21 december
2001 betreffende de certificering in de sector hop
Art. 88.In het koninklijk besluit van 21 december 2001 betreffende de certificering in de sector hop, wordt het woord « DG4 » vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 89.In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt de eerste alinea vervangen als volgt : « Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ». Afdeling 20. - Wijzigingen aan het ministerieel besluit van 22 maart
2004 houdende instelling van een aangifte- en registratieplicht bij het binnenbrengen van aardappelen en van een traceringssysteem bij de verhandeling van pootaardappelen
Art. 90.Artikel 6, § 1, eerste lid, van het ministerieel besluit van 22 maart 2004 houdende instelling van een aangifte- en registratieplicht bij het binnenbrengen van aardappelen en van een traceringssysteem bij de verhandeling van pootaardappelen, wordt vervangen als volgt : « De operator die aardappelen binnenbrengt, kan, onder bepaalde voorwaarden, door het Agentschap toegelaten worden om de monsterneming zelf uit te voeren, indien hij over een autocontrolesysteem beschikt. ». Afdeling 21. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 maart 2005
betreffende het gebruik door behandelaars en producenten van verpakkingshout van het merkteken dat de naleving van ISPM-norm 15 bevestigt
Art. 91.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 maart 2005 betreffende het gebruik door behandelaars en producenten van verpakkingshout van het merkteken dat de naleving van ISPM-norm 15 bevestigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « hiertoe door het Agentschap erkend zijn » vervangen door de woorden « over een toelating beschikken »;2° in § 2 wordt het woord « erkenning » vervangen door het woord « toelating ».
Art. 92.Artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Behandelaars en producenten van verpakkingshout die over een toelating beschikken mogen het merkteken bedoeld in § 1 alleen aanbrengen op verpakkingshout waarvan alle delen effectief behandeld werden conform ISPM-norm 15. ».
Art. 93.In artikel 8, §2 van hetzelfde besluit wordt het woord « erkenningen » vervangen door het woord « toelatingen ».
Art. 94.Het opschrift van bijlage II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voorwaarden waaraan behandelaars en producenten van verpakkingshout moeten voldoen om een toelating te bekomen en te behouden om het merkteken dat de naleving van ISPM-norm 15 bewijst, aan te brengen op verpakkingshout ».
Art. 95.In de punten 1 en 4 van bijlage II van hetzelfde besluit worden de woorden « De erkende behandelaars van verpakkingshout » vervangen door de woorden « De behandelaars van verpakkingshout die over een toelating beschikken ».
Art. 96.In de punten 3 en 5 van bijlage II van hetzelfde besluit worden de woorden « De erkende producenten van verpakkingshout » vervangen door de woorden « De producenten van verpakkingshout die over een toelating beschikken ». Afdeling 22. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 10 augustus
2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen
Art. 97.In artikel 12, § 2, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen worden de woorden « Om erkend te kunnen worden » vervangen door de woorden « Om erkend te kunnen worden voor het gebruik van plantenpaspoorten en vervangingsplantenpaspoorten ».
Art. 98.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede streepje, vervallen de woorden « overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, §1 »;2° in § 4, vierde lid worden de woorden « in artikel 12, § 1, bedoelde » vervangen door het woord « erkende ». HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen
Art. 99.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1994 en de koninklijke besluiten van 4 juli 1986, 9 december 1987, 12 augustus 1988, 25 februari 1989, 30 december 1992, 19 mei 1995, 12 maart 2000, 4 juli 2004 et 14 maart 2005;2° het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1994, 11 april 1995, 19 augustus 1997, 11 oktober 1997, 24 oktober 1997 en 9 oktober 1998;3° het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996, 22 december 1998, 3 maart 1999, 28 september 1999, 20 juli 2000 en 9 juni 2003;4° het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen en de toelating van operatoren en handelaars in de sector dierenvoeding.
Art. 100.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, wordt opgeheven.
Art. 101.Bijlage II bij het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 1995, wordt opgeheven.
Art. 102.In het koninklijk besluit van 9 december 1992 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften en zoötechnische voorwaarden aangaande de productie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2005, worden opgeheven : 1° artikel 2, § 10; 2° bijlage 1, hoofdstuk I, punt I.2.; 3° bijlage 1, hoofdstuk II, punt II.2.; 4° bijlage 1, hoofdstuk III, punt III.2.; 5° bijlage 1, hoofdstuk IV, punt IV.2.
Art. 103.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 november 1992 houdende maatregelen om het voorkomen te bepalen van infectieuze hematopoïetische necrose (I.H.N.) en de virale hemorragische septicemie (V.H.S.) bij zalmachtigen, wordt opgeheven.
Art. 104.In artikel 5, van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende het vervoer van vers vlees, vleesproducten en vleesbereidingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998 en 22 april 2005, worden opgeheven : 1° § 1bis, tweede tot vierde lid;2° §§ 1 ter tot 1quinquies.
Art. 105.In het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende de erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken worden opgeheven : 1° de artikelen 4 tot 7;2° bijlage II.
Art. 106.In het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens, worden opgeheven : 1° artikel 5, tweede en derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001;2° artikel 7.
Art. 107.De artikelen 6 en 7 van het koninklijk besluit van 10 april 1996 houdende algemene reglementering van de maalderijen en de handel in meel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2001, worden opgeheven.
Art. 108.Artikel 8 van het ministerieel besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van het artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen, wordt opgeheven.
Art. 109.In het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra, worden opgeheven : 1° artikel 5;2° artikel 23;3° artikel 25;4° artikel 35;5° artikel 38, 1);6° artikel 42.
Art. 110.In het koninklijk besluit van 21 december 2001 betreffende de certificering van hop, worden opgeheven : 1° artikel 6; 2° artikel 7.2, tweede lid.
Art. 111.In artikel 8 van het ministerieel besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van de procedure voor het uitvoeren van fytosanitaire controles bij invoer en de eisen met betrekking tot deze controles worden de §§ 2 tot 5 opgeheven.
Art. 112.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 maart 2005 betreffende het gebruik door behandelaars en producenten van verpakkingshout van het merkteken dat de naleving van ISPM-norm 15 bevestigt, worden de §§ 4 en 5 opgeheven.
Art. 113.In artikel 12 van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, worden de §§ 1, 3 en 4 opgeheven. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen
Art. 114.§ 1. De operator die op de datum van 1 januari 2006 over een registratie, toelating, vergunning of erkenning beschikt, toegekend door of in toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of van de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort, voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in de bijlage II en III, kan deze activiteit verder blijven uitoefenen op voorwaarde dat hij, overeenkomstig het type van activiteit, beantwoordt aan de voorwaarden vastgesteld in de wettelijke en reglementaire bepalingen en/of in de Europese verordeningen waarvan de controle tot de bevoegdheid van het Agentschap behoort. § 2. De operator die bij het in voege treden van dit besluit een activiteit uitoefent zoals bedoeld in de bijlage I en die niet geregistreerd werd bij het Agentschap, moet uiterlijk één jaar na het in voege treden van dit besluit een melding tot registratie indienen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 17. § 3. De operator die bij het in voege treden van dit besluit een activiteit uitoefent bedoeld in bijlage II of III en die niet beschikt over de vereiste erkenning of toelating moet uiterlijk zes maanden na het in voege treden van dit besluit een aanvraag voor erkenning of toelating indienen volgens de modaliteiten bedoeld in Hoofdstuk II. HOOFDSTUK IX. - Eindbepalingen
Art. 115.De overtredingen op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse bepalingen.
Art. 116.Dit besluit treedt in werking op 15 maart 2006.
Art. 117.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 januari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE