gepubliceerd op 11 september 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector
1 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers inzonderheid op artikel 35, § 5, ingevoegd bij de wet van 30 december 1988 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 1995, 26 juli 1996, 6 december 1996, 13 februari 1998, 15 januari 1999, 26 maart 1999, 24 december 1999, 30 december 2001, 2 augustus 2002, 24 december 2002, 19 december 2003, 27 december 2004 en 27 december 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 december 2002, 31 december 2003, 13 september 2004, 21 september 2004, 19 januari 2005 en 18 juli 2005;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 2 mei 2006;
Gelet op het advies van het gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten, gegeven op 24 februari 2006;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 januari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 26 januari 2006;
Gelet op het advies 40.462/1 van de Raad van State, gegeven op 1 juni 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, eerste lid, punt 1 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2005, wordt vervangen als volgt : « 1° de werkgevers voor de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van volgende paritaire comités : a) Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen;b) Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;c) Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;d) Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;e) Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;f) Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten;g) Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap;h) Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;i) Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, met uitzondering van de sociale werkplaatsen;j) Paritair Comité voor de socio-culturele sector;k) Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap;l) Paritair subcomité voor de federale en bicommunautaire socio-culturele organisaties;m) Paritair subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest;n) Paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten, met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritaire subcomité voor de tandprothese vallen;o) Paritair comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector;p) Paritair comité voor de Franstalige, Duitstalige en bicommunautaire welzijns-en gezondheidssector;q) Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de sociale werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de sociale werkplaatsen;r) Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;s) Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap. De paritaire subcomités bedoeld onder a) en b) vallen buiten het toepassingsgebied van dit besluit vanaf de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal in de loop waarvan de paritaire comités bedoeld onder n), o) en p) zijn geïnstalleerd. »
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, tweede en derde lid worden opgeheven;2° in § 5, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, worden de woorden « 30 augustus 1988 » vervangen door de woorden « 30 december 1988 ».
Art. 3.In artikel 2bis van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid, 1°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2005, worden de woorden « de twee kwartalen van het semester zoals bepaald in artikel 6, § 2 en § 3 » wordt vervangen door « de vier kwartalen van het kalenderjaar ».2° in § 3, tweede lid, 2°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2005, worden de woorden « de twee kwartalen van het semester zoals bepaald in artikel 6, §§ 2 en 3 » wordt vervangen door « de vier kwartalen van het kalenderjaar ».
Art. 4.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid van § 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, wordt opgeheven;2° § 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, wordt vervangen als volgt : « De opbrengst, bedoeld in artikel 35, § 5 van de voormelde wet van 29 juni 1981, verschuldigd aan de werkgevers bedoeld in artikel 1, eerste lid, 3°, wordt, na vermindering van de bijdrage van 0,10 %, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestort aan het Fonds sociale Maribel bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a) .»; 3° § 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, wordt opgeheven.
Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De opbrengst van de vermindering van de werkgeversbijdragen van de werkgevers, na aftrek van de bijdrage van 0,10 % voorzien in de voormelde wet van 29 juni 1981, die in beginsel in aanmerking komen voor de betrokken regeling, maar die niet onder een collectieve arbeidsovereenkomst of een raamakkoord vallen zoals bedoeld in hoofdstuk I van Titel V, wordt gestort door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, naargelang het geval, in overeenstemming met de bestemming beslist door de Ministers die Sociale Zaken, Werk en Volksgezondheid tot hun bevoegdheid hebben.
Deze bestemming kan de financiering zijn van bijkomende tewerkstelling in bepaalde sectoren en/of de financiering van opleidingsprojecten. »
Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De opbrengst van de vermindering van de werkgeversbijdragen met betrekking tot het statutair personeel van de openbare instelling dat gedetacheerd is bij een instelling die behoort tot de private sector, wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten gestort aan het sectoraal Fonds van de private sector waartoe de instelling behoort.
Deze storting geschiedt de twintigste van de laatste maand van het kwartaal waarop de voorlopige dotatie betrekking heeft. § 2. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van § 1, in geval van overname van een openbare instelling door een instelling behorend tot de private sector of in geval van fusie van een openbare instelling met één of meerdere instellingen behorend tot de private sector, wordt de voorlopige opbrengst van de vermindering van de werkgeversbijdragen met betrekking tot personeel van de openbare instelling aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, door het sectoraal Fonds bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a), van de voornoemde wet van 29 juni 1981 gestort aan het private sectoraal Fonds waartoe de instelling behoort.
