gepubliceerd op 26 juli 2019
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat het inschrijvingsrecht betreft
17 MEI 2019. - Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat het inschrijvingsrecht betreft (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat het inschrijvingsrecht betreft HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling Artikel I.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijziging decreet basisonderwijs Afdeling 1. - Overgangsbepalingen
Art. II.1. In het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt in hoofdstuk IV, afdeling 3, onderafdeling A, een artikel 37/6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 37/6/1. De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3, zijn enkel nog van toepassing voor de inschrijvingen in het basisonderwijs voor het lopende schooljaar 2018-2019.
Voor de toepassing van de termijnen bepaald in hoofdstuk IV/1, hoofdstuk IV/2 en hoofdstuk IV/3 worden de door de regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet meegerekend.".
Art. II.2. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV, afdeling 4, bestaande uit artikelen 37undevicies tot en met 37viciessepties, opgeheven. Afdeling 2. - Gewoon basisonderwijs
Art. II.3. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IV/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk IV/1. Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het Nederlandse taalgebied".
Art. II.4. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, ingevoegd bij artikel II.3, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Recht op inschrijving".
Art. II.5. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 1, ingevoegd bij artikel II.4, een artikel 37/7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/7.De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn: 1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;3° het bevorderen van sociale mix en cohesie; 4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie.".
Art. II.6. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 1, ingevoegd bij artikel II.4, een artikel 37/8 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/8.§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats. § 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders geven opnieuw schriftelijk akkoord. Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving. § 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar. § 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van: 1° de datum en het tijdstip van de inschrijving; 2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning in het geval van schoolverandering in de loop van het schooljaar.".
Art. II.7. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 1, ingevoegd bij artikel II.4, een artikel 37/9 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/9.§ 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/8, § 2, derde lid, artikel 37/10 en artikel 37/11, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen.
Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als één geheel te beschouwen en één capaciteit te bepalen voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.".
Art. II.8. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 1, ingevoegd bij artikel II.4, een artikel 37/10 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/10.De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.".
Art. II.9. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 1, ingevoegd bij artikel II.4, een artikel 37/11 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/11.§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37/8, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad. § 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit. § 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag als vermeld in artikel 15 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden. § 4. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.".
Art. II.10. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, ingevoegd bij artikel II.3, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen".
Art. II.11. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.10, een onderafdeling A ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling A. Beslissing over kunnen weigeren op basis van capaciteit".
Art. II.12. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling A, ingevoegd bij artikel II.11, een artikel 37/12 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/12.§ 1. Een schoolbestuur beslist jaarlijks, en uiterlijk op 15 november, voor elk van zijn scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel per geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen wil kunnen weigeren omwille van bereikte capaciteit. Een schoolbestuur bepaalt eveneens, voor elk van deze scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, of het leerlingen uit de voorrangsgroepen, zoals bepaald in artikel 37/22, §§ 3 en 4, wil kunnen weigeren. § 2. Voor de scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, waarvoor het schoolbestuur beslist geen leerlingen te zullen weigeren omwille van capaciteit gelden de regels voor niet-aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling B, tenzij het schoolbestuur beslist aan te sluiten bij een aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen uit onderafdeling B van toepassing.
Voor de scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, waarvoor het schoolbestuur beslist te willen kunnen weigeren omwille van capaciteit, en de scholen, vermeld in § 3, tweede lid, die verplicht worden tot aanmelden worden de inschrijvingen georganiseerd via een aanmeldingsprocedure. Hiervoor gelden de regels voor aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling C. Voor de onderdelen waarvoor het schoolbestuur besliste ook leerlingen uit de voorrangsgroepen te willen kunnen weigeren, gelden de regels, zoals vermeld in artikel 37/22. § 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van paragraaf 1, en wanneer er een capaciteitsprobleem dreigt of heerst doordat de vragen tot inschrijving de door de schoolbesturen bepaalde capaciteit benaderen of overschrijden, waardoor het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37/8, niet meer kan worden gegarandeerd, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het organiseren van een gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor hun scholen.
De verplichting tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure geldt in ieder geval voor alle schoolbesturen die een school hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Antwerpen of LOP Gent, voor hun scholen binnen dat respectievelijke werkingsgebied.".
Art. II.13. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.10, een onderafdeling B ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling B. Organisatie van de inschrijvingen in niet-aanmeldende scholen".
Art. II.14. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling B, ingevoegd bij artikel II.13, een artikel 37/13 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/13.§ 1. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Het schoolbestuur bepaalt de startdatum van de inschrijvingen en communiceert deze startdatum aan alle belanghebbenden.
Het schoolbestuur van scholen en vestigingsplaatsen, gelegen in het werkingsgebied van een LOP, respecteert de afspraken over de startdata van de inschrijvingen binnen het LOP. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, gebieden afbakenen waarbinnen een centrale startdatum wordt bepaald voor de inschrijvingen in alle scholen, wanneer het naast elkaar blijven bestaan van verschillende startdata de transparantie van het inschrijvingsgebeuren aantast of de problematiek van de dubbele inschrijvingen in stand houdt. § 2. Alle leerlingen worden in chronologische volgorde ingeschreven en genoteerd in het inschrijvingsregister.
Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. § 3. Een niet-aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met 100 leerlingen, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met meer dan 100 leerlingen, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken.".
Art. II.15. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling B, ingevoegd bij artikel II.13, een artikel 37/14 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/14.Een schoolbestuur dat omwille van uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert om bijkomende inschrijvingen te realiseren in een of meerdere scholen, vestigingsplaatsen, schooljaren of geboortejaren, moet een aanvraag indienen bij de CLR om alsnog leerlingen te kunnen weigeren op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden.
De CLR beslist, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na het ontvangen van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, of en onder welke voorwaarden weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toegestaan worden.
Indien het schoolbestuur reeds leerlingen geweigerd heeft, voorafgaand aan de aanvraag bij de CLR of de beslissing door de CLR, worden deze alsnog ingeschreven indien de CLR beslist geen weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toe te staan.".
Art. II.16. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.10, een onderafdeling C ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling C. Organisatie van de inschrijvingen in aanmeldende scholen".
Art. II.17. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/15 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/15.Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
Na afsluiten van de aanmeldingsperiode worden de aangemelde leerlingen geordend, conform artikel 37/23, 37/24 en 37/25, en in voorkomend geval, volgens artikel 37/22. De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.".
Art. II.18. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/16 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/16.§ 1. Een schoolbestuur, alle deelnemende schoolbesturen samen of het LOP, meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap: 1° voor welke scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, het de inschrijvingen zal organiseren via een aanmeldingsprocedure;2° voor welke scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, wil kunnen weigeren;3° welk standaarddossier het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wenst af te wijken, als vermeld in artikel 37/18.Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
Voor de inschrijvingen voor schooljaar 2019-2020 geldt 31 januari 2019 als uiterste datum voor het melden van de beslissingen uit het eerste lid.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in het eerste lid. § 2. Elk schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen, of het LOP, dat de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure richt een commissie op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van disfuncties en klachten betreffende de aanmeldingsprocedure. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere bepalingen betreffende de samenstelling en opdracht van de disfunctiecommissie.".
Art. II.19. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/17 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/17.§ 1. Voor aanmeldende scholen, gelegen in het werkingsgebied van een LOP, moet de aanmeldingsprocedure bij dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd.
De dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door enerzijds meer dan de helft van de participanten, bedoeld in artikel VIII.4, § 1, 1°, 2° en 3°, en anderzijds, meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel VIII.4, § 1, 4° tot en met 12°, telkens van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. § 2. Voor scholen in gemeenten, gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen een aanmeldingsprocedure instellen na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen in de gemeente, en op voorwaarde dat alle aanmeldende scholen in de betreffende gemeente deelnemen aan de aanmeldingsprocedure. § 3. Schoolbesturen kunnen, over scholen, gemeenten en werkingsgebieden van een LOP heen, samen een aanmeldingsprocedure instellen, mits het respecteren van de voorwaarden, vermeld in de eerste en tweede paragraaf.
In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, blijven de respectieve ordeningscriteria, vermeld in artikel 37/22, artikel 37/23 en artikel 37/24 onverminderd gelden. § 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.".
Art. II.20. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/18 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/18.Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR. De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.".
Art. II.21. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/19 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/19.§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, een van volgende initiatieven nemen: 1° aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de Commissie inzake leerlingenrechten melden de aanmeldingen te zullen organiseren conform een standaarddossier;2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR.In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan; 3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, voorleggen aan de Vlaamse Regering.In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure. § 2. Bij een negatief besluit van de CLR over de, overeenkomstig paragraaf 1, 2°, voorgelegde aangepaste afwijkingen van een standaarddossier, kan het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP beslissen de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit het aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, voorleggen aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure. § 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het, overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP beslissen de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepaste voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.".
Art. II.22. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/20 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/20.§ 1. Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar voor elke school en vestigingsplaats, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure, een capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor de betreffende scholen, vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, als het maximaal aantal leerlingen ziet. § 2. Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, zijnde het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, desgevallend per contingent als vermeld in artikel 37/24, minstens bekend op volgende momenten: 1° voor de start van de inschrijvingen of, in voorkomend geval, de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, §§ 2 en 3;2° voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/21;3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/27. Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP communiceert het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP, en respecteert daarbij de binnen het LOP gemaakte afspraken. § 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen, mits toepassing van de volgens artikel 37/24 te bepalen contingenten.
Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP moet de capaciteitsverhoging door het LOP zijn goedgekeurd. Schoolbesturen van scholen, gelegen in gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP, delen de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen, gelegen in die gemeente. § 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit als vermeld in paragraaf 1 overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden. § 5. Een aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van het LOP maken hierover afspraken binnen het LOP.".
Art. II.23. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/21 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/21.§ 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data: 1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen. § 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen van leerlingen die niet behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat: 1° op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente; 3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.".
Art. II.24. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/22 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/22.§ 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, worden bij voorrang ingeschreven. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels: 1° het ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4, op de weigeringslijst. Scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren eventuele afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3. § 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/9. § 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/9, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld: 1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school. § 4. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde: 1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, bedoeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, en met toepassing van artikel 37/24, vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.".
Art. II.25. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/23 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/23.§ 1. Op het einde van de door de Vlaamse Regering bepaalde aanmeldingsperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen, aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria: a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;c) toeval.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of d); d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het door bij hen onderschreven standaarddossier of de eventuele afwijkingen daarop, zoals goedgekeurd door de CLR, en met toepassing van artikel 37/24. § 2. Indien het schoolbestuur besliste de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden alle aangemelde leerlingen geordend als volgt: 1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen als vermeld in artikel 37/22, §§ 2 en 3;2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/22, § 2;2° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, zoals bepaald in artikel 37/22, § 3;3° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria: a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;c) toeval.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of d); d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het door bij hen onderschreven standaarddossier of de eventuele afwijkingen daarop, zoals goedgekeurd door de CLR, en met toepassing van artikel 37/24.".
Art. II.26. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/24 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/24.§ 1. Een schoolbestuur bepaalt minstens voor de kleuters, geboren in de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn, en voor het eerste jaar van het lager onderwijs van al zijn scholen of vestigingsplaatsen waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure, twee contingenten die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer indicatoren ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen, vermeld in het eerste en het tweede lid, in de scholen in het werkingsgebied van het LOP of, voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, in de betrokken gemeente. De twee contingenten samen vormen 100 procent.
De contingenten, en de vrije plaatsen per contingent, worden voor de start van de aanmeldingsperiode door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.
De reeds ingeschreven leerlingen en leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, worden op basis van het voldoen aan één of meer of op basis van het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.
De aangemelde leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer van de indicatoren of op basis van het voldoen aan geen van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in respectievelijk het contingent indicatorleerlingen of niet-indicatorleerlingen, zolang het contingent niet bereikt is.
Indien bij het ordenen van de aangemelde leerlingen, na afsluiten van de aanmeldingsperiode, de capaciteit binnen een van beide contingenten niet bereikt is, worden de openstaande plaatsen opgevuld met de, conform de bepalingen in artikel 37/23, hoogst gerangschikte leerlingen op de lijst van de ongunstig gerangschikte leerlingen uit het andere contingent. § 2. Het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP de schoolbesturen die een gezamenlijke aanmeldingsprocedure organiseren, maken voor de start van de inschrijvingen afspraken over: 1° de berekening van de relatieve aanwezigheid in het werkingsgebied of deelgebieden ervan, zijnde de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen het werkingsgebied of deelgebieden ervan, eventueel tot op de niveaus, vermeld in artikel 37/20;2° de berekening van de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen, zijnde de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen in de vestigingsplaatsen en scholen en dit eventueel tot op de niveaus, vermeld in artikel 37/20;3° de niveaus, vermeld in artikel 37/20, van de school waarop de contingenten bepaald zullen worden en de verschillen die er eventueel tussen de verschillende deelgebieden gemaakt worden;4° de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden;5° de wijze waarop enerzijds andere actoren betrokken zullen worden bij de werving, toeleiding en ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren. Voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP is: 1° de relatieve aanwezigheid in de school of vestigingsplaats de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het aantal leerlingen in een school of vestigingsplaats;2° de relatieve aanwezigheid in de gemeente de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen de gemeente. Als een schoolbestuur erom vraagt, stellen de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap gegevens over het al dan niet voldoen aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van elk van zijn leerlingen ter beschikking van dat schoolbestuur. Daarnaast stellen de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, in voorkomend geval, gegevens ter beschikking van het LOP over het al dan niet voldoen aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van de leerlingen van de scholen gelegen in het werkingsgebied van het LOP. Deze gegevens zijn afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling. § 3. De indeling van de aangemelde leerlingen in een van beide contingenten gebeurt op basis van volgende indicatoren: 1° het gezin, vermeld in artikel 3, § 1, 17°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, heeft in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één selectieve participatietoeslag leerling ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen. Voor de schooljaren 2019-2020 en 2020-2021 komen eveneens in aanmerking voor voorrang: de leefeenheid, vermeld in artikel 5, 21°, van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, heeft in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één schooltoelage zoals bedoeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen; 2° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. § 4. De Vlaamse Regering kan de wijze waarop het voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, aangetoond wordt, bepalen en kan hiervoor een procedure vastleggen.
Voor de indicator, vermeld in paragraaf 3, 1°, gelden dan de inkomensgrenzen van de regeling inzake schooltoelagen of de selectieve participatietoeslag leerling als richtinggevend.".
Art. II.27. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/25 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/25.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/20 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/22 tot en met artikel 37/24, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren. § 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/22 tot en met 37/24, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de ordeningscriteria, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop. § 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria of indicatoren die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten, zoals bepaald in artikel 37/16, § 2, leidt tot een andere beslissing.
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen. § 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen. § 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/20. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP, buiten het werkingsgebied van een LOP aan een daartoe gemandateerd schoolbestuur.".
Art. II.28. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/26 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/26.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch, in voorkomend geval per contingent, noteert.
