gepubliceerd op 30 december 2004
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen
2 DECEMBER 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen, inzonderheid op de artikelen 5, 7, 8, laatste lid, 11, 14, 16, 17 en 20;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake leefmilieu in het kader van de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van artikel 32.13 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 10 januari 2002 en 4 juli 2002;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake leefmilieu in het kader van artikel 32.13 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;
Overwegende dat de Regering, rekening houdende met de beginselen en de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling, op nauwgezette wijze de uitgesloten sectoren of sectordelen bedoeld in artikel 5 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen nader bepaalt om de belangen van ondernemingen uit bepaalde deelsectoren die de Regering als van wezenlijk belang beschouwt voor de gewestelijke ontwikkeling, niet te schenden;
Overwegende dat de Regering, door op algemene wijze de regelgevende voorwaarde bedoeld in artikel 5, 3°, te bepalen, doelstellingen nastreeft die verband houden met de effecten die de investeringsprogramma's sorteren op de duurzame ontwikkeling;
Overwegende dat de verplichting die de ondernemingen hebben om in een gezonde financiële toestand te verkeren in verband met de duurzame ontwikkeling verklaard kan worden doordat de Regering de doelstellingen nastreeft verbonden aan het hoger beginsel van het doelmatig gebruik van overheidsgeld;
Overwegende dat de steunregeling moet overeenkomen met de gemeenschappelijke raamregeling voor steun van staatswege voor de milieubescherming bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 3 februari 2001;
Gelet op de beslissing van de Europese Commissie van 20 augustus 2003 waarbij de steunregeling N/15/2003 goedgekeurd wordt;
Gelet op het advies van de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse milieuraad voor duurzame Ontwikkeling) nr. AV.1110, gegeven op 15 oktober 2002;
Gelet op het advies nr. A.686 van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest), aangenomen op 21 oktober 2002;
Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 augustus 2002 en 16 april 2004;
Gelet op de instemmingen van de Minister van Begroting, gegeven op 25 september 2003 en 22 april 2004;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 37.095/2, gegeven op 18 mei 2004, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals vervangen door de wet van 2 april 2003;
Op de voordracht van de Minister van Economie en Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingsveld
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen; 2° "Minister" : de Minister bevoegd voor Economie en K.M.O.'s; 3° "onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van het decreet;4° "middelgrote onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, van het decreet;5° "kleine onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, § 1, tweede lid, van het decreet;6° "grote onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, § 2, van het decreet;7° "premie" : de incentive bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het decreet;8° "vrijstelling van de onroerende voorheffing" : de incentive bedoeld in artikel 9 van het decreet;9° "bestuur" : het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;10° "gemachtigd ambtenaar" : één van de ambtenaren bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 22 april 1999 betreffende de opdracht van bevoegdheden eigen aan het Ministerie van het Waalse Gewest, namelijk de directeur-generaal, de inspecteur-generaal, de directeur, de eerste attaché of de attaché van het bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met de afwezigheids- of verhinderingsregels bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dat besluit;11° "NACE-BEL-code" : de activiteitennomenclatuur uitgewerkt door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (tweede uitgave 1998) in ééngemaakt Europees verband, opgelegd bij Verordening (EEG) nr. 3037/90 van 9 oktober 1990 van de Raad betreffende de statistieke nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 761/93 van de Commissie van 24 maart 1993 en bij Verordening (EG) nr. 29/2002 van 19 december 2001; 12° "bedrijfszetel" : de technische bedrijfseenheid bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, 1°, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 3 mei 2003, en in artikel 49, tweede lid, 1°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij het uitvoeren van hun werk, gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 3 mei 2003; 13° "milieuvriendelijke elektriciteit" : de elektriciteit