Deze storting geschiedt de twintigste van de laatste maand van het kwartaal waarop de voorlopige dotatie betrekking heeft.
Op het ogenblik van bepaling van de definitieve dotaties, betaalt het sectoraal Fonds deze voorlopige dotaties terug aan het sectoraal Fonds bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a), van de voornoemde wet van 29 juni 1981. § 3. In geval van overname van een private instelling door een publieke instelling of in geval van fusie van een private instelling en een publieke instelling, waarbij de operatie plaatsvindt in een publieke structuur, wordt de voorlopige opbrengst van de vermindering van de werkgeversbijdragen met betrekking tot het personeel behorend tot de vroegere instelling behorend tot de private sector, door het private sectorale Fonds waartoe de instelling behoorde, het sectoraal Fonds bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a), van de voornoemde wet van 29 juni 1981 gestort.
Deze storting geschiedt de twintigste van de laatste maand van het kwartaal waarop de voorlopige dotatie betrekking heeft.
Op het ogenblik van bepaling van de definitieve dotaties, betaalt het sectoraal Fonds bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a), van de voornoemde wet van 29 juni 1981 deze voorlopige dotaties terug aan het sectoraal Fonds van de private sector. »
Art. 7.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 december 2003 en 18 juli 2005, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Het voorlopig bedrag van de opbrengsten van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 35, § 5 van de voormelde wet van 29 juni 1981 is, per sectoraal Fonds, gelijk aan het bedrag van de kwartaalvermindering bepaald met toepassing van artikel 2 voor de werkgevers behorend tot het toepassingsgebied van het sectoraal Fonds, vermenigvuldigd met het aantal rechtgevende werknemers. »; 2° § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Het aantal rechtgevende werknemers is gelijk aan de som van de werknemers aangegeven naargelang het geval bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, in het vijfde, zesde, zevende en achtste kwartaal dat aan de ingangsdatum van het kalenderjaar waarop § 1 wordt toegepast, voorafgaat en die aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 1, voldoen.»; 3° het derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid van § 2, worden opgeheven;4° in § 3 worden de woorden « en 56 » vervangen door de woorden « en 50 »;5° in de franse versie van § 3, derde lid, worden de woorden « En dérogation de l'alinéa 1er, pour les travailleurs », vervangen door « Par dérogation à l'alinéa 1er, pour les travailleurs »;6° in § 3, derde lid, worden de woorden « het dubbele van » vervangen door de woorden « vier maal »;7° in § 4 worden de woorden « per semester » vervangen door « per jaar » en de woorden « twee kwartalen van het semester » door « vier kwartalen van het jaar »;8° § 4 wordt aangevuld met het volgende lid : « Na ontvangst van de gegevens bedoeld in het vorige lid, maakt de leidend ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, deze gegevens over aan de voorzitters van de bevoegde sectorale Fondsen.»
Art. 8.Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2005, wordt aangevuld met volgende leden : « Vanaf 1 april 2006 worden de dotaties trimesterieel gestort op de vijftiende van de eerste maand van het kwartaal. Als die dag geen werkdag is, gebeurt de storting de eerste werkdag die volgt op de vijftiende.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten stort aan het Fonds sociale Maribel bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a) van de wet van 29 juni 1981 op de 15de van de derde maand van elk trimester de dotatie met betrekking tot de drie maanden van het lopende trimester.
