Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 08 februari 2007
gepubliceerd op 26 februari 2007

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning, via het Impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling, van subsidies voor werkplaatsen voor gedeeld werk aan privéoperatoren op het grondgebied van de landelijke vrije zones

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007200607
pub.
26/02/2007
prom.
08/02/2007
ELI
eli/besluit/2007/02/08/2007200607/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 FEBRUARI 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning, via het Impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling, van subsidies voor werkplaatsen voor gedeeld werk aan privéoperatoren op het grondgebied van de landelijke vrije zones


De Waalse Regering, Gelet op het programmadecreet van 23 februari 2006 betreffende de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 september 2006;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 14 september 2006;

Gelet op het advies nr. 41.879/4 van de Raad van State, gegeven op 9 januari 2007, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals vervangen door de wet van 2 april 2003;

Op de gezamenlijke voordracht van de Minister-President, de Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel en de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "programmadecreet" : het programmadecreet van 23 februari 2006 betreffende de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië;2° "bestuur" : het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° "werkplaats voor gedeeld werk" : de investering bedoeld in artikel 42, § 5, van het programmadecreet van 23 februari 2006 betreffende de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië;4° "onderneming" : de kleine of middelgrote onderneming en de zeer kleine onderneming bedoeld in de §§ 3 en 5 van artikel 3 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de kleine of middelgrote ondernemingen;5° "partner" : de natuurlijke persoon of de onderneming betrokken bij het project van de werkplaats voor gedeeld werk;6° "promotor" : de partners van het project voor de werkplaats voor gedeeld werk in hun geheel;7° "subsidie" : de tegemoetkoming die krachtens dit decreet toegekend wordt;8° "FIDER" : het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling, zoals opgericht bij het programma-decreet;9° "bijzondere gemachtigde PST1" : de bijzondere gemachtigde van de Waalse Regering belast met de uitvoering van het overkoepelend strategisch plan voor bedrijvigheid en werkgelegenheid waarvan de opdrachten en het statuut bepaald zijn bij beslissing van de Waalse Regering van 24 februari 2005.

Art. 2.§ 1. Dit besluit voert artikel 3, § 2, b), van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen uit. § 2. Overeenkomstig artikel 42, § 5, van het programmadecreet en met inachtneming van de verdeelsleutel van de begrotingsmiddelen uitgetrokken voor FIDER, zoals bepaald in artikel 42, § 4, van het programmadecreet, kan een project voor een werkplaats voor gedeeld werk dat voorgesteld wordt door een promotor bestaande uit minstens drie partners, op het grondgebied van de landelijke vrije zones, in aanmerking komen voor een subsidie van maximum 90 % van het nominale investeringsbedrag dat per partner als maximumbedrag 100.000 euro over een periode van drie jaar bereikt. § 3. Die subsidie wordt toegekend volgens de procedure van de oproep voor het indienen van projecten. § 4. Er vindt één oproep voor het indienen van projecten per jaar plaats, in de loop van het eerste kwartaal van het kalenderjaar, binnen de perken van de FIDER-begrotingsmiddelen en binnen het kader van de verdeelsleutel bepaald in artikel 42, § 4, van het programmadecreet.

Art. 3.Die subsidie kan toegekend worden tegen volgende voorwaarden : 1° natuurlijke persoon, micro-onderneming, de kleine of middelgrote onderneming zoals bedoeld in artikel 3, §§ 3 en 5, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de kleine of middelgrote ondernemingen;2° promotor bestaande uit minstens drie partners;3° project gelegen in een gemeente die voor FIDER in aanmerking komt, nl.een gemeente die erkend is als landelijke vrije zone door de Regering; 4° naleving van de procedure omschreven in dit besluit.

Art. 4.Binnen een termijn van één maand na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de oproep tot het indienen van projecten dient de promotor per aangetekend schrijven of op enige andere wijze waarop het van een vaste dagtekening wordt voorzien, een kandidatuurdossier in bij het bestuur volgens het model bepaald door de Minister van Economie.