Overeenkomstig artikel 37/25 wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister. § 2. Met uitzondering van leerlingen die werden ingeschreven in overcapaciteit, zoals bepaald in artikel 37/28, wordt bij het invullen van vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37/20, de volgorde van de weigeringen, indien van toepassing binnen het betreffende contingent, gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. II.29. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/27 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/27.Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.".
Art. II.30. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling C, ingevoegd bij artikel II.16, een artikel 37/28 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/28.§ 1. In afwijking van artikel 37/20, § 5, kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven: 1° een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs;2° leerlingen die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;6° leerlingen waarvoor de disfunctiecommissie, bepaald in artikel 37/16, § 2, toestemming heeft verleend voor een inschrijving in overcapaciteit. § 2. In afwijking van artikel 37/20, § 5, moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.".
Art. II.31. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, ingevoegd bij artikel II.3, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Weigeren van inschrijvingen".
Art. II.32. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 3, ingevoegd bij artikel II.31, een artikel 37/29 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/29.§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. § 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. § 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.".
Art. II.33. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 3, ingevoegd bij artikel II.31, een artikel 37/30 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/30.§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt haar beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen en bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs, mee aan de ouders van de leerling en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Indien de school of vestigingsplaats gelegen is buiten het werkgebied van een LOP, meldt het schoolbestuur de weigering aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Het weigeringsdocument, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de ouders voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met een van beide in contact kan treden.
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20 of op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden als vermeld in artikel 37/14, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen, desgevallend in het betreffende contingent, de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister. § 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.".
Art. II.34. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, ingevoegd bij artikel II.3, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Bemiddelings- en klachtenprocedure".
Art. II.35. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 4, ingevoegd bij artikel II.34, een artikel 37/31 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/31.§ 1. Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/32 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/33, wanneer ze niet akkoord zijn met: 1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20;2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/29;3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/10;4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/11;5° een weigering op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandig-heden als vermeld in artikel 37/14. In geval van weigeringen, die niet behoren tot de weigeringen bepaald in punt 2°, 3° en 4°, door een school die eerder, conform artikel 37/12, besliste geen leerlingen te zullen weigeren, kunnen ouders van geweigerde leerlingen en eventueel andere belanghebbenden gezamenlijk een klacht indienen. § 2. Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, duidt de Vlaamse Regering per provincie, een LOP-deskundige en een onderwijsinspecteur aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen.
Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/33, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.".
Art. II.36. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 4, ingevoegd bij artikel II.34, een artikel 37/32 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/32.§ 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/31. § 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening of afgifte van het weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR als vermeld in artikel 37/33. § 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/33, § 2.".
Art. II.37. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 4, ingevoegd bij artikel II.34, een artikel 37/33 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/33.§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/31, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/32, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk. § 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering of de uitschrijving.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP. § 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.".
Art. II.38. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 4, ingevoegd bij artikel II.34, een artikel 37/34 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/34.§ 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies. § 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven. § 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2: 1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen. § 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.".
Art. II.39. Artikel 37/6/1, eerste lid, artikel 37/16, § 1, tweede en derde lid, en artikel 37/20, § 1 en § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden opgeheven.
In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV, afdeling 3, bestaande uit artikelen 37bis tot en met 37duodevicies, met uitzondering van artikel 37/6/1, opgeheven. Afdeling 3. - Buitengewoon basisonderwijs
Art. II.40. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IV/2 ingevoegd dat luidt als volgt: "Hoofdstuk IV/2. Recht op inschrijving in het buitengewoon onderwijs".
Art. II.41. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, ingevoegd bij artikel II.40, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Recht op inschrijving".
Art. II.42. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 1, ingevoegd bij artikel II.41, een artikel 37/35 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/35.§ 1. Elke leerling die beschikt over een verslag, zoals bepaald in artikel 15, of over een document opgemaakt door het CLB waaruit blijkt dat het handelingsgericht diagnostisch proces is doorlopen, heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders, onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet voor het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats. § 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen. De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Ouders geven opnieuw schriftelijk akkoord. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving. § 3. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van: 1° het type waarvoor wordt ingeschreven;2° de datum en het tijdstip van de inschrijving; 3° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.".
Art. II.43. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 1, ingevoegd bij artikel II.41, een artikel 37/36 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/36.§ 1. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit. § 2. In afwijking van paragraaf 1, beëindigt de vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar en hetzelfde type in een andere school voor buitengewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die effectief schoolloopt in de school en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een school voor buitengewoon onderwijs, voor hetzelfde type, wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van 1 september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.".
Art. II.44. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, ingevoegd bij artikel II.40, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen".
Art. II.45. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.44, een artikel 37/37 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/37.Een schoolbestuur beslist jaarlijks voor al zijn scholen voor buitengewoon basisonderwijs, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen moet kunnen weigeren op basis van capaciteit.
Het schoolbestuur neemt deze beslissing, en bepaalt de betreffende capaciteit, voor een of meer van volgende niveaus: a) per school;b) per vestigingsplaats;c) per niveau, al dan niet per vestigingsplaats;d) per type, al dan niet per vestigingsplaats. Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur oordeelt alle verzoeken tot inschrijving te kunnen realiseren, zijn de bepalingen in artikel 37/38 van toepassing.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur wenst te kunnen weigeren op basis van capaciteit als vermeld in artikel 37/39, en beroep wenst te doen op het platform voor het realiseren van een inschrijving van leerlingen na het bereiken van de capaciteit, zijn de bepalingen van artikel 37/39 tot en met 37/42 van toepassing.".
Art. II.46. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.44, een artikel 37/38 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/38.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de inschrijvingen.
Een schoolbestuur hanteert een inschrijvingsregister per onderdeel waarvoor het besliste geen leerlingen te zullen weigeren op basis van capaciteit, waarin het alle inschrijvingen chronologisch noteert.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 2. Het verloop van de inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. II.47. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.44, een artikel 37/39 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/39.§ 1. Een schoolbestuur moet de inschrijvingen voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor het besliste leerlingen te moeten kunnen weigeren omwille van capaciteit, laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.
De Vlaamse Regering bepaalt de start- en einddatum van de aanmeldingsperiode. § 2. Het schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 februari voor welke niveaus, zoals bepaald in artikel 37/37, het de inschrijvingen zal laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. II.48. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.44, een artikel 37/40 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/40.§ 1. Het schoolbestuur rangschikt de binnen de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/39, aangemelde leerlingen, die behoren tot de volgende voorrangsgroepen bovenaan en respecteert daarbij onderstaande volgorde: 1° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als een reeds ingeschreven leerling;2° leerlingen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/36, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.Met personeelslid wordt bedoeld: a) een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;b) een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school;3° voor scholen, gelegen in tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en tot het aandeel van 65 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/37, bereikt is, leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, zoals bepaald in artikel 37/58;4° een schoolbestuur kan voor zijn scholen een maximum van 50 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/39, § 2, voorrang verlenen aan leerlingen die - uiterlijk op het moment van de effectieve lesbijwoning - verblijven of gebruikmaken van dat internaat of semi-internaat.Met internaat of semi-internaat wordt bedoeld: a) internaten, als bepaald in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;b) internaten met permanente openstelling als vermeld in hoofdstuk 6 van dezelfde codificatie;c) semi-internaten, als bepaald in het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen;d) multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, voor wat de functies dagopvang, verblijf, diagnostiek of intensieve behandeling betreft. Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, reeds bereikt werd binnen bovenstaande voorrangsgroepen worden de leerlingen uit de betreffende voorrangsgroep, geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, bereikt werd binnen de overige aangemelde leerlingen, worden de betreffende leerlingen geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats. § 2. Wanneer meerdere scholen of vestigingsplaatsen samen aanmelden worden de aangemelde leerlingen toegewezen aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven, waarbinnen de leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen. De leerling wordt verwijderd uit de lijst van aangemelde leerlingen in de lager gerangschikte scholen of vestigingsplaatsen op zijn voorkeurslijst.
De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen ter beschikking stellen voor gezamenlijke aanmeldingsprocedures.".
Art. II.49. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.44, een artikel 37/41 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/41.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt.
Aan de ouders wordt meegedeeld of de leerling gunstig of ongunstig gerangschikt is, op basis van de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4.
Indien de leerling ongunstig gerangschikt is, deelt de school eveneens mee welke plaats de leerling inneemt op de lijst van ongunstig gerangschikte leerlingen.
De ouders van de gunstig gerangschikte leerlingen krijgen een melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven. § 2. Het schoolbestuur noteert alle inschrijvingen van de gunstig gerangschikte leerlingen in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip en het type waarvoor wordt ingeschreven.
Inschrijvingen voor eventueel resterende vrije plaatsen na de aanmeldingen, binnen de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4, worden in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip van inschrijving, en het type waarvoor wordt ingeschreven en in voorkomend geval vermelding van de toewijzing van de leerling door het platform, vermeld in artikel 37/43/3, § 1. § 3. Plaatsen van gunstig gerangschikte leerlingen die zich in deze periode, vermeld in § 1, derde lid, niet zijn komen inschrijven, of wiens inschrijving door een inschrijving in een andere school voor buitengewoon onderwijs ongedaan gemaakt wordt, zoals bepaald in artikel 37/36, worden tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum toegekend aan de hoogst gerangschikte leerlingen van de lijst van niet-gunstig gerangschikte leerlingen.
Deze leerlingen behouden hun recht op inschrijving gedurende veertien kalenderdagen na de melding van de omzetting in een gunstige rangschikking. § 4. Het schoolbestuur kan de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, verhogen tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum.".
Art. II.50. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel II.44, een artikel 37/42 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/42.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de uiterlijke datum waarop het schoolbestuur aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap meldt welke leerlingen ongunstig gerangschikt zijn, op basis van de capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/41, § 4. § 2. Voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor ongunstig geordende leerlingen werden gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in paragraaf 4, kunnen bijkomende inschrijvingen enkel gerealiseerd worden op vraag van, of mits goedkeuring van het platform, zoals bepaald in artikel 37/43/2. Het platform kan hierover afspraken maken.
Elke bijkomende vraag tot inschrijving voor een niveau waarvoor de capaciteit bereikt werd op het einde van deze inschrijvingsperiode, wordt in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, en via het digitale weigeringsdocument gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 37/43/1.".
Art. II.51. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, ingevoegd bij artikel II.40, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Weigeren".
Art. II.52. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 3, ingevoegd bij artikel II.51, een artikel 37/43 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/43.§ 1. Een schoolbestuur kan geen verzoek tot inschrijving weigeren, behoudens in volgende gevallen: 1° wanneer het gaat om een leerling die op het moment van de effectieve start van de lesbijwoning niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling A, B en C;2° wanneer het gaat om een leerling die in het lopende schooljaar definitief werd verwijderd uit de betrokken school, overeenkomstig artikel 32 en 33. § 2. Een schoolbestuur kan geen verzoeken tot inschrijving weigeren op basis van bereikte capaciteit, van leerlingen: 1° die terugkeren in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 15 of 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;2° voor wie de school door het platformoverleg werd voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3. § 3. Een schoolbestuur kan, ook nadat de capaciteit overschreden werd, en nadat reeds beroep werd gedaan op het platform voor geweigerde leerlingen, alsnog leerlingen inschrijven die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang; d) behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/39, § 3, a) en b).".
Art. II.53. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 3, ingevoegd bij artikel II.51, een artikel 37/43/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 37/43/1. Het schoolbestuur meldt, in geval van een weigering van het verzoek tot inschrijving als vermeld in artikel 37/42, § 1, 1° en 2°, of op basis van bereikte capaciteit, de weigering binnen de zeven kalenderdagen aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Het schoolbestuur meldt, in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32 en 33, de definitieve uitsluiting binnen de zeven kalenderdagen aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De Vlaamse Regering bepaalt het digitale model van het weigeringsdocument.".
Art. II.54. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 3, ingevoegd bij artikel II.51, een artikel 37/43/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 37/43/2. § 1. De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap roepen, op basis van de informatie in de digitale melding van weigering, of in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32, § 3, en artikel 33, alle relevante actoren samen voor een platformoverleg. § 2. Voor het platformoverleg worden uitgenodigd: 1° de schoolbesturen van alle scholen uit de regio met een aanbod voor het betreffende type;2° afgevaardigden van het CLB dat de betreffende leerling tot op dat moment begeleid heeft, en van het CLB van de school voor buitengewoon onderwijs die het verzoek tot inschrijving weigerde;3° de ouders of hun eventuele vertegenwoordiger, en waar mogelijk de leerling;4° vertegenwoordigers van organisaties die schoolexterne begeleidingsmogelijkheden bieden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften, of verblijfmogelijkheden voorzien, wanneer het weigeringsdocument een vraag naar deze begeleiding of verblijfsmogelijkheid bevat. Leden die uitgenodigd worden voor het platformoverleg kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen die de leerling, waarvoor het platform een passend alternatief zoekt, begeleiden. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten inzake de werking van het platform.".
Art. II.55. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 3, ingevoegd bij artikel II.51, een artikel 37/43/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 37/43/3. § 1. Het platformoverleg formuleert, binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de weigering of definitieve uitsluiting van de leerling, een passend alternatief voor de leerling die geweigerd of definitief uitgesloten werd, aan de ouders.
Het passend alternatief bestaat uit een voorstel tot inschrijving in één of meerdere scholen. Het platformoverleg houdt daarbij rekening met de vrije schoolkeuze, het onderwijsaanbod, de afstand tussen de woon- of verblijfplaats van de leerling en de school, de vraag van de ouder naar leerlingenvervoer, in voorkomend geval het behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/40, § 1, en desgevallend de nood aan schoolexterne begeleidingsmogelijkheden of verblijfmogelijkheden voor kinderen met bijkomende zorgbehoeften.
Het passend alternatief kan ook bestaan uit de beslissing om alsnog in te schrijven in de school waarin de inschrijving initieel niet gerealiseerd werd.
Indien de leerling geweigerd werd in een school, waarnaar de leerling recht op leerlingenvervoer genoot, en de ouders vragen om leerlingenvervoer, dient het platform de regels met betrekking tot het recht op leerlingenvervoer te respecteren bij het zoeken naar een passend alternatief. Het platform kan enkel een gemotiveerde afwijking toestaan op het recht op leerlingenvervoer naar de school of vestigingsplaats die voorgesteld wordt als passend alternatief, op voorwaarde dat het passend alternatief zich bevindt binnen redelijke afstand. § 2. Ouders beslissen binnen de zeven kalenderdagen of ze al dan niet ingaan op het passend alternatief dat wordt voorgesteld door het platformoverleg. Indien de ouders akkoord gaan met de voorgestelde school, schrijven ze hun kind er binnen die termijn van zeven kalenderdagen in.
Indien de ouders de inschrijving niet bevestigen binnen de zeven kalenderdagen, of indien de ouders een inschrijving realiseren in een andere school, vervalt de verplichting van het platformoverleg om een plaats te garanderen voor de betreffende leerling.".