Vanaf 2006, stort de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het Fonds sociale Maribel bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a) van de wet van 29 juni 1981 op de 15de van de derde maand van elk trimester de dotatie met betrekking tot de drie maanden van het lopende trimester voor de werkgevers van de openbare sector aangesloten bij deze Rijksdienst. »
Art. 9.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld als volgt : « De collectieve arbeidsovereenkomst moet alle werkgevers dekken die onder het toepassingsgebied van het paritair orgaan vallen waarin de overeenkomst gesloten is en die gevat worden door artikel 1, eerste lid, 1°, van dit besluit.» 2° § 2, a) wordt opgeheven;3° in § 2, worden in het punt f) de woorden « ;dit kan de vorm aannemen van een semesteriële rapportering » geschrapt; 4° er wordt een § 3 toegevoegd, luidend als volgt : « § 3.De collectieve arbeidsovereenkomst kan in geen geval het bepalen van de elementen bedoeld in § 2 delegeren aan het Fonds. »
Art. 10.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld als volgt : « Het moet alle werkgevers van de publieke sector dekken bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2° en 3° en bedoeld in artikel 1, tweede lid. »; 2° in § 2 wordt punt a) wordt opgeheven;3° in § 2, worden in het punt f) de woorden « ;dit kan de vorm aannemen van een semesteriële rapportering » geschrapt; 4° in § 2 wordt punt g) opgeheven;5° § 2, tweede lid, wordt opgeheven;6° er wordt een § 3 toegevoegd, luidend als volgt : « § 3.Het raamakkoord kan in geen geval het bepalen van de elementen bedoeld in § 2 delegeren aan het Fonds. »
Art. 11.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 10.De collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 8 en het raamakkoord bedoeld in artikel 9, worden goedgekeurd door Onze Ministers van Werk en van Sociale Zaken.
De goedkeuring moet betekend worden, naargelang het geval, aan de voorzitter van het paritaire orgaan binnen welk de overeenkomst gesloten werd of aan de voorzitter van het bevoegde onderhandelingscomité binnen welk het akkoord werd gesloten binnen één maand vanaf de datum van de betekening aan de Ministers van de overeenkomst of het akkoord.
Indien de goedkeuring of de weigering niet betekend wordt binnen de termijn bepaald in het vorige lid, wordt de collectieve arbeidsovereenkomst of het raamakkoord geacht goedgekeurd te zijn door de ministers.
Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende : « Art 11bis. § 1. Ten laatste op 30 november 2006 moeten de Paritaire Comités en het Overlegcomité bevoegd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, de collectieve arbeidsovereenkomst of het raamakkoord, aangepast aan de bepalingen van dit besluit, overmaken aan de Minister van Werk, de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Volksgezondheid.
Indien het Paritaire Comité of het Onderhandelingscomité deze termijn, vastgelegd in het voorgaande lid, niet respecteert, kan de storting van de dotatie bestemd voor het desbetreffende bevoegde sectorale Fonds opgeschort worden bij beslissing van de minister van Werk en van Sociale Zaken. § 2. Ten laatste op 31 december 2006 dient elk sectoraal Fonds een werkingsdocument op te stellen en goed te keuren binnen het Beheerscomité dat minstens volgende elementen bevat : a) de toekenningscriteria gecreëerd in toepassing van dit besluit;b) De wijze waarop de toekenning van bijkomende tewerkstelling wordt verdeeld over de kandidaat-werkgevers;c) Het percentage, frequentie en het ogenblik van betaling van de financiële tussenkomst.d) De lijst van informatie door de werkgever te leveren aan het Fonds op basis van artikel 14bis, § 2 van dit besluit.e) De objectieve criteria bedoeld in artikel 14. De toekenningen na 31 december 2006 dienen te gebeuren binnen het kader van dit werkingsdocument, dat ten allen tijde door het Fonds kan worden aangepast, zonder dat deze wijziging een retroactief effect kan hebben. »
Art. 13.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid vervallen de woorden « Voor de werkgevers bepaald in artikel 1, punt 2, die tot het raamakkoord bedoeld in artikel 3, § 1, zijn toegetreden, moet de opbrengst van de bijdrageverminderingen bedoeld in artikel 2, par.2, eerste lid, integraal worden aangewend voor de financiering van de loonkost van de bijkomend aangeworven werknemers »; 2° het zevende lid wordt opgeheven;3° in het achtste lid worden het woord » zevende » vervangen door het woord « zesde »;4° tweede nieuwe leden worden toegevoegd, luidend als volgt : « Aan de werkgevers bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2° en 3° wordt de financiële tussenkomst gestort na ontvangst van de socialezekerheidsaangifte van deze werkgevers voor het kwartaal waarop de tussenkomst betrekking heeft volgens volgende termijnen : de storting van een voorschot gelijk aan 80 % van de tussenkomst die verschuldigd is voor het kwartaal gebeurt tegen het einde van de maand die volgt op de maand waarin de socialezekerheidsaangifte is opgeladen in de databank Dmfa/Dmfappl.De storting van het saldo gebeurt na verificatie van het arbeidsvolume en de loonkost uiterlijk tegen het einde van de 3e maand volgend op de maand waarin de aangifte is opgeladen in de databank Dmfa/Dmfappl.
