gepubliceerd op 31 juli 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma en tot vaststelling van de tijdelijke vermindering of vrijstelling van werkgeversbijdragen
11 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma en tot vaststelling van de tijdelijke vermindering of vrijstelling van werkgeversbijdragen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op Hoofdstuk II van Titel IV;
Gelet op de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, inzonderheid op de artikelen 9 en 13, § 1;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's, gewijzigd door het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, inzonderheid op de artikelen 2 en 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, inzonderheid op artikel 17;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 juni 2002;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, die de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum vervangt, in het belang van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn geholpen personen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 oktober 2002 in werking moet treden; dat het van fundamenteel belang is dat, in het kader van het beleid tot integratie van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn geholpen personen, de gerechtigden op maatschappelijke integratie zo snel mogelijk zouden kunnen genieten van de nieuwe inschakelingsmaatregelen, namelijk wat betreft het recht op tewerkstelling; dat deze uitvoeringsmaatregelen nodig zijn en niet kunnen los gezien worden van het daadwerkelijk nastreven van de doelstellingen van de wetgever ten opzichte van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn overigens zo snel mogelijk moeten ingelicht worden over de inhoud van deze nieuwe maatregelen die ze ten aanzien van de betrokken doelgroep zullen moeten toepassen; dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn dan ook dringend het nodige moeten kunnen doen om deze nieuwe maatregelen op te nemen in hun informaticaprogramma's voor de toekenning van de daaraan verbonden toelagen van de federale Staat; dat dit besluit dringend en onverwijld moet worden aangenomen;
Gelet op het advies 33.618/3 van de Raad van State, gegeven op 20 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder « rechthebbende » verstaan een gerechtigde op maatschappelijke integratie, bestaande uit een tewerkstelling en/of een leefloon. HOOFDSTUK II. - Financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost Afdeling 1. - Voorwaarden voor de toekenning van een financiële
tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn
Art. 2.Wanneer een rechthebbende wordt aangeworven in een doorstromingsprogramma zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld : 1° de werknemer is op het ogenblik van de aanwerving gerechtigd op maatschappelijke integratie : - sinds minstens twaalf maanden; - ofwel sinds minstens negen maanden indien hij jonger is dan vijfentwintig jaar en niet beschikt over een diploma, getuigschrift of attest van het hoger middelbaar onderwijs; 2° de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster. Afdeling 2. - Gelijkgestelde periodes
Art. 3.Voor de toepassing van artikel 2 worden volgende periodes gelijkgesteld met een periode van gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie : 1° de periodes van toekenning van het bestaansminimum of van financiële maatschappelijke hulp;2° de periodes van tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;3° de periodes van tewerkstelling in een doorstromingsprogramma zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;4° de periodes van tewerkstelling in een erkende arbeidspost erkend krachtens het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;5° de periodes van tewerkstelling bij een werkgever bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;6° de periodes van tewerkstelling in het kader van de invoeginterim met toepassing van de artikelen 194 en 195 van de wet van 12 augustus 2000;7° de periodes van tewerkstelling in een wedertewerkstellingsprogramma, bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;8° de periodes van deeltijds onderwijs in het kader van de deeltijdse leerplicht;9° de periode van alternerende tewerkstelling en opleiding bedoeld in het koninklijk besluit nr.495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd voor deze jongeren; 10° de periode van een opleiding of een tewerkstelling in de projecten betreffende de partnershipovereenkomsten gesloten en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991 houdende machtiging voor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot het sluiten van partnershipovereenkomsten teneinde de kansen van bepaalde werkzoekenden om werk te vinden of terug werk te vinden, te vergroten in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socio-professionele inschakeling, voor zover de werknemer geen getuigschrift of diploma heeft van het hoger middelbaar onderwijs;11° de periodes van ingeschreven zijn als minder-valide bij het Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap of het "Agence wallonne pour l'Intégration des personnes handicapées" of de "Service bruxellois francophone des personnes handicapées" of de "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behindering sowie für die besondere soziale Fürsorge";12° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van Hoofdstuk VIII van Titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit; 13° de periodes van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid;. 14° de periodes, gelegen tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering met toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering;15° de periodes van hechtenis of gevangenzetting gedurende dewelke de toekenning van het bestaansminimum of een financiële maatschappelijke hulp of het recht op maatschappelijke integratie werd opgeschort;16° de andere onderbrekende gebeurtenissen, inzonderheid de periodes tijdens dewelke de werknemer verbonden was door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden. Afdeling 3. - Maandelijkse bedragen van de financiële tussenkomst
vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn
Art. 4.De financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende die wordt aangeworven in een doorstromingsprogramma met toepassing van artikel 2 van dit besluit, bedraagt : 1° 250 EUR per kalendermaand waarin de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster;2° 325 EUR per kalendermaand waarin de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst die voorziet in een uurrooster dat minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster. De bedragen van de financiële tussenkomst, bedoeld in het vorig lid, worden met 50 EUR verhoogd indien de werknemer, vóór zijn aanwerving in een doorstromingsprogramma, regelmatig werkzaamheden in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen heeft verricht.
Voor de werknemers die, op het ogenblik van hun indienstneming, gewoonlijk verblijven in een gemeente waarvan de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest, bedraagt de financiële tussenkomst 435 EUR per kalendermaand indien de werknemer tenminste halftijds tewerkgesteld is en 545 EUR per kalendermaand indien de werknemer tewerkgesteld is in een uurregeling die minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster.