Art. II.56. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/2, afdeling 3, ingevoegd bij artikel II.51, een artikel 37/43/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 37/43/4. § 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een weigering, of wanneer ze niet akkoord gaan met het door het platform voorgesteld passend alternatief, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie voor deze klachten. § 2. Klachten die worden ingediend na de termijn van zeven kalenderdagen na het ontvangen van de weigering of nadat het passend alternatief aan de ouders werd gecommuniceerd, zijn onontvankelijk. § 3. Een klacht bij de CLR schort de termijn van zeven kalenderdagen, waarbinnen ouders de inschrijving in de school die door het platform wordt voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3, § 1, moeten bevestigen. § 4. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 5. Indien de CLR de klacht gegrond acht, wordt het platform opnieuw bevoegd voor het formuleren van een passend alternatief.
Indien de CLR de klacht ongegrond acht, schrijft de leerling zich alsnog in, in de door het platform voorgestelde school, binnen de termijn van zeven kalenderdagen.". HOOFDSTUK III. - Wijziging Codex Secundair Onderwijs Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. III.1. In artikel 2 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 30 november 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "110/19 tot en met 110/27," opgeheven;2° in paragraaf 1, tweede lid, 3°, wordt de zinsnede "110/1 tot en met 110/18" opgeheven;3° aan paragraaf 2 worden een derde lid en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De artikelen 253/1 tot en met 253/31 zijn enkel van toepassing op de scholen gelegen in het Nederlandse taalgebied.De artikelen 253/33 tot en met 253/63 zijn enkel van toepassing op de scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
De artikelen 253/1 tot en met 253/6, artikelen 253/21 tot en met 253/38, en artikelen 253/54 tot en met 253/63, gelden ook voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd."; 4° in paragraaf 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid, een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De artikelen 295/1 tot en met 295/15 zijn niet van toepassing op de ziekenhuisscholen."; 5° in paragraaf 6 wordt de zinsnede "artikel 110/1 tot en met 110/18," opgeheven;6° in paragraaf 6 wordt tussen het artikel "253" en het artikel "256/11" de zinsnede ", artikel 253/1 tot en met 253/6, artikel 253/21 tot en met 253/38, artikel 253/54 tot en met 253/63," ingevoegd. Art. III.2. In dezelfde codex wordt in deel III, titel 2, het hoofdstuk 1/2, bestaande uit de artikelen 110/19 tot en met 110/27, opgeheven. Afdeling 2. - Gewoon secundair onderwijs
Art. III.3. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, een nieuw hoofdstuk 1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 1/1. Inschrijvingsrecht voor scholen gelegen in het Nederlandse taalgebied".
Art. III.4. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel III.3, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Inwerkingtreding".
Art. III.5. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 1, ingevoegd bij artikel III.4, een artikel 253/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/1.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing voor de inschrijvingen als regelmatige leerling in het gewoon secundair onderwijs voor lesbijwoning vanaf het schooljaar 2020-2021 of later.
Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit hoofdstuk worden de door de Vlaamse Regering, overeenkomstig artikel 12, bepaalde vakantieperioden niet meegerekend.".
Art. III.6. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel III.3, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Recht op inschrijving".
Art. III.7. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.6, een artikel 253/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/2.De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht als instrument van een beleid op gelijke onderwijskansen zijn: 1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van de betrokken personen en leerlingen;2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen; 3° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie.".
Art. III.8. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.6, een artikel 253/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/3.§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats ervan, gekozen door de betrokken personen. Is de leerling twaalf jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aldaar ingerichte onderwijsaanbod.
De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de betrokken personen van het pedagogisch project en school- of centrumreglement. § 2. Een school registreert elke inschrijving binnen de zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van: 1° het structuuronderdeel waarvoor de leerling is ingeschreven;2° de datum en het tijdstip van de inschrijving; 3° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.".
Art. III.9. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.6, een artikel 253/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/4.§ 1. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school. Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen, rekening houdend met het aldaar ingerichte onderwijsaanbod, en de structuuronderdelen heen, tenzij in geval van overschrijding van de capaciteit of volzetverklaring als vermeld in de artikelen 253/13 en 253/22.
Indien de voortgang van de schoolloopbaan, met inachtname van de toelatingsvoorwaarden, het behoud of de verandering van vestigingsplaats of structuuronderdeel noodzakelijk maakt, dan kan de keuze van de betrokken personen niet worden gestuit.
Het verworven recht van inschrijving blijft als van de school een deel wordt afgesplitst en ondergebracht in een nieuwe school van hetzelfde schoolbestuur. § 2. Een schoolbestuur met scholen die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan, afzonderlijk in het gewoon en in het buitengewoon secundair onderwijs, ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van de ene secundaire school naar de andere secundaire school de inschrijvingen te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 3. Een school- of centrumbestuur met scholen of centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan ervoor opteren om voor de toepassing van de bepalingen in dit hoofdstuk, de desbetreffende gebiedsomschrijving als één school of centrum te beschouwen. Een school- of centrumbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn school- of centrumreglement.".
Art. III.10. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.6, een artikel 253/5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/5.Elke inschrijving vóór 1 september voor het daaropvolgend schooljaar voor een bepaald structuuronderdeel in een bepaalde school voor gewoon onderwijs maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor datzelfde structuuronderdeel en schooljaar in een andere school van rechtswege ongedaan.
Elke inschrijving vóór 1 februari voor een structuuronderdeel, ingericht als -Se-n-Se dat op 1 februari start, in een bepaalde school maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor datzelfde structuuronderdeel in een andere school voor gewoon onderwijs van rechtswege ongedaan.
Elke inschrijving in de loop van het betrokken schooljaar voor een bepaald structuuronderdeel, maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor hetzelfde of een ander structuuronderdeel voor datzelfde schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs ongedaan vanaf de start van de effectieve, tenzij gewettigde afwezigheid, lesbijwoning.".
Art. III.11. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.6, een artikel 253/6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/6.§ 1. Het recht op inschrijving geldt onverkort voor leerlingen die een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging. § 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 294, worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die betrokken personen bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de betrokken personen gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de betrokken personen, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de betrokken personen, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding beslist de school binnen een redelijke termijn na de inschrijving en uiterlijk binnen zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het centrum voor leerlingenbegeleiding het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag als vermeld in artikel 352 op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit. § 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag als vermeld in artikel 294 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de betrokken personen en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de betrokken personen studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden. § 4. In afwijking van paragraaf 2 en 3 is studievoortgang op basis van een individueel aangepast curriculum niet mogelijk in de leertijd. § 5. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon secundair onderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon secundair onderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.".
Art. III.12. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel III.3, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Organisatie van de inschrijvingen".
Art. III.13. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, ingevoegd bij artikel III.12, een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 1. Inschrijvingen voor het eerste leerjaar van de eerste graad: gemeenschappelijke bepalingen".
Art. III.14. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel III.13, een artikel 253/7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/7.§ 1. Een schoolbestuur beslist jaarlijks en uiterlijk op 31 januari per school, per vestigingsplaats of per structuuronderdeel, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen wil kunnen weigeren omwille van bereikte capaciteit. In bevestigend geval gelden de bepalingen van onderafdeling 3, in het andere geval gelden de bepalingen van onderafdeling 2. Ook indien het schoolbestuur beslist voor het daaropvolgende schooljaar niet te weigeren omwille van capaciteit, kan het zich aansluiten bij een aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen van onderafdeling 3 van toepassing.
Voor de inschrijvingen voor schooljaar 2020-2021 beslist het schoolbestuur daarnaast per school, per vestigingsplaats, of eventueel per structuuronderdeel, of het de leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 253/14, eerste lid, wenst te kunnen weigeren. In dat geval organiseert het schoolbestuur de inschrijvingen via een aanmeldingsprocedure, zoals bepaald in onderafdeling 3. Scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren eventuele afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 253/14. § 2. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van paragraaf 1, capaciteitsgebieden afbakenen op basis van dreigende of bestaande capaciteitsproblemen wanneer de vragen tot inschrijving de door de schoolbesturen bepaalde capaciteit benaderen of overschrijden, waardoor het recht op inschrijving vermeld in artikel 253/3, niet meer kan worden gegarandeerd. In capaciteitsgebieden zijn schoolbesturen verplicht voor al hun scholen en vestigingsplaatsen, gelegen in het capaciteitsgebied, om gezamenlijk een aanmeldingsprocedure te organiseren.
Onverminderd het in paragraaf 1 gestelde, zijn vanaf de inschrijvingen voor schooljaar 2020-2021 capaciteitsgebieden: het werkingsgebied van het LOP Antwerpen en van het LOP Gent.".
Art. III.15. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel III.13, een artikel 253/8 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/8.De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de inschrijvingen.".
Art. III.16. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, ingevoegd bij artikel III.12, een onderafdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 2. Inschrijvingen voor het eerste leerjaar van de eerste graad zonder aanmeldingsprocedure".
Art. III.17. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel III.16, een artikel 253/9 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/9.Een schoolbestuur hanteert per structuuronderdeel een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch noteert. Het verloop van inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van het inschrijvingsregister.".
Art. III.18. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel III.16, een artikel 253/10 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/10.Een schoolbestuur dat door uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert om bijkomende inschrijvingen te realiseren in een of meer scholen, vestigingsplaatsen of structuuronderdelen, moet een aanvraag indienen bij de CLR om alsnog leerlingen te kunnen weigeren op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden.
De CLR beslist binnen een termijn van veertien kalenderdagen na het ontvangen van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, of en onder welke voorwaarden weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toegestaan worden.
Indien het schoolbestuur reeds leerlingen geweigerd heeft, voorafgaand aan de aanvraag bij de CLR of de beslissing door de CLR, worden deze alsnog ingeschreven indien de CLR beslist geen weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toe te staan.".
Art. III.19. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, ingevoegd bij artikel III.12, een onderafdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 3. Inschrijvingen voor het eerste leerjaar van de eerste graad met aanmeldingsprocedure".
Art. III.20. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/11 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/11.§ 1. Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door de betrokken personen van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen in het eerste leerjaar A of B. Als de betrokken personen zich voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen aanmelden, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
Na afsluiten van de aanmeldingsperiode worden de aangemelde leerlingen geordend, volgens artikel 253/16. De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerling in het inschrijvingsregister. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de start- en de einddatum van de aanmeldingen voor inschrijvingen voor een bepaald schooljaar en de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt.
De periode waarbinnen de betrokken personen de gunstig gerangschikte leerling kunnen inschrijven bedraagt drie weken vanaf de startdatum van de inschrijvingen, zoals bepaald in artikel 253/8.
Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode kunnen geen inschrijvingen gebeuren voor het volgende schooljaar.
Het schoolbestuur noteert de inschrijvingen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister, zoals bepaald in artikel 253/18. De aangemelde leerlingen worden opgenomen in het aanmeldingsregister, bepaald in artikel 253/17. § 3. Elk schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen, of het LOP, dat de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure richt een commissie op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van disfuncties en klachten betreffende de aanmeldingsprocedure. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere bepalingen betreffende de samenstelling en opdracht van de disfunctiecommissie en het model waarmee de melding dient te gebeuren.".
Art. III.21. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/12 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/12.Voor de aanmeldingen voor de inschrijvingen vanaf het schooljaar 2020-2021 meldt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, uiterlijk op 31 januari voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, voor welke scholen, vestigingsplaatsen of structuuronderdelen de inschrijvingen zullen worden voorafgegaan door een digitale aanmeldingsprocedure, conform artikel 253/11 en de eventuele toepassing van de voorrang voor ondervertegenwoordigde groepen, conform artikel 253/15, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. III.22. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/13 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/13.§ 1. Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode moet een schoolbestuur voor al zijn scholen of vestigingsplaatsen waarvoor het de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure een capaciteit bepalen op volgend niveau: a) hetzij het eerste leerjaar A afzonderlijk en het eerste leerjaar B afzonderlijk en voor alle vestigingsplaatsen van de school samen;b) hetzij het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B samen en voor alle vestigingsplaatsen van de school samen;c) hetzij het eerste leerjaar A afzonderlijk en het eerste leerjaar B afzonderlijk en per afzonderlijke vestigingsplaats van de school;d) hetzij het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B samen en per afzonderlijke vestigingsplaats van de school. Onder capaciteit wordt het maximaal aantal leerlingen verstaan dat het schoolbestuur als in te schrijven vooropstelt, waardoor bij het overschrijden van die capaciteit elke bijkomende inschrijving wordt geweigerd, behoudens in de gevallen, vermeld in artikel 253/20. § 2. Een schoolbestuur kan na de start van de aanmeldingsperiode steeds een capaciteit verhogen, op voorwaarde van: a) goedkeuring door het LOP in het geval de school is gelegen in een gemeente die behoort tot het werkingsgebied van een LOP;b) mededeling aan de schoolbesturen van de andere scholen en centra gelegen in die gemeente indien de school of het centrum is gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP. § 3. Een schoolbestuur deelt aan alle belanghebbenden en, indien gelegen in het werkingsgebied van een LOP, aan dat LOP zijn bepaalde capaciteiten mee.".
Art. III.23. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/14 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/14.Elk schoolbestuur verleent bij het ordenen van de aangemelde leerlingen voor een bepaald structuuronderdeel, voorrang aan: 1° kinderen die tot dezelfde leefentiteit behoren als een reeds ingeschreven leerling in de school of de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, als vermeld in artikel 253/4;2° met behoud van de toepassing van punt 1°, kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, als vermeld in artikel 253/4, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen. Met personeelsleden als vermeld in het eerste lid, 2°, wordt bedoeld: 1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in een school; 2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.".
Art. III.24. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/15 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/15.§ 1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde capaciteit als vermeld in artikel 253/13, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, zijnde één of meer groepen van leerlingen die, op basis van één of meerdere objectieve kenmerken, in de school relatief ondervertegenwoordigd zijn ten aanzien van een referentiepopulatie.
Deze voorrang bedraagt ook in geval van meer ondervertegenwoordigde groepen in totaal maximum 20 procent van de bepaalde capaciteit.
Het LOP kan een voorstel uitwerken met betrekking tot de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen gelegen in het werkingsgebied, waarbij de scholen aangeven welk deel van hun capaciteit ze voorbehouden voor de door het LOP bepaalde groepen. De scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt dit voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente - of van de gemeenten - waarin de scholen die de voorrang toepassen gelegen zijn. § 2. Scholen die deze voorrang toepassen, melden dit steeds, en uiterlijk op 31 januari, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP, meldt het LOP de toepassing van deze voorrang steeds, en uiterlijk op 31 januari, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Zij gebruiken hiervoor het model zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 253/13, laatste lid.
Scholen en LOP kunnen hun voorstel van afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR en dit uiterlijk op 1 december voorafgaand aan de aanmeldingen. § 3. De effecten van de toepassing van deze voorrang van ondervertegenwoordigde groepen worden gedurende 4 jaar gemonitord door het LOP.".