De Minister van Werkgelegenheid en de Minister van Sociale Zaken kunnen een afwijkende betalingstermijn toestaan. »
Art. 14.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 14.Indien de werkgever zich genoodzaakt ziet om het arbeidsvolume, zoals bedoeld in artikel 50, te verminderen, moet hij hierover vooraf melding maken per aangetekende brief aan het sectoraal Fonds om verder te kunnen genieten van de financiële tegemoetkomingen bepaald in dit besluit. De informatie aan het Fonds moet de volgende gegevens bevatten : de vermindering van het arbeidsvolume uitgedrukt in voltijdse equivalenten gedurende een volledig kalenderjaar, de datum vanaf de welke de vermindering ingang vindt, de fases van deze vermindering alsook de reden die de vermindering van het arbeidsvolume veroorzaakt.
Op basis van objectieve criteria en bij gemotiveerde beslissing, betuigt of weigert het bevoegde Fonds Sociale Maribel zijn instemming met het voorstel van vermindering van het arbeidsvolume.
Het Fonds deelt zijn beslissing mee aan de werkgever. »
Art. 15.In hoofdstuk 2 van titel V, wordt een nieuw artikel 14bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 14bis.§ 1. De sectorale Fondsen en de cel sociale Maribel ingesteld bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, hebben toegang tot de informatie van de gegevensbanken DIMONA en DMFA van de inningsinstellingen van de sociale zekerheid enkel wat betreft de werkgevers die behoren tot hun bevoegdheidsgebied en enkel aangaande de informatie die hun noodzakelijk is om volledig de taken die hun in het kader van de uitvoering van dit besluit zijn toevertrouwd, te vervullen. § 2. Tot op het ogenblik waarop de sectorale Fondsen effectief toegang hebben tot de informatie bedoeld in § 1, kan het sectoraal Fonds aan de werkgever vragen dat hij de informatie nodig voor de uitvoering van dit besluit, levert.
De lijst van informatie te leveren door de werkgever in het kader van deze paragraaf, wordt bepaald door het Sectoraal fonds.
Art. 16.In artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « en 2°, a) » ingevoegd tussen de woorden « 35, § 5, C, 1° » en de woorden « van de voormelde wet van 29 juni 1981 »;2° in het eerste lid worden de woorden « en artikel 1, 6°, A, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen » opgeheven;3° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 17.In artikel 18 van hetzelfde besluit,vervangen bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid vervallen de woorden « of het bevoegde beheerscomité »;2° in het derde lid worden de woorden « en in het tweede lid » toegevoegd tussen de woorden « artikel 1, eerste lid, 2° en 3°, » en de woorden « van dit besluit, is het totale bedrag »;3° in het vijfde lid vervallen de woorden « of het beheerscomité bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, van voormelde wet van 29 juni 1981 »;4° in het zesde lid vervallen de woorden « of het beheerscomité bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, van voormelde wet van 29 juni 1981 », de woorden « of het beheerscomité » en de woorden « indien het toepasselijke instrument geen termijn bepaalt, worden deze door het sectoraal Fonds of het beheerscomité in de mededeling van zijn beslissing bepaald.»; 5° in het zevende lid vervallen de woorden « of de beheerscomités bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, van voormelde wet van 29 juni 1981 » en de woorden « of het beheerscomité ».
Art. 18.Artikel 20 van hetzelfde besluit, worden vervangen door de volgende bepaling : « Art 20. § 1. Op de sectorale Fondsen wordt toezicht uitgeoefend door de regeringscommissarissen, door Ons aangesteld, op voordracht van de Minister van Werk en de Minister van Sociale Zaken, en voor de sectoren die onder zijn bevoegdheid vallen, de Minister van Volksgezondheid. Een plaatsvervanger kan worden aangesteld door elke bevoegde Minister in het geval van verhindering van de commissaris. De plaatsvervanger heeft dezelfde rechten als de regeringscommissaris die hij vervangt.
De regeringscommissaris woont de vergaderingen van de beheerscomités van de sectorale Fondsen bij met raadgevende stem. De regeringscommissaris beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over de ruimste macht. Hij oefent het toezicht uit op basis van stukken ter plaatse. Met strikte naleving van de termijn, die in het huishoudelijk reglement van het Fonds moet zijn bepaald, ontvangt hij alle documenten met betrekking tot de punten die op de agenda van het beheerscomité staan. De overdracht gebeurt via elektronische weg.