geproduceerd d.m.v. hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitswarmtekrachtkoppeling waarvan het productiekanaal minimum 10 % kooldioxydebesparing opwekt in verhouding tot kooldioxyde-emissies, die jaarlijks door de "Commission wallonne pour l'Energie CWaPE" (Waalse Energiecommissie) vastgelegd en bekendgemaakt worden; 14° "hernieuwbare energiebronnen" : alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen en kernsplijting, waarvan het toekomstige gebruik niet beperkt wordt door het verbruik daarvan, inzonderheid hydraulische energie, windenergie, zonne-energie, geothermische energie, biogas, organische producten en afvalstoffen van de land- en bosbouw, en het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen;15° "kwaliteitswarmtekrachtkoppeling" : de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte uitgedacht volgens de behoeften aan warmte of koude van de onderneming, die energie bespaart in verhouding tot de aparte productie van dezelfde hoeveelheden warmte, elektriciteit of koude in moderne referentie-installaties waarvan het jaarlijkse exploitatierendement wordt vastgelegd en bekendgemaakt door de CWaPE;16° "normen van de Gemeenschap" : de verplichte Gemeenschapsnormen uitgevaardigd via verordeningen, richtlijnen of beslissingen goedgekeurd door de Europese raad die de te halen niveaus inzake milieu vastleggen zelfs als de normen al dan niet in Belgisch recht omgezet of van kracht zijn;17° "afvalstoffen" : de afvalstoffen bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. HOOFDSTUK II. - Incentives Afdeling 1. - Premie
Art. 2.De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een premie toekennen aan de onderneming : 1° die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van het decreet, zoals nader bepaald in artikel 3;2° waarvan de activiteiten niet ressorteren onder de activiteitengebieden bedoeld in artikel 5 van het decreet, zoals nader bepaald in artikel 4;3° die de in artikel 5 bedoelde voorwaarden vervult;4° die een investeringsprogramma overlegt dat één of meerdere van de doelstellingen bedoeld in artikel 6 van het decreet nastreeft en gericht op investeringen : a) zoals bepaald in artikel 6;c) toegelaten overeenkomstig artikel 7;d) te verrichten in een bedrijfszetel die in het Waalse Gewest gevestigd is.
Art. 3.In de zin van het decreet wordt verstaan onder : 1° "personeelsbestand" : het jaargemiddelde van het aantal werknemers met een arbeidsovereenkomst in de bedrijfszetel waarop de aanvraag betrekking heeft, overeenstemmend met het aantal werkeenheden, berekend op grond van de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid over de vier kwartalen die aan de indiening van de aanvraag voorafgaan;2° "jaaromzet" : de omzet betreffende het laatst afgesloten werkingsjaar over minstens twaalf maanden, dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat;3° "jaarbalanstotaal" : het totaal opgenomen in de balans betreffende het laatst afgesloten werkingsjaar over minstens twaalf maanden, dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat;4° "publieke participatiemaatschappijen" : de openbare investeringsmaatschappijen, namelijk de Federale Investeringsmaatschappij, de Gewestelijke Investeringsmaatschappijen en hun dochtermaatschappijen;5° "risicokapitaalmaatschappijen" : de investeringsmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen met een regelmatige activiteit betreffende de investering in risicokapitaal die middelen, geïnvesteerd in de vorm van eigen middelen of semi-eigen middelen en meer bepaald in de vorm van ondergeschikte participaties of leningen, ongeacht het bedrag, ter beschikking van ondernemingen stellen;6° "institutionele beleggers" : de banken, verzekeringsmaatschappijen, de beleggingsfondsen en de gewestelijke ontwikkelingsfondsen, en op voorwaarde dat die noch individueel noch samen een controle uitoefenen op de onderneming;7° "universitaire instellingen" : de instellingen bedoeld in het decreet van 31 maart 2004 tot omschrijving van het hoger onderwijs, waarbij de integratie hiervan in de Europese ruimte voor hoger onderwijs bevorderd wordt en de universiteiten, met inbegrip van hun onderzoekscentra, geherfinancierd worden;8° "publiekrechtelijke rechtspersoon" : de door de overheid opgerichte en gecontroleerde rechtspersoon die eigen bevoegdheden geniet met het oog op het vervullen van een openbaar belang of van specifieke openbare belangen. Als het gaat om een nieuwe onderneming waarvan de rekeningen nog niet afgesloten zijn op de datum van indiening van de aanvraag, worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, te goeder trouw geraamd in de loop van het boekjaar.
De wijze waarop de werkeenheden bedoeld in het eerste lid, 1°, berekend worden kan nader bepaald worden door de Minister.
