Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 juli 2005
gepubliceerd op 12 augustus 2005

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Tongeren

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2005009628
pub.
12/08/2005
prom.
18/07/2005
ELI
eli/besluit/2005/07/18/2005009628/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Tongeren


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971, 4 augustus 1978 en 20 december 2002, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 86bis, gewijzigd bij de wetten van 28 maart 2000, 21 juni 2001, 16 juli 2002 en 3 mei 2003, op artikel 87, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 89, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, op artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, op artikel 91, gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 1992, 11 juli 1994 en 28 maart 2000, op artikel 92, gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 1992, 28 november 2000 et 3 mei 2003, op de artikelen 93, 95, 96 en 334, op artikel 335, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1985, op de artikelen 336 en 337, op artikel 338, gewijzigd bij de wet van 21 juni 2001 en op artikel 339;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de Arbeidsrechtbank te Tongeren;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het Hof van beroep te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, van de procureur-generaal bij het Hof van beroep te Antwerpen, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Tongeren, van de arbeidsauditeur te Tongeren, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Tongeren en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Tongeren;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De Arbeidsrechtbank te Tongeren bestaat uit drie kamers, één kamer voor kortgeding en één bureau voor rechtsbijstand.

Art. 2.De eerste kamer neemt kennis : a) van de geschillen bedoeld in de artikelen 578 - met uitzondering van artikel 578, 12°, b, 579, 580, 582, 3°, 4°, 5° en 6° van het Gerechtelijk Wetboek, alsmede van de geschillen bedoeld in artikel 583 van hetzelfde wetboek wanneer het de werkgevers betreft;b) van de geschillen bedoeld bij artikel 52, § 3, van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering;c) van de geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars, wanneer het de werknemers betreft;d) van de geschillen inzake de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de onthaalouders;e) van de geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004 tot uniformisering van de toezichts-, sanctie-en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest bevoegd zijn;f) van de geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004 houdende het Handvest van de werkzoekende en zijn uitvoeringsbepalingen. De tweede kamer neemt kennis : a) van de geschillen bedoeld in artikel 578, 12°, b en 581 van het gerechtelijk Wetboek;b) van de geschillen bedoeld in artikel 583 van hetzelfde Wetboek wanneer het de zelfstandigen betreft, alsmede van de geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars die betrekking hebben op de zelfstandigen. De derde kamer neemt kennis : van de geschillen bedoeld in artikel 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek.

Daarenboven neemt elke kamer kennis, overeenkomstig de verdeling gedaan door de voorzitter, van de zaken, waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die al dan niet vermeld zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 3.De eerste kamer houdt zitting : - op de tweede, derde en vierde maandag van de maand om 9 uur; - op de eerste, tweede en derde maandag van de maand om 14 u. 30 m.; - op de eerste, tweede en derde dinsdag van de maand om 9 uur; - op elke woensdag van de maand om 9 uur; - op elke donderdag van de maand om 9 uur; - op elke vrijdag van de maand om 9 uur.

De tweede kamer houdt zitting : - op de vierde maandag van de maand om 14 u. 30 m.; - op de vierde dinsdag van de maand om 9 uur.

De derde kamer houdt zitting : - op de eerste maandag van de maand om 9 uur.

De zittingen in kort geding en die waarop de procedureregelen in kort geding van toepassing zijn, alsmede de zaken in toepassing van artikel 587bis en 587ter van het Gerechtelijk Wetboek, worden gehouden door de voorzitter van de arbeidsrechtbank of één door hem aan te duiden plaatsvervanger, elke dinsdag van de maand om 11 uur.

Indien de procedure dit vereist, kan de voorzitter ook op andere dagen kennis nemen van de vorderingen ingesteld krachtens artikel 587bis en 587ter van het Gerechtelijk Wetboek.

Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting de vierde dinsdag van de maand om 9 uur.

Art. 4.De inleidingen gebeuren voor de eerste kamer : - de eerste en derde dinsdag van de maand om 9 uur voor de geschillen, waarin de betrokken werknemer een arbeider is; - de tweede dinsdag van de maand om 9 uur voor de geschillen, waarin de betrokken werknemer een bediende is; - de eerste en derde dinsdag van de maand om 9 uur voor de geschillen, waarvoor de zetel moet samengesteld zijn uit een rechter in de arbeidsrechtbank, en rechter in sociale zaken benoemd als werkgever en een rechter in sociale zaken benoemd als werknemer.

De inleidingen gebeuren voor de tweede kamer de vierde dinsdag van de maand om 9 uur.

De inleidingen gebeuren voor de derde kamer de eerste maandag van de maand om 9 uur.

Indien de dag voor inleiding voor een bepaalde kamer op een wettelijke feestdag valt, worden de zaken ingeleid op de eerstvolgende zitting van de betrokken kamer, in dezelfde samenstelling overeenkomstig de dienstregeling.

De vorderingen bij verzoekschrift, bedoeld in artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek of bij andere wetteksten, worden aan de bevoegde kamers toebedeeld door de voorzitter van de rechtbank.

De verwijzingen na cassatie worden toegewezen aan de bevoegde kamer, naargelang van de aard van het geschil, volgens het in dit artikel gemaakte onderscheid.

Art. 5.Indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de voorzitter van de rechtbank, van ambtswege, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat een of meer kamers bijkomende zittingen houden op de dag en uren die hij vaststelt.

Art. 6.Indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de voorzitter van ambtswege, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voorlopig te wijzigen, voor zover deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.

Art. 7.De voorzitter kan van ambtswege, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aanvangsuur van de zittingen wijzigen.

Art. 8.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, dag en uur van de vakantiezittingen, in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hij maakt een dienstregeling op van de magistraten die zitting houden.

De voorzitter kan ten allen tijde, naar gelang van de behoeften van de dienst, de dienstregeling van de vakantiezittingen wijzigen.

Art. 9.Het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Tongeren wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2005.

Art. 11.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk, worden, ieder wat haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 juli 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE

^