Wanneer de documenten of enkele van deze documenten niet werden overgemaakt aan de regeringscommissaris in de voorgeschreven termijn of indien de termijn korter is dan vijf werkdagen, kan hij uitstel van onderzoek vragen van de desbetreffende punten.
Elke regeringscommissaris kan binnen de termijn van vijf werkdagen een gemotiveerd beroep indienen tegen elke beslissing die hij strijdig acht met de wet, dit besluit, de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of kaderakkoord, de statuten van het Fonds, het werkingsdocument of het algemeen belang. Het beroep is opschortend.
Deze termijn gaat in de dag van de vergaderingen, waarop de beslissingen genomen werden, voor zover de regeringscommissaris daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van gekregen heeft.
Het beroep wordt ingediend, ofwel bij aangetekend schrijven bij de post ofwel bij elektronische weg bij de voorzitter van de Commissie sociale Maribel bedoeld in § 2. De regeringscommissaris maakt op hetzelfde ogenblik op dezelfde wijze een kopie van het beroep over aan het betrokken sectoraal Fonds.
Het sectoraal Fonds beschikt over een termijn van tien werkdagen om zijn opmerkingen en observaties over te maken aan de regeringscommissaris die het beroep heeft ingediend en aan de voorzitter van de Commissie sociale Maribel. Het sectoraal Fonds kan bij verzending van zijn opmerkingen en observaties, vragen gehoord te worden door de Commissie sociale Maribel.
Het beroep wordt onderzocht door de Commissie sociale Maribel.
De Commissie spreekt zich uit binnen een termijn van twintig werkdagen vanaf de datum van indiening van het beroep.
De beslissing van de Commissie wordt ten laatste de eerste werkdag volgend op het verstrijken van de termijn vastgesteld in het voorgaand lid overgemaakt aan het betrokken sectoraal Fonds en aan de regeringscommissaris die het beroep heeft ingediend.De overdracht gebeurt ofwel bij aangetekend schrijven bij de post ofwel via elektronische weg.
Tegen de beslissing van de Commissie, kunnen zowel het Fonds als de regeringscommissaris binnen vijf werkdagen vanaf de notificatie van de beslissing een gemotiveerd beroep indienen bij de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werk en de Minister van Volksgezondheid.
De Ministers spreken zich uit binnen twintig werkdagen vanaf het indienen van het beroep. De beslissing van de Ministers wordt medegedeeld, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel via elektronische weg, aan het Fonds en aan de regeringscommissaris. De mededeling gebeurt ten laatste op de eerste werkdag volgend op het verstrijken van voormelde termijn.
Voor de toepassing van dit artikel, alsook voor de toepassing van artikel 50, worden de zaterdagen, zondagen, feestdagen alsook de sluitingsdagen van toepassing in de Federale Overheidsdiensten, niet beschouwd als werkdagen. § 2. Er wordt een Commissie sociale Maribel ingesteld Deze is samengesteld uit drie ambtenaren aangesteld door respectievelijk de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werk en de Minister van Volksgezondheid. Elke Minister kan één of meerdere plaatsvervangers aanstellen in geval van afwezigheid van het effectief lid aangesteld door de betrokken Minister. »
Art. 19.In artikel 21 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vijfde lid worden de woorden « 30 september » vervangen door de woorden « 30 juni ».2° artikel 21 wordt aangevuld met de volgende leden : « Bij dit verslag wordt een overzicht gevoegd met vermelding van : 1° de toestand van provisies en reserves op 1 januari en 31 december van het betrokken jaar;2° de toestand van vorderingen en schulden op 1 januari en 31 december van het betrokken jaar;3° De kastoestand op 1 januari van het betrokken jaar;4° De theoretische dotaties van het betrokken jaar berekend volgens de artikelen 6, 61 en 61/1;5° De ontvangsten vermeld in artikel 18, zevende lid, in de loop van het betrokken jaar;6° Aard en bedrag van andere ontvangsten in de loop van het betrokken jaar;7° De betalingen aan de werkgevers in de loop van het betrokken jaar en met betrekking tot het jaar dat het betrokken jaar voorafgaat;8° De betalingen aan de werkgevers in de loop van het betrokken jaar en met betrekking tot het betrokken jaar; 9° De aard en het bedrag van andere betalingen verricht in de loop van het betrokken jaar.; 10° De kastoestand op 31 december van het betrokken jaar;11° De andere uitgaven vermeld in artikel 35 E van de Wet van 29 juni 1981.»