Art. 4.De activiteitengebieden die krachtens artikel 5 van het decreet uitgesloten worden van het voordeel van de premie worden nader bepaald wat betreft de sectoren of sectordelen opgenomen in de volgende afdelingen, klassen en onderklassen : 1° 10.10 tot en met 10.30, 11, 12, 23.30 van de NACE-BEL-code; 2° 40.10 tot en met 40.30 van de NACE-BEL-code; 3° 65 tot en met 70.32 van de NACE-BEL-code; 4° 80.10 tot en met 80.42 van de NACE-BEL-code; 5° 85.11 tot en met 85.32 van de NACE-BEL-code; 6° 92 van de NACE-BEL-code, met uitzondering van de klassen 92.11 en onderklasse 92.332 van de NACE-BEL-code; 7° de grootdistributie met als hoofddoel de verkoop van goederen aan particulieren;8° de vrije beroepen of de verenigingen gevormd door die personen. In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt de kleine onderneming die niet in handen is van een middelgrote of grote onderneming uit de energiesector en die milieuvriendelijke elektriciteit produceert, niet uitgesloten.
De Minister kan de inhoud van de uitgesloten afdelingen, klassen en onderklassen nader bepalen, alsook de begrippen bedoeld onder de punten 7° en 8° van het eerste lid.
De verwijzing naar de NACE-BEL-code laat vermoeden dat de onderneming of haar investeringsprogramma onder dat activiteitengebied ressorteert. De onderneming kan vaststellen dat de NACE-BEL-code die haar wordt toegeschreven niet aan haar activiteitengebied of aan het door haar in het vooruitzicht gestelde investeringsprogramma beantwoordt en dat ze bij de Kruispuntbank Ondernemingen stappen heeft ondernomen om één of verschillende andere codes toegewezen te krijgen.
Art. 5.De onderneming die om het voordeel van de premie verzoekt, vervult de volgende voorwaarden : 1° ze voldoet aan de wetsbepalingen die haar activiteit regelen, alsook aan de fiscale, sociale en milieuwetgevingen en regelgevingen of verbindt zich ertoe orde op zaken te stellen met inachtneming van de modaliteiten en termijnen waarin de bevoegde administratie voorziet;2° ze voldoet volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten aan de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen;3° met uitzondering van de onderneming die niet drie boekjaren afgesloten heeft op de datum van de indiening van de aanvraag, verkeert ze niet in één van de volgende toestanden : a) in de loop van de laatste twee boekjaren afgesloten vóór de indiening van de aanvraag was haar bedrijfsverlies niet hoger dan de afschrijvingen en waardeverminderingen op vestigingskosten, materiële en immateriële vaste activa;b) haar nettoactiva zijn niet verminderd tot een bedrag onder twee derde van het maatschappelijk kapitaal ten gevolge van verliezen op de datum van afsluiting van het boekjaar afgesloten vóór de indiening van de aanvraag.
Art. 6.Bedoelde investeringsprogramma's zijn investeringen in materiële of immateriële vaste activa die geboekt moeten worden bij de balansactiva onder de rubriek "vaste activa" en die betrekking hebben op : 1° installaties en uitrustingen om één of meer van de doelstellingen bedoeld in artikel 6 van het decreet te halen;2° gronden en gebouwen indien ze absoluut noodzakelijk zijn om te voldoen aan één van de doestellingen bedoeld in artikel 6 van het decreet; 3° de uitgaven i.v.m. de technologietransfer in de vorm van een octrooiverwerving van een exploitatievergunning of een vergunning voor gepatenteerde dan wel niet-gepatenteerde technische kennis waarvan de waarde bevestigd wordt door een bedrijfsrevisor en die aan de volgende voorwaarden voldoet : a) beschouwd worden als afschrijfbare activa;b) onder de marktvoorwaarden verworven worden bij een derde bij de onderneming;c) minstens vijf jaar na de beslissing tot toekenning van de premie geëxploiteerd worden en in de bedrijfszetel van de onderneming blijven, behalve als deze immateriële activa overeenkomen met duidelijk verouderde technieken.