Art. III.25. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/16 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/16.§ 1. Voor de inschrijvingen vanaf het schooljaar 2020-2021 ordent het schoolbestuur, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het daartoe gemandateerde schoolbestuur of het LOP, op het einde van de aanmeldingsperiode, voor zijn school of voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen als volgt: 1° eerst de leerlingen die tot dezelfde leefentiteit behoren, vermeld in artikel 253/14, § 1, 1° ;2° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is als vermeld in 253/14, § 1, 2° ;3° in voorkomend geval, de leerlingen behorend tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 253/15;4° dan de overige leerlingen, in voorkomend geval met inbegrip van de resterende leerlingen uit de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 253/15. § 2. Binnen elk van de groepen, vermeld in paragraaf 1, worden de aangemelde leerlingen geordend en krijgen ze een plaats toegewezen aan de hand van een door de Vlaamse Regering ter beschikking gesteld standaardalgoritme, gebaseerd op de volgende principes: a) een leerling krijgt een toevalsnummer per school of vestigingsplaats waarvoor hij heeft aangemeld;b) een leerling die voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen gunstig gerangschikt is, krijgt de hoogste school of vestigingsplaats van voorkeur toegewezen en wordt verwijderd in de scholen of vestigingsplaatsen van lagere keuze;c) na de definitieve toewijzing kunnen er geen leerlingen zijn die elkaars hogere keuze hebben;d) na de definitieve ordening van de niet gunstig gerangschikte leerlingen kunnen er geen leerlingen zijn met een hoger volgnummer op elkaars hogere keuzeschool of -vestigingsplaats. § 3. Nadat de aanmeldingsperiode is beëindigd en voor de ordening van de aangemelde leerlingen, kunnen de aanmeldende scholen op basis van het aantal aanmeldingen - en eventueel het aantal leerlingen dat de school als eerste keuze opgaf - hun capaciteit voor het eerste leerjaar A, of het eerste leerjaar B, dan wel samen, verhogen, conform de bepalingen in artikel 253/13, § 2.".
Art. III.26. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/17 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/17.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 253/13 bepaalde, capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, op basis van artikel 253/16, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur de rangschikking van alle aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren. § 2. Van de scholen of vestigingsplaatsen waar de aangemelde leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen, wijst het schoolbestuur, of mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur, de aangemelde leerling toe aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de betrokken personen of de leerling bij de aanmelding opgaven.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de betrokken personen of de leerling een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria eerstvolgend gerangschikte leerlingen.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat er geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de daartoe gekozen ordeningscriteria.
De aangemelde leerling en de betrokken personen krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen en over de periode, vermeld in artikel 253/11, § 2.
Indien de aangemelde leerling en zijn ouders binnen de periode, vermeld in artikel 253/11, § 2, geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de aangemelde leerling en de betrokken personen wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen de aangemelde leerling heeft ingenomen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de aangemelde leerling of de betrokken personen een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan door de betrokken personen opgegeven voorrangsgroepen die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten, vermeld in artikel 253/11, § 3, leidt tot een andere beslissing.
Wanneer een via een aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerder gerealiseerde inschrijving beëindigen. § 3. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de aangemelde leerling en de betrokken personen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de betrokken personen of leerling gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de aangemelde leerling en de betrokken personen wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen de aangemelde leerling heeft ingenomen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de aangemelde leerling of de betrokken personen hadden gekozen. § 4. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 253/13. Binnen het werkingsgebied van een LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP, buiten het werkingsgebied van een LOP aan een daartoe gemandateerd schoolbestuur.".
Art. III.27. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/18 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/18.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke overeenkomstig artikel 253/13 bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch noteert.
Overeenkomstig artikel 253/16, wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister. § 2. Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 253/20, wordt voor inschrijvingen door vrijgekomen plaatsen of door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 253/13, § 2, de volgorde van de weigeringen, rekening houdend met de voorrangsgroepen, gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had.
Betrokken personen van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de betrokken personen de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 4. Het verloop van inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. III.28. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/19 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/19.De inschrijvingen en eventuele weigeringen van leerlingen die zich niet hebben aangemeld worden vanaf de door de Vlaamse Regering bepaalde startdatum van de inschrijvingen, vermeld in artikel 253/8, in chronologische volgorde opgenomen in het inschrijvingsregister.".
Art. III.29. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.19, een artikel 253/20 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/20.Een schoolbestuur kan, ook bij overschrijding van een vastgelegde capaciteit, toch in volgende situaties overgaan tot een inschrijving: 1° voor de toelating van leerlingen die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;2° voor de toelating van leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de betrokken personen deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, vermeld in artikel 253/13, naargelang van het geval, en slechts een van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;3° van leerlingen waarvoor de disfunctiecommissie, zoals bepaald in artikel 253/11, § 3, toestemming heeft verleend voor een inschrijving in overcapaciteit. Een schoolbestuur moet, ook bij overschrijding van een vastgelegde capaciteit, toch overgaan tot een inschrijving voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon secundair onderwijs die in het lopende, het voorafgaande schooljaar of daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die gedurende die periode in het buitengewoon secundair onderwijs ingeschreven waren.
In geen enkel structuuronderdeel waarvoor aan de school een minimumpakket is toegekend, kan tijdens het schooljaar van toekenning de inschrijving van een leerling worden geweigerd op basis van capaciteit als vermeld in artikel 253/13.".
Art. III.30. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, ingevoegd bij artikel III.12, een onderafdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 4. Inschrijvingen voor andere leerjaren dan het eerste leerjaar van de eerste graad".
Art. III.31. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.30, een artikel 253/21 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/21.Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag na de paasvakantie van het voorafgaande schooljaar, met uitzondering van de leertijd.
Een school- of centrumbestuur maakt de start van de inschrijvingen bekend aan alle belanghebbenden. Een school- of centrumbestuur dat deel uitmaakt van een LOP, maakt de start van de inschrijvingen alleszins via het LOP bekend.".
Art. III.32. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.30, een artikel 253/22 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/22.Een school- of centrumbestuur, met uitzondering van het eerste leerjaar van de eerste graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs, kan steeds voor al zijn scholen, centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen volzet verklaren op een of meer van volgende niveaus: a) per school;b) per centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;c) per vestigingsplaats;d) per structuuronderdeel of combinatie van structuuronderdelen, al dan niet per vestigingsplaats. Onder volzet verklaren, wordt verstaan dat een school- of centrumbestuur elke bijkomende inschrijving weigert, behoudens de gevallen, vermeld in artikel 253/24, wanneer ze het vooropgestelde maximaal aantal leerlingen heeft ingeschreven.
Het school- of centrumbestuur meldt de volzetverklaring of de eventuele opheffing ervan aan: a) het LOP in het geval de school of het centrum is gelegen in een gemeente die behoort tot het werkingsgebied van een LOP; b) aan de school- en centrumbesturen van de andere scholen en centra gelegen in die gemeente indien de school of het centrum is gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP.".
Art. III.33. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.30, een artikel 253/23 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/23.§ 1. Een school- of centrumbestuur hanteert voor alle overeenkomstig artikel 253/22 bepaalde niveaus waarop volzet verklaard wordt een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch noteert.
Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 253/24, §§ 1 en 2, wordt voor inschrijvingen door het opheffen van de volzetverklaring de volgorde van de geweigerde leerlingen gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 3. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. III.34. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 3, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.30, een artikel 253/24 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/24.§ 1. Een school- of centrumbestuur kan ook na volzetverklaring als vermeld in artikel 253/22 toch in volgende situaties overgaan tot een inschrijving: 1° voor de toelating van leerlingen die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;2° voor de toelating van leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de betrokken personen deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde structuuronderdeel, naargelang van het geval, en slechts een van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de volzetverklaring. § 2. Een school- of centrumbestuur moet ook na volzetverklaring, vermeld in artikel 253/22, toch overgaan tot een inschrijving voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon secundair onderwijs of de leertijd die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school of het centrum ingeschreven waren en die gedurende die periode in het buitengewoon secundair onderwijs ingeschreven waren. § 3. In geen enkel structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs dat behoort tot een graad of onderwijsvorm waarvoor aan de school een minimumpakket is toegekend, kan tijdens het schooljaar van toekenning de inschrijving van een leerling worden geweigerd op basis van volzetverklaring.".
Art. III.35. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel III.3, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Weigeren van inschrijving".
Art. III.36. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 4, ingevoegd bij artikel III.35, een artikel 253/25 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/25.§ 1. Een schoolbestuur kan de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de bij decreet of besluit bepaalde toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden weigeren.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar of in het lopende schooljaar vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende hetzij bij de effectieve start van de lesbijwoning hetzij bij beslissing van de toelatingsklassenraad, aan desbetreffende toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden voldoet. § 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. § 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. Dergelijke weigering van inschrijving kan eveneens in een school waar de inschrijving van de ene naar de andere school doorloopt op basis van artikel 253/4. § 4. Een schoolbestuur van een school voor gewoon secundair onderwijs waarvan de draagkracht onder druk staat, kan slechts na overleg en goedkeuring binnen het LOP de inschrijving in de loop van het schooljaar weigeren van een leerling die elders werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. Deze weigering moet gebaseerd zijn op en conform zijn aan vooraf door het LOP bepaalde criteria.
Voor het bepalen van deze criteria wordt ten minste rekening gehouden met de volgende elementen: 1° het aantal leerlingen met een begeleidingsdossier in het kader van problematische afwezigheden; 2° het aantal eerder in de loop van het schooljaar ingeschreven leerlingen die in hetzelfde schooljaar elders werden uitgesloten.".
Art. III.37. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 4, ingevoegd bij artikel III.35, een artikel 253/26 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/26.§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt zijn beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs mee aan de betrokken personen en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de betrokken personen en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Het model, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de betrokken personen voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met één van beide in contact kan treden.
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit of na volzetverklaring als vermeld in artikel 253/10, 253/13 en 253/22, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister de betrokken leerling staat. § 3. De betrokken personen krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.".
Art. III.38. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel III.3, een afdeling 5 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 5. Bemiddelings- en klachtenprocedure".
Art. III.39. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 5, ingevoegd bij artikel III.38, een artikel 253/27 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/27.§ 1. Betrokken personen en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 253/28 en artikel 253/29, of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 253/30, wanneer ze niet akkoord zijn met: 1° een weigering op basis van bereikte capaciteit of volzetverklaring;2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 253/25;3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 253/5;4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 253/6;5° een weigering op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden als vermeld in artikel 253/10. In geval van weigeringen die niet behoren tot weigeringen bepaald in punt 2°, 3° en 4°, door een school die eerder, conform artikel 253/7, besliste geen leerlingen te zullen weigeren, kunnen betrokken personen van geweigerde leerlingen en eventueel andere belanghebbenden gezamenlijk een klacht indienen. § 2. Voor de toepassing van artikel 253/28 tot en met artikel 253/31 bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedure. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.".
Art. III.40. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 5, ingevoegd bij artikel III.38, een artikel 253/28 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/28.§ 1. In geval van een weigering op basis van artikel 253/25, § 4, start het LOP een bemiddeling om een oplossing voor de geweigerde leerling te zoeken. Het LOP organiseert daartoe een bemiddelingscel, waarvan het de samenstelling en de werkingsprincipes bepaalt. Bij een weigering op basis van andere bepalingen dan deze van artikel 253/25 start het LOP een bemiddeling wanneer de betrokken personen er uitdrukkelijk om verzoeken. § 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening of afgifte, vermeld in artikel 253/26, § 1, tussen de leerling en de betrokken personen en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. De bemiddeling schort de termijn van dertig kalenderdagen, vermeld in artikel 253/30, § 1, op. § 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing. De CLR formuleert dit oordeel binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 4. Indien de CLR de weigeringsbeslissing gegrond acht, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in. Indien het gaat om een weigering op basis van artikel 253/25, § 3 of § 4, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 3, tweede lid. De betrokken personen kunnen bij het zoeken naar een andere school bijgestaan worden door het LOP, inzonderheid door de centra voor leerlingenbegeleiding die deel uitmaken van dat LOP. § 5. Indien de CLR de weigering niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.".
Art. III.41. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 5, ingevoegd bij artikel III.38, een artikel 253/29 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/29.Voor de toepassing van de bemiddeling, vermeld in artikel 253/28, duidt de Vlaamse Regering per provincie een LOP-deskundige en een onderwijsinspecteur aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen.".
Art. III.42. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 5, ingevoegd bij artikel III.38, een artikel 253/30 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/30.§ 1. Betrokken personen en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een weigering of uitschrijving op basis van artikel 253/5, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk. § 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 3. Indien de CLR de weigering gegrond acht, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in.
Indien het gaat om een weigering op basis van artikel 253/6, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 2, tweede lid. Op vraag van de betrokken personen worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB die deel uitmaken van het LOP. § 4. Indien de CLR de weigering niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.".
Art. III.43. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 5, ingevoegd bij artikel III.38, een artikel 253/31 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/31.§ 1. De CLR kan in een situatie als vermeld in artikel 253/28, § 5, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies. § 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven. § 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2: 1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen. § 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.". Afdeling 3. - Buitengewoon secundair onderwijs
Art. III.44. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Recht op inschrijving".
Art. III.45. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.44, een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 1. Inwerkingtreding".
Art. III.46. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel III.45, een artikel 295/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/1.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing voor de inschrijvingen als regelmatige leerling in het buitengewoon secundair onderwijs voor lesbijwoning vanaf het schooljaar 2020-2021 of later.
Voor de toepassing van de termijnen bepaald in deze afdeling worden de door de Vlaamse Regering, overeenkomstig artikel 12, bepaalde vakantieperioden niet meegerekend.".
Art. III.47. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.44, een onderafdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 2. Beginselen".
Art. III.48. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel III.47, een artikel 295/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/2.§ 1. Elke leerling die beschikt over een verslag, zoals bepaald in artikel 294, of over een document opgemaakt door het CLB waaruit blijkt dat het handelingsgericht diagnostisch proces is doorlopen, heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door de betrokken personen, onder de opschortende voorwaarde dat de leerling op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in de artikelen 291 tot en met 294, voldoet voor het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de betrokken personen van het pedagogisch project en schoolreglement. § 2. Een school registreert elke inschrijving binnen de zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van: 1° het type, de opleidingsvorm, en de administratieve groep waarvoor de leerling is ingeschreven;2° de datum en het tijdstip van de inschrijving; 3° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.".
Art. III.49. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel III.47, een artikel 295/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/3.§ 1. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school. Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen en de structuuronderdelen heen.
Indien de voortgang van het leerproces, met inachtname van de studiebewijzen waarover de leerling beschikt en met inachtname van de regelgeving betreffende de toelatings- of instapvoorwaarden in het secundair onderwijs, het behoud of de verandering van vestigingsplaats of structuuronderdeel noodzakelijk maakt, dan kan die niet worden gestuit. Indien zich daarbij verschillende keuzemogelijkheden qua structuuronderdeel voordoen, dan kan de leerling niet tot een welbepaald structuuronderdeel worden gedwongen.
Het verworven recht als ingeschreven leerling blijft behouden indien van de school een deel wordt afgesplitst en ondergebracht in een nieuwe school van hetzelfde schoolbestuur. § 2. Een schoolbestuur met scholen van buitengewoon onderwijs die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan, afzonderlijk in het gewoon en in het buitengewoon secundair onderwijs, ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van de ene secundaire school naar de andere secundaire school de inschrijvingen te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 3. Een schoolbestuur met scholen van buitengewoon onderwijs die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan ervoor opteren om voor de toepassing van de bepalingen in dit hoofdstuk, de desbetreffende gebiedsomschrijving als één school te beschouwen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.".
Art. III.50. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel III.47, een artikel 295/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/4.Elke inschrijving vóór 1 september voor het daaropvolgend schooljaar voor een bepaalde administratieve groep in een bepaalde school voor buitengewoon secundair onderwijs maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor diezelfde administratieve groep in hetzelfde schooljaar in een andere school voor buitengewoon onderwijs van rechtswege ongedaan.
Elke inschrijving in de loop van het betrokken schooljaar voor een bepaalde administratieve groep in een school voor buitengewoon onderwijs, maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor dezelfde of een andere administratieve groep voor datzelfde schooljaar in een andere school voor buitengewoon onderwijs ongedaan vanaf de start van de effectieve lesbijwoning, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid.".
Art. III.51. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.44, een onderafdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 3. Organisatie van de inschrijvingen".
Art. III.52. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.51, een artikel 295/5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/5.Een schoolbestuur beslist jaarlijks voor al zijn scholen voor buitengewoon secundair onderwijs, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen moet kunnen weigeren op basis van capaciteit.
Het schoolbestuur maakt deze beslissing, en bepaalt de betreffende capaciteit, voor een of meer van volgende niveaus: a) hetzij per school;b) hetzij per vestigingsplaats;c) hetzij per opleidingsvorm, al dan niet per vestigingsplaats;d) hetzij per type, al dan niet per vestigingsplaats;e) hetzij per administratieve groep, al dan niet per vestigingsplaats. Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur oordeelt alle verzoeken tot inschrijving te kunnen realiseren, zijn de bepalingen van artikel 295/6 van toepassing.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur wenst te kunnen weigeren op basis van capaciteit en beroep wenst te doen op het platform als vermeld in artikel 295/14, voor het realiseren van een inschrijving van leerlingen na het bereiken van de capaciteit, zijn de bepalingen van artikelen 295/7 tot en met 295/10 van toepassing.".
Art. III.53. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.51, een artikel 295/6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/6.De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de inschrijvingen.
Een schoolbestuur hanteert voor elk overeenkomstig artikel 295/5, eerste lid, bepaald niveau waarvoor het besliste geen enkele leerling te zullen weigeren op basis van capaciteit, een inschrijvingsregister, waarin het alle inschrijvingen chronologisch noteert.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. Het verloop van de inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. III.54. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.51, een artikel 295/7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/7.§ 1. Een schoolbestuur moet de inschrijvingen voor de niveaus, vermeld in artikel 295/5, eerste lid, waarvoor het besliste leerlingen te moeten kunnen weigeren omwille van capaciteit, laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.
De Vlaamse Regering bepaalt de start- en einddatum van de aanmeldingsperiode. § 2. Het schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 februari voor welke niveaus, zoals bepaald in artikel 295/5, eerste lid, het de inschrijvingen zal laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. III.55. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.51, een artikel 295/8 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/8.§ 1. Het schoolbestuur rangschikt de binnen de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 295/7, aangemelde leerlingen, die behoren tot de volgende voorrangsgroepen bovenaan en respecteert daarbij onderstaande volgorde: 1° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als een reeds ingeschreven leerling;2° leerlingen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 295/3, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.Met personeelslid wordt bedoeld: a) een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;b) een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school;3° voor scholen, gelegen in tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en tot het aandeel van 65 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 295/5, eerste lid, bereikt is, leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, zoals bepaald in artikel 253/46;4° een schoolbestuur kan voor zijn scholen een maximum van 50 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 295/5, eerste lid, voorrang verlenen aan leerlingen die - uiterlijk op het moment van de effectieve lesbijwoning - verblijven of gebruik maken van dat internaat of semi-internaat.Met internaat of semi-internaat wordt bedoeld: a) internaten, als bepaald in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;b) internaten met permanente openstelling, als vermeld in hoofdstuk 6 van dezelfde codificatie;c) semi-internaten, als bepaald in het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen;d) multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, voor wat de functies dagopvang, verblijf, diagnostiek of intensieve behandeling betreft. Indien de capaciteit, vermeld in artikel 295/5, eerste lid, of artikel 295/9, § 4, reeds bereikt werd binnen bovenstaande voorrangsgroepen worden de leerlingen uit de betreffende voorrangsgroep, geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 295/5, eerste lid, of artikel 295/9, § 4, bereikt werd binnen de overige aangemelde leerlingen, worden de betreffende leerlingen geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats. § 2. Wanneer meerdere scholen of vestigingsplaatsen samen aanmelden worden de aangemelde leerlingen toegewezen aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de betrokken personen bij de aanmelding opgaven, waarbinnen de leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen. De leerling wordt verwijderd uit de lijst van aangemelde leerlingen in de lager gerangschikte scholen of vestigingsplaatsen op zijn voorkeurslijst.
De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen ter beschikking stellen voor gezamenlijke aanmeldingsprocedures.".
Art. III.56. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.51, een artikel 295/9 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/9.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt.
Aan de betrokken personen wordt meegedeeld of de leerling gunstig of ongunstig gerangschikt is, op basis van de capaciteit, vermeld in artikel 295/5, eerste lid, of artikel 295/9, § 4. Indien de leerling ongunstig gerangschikt is, deelt de school eveneens mee welke plaats de leerling inneemt op de lijst van ongunstig gerangschikte leerlingen.
De betrokken personen van de gunstig gerangschikte leerlingen krijgen een melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de betrokken personen de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de betrokken personen geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven. § 2. Het schoolbestuur noteert alle inschrijvingen van de gunstig gerangschikte leerlingen in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip en het type, de opleidingsvorm en, in voorkomend geval, de administratieve groep waarvoor wordt ingeschreven.
Inschrijvingen voor eventueel resterende vrije plaatsen na de aanmeldingen, binnen de bepaalde capaciteit, worden in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip van inschrijving, en het type, de opleidingsvorm en, in voorkomend geval, de administratieve groep waarvoor wordt ingeschreven en, in voorkomend geval, vermelding van de toewijzing van de leerling door het platform, vermeld in artikel 295/14, § 1. § 3. Plaatsen van gunstig gerangschikte leerlingen die zich in deze periode, vermeld in paragraaf 1, derde lid, niet zijn komen inschrijven, of wiens inschrijving door een inschrijving in een andere school voor buitengewoon onderwijs ongedaan gemaakt wordt, zoals bepaald in artikel 295/4, worden tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum toegekend aan de hoogst gerangschikte leerlingen van de lijst van niet-gunstig gerangschikte leerlingen.
Deze leerlingen behouden hun recht op inschrijving gedurende veertien kalenderdagen na de melding van de omzetting in een gunstige rangschikking. § 4. Het schoolbestuur kan de capaciteit verhogen tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum.".
Art. III.57. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel III.51, een artikel 295/10 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/10.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de uiterlijke datum waarop het schoolbestuur aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap meldt welke leerlingen ongunstig gerangschikt zijn, op basis van de capaciteit, zoals bepaald in artikel 295/5, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, zoals bepaald in artikel 295/9, § 4. § 2. Voor de niveaus, vermeld in artikel 295/5, eerste lid, waarvoor ongunstig geordende leerlingen werden gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 295/12, § 1, kunnen bijkomende inschrijvingen enkel gerealiseerd worden op vraag van, of mits goedkeuring van het platform, zoals bepaald in artikel 295/14, § 1. Het platform kan hierover afspraken maken. Elke bijkomende vraag tot inschrijving voor een niveau waarvoor de capaciteit bereikt werd op het einde van deze inschrijvingsperiode, wordt in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, en via het digitale weigeringsdocument gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 295/12.".
Art. III.58. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel III.44, een onderafdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 4. Weigeren".
Art. III.59. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.58, een artikel 295/11 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/11.§ 1. Een schoolbestuur kan geen verzoek tot inschrijving weigeren, behoudens in volgende gevallen: 1° wanneer het gaat om een leerling die op het moment van de effectieve start van de lesbijwoning niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in de artikelen 291 tot en met 294;2° wanneer het gaat om een leerling die in het lopende schooljaar definitief werd uitgesloten als tuchtmaatregel uit de betrokken school, zoals bepaald in artikel 123/10, 2°. § 2. Een schoolbestuur kan geen verzoeken tot inschrijving weigeren op basis van bereikte capaciteit, van leerlingen: 1° die terugkeren in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 294 of 352, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;2° voor wie de school door het platformoverleg werd voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 295/14. § 3. Een schoolbestuur kan, ook nadat de capaciteit overschreden werd, en nadat reeds beroep werd gedaan op het platform voor geweigerde leerlingen, alsnog leerlingen inschrijven die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;d) die behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 295/8, § 1, 1° en 2°. Het schoolbestuur meldt deze inschrijvingen ter kennisgeving aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. III.60. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.58, een artikel 295/12 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/12.§ 1. Het schoolbestuur meldt, in geval van een weigering van het verzoek tot inschrijving als vermeld in artikel 295/11, § 1, 1° en 2°, of op basis van bereikte capaciteit, de weigering binnen de zeven kalenderdagen aan de betrokken personen en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Het schoolbestuur meldt, in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 123/10, 2°, de definitieve uitsluiting binnen de zeven kalenderdagen aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het digitale model van het weigeringsdocument.".
Art. III.61. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.58, een artikel 295/13 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/13.§ 1. De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap roepen, op basis van de informatie in de digitale melding van weigering, of in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling, bepaald in artikel 123/10, 2°, en binnen eenentwintig kalenderdagen, alle relevante actoren samen voor een platformoverleg. § 2. Voor het platformoverleg worden uitgenodigd: 1° de schoolbesturen van alle scholen uit de regio met een aanbod voor de betreffende combinatie van opleidingsvorm en type, en in voorkomend geval ook de gewenste opleiding of het structuuronderdeel, waarbij de grootte van de regio bepaald wordt door de spreiding van het aanbod, en de noodzaak om een passend alternatief, zoals bepaald in artikel 295/14, voor te stellen;2° afgevaardigden van het CLB dat de leerling tot op dat moment begeleid heeft, en van het CLB van de school voor buitengewoon onderwijs die het verzoek tot inschrijving weigerde;3° de betrokken personen of hun eventuele vertegenwoordiger, en waar mogelijk de leerling;4° vertegenwoordigers van organisaties die schoolexterne begeleidingsmogelijkheden bieden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften, of verblijfmogelijkheden voorzien voor deze jongeren, wanneer de mededeling van weigering een vraag naar deze begeleiding of verblijfsmogelijkheid bevat. Leden die uitgenodigd worden voor het platformoverleg kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen die de leerling, waarvoor het platform een passend alternatief zoekt, begeleiden. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten inzake de werking van het platform.".
Art. III.62. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.58, een artikel 295/14 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/14.§ 1. Het platformoverleg formuleert, binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de weigering of definitieve uitsluiting van de leerling, een passend alternatief voor de leerling waarvan het verzoek tot inschrijving niet werd gerealiseerd, aan de betrokken personen.
Het passend alternatief bestaat uit een voorstel tot inschrijving in één of meerdere scholen. Het platformoverleg houdt daarbij rekening met de vrije schoolkeuze, het gewenste onderwijsaanbod, de afstand tussen de woon- of verblijfplaats van de leerling en de school, de vraag van de betrokken personen naar leerlingenvervoer, in voorkomend geval het behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 295/8, § 1, en desgevallend de nood aan schoolexterne begeleidingsmogelijkheden of verblijfmogelijkheden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften.
Het passend alternatief kan ook bestaan uit de beslissing om alsnog in te schrijven in de school waarin de inschrijving initieel niet gerealiseerd werd.
Indien de leerling geweigerd werd in een school, waarnaar de leerling recht op leerlingenvervoer genoot, en de betrokken personen vragen om leerlingenvervoer, dient het platform de regels met betrekking tot het recht op leerlingenvervoer te respecteren bij het zoeken naar een passend alternatief. Het platform kan enkel een gemotiveerde afwijking toestaan op het recht op leerlingenvervoer naar de school of vestigingsplaats die voorgesteld wordt als passend alternatief, op voorwaarde dat het passend alternatief zich bevindt binnen redelijke afstand. § 2. De betrokken personen beslissen binnen de zeven kalenderdagen of ze al dan niet ingaan op het passend alternatief dat wordt voorgesteld door het platformoverleg. Indien de betrokken personen akkoord gaan met de voorgestelde school, schrijven ze hun kind er binnen die termijn van zeven kalenderdagen in.
Indien de betrokken personen de inschrijving niet bevestigen binnen de zeven kalenderdagen, of indien de betrokken personen een inschrijving realiseren in een andere school, vervalt de verplichting van het platformoverleg om een plaats te garanderen voor de betreffende leerling.".
Art. III.63. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel III.58, een artikel 295/15 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 295/15.§ 1. Betrokken personen en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een weigering of wanneer ze niet akkoord gaan met het door het platform voorgestelde passend alternatief, zoals bepaald in artikel 295/11, een klacht indienen bij de CLR. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie voor deze klachten. § 2. Klachten die worden ingediend na de termijn van zeven kalenderdagen na het ontvangen van de weigering of nadat het passend alternatief aan de betrokken personen werd gecommuniceerd, zijn onontvankelijk. § 3. Een klacht bij de CLR schort de termijn van zeven kalenderdagen, waarbinnen de betrokken personen de inschrijving in de school die door het platform wordt voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 295/14, moeten bevestigen. § 4. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 5. Indien de CLR de klacht gegrond acht, wordt het platform opnieuw bevoegd voor het formuleren van een passend alternatief.
Indien de CLR de klacht ongegrond acht, schrijft de leerling zich alsnog in de door het platform voorgestelde school in, binnen de termijn van zeven kalenderdagen.". HOOFDSTUK IV. - Wijziging Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016 Art. IV.1. In deel VIII van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wordt in artikel VIII.4 tussen de woorden "Een lokaal overlegplatform" en het woord "omvat" het woord "basisonderwijs" ingevoegd.
Art. IV.2. In dezelfde codificatie wordt in deel VIII, hoofdstuk 1, afdeling 2, een artikel VIII.4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. VIII.4/1. § 1. Een lokaal overlegplatform secundair onderwijs omvat alle ondergenoemde stemgerechtigde participanten die in het werkingsgebied aanwezig zijn en zich aanmelden: 1° de directies en schoolbesturen van alle in het werkingsgebied gelegen scholen;2° directies en schoolbesturen van de niet in het werkingsgebied gelegen scholen voor buitengewoon onderwijs wanneer tussen deze scholen en de in het werkingsgebied gelegen scholen frequent leerlingenstromen bestaan;3° de directies en schoolbesturen van de centra voor leerlingenbegeleiding die de in het werkingsgebied gelegen scholen begeleiden;4° een lokale vertegenwoordiger van elke representatieve vakorganisatie die de beroepsbelangen van het personeel van de in het werkingsgebied gelegen scholen behartigt;5° twee lokale vertegenwoordigers van erkende ouderverenigingen;6° twee lokale vertegenwoordigers van leerlingenraden;7° in totaliteit ten hoogste tien vertegenwoordigers van: a) lokale socio-culturele en/of -economische partners;b) vertegenwoordigers van organisaties van etnisch-culturele minderheden;c) vereniging waar armen het woord nemen;8° een vertegenwoordiger van het Agentschap Integratie en Inburgering;9° een vertegenwoordiger van de integratiedienst;10° een vertegenwoordiger van het schoolopbouwwerk;11° een vertegenwoordiger van het betrokken gemeentebestuur of de betrokken gemeentebesturen - in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad: van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.Deze persoon treedt niet op in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de gemeente, respectievelijk de Vlaamse Gemeenschapscommissie als schoolbestuur.
De Vlaamse Regering bepaalt welke organen worden belast met de coördinatie van het aanduiden van de in het eerste lid, 4°, 5°, 6°, 7°, b) en c), en 8°, bedoelde participanten.
De in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 8°, 9° en 11°, bedoelde participanten duiden bij een eerste samenkomst de in het eerste lid, 7°, a), b) en c), en 10°, bedoelde participanten aan. Zij worden daartoe samengeroepen door de in paragraaf 3 bedoelde deskundige.
Het totaal aantal participanten, vermeld in het eerste lid, 4° tot en met 11°, is steeds kleiner dan het totaal aantal participanten, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°. § 2. De Vlaamse Regering stelt na overleg met het lokaal overlegplatform een voorzitter aan, die vertrouwd is met het ruime onderwijsveld. De voorzitter zetelt niet in een schoolbestuur en is geen personeelslid van één van de betrokken scholen, scholengroepen, scholengemeenschappen of centra voor leerlingenbegeleiding, met uitzondering van de vertegenwoordiger van het betrokken lokaal bestuur, of in voorkomend geval, de betrokken lokale besturen.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de voorzitter wordt vergoed. § 3. De Vlaamse Regering voorziet, rekening houdend met artikel VIII.3, § 2, eerste lid, in de subsidiëring van een deskundige die de inhoudelijke en organisatorische ondersteuning van het lokaal overlegplatform waarneemt. Zij bepaalt de nadere aanwervings- en functioneringsvoorwaarden van de deskundige.
De deskundige kan niet worden aangesteld als voorzitter. § 4. De schoolbesturen zoals bedoeld in artikel VIII.4/1, § 1, 1°, 2° en 3°, kunnen zich respectievelijk laten vertegenwoordigen door een directie van de school van het eigen schoolbestuur of door een directie van een centrum voor leerlingenbegeleiding van het eigen schoolbestuur.".
Art. IV.3. In artikel VIII.5 van dezelfde codificatie wordt tussen de woorden "Een lokaal overlegplatform" en de zinsnede "heeft volgende opdrachten:" het woord "basisonderwijs" ingevoegd.
Art. IV.4. In dezelfde codificatie wordt in deel VIII, hoofdstuk 1, afdeling 3, een artikel VIII.5/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. VIII.5/1. Een lokaal overlegplatform secundair onderwijs heeft volgende opdrachten: 1° het opmaken van een omgevingsanalyse inzake ongelijke onderwijskansen binnen het werkingsgebied.De participanten van het lokaal overleg leveren daartoe de noodzakelijke kwantitatieve en kwalitatieve gegevens; 2° het maken van afspraken inzake het nastreven van de doelstellingen inzake gelijke kansen;3° het maken van afspraken inzake de opvang, het aanbod en de toeleiding van leerlingen naar het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers en de opvolging van gewezen anderstalige nieuwkomers in het gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs;4° het maken van afspraken inzake de uitoefening van de bemiddelingsbevoegdheid;5° het maken van afspraken over de toepassing van de voorrang zoals bepaald in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1, van de Codex Secundair Onderwijs;6° het maken van afspraken over de communicatie over het inschrijvingsbeleid van de scholen en de afstemming ervan op de communicatie door de Vlaamse overheid;7° het vastleggen van de criteria en de procedures volgens dewelke scholen voor secundair onderwijs de inschrijving van een elders definitief uitgesloten leerling kunnen weigeren zoals bepaald in artikel 253/25, § 4, en 253/56, § 4, van de Codex Secundair Onderwijs;8° het uitwerken van aanvullende bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal;9° tijdens de schooljaren 2019-2020, 2020-2021, 2021-2022, 2022-2023 het monitoren van de effecten in het werkingsgebied van de mogelijkheid om maximaal 20% voorrang te verlenen aan ondervertegenwoordigde groepen, zoals bepaald in artikel 253/15 van de Codex Secundair Onderwijs. Een lokaal overlegplatform kan beslissen om bijkomende opdrachten op te nemen.
De Vlaamse Regering kan bijkomende opdrachten toewijzen aan de lokale overlegplatforms.".
Art. IV.5. In artikel VIII.8 van dezelfde codificatie, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt: " § 4. Voor inschrijving of ontbinding van inschrijving voor schooljaar 2020-2021 en verder geldt dat wanneer de Commissie ten gronde adviseert en oordeelt naar recht over klachten die betrekking hebben op de toepassing van artikel 37/11, §§ 2 en 3, en artikel 37/48, §§ 2 en 3, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 253/6, §§ 2 en 3, en artikel 253/37, §§ 2 en 3, van de Codex Secundair Onderwijs de samenstelling van de Commissie, in afwijking van paragraaf 1 en 2, wordt uitgebreid met leden met expertise op het gebied van de praktische realisatie van redelijke aanpassingen. Daarbij wordt, in afwijking van paragraaf 1 en paragraaf 2, in elk geval de betrokkenheid verzekerd van personen met een handicap of een organisatie die hen vertegenwoordigt, van een personeelsvertegenwoordiging en een vertegenwoordiging van de onderwijsverstrekkers. Deze leden zetelen met een raadgevend mandaat.".
Art. IV.6. Artikel VIII.9 van dezelfde codificatie wordt vervangen door wat volgt: "Art. VIII.9. De Commissie adviseert en oordeelt naar recht inzake het recht op inschrijving, voor inschrijvingen tot en met schooljaar 2019-2020, overeenkomstig de bepalingen van artikel 37quaterdecies en artikel 37sedecies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 110/14 en 110/16 van de Codex Secundair Onderwijs, en voor inschrijvingen voor schooljaar 2020-2021 en verder, overeenkomstig de bepalingen van artikelen 37/33, 37/34, 37/69 en 37/70 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikelen 253/30, 253/31, 253/60 en 253/61 van de Codex Secundair Onderwijs.
Tegen een uitspraak van de Commissie staat geen beroep open bij de Vlaamse Regering.".
Art. IV.7. In artikel VIII.10 van dezelfde codificatie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk IV" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk IV/1 en IV/3";2° de woorden "deel III" vervangen door de woorden "deel II". HOOFDSTUK V. Wijziging decreet basisonderwijs voor de scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad Art. V.1. In het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een hoofdstuk IV/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk IV/3. Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad".
Art. V.2. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, ingevoegd bij artikel V.1, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Recht op inschrijving".
Art. V.3. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.2, een artikel 37/44 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/44.De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn: 1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit voor het basisonderwijs, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie; 5° de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.".
Art. V.4. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.2, een artikel 37/45 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/45.§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats. § 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders geven opnieuw schriftelijk akkoord. Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving. § 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar. § 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van: 1° de datum en het tijdstip van de inschrijving; 2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.".
Art. V.5. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.2, een artikel 37/46 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/46.§ 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/45, § 2, derde lid, artikel 37/47 en artikel 37/48, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen.
Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als één geheel te beschouwen en één capaciteit te bepalen voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.".
Art. V.6. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.2, een artikel 37/47 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/47.De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.".
Art. V.7. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.2, een artikel 37/48 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/48.§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37bis, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad. § 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit. § 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag als vermeld in artikel 15 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden. § 4. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.".
Art. V.8. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, ingevoegd bij artikel V.1, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen".
Art. V.9. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/49 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/49.De Vlaamse Regering kan, wanneer er een capaciteitsprobleem dreigt of heerst doordat de vragen tot inschrijving de door de schoolbesturen bepaalde capaciteit benaderen of overschrijden, waardoor het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37/45, niet meer kan worden gegarandeerd, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het organiseren van een gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor hun scholen.
De verplichting tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure geldt in ieder geval voor alle schoolbesturen die een school hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Brussel-Hoofdstad, voor hun scholen voor gewoon onderwijs binnen dat respectievelijke werkingsgebied.".
Art. V.10. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/50 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/50.Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
Na afsluiten van de aanmeldingsperiode worden de aangemelde leerlingen geordend, conform artikel 37/59, 37/60 en 37/61, en in voorkomend geval, volgens artikel 37/57. De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.".
Art. V.11. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/51 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/51.§ 1. Een schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap: 1° voor welke scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, wil kunnen weigeren;2° welk standaarddossier als vermeld in artikel 37/53, het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wenst af te wijken.Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in het eerste lid. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in paragraaf 1. § 3. Elk schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen, of het LOP, dat de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure richt een commissie op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van disfuncties en klachten betreffende de aanmeldingsprocedure. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere bepalingen betreffende de samenstelling en opdracht van de disfunctiecommissie.".
Art. V.12. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/52 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/52.§ 1. Voor aanmeldende scholen, gelegen in het werkingsgebied van een LOP, moet de aanmeldingsprocedure bij dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd.
De dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door, enerzijds meer dan de helft van de participanten, bedoeld in artikel VI.4, § 1, 1°, 2° en 3°, en anderzijds, meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel VI.4, § 1, 4° tot en met 12°, telkens van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
Voor scholen die, conform artikel 37/1, § 2, en mits goedkeuring van LOP Brussel, aansluiten bij de aanmeldingsprocedure van LOP Brussel, blijven de respectieve ordeningscriteria, vermeld in artikel 37/22, artikel 37/23 en artikel 37/24 onverminderd gelden. § 2. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.".
Art. V.13. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/53 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/53.Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR. De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.".
Art. V.14. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/54 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/54.§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, een van volgende initiatieven nemen: 1° aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap melden de aanmeldingen te zullen organiseren conform een standaarddossier;2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR.In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan; 3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, voorleggen aan de Vlaamse Regering.In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure. § 2. Bij een negatief besluit van de CLR over de overeenkomstig paragraaf 1, 2°, voorgelegde aangepaste afwijkingen van een standaarddossier, kan het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP beslissen de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit het aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, voorleggen aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/44 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure. § 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP beslissen de aanmeldingsprocedure organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepast voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.".
Art. V.15. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/55 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/55.§ 1. Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar voor elke school en vestigingsplaats, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure, een capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor de betreffende scholen, vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, als het maximaal aantal leerlingen ziet. § 2. Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, zijnde het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, desgevallend per contingent als vermeld in artikel 37/60, minstens bekend op volgende momenten: 1° voor de start van de inschrijvingen of, in voorkomend geval, de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/55, §§ 2 en 3;2° voor de start van de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/56;3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/63. Het schoolbestuur bepaalt en communiceert de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP. § 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen, mits toepassing van de volgens artikel 37/60 te bepalen contingenten.
De capaciteitsverhoging moet door het LOP zijn goedgekeurd. § 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, vermeld in paragraaf 1, overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden. § 5. Een schoolbestuur kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen maken hierover afspraken binnen het LOP.".
Art. V.16. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/56 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/56.§ 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data: 1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen. § 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat: 1° op het moment van de vraag tot inschrijving er nog een vrije plaats is;2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP; 3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.".
Art. V.17. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/57 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/57.§ 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, worden bij voorrang ingeschreven. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels: 1° het communiceert aan alle belanghebbenden de periode waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken;2° ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;3° wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4 op de weigeringslijst. Scholen respecteren de afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3. § 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/46. § 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/46, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld: 1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school. § 4. Een schoolbestuur dat beslist leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde: 1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, bedoeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, en met toepassing van artikel 37/60, vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.".
Art. V.18. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/58 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/58.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37/59, geven schoolbesturen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is. § 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is: 1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken: a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;4° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager én secundair onderwijs.Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen. § 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, het aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Dit aantal moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 65% leerlingen in de school met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, zal door een schoolbestuur bepaald worden voor elke overeenkomstig artikel 37/55, § 1, door het schoolbestuur bepaalde capaciteit.
Het LOP maakt de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.
Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1. § 4. Leerlingen die naast de voorwaarde, vermeld in paragraaf 2, ook beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37/60, tellen niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal. Deze leerlingen worden ingeschreven tot het contingent voor de leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37/60, § 3, bereikt is.".
Art. V.19. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/59 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/59.§ 1. Op het einde van de door de Vlaamse Regering bepaalde aanmeldingsperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen, en met respect voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/58 en artikel 37/60, aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria: a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;c) toeval.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of d); d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het door hen onderschreven standaarddossier of de eventuele afwijkingen daarop, zoals goedgekeurd door de CLR, en met toepassing van artikel 37/60. § 2. Indien het schoolbestuur besliste de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57 uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden alle aangemelde leerlingen geordend als volgt: 1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57;2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/57, § 2;3° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, zoals bepaald in artikel 37/57, § 3;4° dan de kinderen van ouders die in overeenstemming met artikel 37/58 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;5° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria: a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;c) toeval.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of d); d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c). § 3. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, bedoeld in paragraaf 2, 1°, 2°, 3° of 4°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53, en met toepassing van artikel 37/60.".
Art. V.20. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/60 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/60.§ 1. Een schoolbestuur bepaalt minstens voor de kleuters, geboren in de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn, en voor het eerste jaar van het lager onderwijs van al zijn scholen of vestigingsplaatsen waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure, twee contingenten die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer indicatoren ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
Indien de school geen capaciteit bepaalt voor de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs moeten de contingenten bepaald worden op niveau van het kleuteronderwijs en het lager onderwijs.
De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen vermeld in het eerste en het tweede lid in de scholen in het werkingsgebied van het LOP. De twee contingenten samen vormen 100 procent.
De contingenten, en de vrije plaatsen per contingent, worden voor de start van de aanmeldingsperiode door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.
De reeds ingeschreven leerlingen en leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, worden op basis van het voldoen aan één of meer of op basis van het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.
De aangemelde leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer van de indicatoren of op basis van het voldoen aan geen van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in respectievelijk het contingent indicatorleerlingen of niet-indicatorleerlingen, zolang het contingent niet bereikt is.
Indien bij het ordenen van de aangemelde leerlingen, na afsluiten van de aanmeldingsperiode, de capaciteit binnen een van beide contingenten niet bereikt is, worden de openstaande plaatsen opgevuld met de, conform de bepalingen in artikel 37/59, hoogst gerangschikte leerlingen op de lijst van de ongunstig gerangschikte leerlingen uit het andere contingent. § 2. Het LOP maakt voor de start van de inschrijvingen afspraken over: 1° de berekening van de relatieve aanwezigheid in het werkingsgebied of deelgebieden ervan, zijnde de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen het werkingsgebied of deelgebieden ervan, eventueel tot op de niveaus, vermeld in artikel 37/55;2° de berekening van de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen, zijnde de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen in de vestigingsplaatsen en scholen en dit eventueel tot op de niveaus, vermeld in artikel 37/55;3° de niveaus, vermeld in artikel 37/55, van de school waarop de contingenten bepaald zullen worden en de verschillen die er eventueel tussen de verschillende deelgebieden gemaakt worden;4° de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden;5° de wijze waarop enerzijds andere actoren betrokken zullen worden bij de werving, toeleiding en ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren. Als een schoolbestuur erom vraagt, stellen de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap gegevens over het al dan niet voldoen aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van elk van zijn leerlingen ter beschikking van dat schoolbestuur. Daarnaast stellen de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, in voorkomend geval, gegevens ter beschikking van het LOP over het al dan niet voldoen aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van de leerlingen van de scholen gelegen in het werkingsgebied van het LOP. Deze gegevens zijn afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling. § 3. De indeling van de aangemelde leerlingen in een van beide contingenten gebeurt op basis van volgende indicatoren: 1° het gezin, vermeld in artikel 3, § 1, 17°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, heeft in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één selectieve participatietoeslag leerling ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen. Voor het schooljaar 2020-2021 komen eveneens in aanmerking voor voorrang: de leefeenheid, vermeld in artikel 5, 21°, van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, heeft in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één schooltoelage zoals bedoeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen; 2° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. § 4. De Vlaamse Regering kan de wijze waarop het voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, aangetoond wordt, bepalen en kan hiervoor een procedure vastleggen.
Voor de indicator, vermeld in paragraaf 3, 1°, gelden dan de inkomensgrenzen van de regeling inzake schooltoelagen of de selectieve participatietoeslag leerling als richtinggevend.".
Art. V.21. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/61 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/61.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/55 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/57 tot en met artikel 37/60, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren. § 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/57 tot en met 37/60, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de ordeningscriteria, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop. § 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria of indicatoren die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten, vermeld in artikel 37/51, § 3, leidt tot een andere beslissing.
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen. § 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen. § 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/55. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP.".
Art. V.22. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/62 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/62.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch, in voorkomend geval per contingent, noteert.
Overeenkomstig artikel 37/61, §§ 4 en 5, wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister. § 2. Met uitzondering van leerlingen die werden ingeschreven in overcapaciteit, zoals bepaald in artikel 37/64, wordt bij het invullen van vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37/55, met respect voor de volgorde van de voorrangsgroepen en, wat de leerlingen, vermeld in artikel 37/58 en artikel 37/60 betreft, met het oog op het bereiken van hun respectievelijke aandeel, vermeld in artikel 37/58, § 3, tweede lid, en artikel 37/60, § 2, gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. V.23. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/63 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/63.Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.".
Art. V.24. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.8, een artikel 37/64 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/64.§ 1. In afwijking van artikel 37/55, § 5, kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven: 1° een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs;2° leerlingen die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;6° leerlingen waarvoor de disfunctiecommissie, zoals bepaald in artikel 37/51, § 3, toestemming heeft verleend voor een inschrijving in overcapaciteit. § 2. In afwijking van artikel 37/55, § 5, moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.".
Art. V.25. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, ingevoegd bij artikel V.1, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Weigeren van inschrijvingen".
Art. V.26. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.25, een artikel 37/65 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/65.§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. § 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. § 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.".
Art. V.27. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.25, een artikel 37/66 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/66.§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt haar beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen en bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs, mee aan de ouders van de leerling en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en aan het LOP. Het weigeringsdocument, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de ouders voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met een van beide in contact kan treden.
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit, vermeld in artikel 37/55, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen, desgevallend in het betreffende contingent, de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister. § 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.".
Art. V.28. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, ingevoegd bij artikel V.1, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Bemiddelings- en klachtenprocedure".
Art. V.29. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/1, afdeling 4, ingevoegd bij artikel V.28, een artikel 37/67 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/67.Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/68 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/69, wanneer ze niet akkoord zijn met: 1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/55;2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/65;3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/47;4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/48. Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/68, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/69, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.".
Art. V.30. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 4, ingevoegd bij artikel V.28, een artikel 37/68 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/68.§ 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/67. § 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening of afgifte van het weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR, vermeld in artikel 37/69. § 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/69, § 2.".
Art. V.31. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 4, ingevoegd bij artikel V.28, een artikel 37/69 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/69.§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/67, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/68 een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk. § 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering of de uitschrijving.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP. § 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.".
Art. V.32. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV/3, afdeling 4, ingevoegd bij artikel V.28, een artikel 37/70 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/70.§ 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies. § 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven. § 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2: 1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen. § 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.".
Art. V.33. Artikel V.1, artikel V.11, § 1, tweede lid, artikel V.17, § 1, tweede lid, artikel V.19, § 2, artikel V.20, § 4, artikel V.21, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, en artikel V.22, § 1, tweede lid, worden opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Wijziging Codex Secundair Onderwijs voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad Art. VI.1. In de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 30 november 2018 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt in deel IV, titel 2, een nieuw hoofdstuk 1/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 1/2. Inschrijvingsrecht voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad".
Art. VI.2. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel VI.1, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Inwerkingtreding".
Art. VI.3. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.2, een artikel 253/32 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/32.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing voor de inschrijvingen als regelmatige leerling in het gewoon secundair onderwijs in scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor lesbijwoning vanaf het schooljaar 2020-2021 of later.
Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit hoofdstuk, worden de door de Vlaamse Regering, overeenkomstig artikel 12, bepaalde vakantieperioden niet meegerekend.".
Art. VI.4. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel VI.1, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Recht op inschrijving".
Art. VI.5. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.4, een artikel 253/33 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/33.De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht als instrument van een beleid op gelijke onderwijskansen zijn: 1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van de betrokken personen en leerlingen;2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen;3° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie; 4° de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.".
Art. VI.6. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.4, een artikel 253/34 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/34.§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats ervan, gekozen door de betrokken personen. Is de leerling twaalf jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aldaar ingerichte onderwijsaanbod.
De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de betrokken personen van het pedagogisch project en school- of centrumreglement. § 2. Een school registreert elke inschrijving binnen de zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van: 1° het structuuronderdeel waarvoor de leerling is ingeschreven;2° de datum en het tijdstip van de inschrijving; 3° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.".
Art. VI.7. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.4, een artikel 253/35 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/35.§ 1. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school. Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen, rekening houdend met het aldaar ingerichte onderwijsaanbod, en de structuuronderdelen heen, tenzij in geval van overschrijding van de capaciteit, vermeld in artikelen 253/42 en 253/53.
Indien de voortgang van de schoolloopbaan, met inachtname van de toelatingsvoorwaarden, het behoud of de verandering van vestigingsplaats of structuuronderdeel noodzakelijk maakt, dan kan de keuze van de betrokken personen niet worden gestuit.
Het verworven recht van inschrijving blijft als van de school een deel wordt afgesplitst en ondergebracht in een nieuwe school van hetzelfde schoolbestuur. § 2. Een schoolbestuur met scholen die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan, afzonderlijk in het gewoon en in het buitengewoon secundair onderwijs, ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van de ene secundaire school naar de andere secundaire school de inschrijvingen te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 3. Een school- of centrumbestuur met scholen of centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan ervoor opteren om voor de toepassing van de bepalingen in dit hoofdstuk, de desbetreffende gebiedsomschrijving als één school of centrum te beschouwen. Een school- of centrumbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn school- of centrumreglement.".
Art. VI.8. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.4, een artikel 253/36 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/36.Elke inschrijving vóór 1 september voor het daaropvolgend schooljaar voor een bepaald structuuronderdeel in een bepaalde school voor gewoon onderwijs maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor datzelfde structuuronderdeel en schooljaar in een andere school van rechtswege ongedaan.
Elke inschrijving vóór 1 februari voor een structuuronderdeel, ingericht als Se-n-Se dat op 1 februari start, in een bepaalde school maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor datzelfde structuuronderdeel in een andere school voor gewoon onderwijs van rechtswege ongedaan.
Elke inschrijving in de loop van het betrokken schooljaar voor een bepaald structuuronderdeel, maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor hetzelfde of een ander structuuronderdeel voor datzelfde schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs ongedaan vanaf de start van de effectieve, tenzij gewettigde afwezigheid, lesbijwoning.".
Art. VI.9. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.4, een artikel 253/37 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/37.§ 1. Het recht op inschrijving geldt onverkort voor leerlingen die een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging. § 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 294, worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die de betrokken personen bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de betrokken personen gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de betrokken personen, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de betrokken personen, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding beslist de school binnen een redelijke termijn na de inschrijving en uiterlijk binnen zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het centrum voor leerlingenbegeleiding het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag als vermeld in artikel 352 op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit. § 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag als vermeld in artikel 294 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de betrokken personen en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de betrokken personen studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden. § 4. In afwijking van paragraaf 2 en 3 is studievoortgang op basis van een individueel aangepast curriculum niet mogelijk in de leertijd. § 5. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon secundair onderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon secundair onderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.".
Art. VI.10. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel VI.1, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Organisatie van de inschrijvingen".
Art. VI.11. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, ingevoegd bij artikel VI.10, een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 1. Inschrijvingen voor het eerste leerjaar van de eerste graad: gemeenschappelijke bepalingen".
Art. VI.12. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/38 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/38.De Vlaamse Regering kan capaciteitsgebieden afbakenen op basis van dreigende of bestaande capaciteitsproblemen wanneer de vragen tot inschrijving de door de schoolbesturen bepaalde capaciteit benaderen of overschrijden, waardoor het recht op inschrijving, vermeld in artikel 253/34, niet meer kan worden gegarandeerd. In capaciteitsgebieden zijn schoolbesturen verplicht voor al hun scholen en vestigingsplaatsen, gelegen in het capaciteitsgebied, om gezamenlijk een aanmeldingsprocedure te organiseren.
Onverminderd het in het eerste lid gestelde, is het LOP Brussel-Hoofdstad vanaf de inschrijvingen voor schooljaar 2020-2021 capaciteitsgebied.".
Art. VI.13. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/39 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/39.De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de inschrijvingen.".
Art. VI.14. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/40 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/40.§ 1. Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door de betrokken personen van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen in het eerste leerjaar A of B. Als de betrokken personen zich voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen aanmelden, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
Na afsluiten van de aanmeldingsperiode worden de aangemelde leerlingen geordend, volgens artikel 253/47. De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerling in het inschrijvingsregister. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de start- en de einddatum van de aanmeldingen voor inschrijvingen voor een bepaald schooljaar en de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt.
De periode waarbinnen de betrokken personen de gunstig gerangschikte leerling kunnen inschrijven bedraagt drie weken vanaf de startdatum van de inschrijvingen, zoals bepaald in artikel 253/39.
Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode kunnen geen inschrijvingen gebeuren voor het volgende schooljaar. § 3. Elk schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen, of het LOP, dat de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure richt een commissie op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van disfuncties en klachten betreffende de aanmeldingsprocedure. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere bepalingen betreffende de samenstelling en opdracht van de disfunctiecommissie en het model waarmee deze melding dient te gebeuren.".
Art. VI.15. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/41 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/41.Voor de aanmeldingen voor de inschrijvingen vanaf het schooljaar 2020-2021 meldt het LOP Brussel-Hoofdstad, indien van toepassing, uiterlijk op 31 januari aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap of het voorrang zal verlenen aan ondervertegenwoordigde groepen, conform artikel 253/46.".
Art. VI.16. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/42 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/42.§ 1. Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode moet een schoolbestuur voor al zijn scholen of vestigingsplaatsen waarvoor het de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure een capaciteit bepalen op volgend niveau: a) hetzij het eerste leerjaar A afzonderlijk en het eerste leerjaar B afzonderlijk en voor alle vestigingsplaatsen van de school samen;b) hetzij het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B samen en voor alle vestigingsplaatsen van de school samen;c) hetzij het eerste leerjaar A afzonderlijk en het eerste leerjaar B afzonderlijk en per afzonderlijke vestigingsplaats van de school;d) hetzij het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B samen en per afzonderlijke vestigingsplaats van de school. Onder capaciteit wordt het maximaal aantal leerlingen verstaan dat het schoolbestuur als in te schrijven vooropstelt, waardoor bij het overschrijden van die capaciteit elke bijkomende inschrijving wordt geweigerd, behoudens in de gevallen vermeld in artikel 253/51. § 2. Een schoolbestuur kan na de start van de aanmeldingsperiode steeds een capaciteit verhogen, op voorwaarde van goedkeuring door het LOP. § 3. Een schoolbestuur deelt aan dat LOP zijn bepaalde capaciteiten mee.".
Art. VI.17. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/43 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/43.Elk schoolbestuur verleent bij het ordenen van de aangemelde leerlingen voor een bepaald structuuronderdeel, voorrang aan: 1° kinderen die tot dezelfde leefentiteit behoren als een reeds ingeschreven leerling in de school of de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen als vermeld in artikel 253/35;2° met behoud van de toepassing van punt 1°, kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen als vermeld in artikel 253/35, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen. Met personeelsleden als vermeld in het eerste lid, 2°, wordt bedoeld: 1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in een school; 2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.".
Art. VI.18. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/44 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/44.§ 1. Een schoolbestuur verleent, in voorkomend geval met behoud van de toepassing van artikel 253/43, voor zijn scholen, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is. § 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is: 1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst op minstens niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken: a) een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;4° door het voorleggen van het bewijs dat hij negen jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager en secundair onderwijs.Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen. § 3. Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, het aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 65% leerlingen in de school met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, kan door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus, vermeld in artikel 253/42.
Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1.".
Art. VI.19. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/45 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/45.§ 1. Uiterlijk voor de aanmeldingen voor inschrijvingen in schooljaar 2020-2021 verleent een schoolbestuur, met behoud van de toepassing van artikel 253/43 en artikel 253/44, voor zijn scholen, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen die minstens 9 jaar Nederlandstalig basisonderwijs volgden.
Een leerling die gebruikmaakt van de voorrangsgroep, vermeld in artikel 253/44, kan geen gebruikmaken van de voorrang, vermeld in dit artikel. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het voldoen aan deze voorrangsgroep aangetoond wordt. § 3. Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, het aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen die minstens 9 jaar Nederlandstalig basisonderwijs volgden.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 15% leerlingen in de school die minstens 9 jaar Nederlandstalig basisonderwijs volgden.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, kan door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus, vermeld in artikel 253/42.".
Art. VI.20. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/46 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/46.§ 1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde capaciteit als vermeld in artikel 253/42, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, zijnde één of meer groepen van leerlingen die, op basis van één of meerdere objectieve kenmerken, in de school relatief ondervertegenwoordigd zijn ten aanzien van een referentiepopulatie.
Deze voorrang bedraagt ook in geval van meer ondervertegenwoordigde groepen, in totaal maximum 20 procent van de bepaalde capaciteit.
Het LOP kan een voorstel uitwerken met betrekking tot de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen gelegen in het werkingsgebied, waarbij de scholen aangeven welk deel van hun capaciteit ze voorbehouden voor de door het LOP bepaalde groepen. De scholen respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt dit voorstel ter bekrachtiging voor aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 2. Het LOP meldt de toepassing van deze voorrang steeds, en uiterlijk op 31 januari, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Het gebruikt hiervoor het model zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 253/41.
Scholen en LOP kunnen hun voorstel van afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR en dit uiterlijk op 1 december voorafgaand aan de aanmeldingen. § 3. De effecten van de toepassing van deze voorrang van ondervertegenwoordigde groepen worden gedurende 4 jaar gemonitord door het LOP.".
Art. VI.21. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/47 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/47.§ 1. Voor de inschrijvingen vanaf het schooljaar 2020-2021 ordent het schoolbestuur, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het daartoe gemandateerde schoolbestuur of het LOP, op het einde van de aanmeldingsperiode, voor zijn school of voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen als volgt: 1° eerst de leerlingen die tot dezelfde leefentiteit behoren als vermeld in artikel 253/43, eerste lid, 1° ;2° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is als vermeld in 253/43, eerste lid, 2° ;3° dan de kinderen van ouders die in overeenstemming met artikel 253/44 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;4° dan de kinderen die 9 jaar Nederlandstalig basisonderwijs volgden, in overeenstemming met artikel 253/45;5° in voorkomend geval, de leerlingen behorend tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 253/46;6° dan de overige leerlingen, in voorkomend geval met inbegrip van de resterende leerlingen uit punten 3°, 4° en 5°. Binnen elk van de groepen, vermeld in het eerste lid, worden de aangemelde leerlingen geordend en krijgen ze een plaats toegewezen aan de hand van een door de Vlaamse Regering ter beschikking gesteld standaardalgoritme, gebaseerd op volgende principes: a) een leerling krijgt een toevalsnummer per school of vestigingsplaats waarvoor hij heeft aangemeld;b) een leerling die voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen gunstig gerangschikt is, krijgt de hoogste school of vestigingsplaats van voorkeur toegewezen en wordt verwijderd in de scholen of vestigingsplaatsen van lagere keuze;c) na de definitieve toewijzing kunnen er geen leerlingen zijn die elkaars hogere keuze hebben;d) na de definitieve ordening van de niet gunstig gerangschikte leerlingen kunnen er geen leerlingen zijn met een hoger volgnummer op elkaars hogere keuzeschool of -vestigingsplaats. § 2. Nadat de aanmeldingsperiode is beëindigd en voor de ordening van de aangemelde leerlingen, kunnen de aanmeldende scholen op basis van het aantal aanmeldingen - en eventueel het aantal leerlingen dat de school als eerste keuze opgaf - hun capaciteit voor het eerste leerjaar A, of het eerste leerjaar B, dan wel samen, verhogen, conform de bepalingen in artikel 253/42, § 2.".
Art. VI.22. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/48 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/48.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 253/42 bepaalde, capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, op basis van artikel 253/47, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de rangschikking van alle aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren. § 2. Van de scholen of vestigingsplaatsen waar de aangemelde leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen, wijst het schoolbestuur, of mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP de aangemelde leerling toe aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de betrokken personen of de leerling bij de aanmelding opgaven.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de betrokken personen of de leerling een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria eerstvolgend gerangschikte leerlingen.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat er geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de daartoe gekozen ordeningscriteria.
De aangemelde leerling en de betrokken personen krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen en over de periode, vermeld in artikel 253/40, § 2.
Indien de aangemelde leerling en zijn ouders binnen de periode, vermeld in artikel 253/40, § 2, geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de aangemelde leerling en de betrokken personen wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen de aangemelde leerling heeft ingenomen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de aangemelde leerling of de betrokken personen een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan door de betrokken personen opgegeven voorrangsgroep die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten als vermeld in artikel 253/40, § 3, leidt tot een andere beslissing.
Wanneer een via een aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerder gerealiseerde inschrijving beëindigen. § 3. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de aangemelde leerling en de betrokken personen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de betrokken personen of leerling gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de aangemelde leerling en de betrokken personen wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen de aangemelde leerling heeft ingenomen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de aangemelde leerling of de betrokken personen hadden gekozen. § 4. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 253/42. Het uitreiken van de weigeringsdocumenten kan gemandateerd worden aan het LOP.".
Art. VI.23. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/49 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/49.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke overeenkomstig artikel 253/42 bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch noteert.
Overeenkomstig artikel 253/47 wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister. § 2. Met uitzondering van de inschrijvingen van leerlingen in overcapaciteit, vermeld in artikel 253/51, wordt voor inschrijvingen door vrijgekomen plaatsen of door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 253/42, § 2, met respect voor de volgorde van de voorrangsgroepen en, wat de leerlingen, vermeld in artikel 253/44 en artikel 253/45, betreft, met het oog op het bereiken van hun respectievelijke aandeel, vermeld in artikel 253/44, § 3, tweede lid, en artikel 253/45, § 3, tweede lid, de volgorde van de weigeringen, gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had.
Betrokken personen van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de betrokken personen de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 4. Het verloop van inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. VI.24. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/50 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/50.De inschrijvingen en eventuele weigeringen van leerlingen die zich niet hebben aangemeld worden vanaf de door de Vlaamse Regering bepaalde startdatum van de inschrijvingen, vermeld in artikel 253/39, in chronologische volgorde opgenomen in het inschrijvingsregister.".
Art. VI.25. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel VI.11, een artikel 253/51 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/51.§ 1. Een schoolbestuur kan, ook bij overschrijding van een vastgelegde capaciteit toch in volgende situaties overgaan tot een inschrijving: 1° voor de toelating van leerlingen die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;2° voor de toelating van leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de betrokken personen deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, vermeld in artikel 253/42, naargelang van het geval, en slechts een van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;3° van leerlingen waarvoor de disfunctiecommissie, zoals bepaald in artikel 253/40, § 3, toestemming heeft verleend voor een inschrijving in overcapaciteit. § 2. Een schoolbestuur moet, ook bij overschrijding van een vastgelegde capaciteit, toch overgaan tot een inschrijving voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon secundair onderwijs die in het lopende, het voorafgaande schooljaar of daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die gedurende die periode in het buitengewoon secundair onderwijs ingeschreven waren. § 3. In geen enkel structuuronderdeel waarvoor aan de school een minimumpakket is toegekend, kan tijdens het schooljaar van toekenning de inschrijving van een leerling worden geweigerd op basis van capaciteit als vermeld in artikel 253/42.".
Art. VI.26. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, ingevoegd bij artikel VI.10, een onderafdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 2. Inschrijvingen voor andere leerjaren dan het eerste leerjaar van de eerste graad".
Art. VI.27. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.26, een artikel 253/52 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/52.Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag na de paasvakantie van het voorafgaande schooljaar, met uitzondering van de leertijd.
Een school- of centrumbestuur maakt de start van de inschrijvingen bekend aan alle belanghebbenden. Een school- of centrumbestuur dat deel uitmaakt van een LOP, maakt de start van de inschrijvingen alleszins via het LOP bekend.".
Art. VI.28. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.26, een artikel 253/53 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/53.§ 1. Een school- of centrumbestuur moet voor al zijn scholen, centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen voorafgaand aan een inschrijvingsperiode als vermeld in artikel 253/52, capaciteit bepalen op een of meer van volgende niveaus: a) hetzij per school, met uitzondering van het eerste leerjaar van de eerste graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs;b) hetzij per centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;c) hetzij per vestigingsplaats, met uitzondering van het eerste leerjaar van de eerste graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs;d) hetzij per structuuronderdeel of combinatie van structuuronderdelen, met uitzondering van het eerste leerjaar van de eerste graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs, al dan niet per vestigingsplaats. Onder capaciteit wordt het maximaal aantal leerlingen verstaan dat het school- of centrumbestuur als in te schrijven vooropstelt, waardoor bij het overschrijden van die capaciteit elke bijkomende inschrijving wordt geweigerd, behoudens in de gevallen, vermeld in artikel 253/55. § 2. Voor de andere leerjaren dan het eerste leerjaar van de eerste graad, bepaalt een schoolbestuur voor zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, zoals bepaald in artikel 253/44.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55% leerlingen in de school met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, zoals bepaald in artikel 253/44. Binnen het LOP van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger percentage dan 55 te hanteren.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, kan door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus vermeld in paragraaf 1.".
Art. VI.29. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.26, een artikel 253/54 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/54.§ 1. Een school- of centrumbestuur hanteert voor alle overeenkomstig artikel 253/53 bepaalde niveaus waarop capaciteit wordt bepaald een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch noteert.
Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 253/55, §§ 1 en 2, wordt voor inschrijvingen de volgorde van de geweigerde leerlingen gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 3. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.".
Art. VI.30. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 3, onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel VI.26, een artikel 253/55 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/55.§ 1. Een school- of centrumbestuur kan ook na het bereiken van de capaciteit zoals bepaald in artikel 253/53 toch in volgende situaties overgaan tot een inschrijving: 1° voor de toelating van leerlingen die: a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;2° voor de toelating van leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de betrokken personen deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde structuuronderdeel, naargelang van het geval, en slechts een van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de bereikte capaciteit. § 2. Een school- of centrumbestuur moet ook na het bereiken van de capaciteit, zoals bepaald in artikel 253/53, toch overgaan tot een inschrijving voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon secundair onderwijs of de leertijd die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school of centrum ingeschreven waren en die gedurende die periode in het buitengewoon secundair onderwijs ingeschreven waren. § 3. In geen enkel structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs dat behoort tot een graad of onderwijsvorm waarvoor aan de school een minimumpakket is toegekend, kan tijdens het schooljaar van toekenning de inschrijving van een leerling worden geweigerd op basis van de bereikte capaciteit.".
Art. VI.31. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel VI.1, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Weigeren van inschrijving".
Art. VI.32. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 4, ingevoegd bij artikel VI.31, een artikel 253/56 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/56.§ 1. Een schoolbestuur kan de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de bij decreet of besluit bepaalde toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden weigeren.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar of in het lopende schooljaar vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende hetzij bij de effectieve start van de lesbijwoning hetzij bij beslissing van de toelatingsklassenraad, aan desbetreffende toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden voldoet. § 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. § 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. Dergelijke weigering van inschrijving kan eveneens in een school waar de inschrijving van de ene naar de andere school doorloopt op basis van artikel 253/35. § 4. Een schoolbestuur van een school voor gewoon secundair onderwijs waarvan de draagkracht onder druk staat, kan slechts na overleg en goedkeuring binnen het LOP de inschrijving in de loop van het schooljaar weigeren van een leerling die elders werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. Deze weigering moet gebaseerd zijn op en conform zijn aan vooraf door het LOP bepaalde criteria.
Voor het bepalen van deze criteria wordt ten minste rekening gehouden met de volgende elementen: 1° het aantal leerlingen met een begeleidingsdossier in het kader van problematische afwezigheden; 2° het aantal eerder in de loop van het schooljaar ingeschreven leerlingen die in hetzelfde schooljaar elders werden uitgesloten.".
Art. VI.33. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 4, ingevoegd bij artikel VI.31, een artikel 253/57 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/57.§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt zijn beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs mee aan de betrokken personen en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de betrokken personen en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Het model, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de betrokken personen voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met één van beide in contact kan treden.
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 253/42 en 253/53, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister de betrokken leerling staat. § 3. De betrokken personen krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.".
Art. VI.34. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel VI.1, een afdeling 5 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 5. Bemiddelings- en klachtenprocedure".
Art. VI.35. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 5, ingevoegd bij artikel VI.34, een artikel 253/58 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/58.Betrokken personen en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 253/59, of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 253/60, wanneer ze niet akkoord zijn met: 1° een weigering op basis van bereikte capaciteit;2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 253/56;3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 253/36;4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 253/37. Voor de toepassing van artikel 253/59 tot en met artikel 253/61 bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedure. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.".
Art. VI.36. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 5, ingevoegd bij artikel VI.34, een artikel 253/59 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/59.§ 1. In geval van een weigering op basis van artikel 253/56, § 4, start het LOP een bemiddeling om een oplossing voor de geweigerde leerling te zoeken. Het LOP organiseert daartoe een bemiddelingscel, waarvan het de samenstelling en de werkingsprincipes bepaalt. Bij een weigering op basis van andere bepalingen dan deze van artikel 253/56 start het LOP een bemiddeling wanneer de betrokken personen er uitdrukkelijk om verzoeken. § 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening of afgifte, vermeld in artikel 253/57, § 1, tussen de leerling en de betrokken personen en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. De bemiddeling schort de termijn van dertig kalenderdagen, vermeld in artikel 253/60, § 1, op. § 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing. De CLR formuleert dit oordeel binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 4. Indien de CLR de weigeringsbeslissing gegrond acht, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in. Indien het gaat om een weigering op basis van artikel 253/56, §§ 3 of 4, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 3, tweede lid. De betrokken personen kunnen bij het zoeken naar een andere school bijgestaan worden door het LOP, inzonderheid door de centra voor leerlingenbegeleiding die deel uitmaken van dat LOP. § 5. Indien de CLR de weigering niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.".
Art. VI.37. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 5, ingevoegd bij artikel VI.34, een artikel 253/60 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/60.§ 1. Betrokken personen en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een weigering of uitschrijving op basis van artikel 253/36, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk. § 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalender-dagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 3. Indien de CLR de weigering gegrond acht, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in.
Indien het gaat om een weigering op basis van artikel 253/37, schrijven de betrokken personen de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 2, tweede lid. Op vraag van de betrokken personen worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB die deel uitmaken van het LOP. § 4. Indien de CLR de weigering niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.".
Art. VI.38. In dezelfde codex wordt in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/2, afdeling 5, ingevoegd bij artikel VI.34, een artikel 253/61 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 253/61.§ 1. De CLR kan in een situatie als vermeld in artikel 253/59, § 5, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies. § 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven. § 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2: 1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen. § 4. Onverminderd de toepassing van paragrafen 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.". HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling Art. VII.1. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2019.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 17 mei 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS _______ Nota (1) Zitting 2018-2019 Stukken: - Voorstel van decreet : 1747 - Nr.1 - Advies van de Vlaamse Onderwijsraad : 1747 - Nr. 2 - Advies van de Raad van State : 1747 - Nr. 3 Verslag van de hoorzittingen : 1747 - Nr. 4 Amendementen : 1747 - Nrs. 5 en 6 In eerste lezing door de commissie aangenomen artikelen : 1747 - Nr. 7 Tekst aangenomen door de commissie : 1747 - Nr. 8 Verslag : 1747 - Nr. 9 Verslag over het belangenconflict : 1747 - Nr. 10 Amendementen : 1747 - Nrs. 11 en 12 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1747 - Nr. 13 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 24 april 2019.