Art. 20.Het opschrift van Hoofdstuk 4 van Titel V van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift : « Hoofdstuk 4. Fonds sociale Maribel van de Overheidssector ».
Art. 21.Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 4 van titel V van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift : « Zetel en samenstelling van het Beheerscomité van het Fonds Sociale Maribel voor de Overheidssector ».
Art. 22.De artikelen 22 tot en met 25 van hetzelfde besluit worden vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 22.De zetel van het Fonds sociale Maribel voor de Overheidssector is gevestigd op het adres van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.
Art. 23.De leden van het Beheerscomité worden aangesteld door de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werk en de Minister van Volksgezondheid.
Art. 24.Het Beheerscomité van het Fonds Sociale Maribel voor de Overheidssector is samengesteld uit : 1° een voorzitter en ondervoorzitter, zonder stemrecht, aangesteld door de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werk en de Minister van Volksgezondheid. 2° 15 effectieve en 15 plaatsvervangende leden, vertegenwoordigers van de werkgevers, respectievelijk aangesteld op voordracht van : a) « la Fédération des C.P.A.S. de L'union des Villes en Communes de Wallonie » : 2 effectieve en 2 plaatsvervangende leden; b) de « Afdeling O.C.M.W.'s van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten » : 2 effectieve en 2 plaatsvervangende leden; c) « de afdeling O.C.M.W.'s van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussel Gewest » : 2 effectieve en 2 plaatsvervangende leden; d) de « Vereniging van Openbare Verzorgingsinstellingen » : 1 effectief en 1 plaatsvervangend lid;e) l'Association Francophone d'Institutions de Santé : 1 effectief en 1 plaatsvervangend lid;f) de Vlaamse Gemeenschap : 3 effectieve en 3 plaatsvervangende leden;g) de Franse Gemeenschap : 1 effectief en 1 plaatsvervangend lid;h) de Duitstalige Gemeenschap : 1 effectief en 1 plaatsvervangend lid;i) Het Waalse Gewest : 1 effectief en 1 plaatsvervangend lid;j) Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 1 effectief en 1 plaatsvervangend lid.3° 15 effectieve en 15 plaatsvervangende leden van de werknemers, aangesteld op voordracht van de organisaties zetelend in het Comité A.
Art. 25.Het secretariaat van het Beheerscomité wordt verzekerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten. »
Art. 23.Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk 4 van titel V van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Duurtijd van het mandaat van de leden van het Beheerscomité ».
Art. 24.In afdeling 2 van hoofdstuk 4 van titel V van het koninklijk besluit wordt het volgend artikel ingevoegd : «
Art. 26.Het mandaat van de leden van het Beheerscomité wordt vastgesteld voor een hernieuwbare termijn van 4 jaar die een einde neemt : 1° na het einde van het mandaat;2° in geval van ontslag;3° in geval de instantie die het lid voorgesteld heeft, zijn vervanging aanvraagt;4° in geval van overlijden;5° wanneer het lid de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft. Het nieuwe lid beëindigt het mandaat van het lid dat hij vervangt. »
Art. 25.Een afdeling 3 wordt ingevoegd in hoofdstuk 4 van Titel V van het koninklijk besluit, met volgend opschrift : « Afdeling 3. Werking van het beheerscomité. »
Art. 26.In afdeling 3 van Hoofdstuk 4 van titel V van het koninklijk besluit wordt het volgend artikel ingevoegd : « Art 27. Het Beheerscomité bepaalt zijn huishoudelijk reglement. »
Art. 27.In artikel 49, vierde lid, wordt het punt 2. opgeheven.
Art. 28.Artikel 50 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 september 2004, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. In de loop van de maand oktober van elk jaar, delen de Rijksdienst voor sociale zekerheid en de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de plaatselijke en provinciale besturen per elektronische drager aan de leidend ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg het arbeidsvolume uitgedrukt in voltijdse equivalenten van de werknemers die onder de toepassing vallen van dit besluit per werkgever, mede en gegroepeerd per paritair comité, paritair subcomité of raamakkoord, met betrekking tot het voorafgaande jaar.