Art. 7.§ 1. Wat milieubescherming betreft, wordt in het geval bedoeld in artikel 6, 1°, c), van het decreet gewezen op afvalvalorisatie via hergebruik, recyclage en reductie van energie om milieurisico's te beperken. § 2. Wat duurzaam energiegebruik betreft, worden de toegelaten investeringen beperkt tot de extra kosten, die door de onderneming gedragen worden : 1° in verband met een investering betreffende een traditionele installatie van dezelfde aard in het geval bedoeld in artikel 6, 2°, a), van het decreet;2° in verband met een traditionele installatie voor energieproductie met dezelfde capaciteit in termen van effectieve energieproductie voor de gevallen bedoeld in artikel 6, 2°, b) en c), van het decreet. Het bedrag verkregen overeenkomstig § 2, 1° of 2°, wordt verminderd : a) de voordelen uit een eventuele capaciteitsverhoging;b) de kostenbesparingen tijdens de eerste vijf jaren van de investering;c) de bijkomende speculatieve producties tijdens diezelfde periode van vijf jaar. § 3. De modaliteiten voor de berekening van de toegelaten investeringen kunnen door de Minister nader bepaald worden na overleg met de bevoegde besturen en, eventueel, de "Commission wallonne pour l'Energie (CWaPE).
De minimale investeringsdrempel wordt op 25.000 euro vastgelegd.
Art. 8.§ 1. Wat betreft de investeringen die een kleine of middelgrote onderneming voor de milieubescherming verricht, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing vastgelegd op een percentage van de toegelaten investeringen, meer bepaald : 1° 20 % voor investeringen die toelaten om de Gemeenschapsnormen te overschrijden;2° 25 % in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze ISO 14001 gecertificeerd is;3° 30 % in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze EMAS gecertificeerd is.4° 15 % voor de kleine en middelgrote onderneming in het geval van toegelaten investeringen om te kunnen voldoen aan nieuwe normen van de Gemeenschap die sinds minder dan drie jaar zijn aangenomen. Het bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat aan de kleine en middelgrote onderneming toegekend wordt, mag echter niet hoger zijn dan één miljoen euro per onderneming over een periode van vier jaar. § 2. Wat betreft de investeringen die een grote onderneming voor de milieubescherming verricht, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op deze investeringen, vastgelegd op een percentage van de toegelaten investeringen, meer bepaald : 1° 15 % voor investeringen die toelaten om de Gemeenschapsnormen te overschrijden;2° 17,5 % in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze ISO 14001 gecertificeerd is;3° 20 % in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze EMAS gecertificeerd is. Het bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat aan de grote onderneming toegekend wordt, mag echter niet hoger zijn dan 2 miljoen euro per onderneming over een periode van vier jaar. § 3. Wat betreft de investeringsprogramma's voor de reductie en de interne valorisatie van de afvalstoffen in het kader van het productieproces van een onderneming, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling voor onroerende voorheffing dat betrekking heeft op die investeringen vastgelegd op 15 % van de toegelaten investeringen.
Het bedrag van de toegekende premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing mag echter niet hoger zijn dan één miljoen euro over een periode van 4 jaar naargelang het een kleine of middelgrote onderneming betreft, of 2 miljoen euro per onderneming over een periode van 4 jaar naargelang het een grote onderneming betreft.
Art. 9.§ 1. Wat betreft de investeringen verricht door een kleine of middelgrote onderneming om het energieverbruik te verminderen tijdens het productieproces, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 40 % van de toegelaten investeringen en mag het niet hoger zijn dan één miljoen euro per onderneming over een periode van 4 jaar.
Wat betreft de investeringen verricht door een grote onderneming om het energieverbruik te verminderen tijdens het productieproces wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 20 % van de toegelaten investeringen en mag het niet hoger zijn dan twee miljoen euro per onderneming over een periode van vier jaar. § 2. Wat betreft de investeringen verricht door een kleine of middelgrote onderneming om energie uit hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 40 % van de toegelaten investeringen en mag het niet hoger zijn dan één miljoen euro per onderneming over een periode van vier jaar.
Wat betreft de investeringen verricht door een grote onderneming om energie uit hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 20 % van de toegelaten investeringen en mag het niet hoger zijn dan twee miljoen euro per onderneming over een periode van vier jaar. § 3. Wat betreft de investeringen verricht door een kleine of middelgrote onderneming om kwaliteitswarmtekrachtkoppeling te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 40 % van de toegelaten investeringen en mag het niet hoger zijn dan één miljoen euro per onderneming over een periode van vier jaar.
Wat betreft de investeringen verricht door een grote onderneming om kwaliteitswarmtekrachtkoppeling te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 20 % van de toegelaten investeringen en mag het niet hoger zijn dan twee miljoen euro per onderneming over een periode van vier jaar.
Art. 10.De onderneming richt een aanvraag om investeringspremie aan het bestuur vooraleer haar investeringsprogramma op te starten. Het bestuur bericht ontvangst binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag en bepaalt de datum waarop het investeringsprogramma in aanmerking wordt genomen. Die datum stemt overeen met de datum van ontvangst van de aanvraag.
De onderneming stuurt op basis van een typeformulier een dossier naar het bestuur binnen zes maanden na de datum van het bericht van ontvangst bedoeld in het eerste lid.
De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan de termijn bedoeld in het tweede lid verlengen op voorafgaandelijk verzoek van de onderneming en om behoorlijk gerechtvaardigde redenen.
Art. 11.Het bestuur kan de onderneming binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het dossier verzoeken om de ontbrekende gegevens en haar een termijn van één maand toestaan om het dossier te vervolledigen.
Indien de onderneming de door het bestuur aangevraagde gegevens niet binnen een maand heeft meegedeeld, wordt ze bij aangetekend schrijven verwittigd dat ze over een nieuwe termijn van één maand beschikt. Na afloop van die termijn beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premie te weigeren. De onderneming wordt door het bestuur bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de beslissing.
Indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 5, 3°, a), beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premieaanvraag op te schorten. De onderneming wordt door het bestuur bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de beslissing. De beslissing heeft uitwerking vanaf de datum waarop ze naar de onderneming verstuurd wordt en heeft geen gevolg meer vanaf de datum van ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand betreffende één van de twee volgende boekjaren dat een positieve bruto-autofinancieringsmarge vertoont.
Indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 5, 3°, b), beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premieaanvraag op te schorten. De onderneming wordt door het bestuur bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de beslissing. De beslissing heeft uitwerking vanaf de datum waarop ze naar de onderneming verstuurd wordt en heeft geen gevolg meer vanaf de datum van ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand betreffende één van de twee volgende boekjaren dat nettoactiva vertoont die hoger zijn dan twee derde van het maatschappelijk kapitaal.
Indien de onderneming binnen een vierentwintig maanden na de verzending van de beslissing tot opschorting van de premieaanvraag bedoeld in het derde of het vierde lid geen nieuwe financiële of balanstoestand overlegt, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premie te weigeren. De onderneming wordt door het bestuur bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de beslissing.
Art. 12.Binnen volgende dertig dagen, al naar gelang het geval na ontvangst van het in artikel 10, tweede lid, bedoelde dossier van de ontbrekende gegevens bedoeld in artikel 11, tweede lid, betreffende de nieuwe financiële toestand bedoeld in artikel 11, derde lid, of van de nieuwe balanstoestand bedoeld in artikel 11, vierde lid, maakt het bestuur het dossier voor advies over aan : 1° het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, wat betreft de investeringsprogramma's voor milieubescherming of voor de vermindering of interne valorisatie van afvalstoffen;2° het Directoraat-generaal Technologie, Onderzoek en Energie van het Ministerie van het Waalse Gewest, wat betreft het investeringsprogramma voor duurzaam energiegebruik. Het advies van deze Directoraten-generaal wordt aan het bestuur overgemaakt binnen zestig lopende dagen na ontvangst van de adviesaanvraag, voorzover de onderneming alle bijkomende informatie heeft verstrekt.
Art. 13.Het investeringsprogramma vangt aan binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum bedoeld in artikel 10, eerste lid, waarop het in overweging wordt genomen en wordt uitgevoerd binnen een termijn van vier jaar, die op diezelfde datum ingaat.
De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan de termijnen bedoeld in het eerste lid verlengen op behoorlijk gerechtvaardigd verzoek van de onderneming.
Art. 14.Binnen vier maanden na ontvangst van het advies bedoeld in artikel 12, tweede lid, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premie toe te toekennen via een overeenkomst bevattende o.a. : 1° de bepalingen betreffende het bedrag van de premie en de vrijstelling van de onroerende voorheffing;2° het investeringsprogramma;3° de begin- en einddatum van het investeringsprogramma;4° de door het investeringsprogramma te halen doelstellingen inzake milieubescherming of duurzaam energiegebruik.
Art. 15.De onderneming dient uiterlijk één jaar na de uitvoering van haar investeringsprogramma een aanvraag tot betaling van de premie in.
De premie wordt betaald als de onderneming : 1° haar investeringsprogramma heeft uitgevoerd en betaald;2° bewezen heeft dat ze voldoet aan de fiscale en sociale wet- en regelgevingen;3° voldoet aan de wetgevingen en regelgevingen inzake het leefmilieu;4° de doestellingen van het investeringsprogramma voor duurzaam energiegebruik heeft gehaald die de overeenkomst bedoeld in artikel 14 eventueel heeft opgelegd.Dit wordt nagegaan door het Directoraat-generaal Technologie, Onderzoek en Energie van het Ministerie van het Waalse Gewest; 5° de doestellingen van het investeringsprogramma voor milieubescherming heeft gehaald die de overeenkomst bedoeld in artikel 14 eventueel heeft opgelegd.Dit wordt nagegaan door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest.
Indien de voorwaarden en de doelstellingen bedoeld in het eerste lid niet vervuld zijn, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de uitbetaling van de premie op te schorten tijdens een periode van twaalf maanden na kennisgeving van de beslissing door het bestuur. De onderneming wordt door het bestuur verzocht de voorwaarden te vervullen of de doelstellingen te halen met inachtneming van de modaliteiten en termijnen overeengekomen door het bestuur of de Directoraten-generaal bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°.
Als de onderneming na afloop van die termijn niet heeft aangetoond dat zij voldoet aan de voorwaarden of de doelstellingen bedoeld in het eerste lid, trekt de Minister of de gemachtigd ambtenaar de steun in.
De onderneming wordt hiervan door het bestuur bij aangetekend schrijven in kennis gesteld. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 16, vordert het bestuur de incentives overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 in.
Art. 16.De Minister kan de beslissing tot toekenning van de premie handhaven : 1° als de voorwaarden bedoeld in artikel 12 van het decreet of bepaald bij de overeenkomst niet vervuld zijn in een geval van overmacht zoals omschreven in artikel 16, eerste lid, 1°, van het decreet;2° in de gevallen bedoeld in artikel 16, eerste lid, 2°, van het decreet op voorwaarde : a) dat de onderneming haar economische activiteit in het Waalse Gewest voortzet;b) dat de premie en de desbetreffende investeringen naar de nieuwe rechtsentiteit overgedragen worden met handhaving van de overeenkomstvoorwaarden waaronder ze toegekend werden.
Art. 17.In geval van intrekking van de investeringspremie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing worden die incentives op initiatief van het bestuur door alle rechtsmiddelen teruggevorderd.
Art. 18.Het bestuur of de besturen bedoeld in artikel 12 kunnen controle uitoefenen binnen de onderneming zodra ze het in artikel 10 bedoelde bericht van ontvangst van haar aanvraag heeft ontvangen. Afdeling 2. - Vrijstelling van de onroerende voorheffing
Art. 19.De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van het decreet, de vrijstelling van de onroerende voorheffing toestaan aan de onderneming die de in artikel 2 bedoelde voorwaarden vervult.
Art. 20.De onderneming verzoekt om het voordeel van de vrijstelling van de onroerende voorheffing volgens de procedure bedoeld in de artikelen 11 tot 14.
De duur van de vrijstelling wordt nader bepaald in de overeenkomst bedoeld in artikel 14, tweede lid, rekening houdende met de beperkingen vastgelegd in artikel 9, tweede en derde lid, van het decreet.
Het bevoegde bestuur wordt in kennis gesteld van elke beslissing tot vrijstelling van de onroerende voorheffing.
Art. 21.Als de voorwaarden van toekenning van de vrijstelling niet vervuld zijn, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de vrijstelling van de onroerende voorheffing nietig te verklaren. De onderneming en het bevoegde bestuur worden daarvan door het bestuur in kennis gesteld. HOOFDSTUK III. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 22.Opgeheven worden : 1° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;2° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake leefmilieu in het kader van de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002; 3° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van artikel 32.13, van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 10 januari 2002 en 4 juli 2002; 4° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake leefmilieu in het kader van artikel 32.13, van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992.
Art. 23.Het decreet en dit besluit treden in werking op 1 oktober 2003, met uitzondering van artikel 19, eerste lid, 2°, van het decreet en van artikel 22, 3° en 4°, van dit besluit, die in werking treden de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 24.De Minister van Economie en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 2 december 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie en Tewerkstelling, J.-C. MARCOURT