Deze bedragen van de financiële tussenkomst worden vastgesteld de dag waarop de arbeidsovereenkomst begint te lopen en blijven geldig gedurende de hele tewerkstellingsperiode, onverminderd de in artikel 6 bedoelde maximale duur waarvoor de betrekking in aanmerking wordt genomen in het kader van de doorstromingsprogramma's.
Voor de toepassing van het derde en vierde lid, worden enkel de gemeenten die voorkomen op een lijst, opgemaakt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op basis van de werkloosheidscijfers op 30 juni van elk jaar, geacht gemeenten te zijn waarin de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest. Deze lijst blijft geldig van 1 september van het lopende jaar tot 31 augustus van het volgende kalenderjaar en wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt voor 31 augustus.
De verhoogde bedragen van de financiële tussenkomst, bedoeld in het tweede en derde lid, mogen niet gecumuleerd worden.
Indien het nettoloon voor een welbepaalde kalendermaand minder bedraagt dan de in de vorige leden voorziene financiële tussenkomst, wordt de financiële tussenkomst begrensd tot het voor die kalendermaand verschuldigd nettoloon.
Art. 5.De financiële tussenkomst wordt door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan de werknemer betaald op basis van de maandelijkse voorlegging van een bewijs voor de financiële tussenkomst vanwege het OCMW waarvan het model in bijlage is gevoegd. Afdeling 4. - Duur van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar
centrum voor maatschappelijk welzijn
Art. 6.De financiële tussenkomst wordt toegekend voor de duur van de tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma met een maximum van vierentwintig kalendermaanden per beroepsloopbaan. Deze maximale duur van vierentwintig kalendermaanden wordt verminderd met het aantal kalendermaanden tijdens dewelke de werknemer vóór de aanvang van de arbeidsovereenkomst reeds tewerkgesteld was in een doorstromingsprogramma.
Voor de werknemers die, vóór hun aanwerving in een doorstromingsprogramma, regelmatig werkzaamheden hebben verricht in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of die op het ogenblik van hun indienstneming gewoonlijk verblijven in een gemeente waarvan de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest, kunnen de tewerkstellingsduur en de overeenkomstige toekenning van de financiële tussenkomst verlengd worden in de tijd, met een maximum van zesendertig kalendermaanden per beroepsloopbaan. Deze maximale duur van zesendertig kalendermaanden wordt verminderd met het aantal kalendermaanden tijdens dewelke de werknemer vóór de aanvang van de arbeidsovereenkomst reeds tewerkgesteld was in een doorstromingsprogramma.
De arbeidsovereenkomsten die lopen op het moment dat de gemeentelijke werkloosheidsgraad ophoudt de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest met tenminste 20 % te overschrijden, kunnen worden uitgevoerd tot ze vervallen.
Voor de toepassing van het tweede en derde lid, worden enkel de gemeenten die voorkomen op een lijst, opgemaakt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op basis van de werkloosheidscijfers op 30 juni van elk jaar, geacht gemeenten te zijn waarin de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest. Deze lijst blijft geldig van 1 september van het lopende jaar tot 31 augustus van het volgende kalenderjaar en wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt voor 31 augustus.
Voor de in de vorige leden bedoelde telling van het aantal kalendermaanden wordt een onvolledige maand als een volledige maand in rekening gebracht.
Wanneer de rechthebbende die in het verleden reeds was tewerkgesteld in het kader van een doorstromingsprogramma, opnieuw wordt aangeworven in het kader van een dergelijk programma, wordt, voor wat betreft de toepassing van dit artikel, steeds rekening gehouden met de maximumduur van vierentwintig of zesendertig kalendermaanden zoals deze werd vastgesteld bij de aanvang van de eerste tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma. HOOFDSTUK III. - Vrijstelling van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid
Art. 7.§ 1. Aan de werkgever die een werknemer tewerkstelt binnen het kader van een doorstromingsprogramma met toepassing van artikel 2 van dit besluit, wordt dezelfde vrijstelling van werkgeversbijdragen toegekend onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als deze voorzien in artikel 17 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden. § 2. Wanneer een werkgever een werknemer, bedoeld in § 1, in dienst neemt, brengt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening hiervan op de hoogte met vermelding van de volgende gegevens : - de naam en voornaam van de werknemer; - het rijksregisternummer van de werknemer; - het volledig adres van de werknemer; - het geslacht van de werknemer; - de taal van de werknemer; - het type voordeel van vrijstelling of vermindering van werkgeversbijdragen; - de datum van indiensttreding. HOOFDSTUK IV. - Verbreking van de arbeidsovereenkomst
Art. 8.De werknemer die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma in met toepassing van artikel 2 van dit besluit, kan, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zeven dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, een einde maken aan de arbeidsovereenkomst, wanneer hij aangeworven wordt in het kader van een andere arbeidsovereenkomst of benoemd wordt in een administratie. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 9.De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan niet gecumuleerd worden met : - een andere financiële tussenkomst op grond van artikel 9 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; - de toelage voorzien in de artikelen 36 en 37 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
Art. 10.De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, blijft verschuldigd door het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zolang de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 2, 2°, loopt, zonder evenwel de maximale duur, voorzien in artikel 6, te overschrijden.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
Art. 12.Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld