Etaamb.openjustice.be
Decreet van 11 maart 2004
gepubliceerd op 08 april 2004

Decreet betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004200989
pub.
08/04/2004
prom.
11/03/2004
ELI
eli/decreet/2004/03/11/2004200989/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MAART 2004. - Decreet betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Voorwerp en toepassingsgebied

Artikel 1.Om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van het Gewest kan de regering binnen de specifieke perken van de begroting zoals jaarlijks vastgesteld, incentives toekennen aan de kleine of middelgrote onderneming die een investeringsprogramma doorvoert of die één of meerdere verrichtingen doorvoert die op bepalende wijze bijdragen aan de duurzame ontwikkeling. Die investeringen mogen het evenwicht tussen de economische, maatschappelijke en ecologische component van de duurzame ontwikkeling niet in het gedrang brengen.

Art. 2.De incentives nemen de vorm aan van premies, een vrijstelling van de onroerende vorheffing of een combinatie van die verschillende incentivevormen. Zij worden toegekend bij eenzijdige beslissing.

De incentives worden toegekend met inachtneming van de regelgeving van de Europese Gemeenschap, namelijk de verordeningen van de Europese Commissie betreffende de steun aan de kleine en middelgrote ondernemingen, de multisectorale communautaire kaderregeling van de regionale steun ten gunste van de grote investeringsprojecten, de richtsnoeren betreffende de regionale steun van staatswege en die betreffende de steun van staatswege in de landbouwsector.

Voor eenzelfde investeringsprogramma of eenzelfde verrichting mag de onderneming het voordeel van de incentives bepaald bij dit decreet niet samenvoegen met incentives die zij gekregen heeft krachtens andere gewestelijke decreet- of regelgeving.

De incentives bepaald bij dit decreet mogen samengevoegd worden met de incentives uit de Europese structuurfondsen.

Art. 3.§ 1. Voor incentives zoals bepaald bij dit decreet kan in aanmerking komen de kleine of middelgrote onderneming die een bedrijfszetel heeft in het Waalse Gewest en er een investeringsprogramma zoals bedoeld in artikel 5 of een actie zoals bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 doorvoert. § 2. Om in aanmerking te komen voor de incentives dient de kleine of middelgrote onderneming : 1° ofwel een natuurlijke persoon te zijn met de hoedanigheid van handelaar of die een zelfstandig beroep uitoefent of een tussen die personen gevormde vereniging te zijn;2° ofwel één van de vennootschappen opgesomd in artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschappen of een Europees economisch samenwerkingsverband te zijn;3° ofwel een cluster zoals omschreven in artikel 13 te zijn;4° ofwel een spin-off zoals omschreven in paragraaf 6 te zijn. De publiekrechtelijke rechtspersoon en de vereniging zonder winstoogmerk zijn uitgesloten van het voordeel van de incentives bepaald bij dit decreet. § 3. De middelgrote onderneming is de onderneming : 1° waarvan het personeelsbestand minstens vijftig werknemers en minder dan tweehondervijftig werknemers telt;2° en waarvan : a.ofwel de jaarlijkse omzet minstens gelijk is aan 7 miljoen euro en 40 miljoen euro niet overschrijdt; b. ofwel het jaarlijks balanstotaal minstens gelijk is aan 5 miljoen euro en 27 miljoen euro niet overschrijdt;3° en die het onafhankelijkheidscriterium zoals omschreven in paragraaf 7 naleeft. § 4. De kleine onderneming is de onderneming : 1° waarvan het personeelsbestand minstens tien werknemers en minder dan vijftig werknemers telt;2° en waarvan : a.ofwel de jaarlijkse omzet 7 miljoen euro niet overschrijdt; b. ofwel het jaarlijks balanstotaal 5 miljoen euro niet overschrijdt;3° en die het onafhankelijkheidscriterium zoals omschreven in paragraaf 7 naleeft. § 5. De zeer kleine onderneming is een kleine onderneming zoals bedoeld in paragraaf 4, waarvan het personeelsbestand minder dan tien werknemers telt. § 6. De spin-off is de kleine of middelgrote onderneming opgericht door onderzoekers, of universitairen of industriëlen, vertrekkend van hun onderzoeksresultaten. § 7. Onafhankelijk is de kleine of middelgrote onderneming die niet ter hoogte van 25 % of meer van het kapitaal of het stemrecht in handen is van een onderneming of van meerdere ondernemingen samen die niet beantwoorden aan de definitie van middelgrote onderneming, kleine onderneming of zeer kleine onderneming, al naar gelang.

Die drempel kan overschreden worden in twee gevallen : 1° indien de kleine of middelgrote onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, durfkapitaalvennootschappen of institutionele belegger, met in begrip van regionale ontwikkelingsfondsen of universitaire instellingen, en op voorwaarde dat zij noch individueel noch samen een controle uitoefenen op die onderneming;2° indien uit de kapitaalspreiding blijkt dat het onmogelijk is te weten wie het kapitaal in handen heeft en de kleine of middelgrote onderneming verklaart dat ze rechtmatig kan vermoeden niet ter hoogte van 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of meerdere ondernemingen samen die niet beantwoorden aan de definitie van de middelgrote onderneming, de kleine onderneming of de zeer kleine onderneming, al naar gelang. § 8. De berekening van de drempels inzake personeelsbestand en financiën wordt verricht door de optelling van de gegevens van de kleine of middelgrote onderneming en alle ondernemingen waarvan zij rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of het stemrecht in handen heeft. § 9. De regering kan de criteria bedoeld in de paragrafen 2 tot en met 8 nader bepalen of ze aanpassen om ervoor te zorgen dat dit decreet in overeenstemming is met de communautaire regels die goedgekeurd zijn als de bepalingen van de artikelen 87 tot en met 89 van het verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap.

Art. 4.Uitgesloten van het voordeel van de incentives wordt de kleine of middelgrote onderneming waarvan de activiteiten onder één der volgende gebieden vallen : 1° bankwezen en andere financiële instellingen, verzekeringswezen en vastgoed;2° energie- of waterproductie en -verdeling;3° onderwijs, opvoeding en vorming;4° gezondheid en gezondheidszorgen;5° sportactiviteiten, vrijetijdsbesteding en verdeling van cultuurproducten;6° vrije beroepen. In afwijking van het eerste lid bepaalt de regering onder de uitgesloten activiteitengebieden, de activiteiten die toegelaten worden voor het voordeel van de werkgelegenheidspremie bedoeld in artikel 7.

De regering bepaalt de sectoren of delen van sectoren die uitgesloten zijn van het voordeel van één of meerdere incentives nader. In dat geval dienen de beginselen en de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling in zijn gemotiveerde beslissing in overweging te worden genomen.

De regering kan, na een evaluatie die hij minstens driejaarlijks verricht, meer bepaald op grond van de jaarlijks aan de Waalse Gewestraad overgemaakte verslagen, de uitgesloten sectoren of delen van sectoren wijzigen. HOOFDSTUK II. - Incentives

Art. 5.§ 1. De regering kan een investeringspremie verlenen aan de kleine of middelgrote onderneming die één van de volgende investeringsprogramma's verwezenlijkt : 1° een investeringsprogramma dat bijdraagt in de oprichting of de ontwikkeling van de kleine of middelgrote onderneming, de verhoging van de toegevoegde productiewaarde, het scheppen van werkgelegenheid of de bescherming van het milieu;2° een investeringsprogramma dat één van de beleidslijnen van bijzonder belang van het Gewest zoals door de regering bepaald, implementeert, namelijk inzonderheid : a.de totstandbrenging van gecombineerd vervoer; b. de deelname aan een clusteringstap zoals omschreven in artikel 12;c. de oprichting van een onderneming door de vereniging van meerdere natuurlijke personen die er al hun hoofdactiviteiten uitoefenen en er hun voornaamste beroepsinkomsten uit betrekken, en die de risico's en de baten voortvloeiend uit de activiteit delen, hierna de « onderneming in verengingsvorm » genaamd;d. de omvorming van een zeer kleine onderneming tot een onderneming in verenigingsvorm wegens haar groei;e. de valorisering van het rationeel gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van het Gewest;f. de oprichting van een spin-off;g. de implementering van alle vormen van duurzame samenwerking, of horizontaal of verticaal, tussen de kleine of de middelgrote ondernemingen bedoeld in artikel 13, met als doel het samenbrengen van middelen en structuren die de kleine of de middelgrote ondernemingen de mogelijkheid bieden om hun bedrijvigheid tot stand te brengen en de resultaten ervan te verhogen, ongeacht of die samenwerkingsvormen van de rechtspersoonlijkheid voorzien zijn of niet. § 2. Onder gecombineerd vervoer wordt het goederenvervoer verstaan waarvoor de vrachtwagen, de aanhangwagen, de oplegger, met of zonder trekker, de wissellaadbak of de container van twintig voet en meer gebruik maken van de weg, de spoorweg, de bevaarbare waterweg of de luchtweg voor een deel van het traject en minstens van een andere van die vervoersmiddelen voor het andere deel van het traject. § 3. De investeringen die voor een incentive in aanmerking kunnen komen, zijn de investeringen in materiële en immateriële vaste activa.

De regering bepaalt de uitgesloten investeringen. In dat geval wordt in zijn beslissing rekening gehouden met het evenwicht tussen de componenten van de duurzame ontwikkeling, de specifieke Europese regels inzake investeringen, hun verankering in een bepaald grondgebied en hun standvastigheid om de consolidering of de creatie van werkgelegenheid te waarborgen.

Art. 6.De regering bepaalt de bijzondere voorwaarden en wijze voor de toekenning van de investeringspremie waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de effecten van het investeringsprogramma op elke component van de duurzame ontwikkeling.

Om in aanmerking te komen voor de investeringspremie dient de middelgrote onderneming een percentage toegevoegde waarde in verhouding tot haar omzet te halen. De regering bepaalt dat percentage en stelt er de wijze van uitvoering van vast.

Met inachtneming van het maximumbedrag dat toegelaten zou zijn voor een rentetoelage overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntatie wordt de investeringspremie uitgedrukt in een percentage van het toegelaten investeringsprogramma en mag 21 % brutto niet overschrijden.

Art. 7.De regering kan, tegen de voorwaarden en op de wijze die hij bepaalt, een werkgelegenheidspremie voor de creatie van werkgelegenheid toekennen. De werkgelegenheidspremie kan niet toegekend worden aan de zeer kleine onderneming, en het bedrag ervan kan 3.250 euro per geopende betrekking niet overschrijden. Dat bedrag kan evenwel op 5.000 euro gebracht worden voor de eerste werknemer.

Art. 8.De regering kan, tegen de voorwaarden en op de wijze die hij bepaalt, bij het instellen van een kwaliteitsbewakingssysteem een premie toekennen voor de kwaliteit in de onderneming.

De premie wordt vastgesteld op 25 % van de toelaatbare kostprijs van de actie en kan 5.000 euro niet overschrijden.

Art. 9.§ 1. De regering kan, tegen de voorwaarden en op de wijze die hij bepaalt, een premie toekennen voor de financiering van het gebruik van adviesdienstverlening.

De premie voor adviesdienstverlening wordt vastgesteld op 50 % van de toelaatbare kostprijs en kan 12.500 euro niet overschrijden. § 2. Er wordt een commissie opgericht belast met de erkenning van de adviseurs en, in voorkomend geval, de opschorting of de intrekking ervan. De erkenning wordt toegekend voor een duur van drie jaar maximum. Om erkend te worden dient de adviseur een beroepservaring van minimum drie jaar aan te tonen.

Die commissie bestaat uit : 1° vier gewone leden en vier plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;2° twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;3° twee deskundigen gewone leden en twee plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van het Instituut der Accountants;4° twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden uit de « Conseil économique et social de la Région wallonne » (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest). De regering wijst de commissieleden aan. Wat betreft de leden bedoeld in het eerste lid, 2° tot en met 4°, wijst hij ze aan uit een lijst van tien personen voorgedragen door de instelling die zij vertegenwoordigen.

De commissie kan een beroep doen op deskundigen of technici, al naar gelang van de dossiers die haar worden voorgelegd en op voorstel van één van haar leden.

Het voorzitterschap en het secretariaat worden waargenomen door het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest.

De commissie stelt zijn huishoudelijk reglement vast dat ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de regering binnen de zes maanden na inwerkingtreding van dit decreet en diens uitvoeringsbesluit.

Art. 10.De regering kan tegen de voorwaarden en op de wijze die hij bepaalt, incentives toekennen aan de kleine of middelgrote onderneming waarvan de bedrijvigheid ernstig aangetast is ten gevolge van een natuurramp of andere buitengewone gebeurtenissen die hij als dusdanig erkent.

Art. 11.De regering kan de kleine of middelgrote onderneming die in het kader van een investeringsprogramma als bedoeld in artikel 5 investeringen in vastgoed verwezenlijkt, met inbegrip van investeringen in materiaal dat onroerend van aard of door bestemming geacht wordt, de vrijstelling van de onroerende voorheffing met betrekking tot dat vastgoed toekennen.

Die vrijstelling kan worden toegekend : 1° voor een duur van vijf jaar aan de zeer kleine onderneming;2° voor een duur van drie tot vijf jaar, al naar gelang van de door de regering bepaalde voorwaarden, aan de kleine of middelgrote onderneming. Die vrijstelling kan evenwel toegekend worden voor een maximumduur van zeven jaar voor het materieel en de werktuigen in geval van oprichting van een kleine of middelgrote onderneming.

De duur bedoeld in het tweede en in het derde lid wordt berekend te rekenen van 1 januari van het jaar volgend op de bezetting en het gebruik van dat vastgoed. HOOFDSTUK III. - Clusteringsstappen en clusters

Art. 12.Clustering is een organisatiewijze van het productiesysteem dat gekenmerkt wordt door het oprichten op initiatief van ondernemingen, met eventuele deelname van universitaire instellingen of onderzoekscentra, van een samenwerkingsverband aangaande verbonden activiteiten en door de vrijwillige totstandbrenging van aanvullende, verticale of horizontale betrekkingen tussen bedrijven, al dan niet van commerciële aard, evenals door de bevordering van een gemeenschappelijke zienswijze.

De clustering moet beantwoorden aan volgende minimumcriteria : 1° de totstandbrenging van complementaire en synergetische relaties tussen leden van een cluster;2° de bevordering van het gemeenschappelijk belang van leden van een cluster;3° de uitvoering van een industrieel en bedrijfsontwikkelingsprogramma voor een product, een procédé of een nieuwe dienstverlening voor de partners leden van een cluster;4° het zoeken naar een voor de cluster of de partners leden van een cluster bijkomende toegevoegde waarde.

Art. 13.De regering erkent als cluster één van de vennootschappen bedoeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschappen, voortkomend uit een clusteringstap en waarvan het doel past in een sector die door de regering als wezenlijk wordt erkend. Hij stelt de voorwaarden vooor de erkenning van de clusters vast overeenkomstig de beginselen en criteria bedoeld in artikel 12.

De cluster wordt, al naar gelang van het geval, beschouwd als een middelgrote, een kleine of een zeer kleine onderneming, overeenkomstig de criteria van artikel 3, §§ 3 tot en met 5.

Het onafhankelijkheidscriterium bedoeld in artikel 3, § 7, geldt niet voor de cluster voor zover geen enkele onderneming die niet beantwoordt aan de definitie van de middelgrote of de kleine onderneming een participatie heeft van meer dan 50 % van het kapitaal van de cluster en de noodzakelijke maatregelen worden getroffen waardoor de cluster een werkelijke beheersautonomie kan bewaren.

Art. 14.De regering kan incentives toekennen voor de clusters tegen de voorwaarden, op de wijze en volgens de procedures die hij bepaalt.

De beslissing tot toekenning van de clusters wordt concreet gemaakt in een overeenkomst die minstens volgende aspecten omschrijft : 1° werkmethode en doelstellingen van de cluster;2° overzicht van de specifieke ontwikkelingsinstrumenten van de cluster;3° de initiatieven die de cluster wil nemen;4° de aan de cluster toegekende incentives;5° de verplichtingen van de cluster;6° de wijze waarop de cluster over zijn activiteiten en over de inachtneming van zijn verplichtingen verslag uitbrengt;7° de wijze van controle van de cluster en eventuele straffen. Over het clusterbeleid wordt tweejaarlijks door de regering een kwalitatief en kwantitatief evaluatieverslag opgesteld. HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning en de instandhouding, aanvraag- en toekenningsprocedures, uitbetalings-, controle- en bestraffingswijze

Art. 15.De incentives worden toegekend aan de kleine of middelgrote onderneming die de wetsbepalingen over de uitoefening van zijn bedrijvigheid naleeft en de wet- en regelgeving in fiscale, sociale en ecologische aangelegenheden naleeft of die zich daartoe verbindt binnen de termijn vastgesteld door het bevoegde bestuur.

Art. 16.De regering bepaalt de voorwaarden voor de instandhouding van de incentives die in de individuele beslissing tot toekenning ervan zijn opgenomen.

Art. 17.De kleine of middelgrote onderneming is er tijdens een termijn van vijf jaar te rekenen van de datum waarop de verwezenlijking van de investeringen beëindigd wordt, toe verplicht die investeringen aan te wenden voor de doeleinden en tegen de voorwaarden zoals voorzien, ze niet af te staan en ze in stand te houden in de bestemming waarvoor de incentive was toegekend.

Art. 18.De kleine of middelgrote onderneming licht de ondernemingsraad in over de motieven en wijze van uitbetaling van de toegekende incentives, evenals over de bepaalde controlemaatregelen.

Art. 19.De regering stelt de procedures voor aanvraag en toekenning van de incentives vast, waarbij hij rekening houdt met de omvang van de kleine of de middelgrote onderneming.

Elke aanvraag voor een incentive dient aanleiding te geven tot een beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het tijdstip waarop het dossier ingediend bij het bestuur volledig is.

De regering bepaalt de procedure en de berekeningswijze van de termijn bedoeld in het tweede lid.

Art. 20.De incentives bedoeld in artikel 5 worden terugbetaald overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit : 1° in geval van niet-naleving van de bepalingen uitgebracht bij of krachtens dit decreet of de verplichtingen vervat in de individuele beslissing tot toekenning;2° in geval van faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening van de kleine of middelgrote onderneming;3° in geval van al dan niet bewuste verstrekking door de kleine of middelgrote onderneming van onjuiste of onvolledige inlichtingen ongeacht het effect van die inlichtingen op het bedrag van de incentives, onverminderd de strafrechtelijke vervolging van de personen die die inlichtingen verstrekt zouden hebben. In geval van teruggave van de incentive bedoeld in artikel 11 wordt de vrijstelling van de onroerende voorheffing ab initio geschrapt.

Art. 21.De regering kan van artikel 20 afwijken en de incentives instandhouden : a. in het geval waarin de niet-naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 16 toe te schrijven is aan overmacht, namelijk abnormale en onvoorziene omstandigheden die vreemd zijn aan diegene die ze inroept en waarvan de gevolgen onvermijdelijk blijken te zijn ondanks alle gedane inspanningen;b. in het geval van fusie of splitsing van ondernemingen, inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak, afstand van algemeenheid of bedrijfstak, bedoeld in boek XI van het Wetboek van vennootschappen, evenals in geval van overdracht van de onderneming bedoeld in de artikelen 41 tot en met 43 van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk concordaat, indien de bedrijvigheid van de grote onderneming in het Waalse Gewest voortgezet wordt en de verkregen incentives, evenals de daarop betrekking hebbende investeringen overgedragen worden naar de nieuwe juridische constructie en in stand gehouden worden in de bestemming waarvoor ze zijn toegekend;c. in geval van afstand of wijziging van de bestemming of de gebruiksvoorwaarden, indien de kleine of middelgrote onderneming op voorhand om de toelating door de regering verzoekt. De regering kan van artikel 20 afwijken door, in de gevallen waarin de feiten die tot teruggave aanleiding geven, niet ontstaan zijn uit een fout of een vrijwillige handeling van de kleine of middelgrote onderneming of diens aandeelhouders, de terugbetaling te beperken tot de verhouding tussen het aantal jaar waarin werkelijk gebruik is gemaakt van het goed waarvoor een incentive is toegekend en het aantal jaar bepaald in artikel 17 zonder dat evenwel minder dan twee jaar mag verstrijken zijn tussen het einde van de doorvoering van de investering en de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt die de intrekking van de incentive verantwoordt.

Art. 22.De regering kan van artikel 20 afwijken door van de terugbetaling van de incentives geheel of gedeeltelijk af te zien indien de kost van de terugvordering ervan hoger dreigt te zijn dan de bedragen ervan.

Art. 23.De regering bepaalt de wijze van uitbetaling en terugbetaling van de incentives.

De incentives kunnen niet uitbetaald worden in geval van faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening van de kleine of middelgrote onderneming. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 24.De regering verstrekt elk kwartaal een statistische informatie betreffende de toegekende incentives aan de « Conseil économique et social de la Région wallonne » en aan het « Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique » (Waals Instituut voor Evaluatie, Toekomstverwachting en Statistiek).

De regering deelt jaarlijks aan de Waalse Gewestraad een kwantitatief en kwalitatief verslag over het economische expansiebeleid dat in de loop van het voorgaande kalenderjaar is gevoerd, mee, samen met de bestanddelen van de verrichte evaluatie. HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 25.In de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntatie worden, wat het Waalse Gewest, betreft volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 1, zoals gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1981, 5 augustus 1981 en 12 augustus 1985;2° artikel 2, zoals gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1981 en 5 augustus 1981;3° artikel 3, zoals gewijzigd bij de wet van 12 augustus 1985 en het koninklijk besluit van 23 maart 1999;4° artikel 4;5° artikel 5, zoals gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1981 en 12 augustus 1985;6° de artikelen 6 tot en met 8;7° artikel 10, zoals gewijzigd bij de wet van 10 februari 1981 en het decreet van 4 juli 2002;8° artikel 11;9° artikel 11 bis, zoals ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981 en gewijzigd bij het decreet van 4 juli 2002;10° artikel 11 ter, zoals ingevoegd bij de wet van 5 augustus 1981 en gewijzigd bij het decreet van 4 juli 2002;11° de artikelen 28 tot en met 32; 12° de artikelen 32.2, 32.3, 32.4, 32.5, 32.7, 32.8, 32.12, 32.14, 32.15, 32.16, 32.17 en 32.18, zoals ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992; 13° de artikelen 32.10 en 32.11, zoals ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij het decreet van 4 juli 2002.

Die bepalingen van voornoemde wet van 4 augustus 1978 blijven evenwel gelden voor de aanvragen die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 26.De regering stelt de datum van inwerkingtreding van dit decreet vast.

Kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 11 maart 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD _______ Nota Zitting 2003-2004.

Stukken van de Raad 599 (2003-2004), nrs. 1 tot en met 9.

Volledig verslag, openbare vergadering van 3 maart 2004.

Bespreking. - Stemming.

^