Dat dossier bevat : 1° een merk of een nummer waarmee elke partner in het project en, in voorkomend geval, de griffie van de rechtbank van koophandel waar het dossier bijgehouden wordt, geïdentificeerd kunnen worden;2° de details van het project, nl.: a) de inhoud en de kenmerken van de werkplaats voor gedeeld werk in de projectfase;b) de wijze waarop de promotor het technische vraagstuk van de werkplaats voor gedeeld werk bekijkt; c) de doelstellingen die nagestreefd worden door de oprichting van de werkplaats voor gedeeld werk, w.o. verplicht het zakenplan; d) de eventuele uitbreidingsprojecten van de werkplaats voor gedeeld werk;3° de evaluatie van de kostprijs voor de uitvoering van het project;4° een lijst van de de minimis-steun die aan de partners is toegekend tijdens de periode van drie jaar vóór de indiening van de aanvraag of die toegekend zouden kunnen worden op de datum waarop tot de toekenning van de subsidie beslist wordt;5° bij ontstentenis van de lijst bedoeld in 4°, een verklaring van elke partner waaruit blijkt dat hij geen de minimis-steun genoten heeft tijdens de periode van drie jaar vóór de indiening van de aanvraag en dat hij die steun niet zou kunnen genieten op de datum waarop tot de toekenning van de subsidie beslist wordt;6° een document waarin elke partner op erewoord verklaart dat de onderneming de fiscale, sociale en leefmilieuwet- en -regelgeving naleeft waarbij de onderneming, in voorkomend geval, door het bestuur erom verzocht kan worden om de nodige documenten en bewijzen te leveren als het dossier als in aanmerking komend erkend wordt krachtens de regelgeving.

Art. 5.§ 1. Binnen de tien werkdagen na de indiening van de kandidatuur wordt er door het bestuur aan elke partner een bericht van ontvangst verstuurd dat niet vooruitloopt op een gunstige beslissing. § 2. Het bestuur onderwerpt elk binnenkomend project aan een eerste beoordeling over de haalbaarheid van het project, de leefbaarheid van het project, het redelijk karakter van de middelen die de promotor voornemens is in te zetten voor de uitvoering van het project en het vervullen van de toekenningsvoorwaarden. § 3. Er wordt een adviescommissie opgericht die de in aanmerking komende projecten aan de Regering moet voorstellen, gerangschikt volgens hierna vermelde criteria : 1° het aantal partners betrokken bij het project;2° de economische en financiële sterkte van het project;3° het economisch ontwikkelingspotentieel, meer bepaald betreffende de totstandkoming van nieuwe werkgelegenheid. Die commissie bestaat uit : 1° een vertegenwoordiger van de Minister-President;2° een vertegenwoordiger van de Minister van Economie;3° een vertegenwoordiger van de Minister van Landelijke Aangelegenheden;4° de bijzondere gemachtigde PST1, die het secretariaat van de vergaderingen waarneemt;5° een vertegenwoordiger van het agentschap voor economische stimulering;6° twee deskundigen inzake micro-economie wier deskundigheid erkend is in het beoordelen van zakenplannen. § 4. De Regering wijst op grond van de rangschikking die de adviescommissie heeft opgemaakt en naar gelang de verdeelsleutel van de begrotingsmiddelen uitgetrokken voor FIDER de projecten aan voor werkplaatsen voor gedeeld werk die voor de subsidie in aanmerking komen. De Regering motiveert haar beslissing als die afwijkt van de rangschikking van de adviescommissie. Van die beslissing geeft de Minister van Economie bij besluit kennis aan de partners.

Art. 6.§ 1. De subsidie wordt individueel aan elke partner toegekend in verhouding tot zijn betrokkenheid bij de investering.

In het subsidiebesluit wordt de verplichting voor elke partner vermeld om het bestuur in te lichten over elke nieuwe de minimis-steun die aangevraagd of toegekend wordt door elke overheid, tijdens een periode van drie jaar te rekenen van de beslissing tot toekenning van de subsidie. § 2. Als het bedrag dat door de Europese Commissie als steun van geringe betekenis (de minimis-steun) wordt beschouwd, na samenvoeging van de steungelden tijdens de periode bedoeld in § 1, lid 2, voor één van de partners in het project overschreden dreigt te worden, licht het bestuur daar de betrokken partner en de overheid bevoegd voor de toekenning van de nieuwe de minimis-steun over in. § 3. De investeringen dienen uiterlijk vierentwintig maanden na de datum van het besluit tot toekenning van de subsidie beëindigd te worden.

Art. 7.§ 1. De uitbetaling van de subsidie wordt ondergeschikt gemaakt aan de controle door het bestuur van de daadwerkelijke verwezenlijking van de werkplaats voor gedeeld werk. Die controle bestaat erin dat het bestaan van de infrastructuur, het voorhanden zijn van productie-instrumenten of gemeenschappelijke hulpbenodigdheden, het daadwerkelijk bestaan van gemeenschappelijke diensten overeenkomstig het project omschreven in het kandidatuurdossier geverifieerd worden. § 2. De subsidie wordt aan elke partner uitbetaald nadat deze het bewijs van gedane uitgaven geleverd heeft.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2007.

Art. 9.De Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel en de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 8 februari 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel, J.-C. MARCOURT De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^