Het arbeidsvolume wordt berekend per werkgever bedoeld in artikel 1, eerste lid. Het arbeidsvolume van de werkgever is uitgedrukt in voltijds equivalenten, waarbij één voltijds equivalent overeenkomt met de voltijdse tewerkstelling van één werknemer gedurende een volledig kwartaal op basis van de aangifte van de werknemer waarbij zowel de bezoldigde dagen, vakantiedagen als alle gelijkgestelde dagen in rekening worden gebracht.
Het arbeidsvolume van een paritair comité of een paritair subcomité wordt bekomen door het arbeidsvolume van de werkgevers die eronder vallen, te totaliseren.
De leidend ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg maakt de gegevens bedoeld in § 1 over aan elk sectoraal Fonds. § 2. Het beheerscomité vergelijkt per werkgever het arbeidsvolume van het afgelopen jaar met het arbeidsvolume van het jaar 2005.
Indien het Beheerscomité vaststelt dat het verschil van het arbeidsvolume kleiner is dan het verschil van het aantal tussenkomsten bedoeld in artikel 12 en hij de meldingen zoals bedoeld in artikel 14 niet heeft goedgekeurd, vraagt het beheerscomité aan de werkgever het verschil te rechtvaardigen en meldt hem dat bij uitblijven van een antwoord of van een motivering goedgekeurd door het beheerscomité, de werkgever aan het Fonds de tussenkomsten bedoeld in artikel 12 en met betrekking tot dat jaar terug zal moeten storten. Deze terugvordering is beperkt tot het gedeelte dat groter is dan het verschil van het arbeidsvolume.
Voor zover de werkgever een rechtvaardiging heeft doorgestuurd in de maand tijdens dewelke de vraag hem werd overgemaakt, spreekt het beheerscomité zich uit over deze rechtvaardiging. Als het beheerscomité de rechtvaardiging niet goedkeurt, vraagt hij de werkgever hem het niet-gerechtvaardigde deel terug te storten. § 3. De leidend ambtenaar van de Federale Overheidsdienst werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg vergelijkt per paritair comité, paritair subcomité of per raamakkoord het arbeidsvolume van het afgelopen jaar met het arbeidsvolume van het jaar 2005.
Indien hij vaststelt dat het verschil van het arbeidsvolume kleiner is dan het verschil van het aantal tussenkomsten bedoeld in artikel 12, richt hij een aangetekend schrijven naar het betrokken sectorale Fonds.
Met dit aangetekend schrijven wordt verzocht aan het betrokken sectorale Fonds de daling van het arbeidsvolume te verklaren en te staven met alle stukken die hem daarbij dienstbaar kunnen zijn. De voornoemde leidend ambtenaar vraagt een gemotiveerd advies aan de regeringscommissaris. Dit advies wordt hem overgemaakt binnen een termijn van één maand. De voornoemde leidend ambtenaar maakt het volledige dossier en de adviezen over aan de Commissie sociale Maribel, bedoeld in artikel 20, § 2 van dit besluit.
De Commissie spreekt zich uit over de daling van het arbeidsvolume binnen een termijn van twintig werkdagen vanaf de datum van indiening van het dossier.
De beslissing van de Commissie wordt ten laatste de eerste werkdag volgend op het verstrijken van de termijn vastgesteld in het voorgaand lid overgemaakt aan het betrokken sectoraal Fonds en aan de regeringscommissaris. De overdracht gebeurt ofwel bij aangetekend schrijven bij de post ofwel via elektronische weg.
Indien een daling van het arbeidsvolume niet afdoende kan worden verantwoord, kan de dotatie van het volgende jaar voor het betrokken Fonds verminderd worden met een bedrag in overeenstemming met de daling van het arbeidsvolume.
