Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 23 oktober 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging en verlenging van verschillende bestaanszekerheidsregelingen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006202630
pub.
23/10/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging en verlenging van verschillende bestaanszekerheidsregelingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging en verlenging van verschillende bestaanszekerheidsregelingen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te 1 september 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 Wijziging en verlenging van verschillende bestaanszekerheidsregelingen (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 2005 onder het nummer 75644/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.

Art. 2.Deze overeenkomst heeft tot doel de volgende bestaanszekerheidsregelingen te wijzigen en/of te verlengen : - de begeleidende maatregelen; - de vergoeding aan bepaalde arbeiders die hun arbeidsprestaties verder zetten na de leeftijd van 58 jaar; - het halftijds brugpensioen. HOOFDSTUK II. - Begeleidende maatregelen

Art. 3.De geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van begeleidende maatregelen ten voordele van de arbeiders en arbeidsters van het bouwbedrijf, zoals gewijzigd en verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2003 tot wijziging en verlenging van verschillende bestaanszekerheidsregelingen, wordt verlengd voor een periode van 2 jaar. Daartoe wordt in artikel 13 van deze collectieve arbeidsovereenkomst de datum van 31 december 2004 vervangen door de datum van 31 december 2006.

Art. 4.In artikel 7, 2e lid van de in artikel 3 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 worden de woorden "collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2003" vervangen door de woorden "collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005. ».

Artikel 8 van de in artikel 3 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 wordt aangevuld met het volgende lid : "Voor de aanvragen ingediend vanaf 1 juli 2005 wordt, in afwijking op het vorig lid, de aanvullende sociale uitkering uitbetaald tot op de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde de leeftijd van 60 jaar bereikt. ». HOOFDSTUK III. - Vergoeding aan bepaalde arbeiders die hun arbeidsprestaties verder zetten na de leeftijd van 58 jaar

Art. 5.De geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 betreffende de toekenning door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" van een vergoeding aan bepaalde bouwvakarbeiders die hun arbeidsprestaties verder zetten na de leeftijd van 58 jaar, zoals gewijzigd en verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2003 tot wijziging en verlenging van verschillende bestaanszekerheidsregelingen, wordt verlengd voor een periode van 2 jaar. Daartoe wordt in artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst de datum van 31 december 2004 vervangen door de datum van 31 december 2006. HOOFDSTUK IV. - Halftijds brugpensioen

Art. 6.De bij artikel 1 bedoelde arbeiders die voldoen aan de bij artikel 7 bepaalde voorwaarden, kunnen tot het halftijds brugpensioen toetreden volgens de bij dit hoofdstuk bepaalde modaliteiten. Afdeling 1. Toetredingsvoorwaarden

Art. 7.Het recht op halftijds brugpensioen wordt toegekend aan de arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn in de bij artikel 1 bedoelde ondernemingen en die op het ogenblik waarop de halvering van hun arbeidsprestaties ingaat, aan alle volgende voorwaarden voldoen : - 57 jaar oud zijn; - minstens 25 jaar loopbaan als loontrekkende hebben; - minstens 10 jaar van hun beroepsloopbaan in één of meerdere bij artikel 1 bedoelde ondernemingen hebben doorgebracht; - minstens één jaar anciënniteit hebben in de onderneming waar zij hun arbeidsprestaties verminden; - minstens 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar vóór de vermindering van de arbeidsprestaties of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; - met de werkgever de modaliteiten van de vermindering van de arbeidsprestaties hebben overeengekomen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 8 en 9.

Art. 8.De tussen de werkgever en de arbeider gesloten voerenkomst tot halvering van de arbeidsprestaties wordt ten laatste op het tijdstip waarop de vermindering van de arbeidsprestaties aanvangt, schriftelijk vastgesteld.

De bij lid 1 bedoelde overeenkomst bevat met name de aanduiding van de deeltijdse arbeidsregeling, de overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 vastgestelde arbeiscyclus en het uurrooster.

De werkgever stuurt een kopie van de bij lid 1 bedoelde overeenkomst naar het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf". Afdeling 2. Toepassingsmodaliteiten

Art. 9.De wekelijkse arbeidsduur van de arbeider die toetreedt tot het halftijds brugpensioen is gemiddeld gelijk aan de helft van het aantal arbeidsuren in de normale voltijdse wekelijkse arbeidsregeling die geldt in de onderneming.

Wanneer de arbeidsdagen worden gespreid over een langere cyclus dan een week, wordt de arbeidsduur bedoeld in lid 1 berekend op basis van deze cyclus. De arbeidscyclus mag niet meer bedragen dan een periode van 4 weken.

Art. 10.Voor zijn halftijds brugpensioen ontvangt de arbeider bovenop de werkloosheidsuitkering, een aanvullende vergoeding die berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 55bis van 7 februari 1995 en nr. 55ter van 10 maart 1998. Het bedrag van deze aanvullende vergoeding mag niet minder bedragen dan de helft van de forfaitaire vergoeding toegekend aan een arbeider van dezelfde beroepscategorie die toetreedt tot het voltijds brugpensioen.

Het bedrag van de bij lid 1 bedoelde aanvullende vergoeding en het bedrag van de daarop berekende hoofdelijke bijdrage wordt gedragen door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

Art. 11.Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" wordt belast met de controle op de toepassing van de bij artikel 10 bedoelde bepalingen.

De werkgever is verplicht het in lid 1 bedoelde fonds alle gegevens mee te delen die nodig zijn voor de berekening van het bedrag van de aanvullende vergoedingen die verschuldigd zijn aan de arbeider die toetreedt tot het halftijds brugpensioen. HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^