Art. 29.Het artikel 55 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de toepassing van deze Titel, sturen de bevoegde Gemeenschapsministers aan de leidend ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, voor het eind van de maand juni van elk kalenderjaar, per aangetekende brief : 1° een attest, betreffende het arbeidsvolume uitgedrukt in voltijds equivalenten van de werknemers van de betrokken gemeenschap, tewerkgesteld in de diensten van deze gemeenschap voor jeugdbescherming, voor kinderopvang, voor sport en cultuur.Het attest herneemt het arbeidsvolume van het kalenderjaar voorafgaand aan de verzending van het attest alsook het arbeidsvolume van het burgerlijk jaar onmiddellijk voorafgaand aan dit kalenderjaar. Het arbeidsvolume wordt berekend conform de richtlijnen overgemaakt door de leidend ambtenaar van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; 2° het aantal werknemers uitgedrukt in voltijds equivalenten die zich bezig houden in de diensten bedoeld in 1° voor elk van de kwartalen gelegen in de jaren bedoeld in 1°. Indien de leidinggevend ambtenaar van de federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, constateert dat hij de informatie te leveren in toepassing van het eerste lid, niet heeft ontvangen, informeert hij hierover het Fonds sociale Maribel van de Overheidssector. Het Fonds is, vanaf ontvangst van de informatie, gehouden de uitbetaling van de financiële tussenkomsten bedoeld in hoofdstuk 4 van titel V, te schorsen.
De schorsing van de uitbetaling neemt een einde vanaf dat de leidinggevende ambtenaar het Fonds informeert over de ontvangst van de informatie voorzien in dit artikel.
Als de informatie niet wordt doorgestuurd uiterlijk op 31 december van het jaar in de loop waarvan ze moet worden geleverd, worden de tewerkstellingen toegekend aan de betrokken gemeenschap automatisch ingetrokken. »
Art. 30.In hetzelfde besluit wordt een artikel 60bis /2 ingevoegd luidende als volgt : « Art 60bis /2. Voor de werknemers tewerkgesteld in de diensten van de thuisverpleging bij de werkgevers bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, wordt voor het jaar 2005 hetzelfde bedrag betaald als dat toegekend in 2004 met toepassing van artikel 60bis /1 zoals het bestond tot en met 31 december 2004, vermenigvuldigd met 1,02.
De vermindering van werkgeversbijdragen berekend bij de socialezekerheidsaangiften van de vier kwartalen van 2004 die verwerkt zijn op 30 juni 2005, vormt de basis van de bepaling van het bedrag toegekend in 2004.
In geval het globale bedrag dat bekomen wordt hoger is dan 1,7 miljoen euro, wordt het bedrag dat per werkgever wordt toegekend evenredig verminderd.
De betaling van het bedrag aan de werkgever gebeurt op kwartaalbasis.
Het globale bedrag dat ter beschikking gesteld wordt, wordt in mindering gebracht van de opbrengst van werkgeversbijdragen met betrekking tot het jaar 2005.
Dit artikel treedt in werking op 1 januari 2005 en houdt op uitwerking te hebben met ingang van 1 januari 2006. »
Art. 31.In artikel 61 worden de volgende leden toegevoegd : « Artikel 6, § 3 is niet van toepassing voor de definitieve dotatie met betrekking tot het jaar 2003.
Het resultaat van de berekening in artikel 6, § 2 met betrekking tot het jaar 2006 is minimaal gelijk aan het resultaat van de berekening in artikel 6, § 2 met betrekking tot het jaar 2005. »
Art. 32.In artikel 61bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2005, vervallen de woorden « en voor het jaar 2006 ».
Art. 33.Artikel 61bis /2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2005, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 61bis /2. In afwijking van artikel 7 worden de dotaties gestort naar rato van 94 %. Het gedeelte van de dotaties die niet in de loop van het jaar waarop ze betrekking hebben, wordt betaald, wordt gestort op vijf april van het daaropvolgende jaar. Als die dag geen werkdag is, gebeurt de storting op de eerst voorafgaande werkdag.
Dit artikel is niet van toepassing op de 1,20 % van de dotaties die kan aangewend worden ter dekking van werkingskosten en personeelskosten Dit artikel is niet van toepassing voor de beschutte werkplaatsen. »
Art. 34.In artikel 62quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2005, wordt het woord « a), b) en bbis) » vervangen door het woord « n), o) en p) ».
Art. 35.In hetzelfde besluit worden opgeheven : 1° artikel 19;2° artikel 26, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003;3° artikel 27, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003;4° de artikelen 28, 29 en 51;5° artikel 52, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 september 2004;6° artikel 53;7° artikel 54, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 september 2004; 8°artikel 56; 9° artikel 60bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003;10° artikel 60bis /1;11° artikel 61/1.
Art. 36.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006 met uitzondering van : 1° artikel 2, 2°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2004;2° artikelen 14 en 18, die in werking treden op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad ;3° artikel 19, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2007;4° artikel 35, 10° dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005.
Art. 37.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 september 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN