gepubliceerd op 19 mei 2003
Kaderdecreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten
10 APRIL 2003. - Kaderdecreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Definities, toepassingsgebied en algemene principes
Artikel 1.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Podiumkunsten : de domeinen van de kunstuiting voor de creaties en de producties waarvoor er een beroep wordt gedaan op kunstenaars en vakmensen en op de technieken van de vertolkingskunsten en die met name in de vorm van levende vertoning worden verspreid. Deze domeinen zijn : a) de dramatische kunst met inbegrip van het actietheater;b) de choreografische kunst;c) de klassieke en hedendaagse muziek, met inbegrip van de lyrische dichtkunst;d) de niet-klassieke kunst;e) de circuskunsten, de kermiskunsten en de straatkunsten.2° Financieel onevenwicht : de toestand waarin een operator, op het einde van een boekjaar, een negatief gecumuleerd resultaat voorlegt waarvan het bedrag minstens 10 % bedraagt van alle geboekte opbrengsten tijdens dit boekjaar.Dit percentage wordt teruggebracht tot 5 % voor de operatoren wier opbrengst per boekjaar hoger ligt dan 1.750.000 euro. 3° Boekjaar : jaarlijks boekhoudkundig begrotingsjaar : dit boekjaar loopt, naar keuze van de operator, over een kalenderjaar of een seizoen.4° Financiële haalbaarheid : analyse van het voorlopig budget van een operator.5° Minister : de minister van de Franse Gemeenschapsregering bevoegd voor de Podiumkunsten.6° Saneringsplan : het contract gesloten tussen de Franse Gemeenschap en een operator voor een maximumduur bepaald door Regering en dat tot doel heeft de wijzen nader te omschrijven om een financieel tekort per boekjaar geleidelijk weg te werken.7° Financieel plan : een document met een voorbegroting van de activiteit, het aandeel van de lasten voor de bezoldigingen van het artistiek personeel in verhouding tot de personeelslonen in zijn geheel, het aandeel in de werkingskosten alsook de eigen inkomsten.8° Eigen inkomsten : alle inkomsten van een operator, met uitzondering van de structurele financiële steun vanwege een overheid.9° Actietheater : toneelpraktijk die met sociaal en cultureel achtergestelde personen socioculturele doelstellingen nastreeft.
Art. 2.Dit decreet beoogt : 1° de rechtspersonen : a) wier maatschappelijk doel in hoofdzaak behoort tot een of meer hierna vermelde activiteiten : - de creatie of de productie van vertoningen of de uitgave van werken die uitsluitend behoren tot de domeinen bedoeld in artikel 1, 1°, van dit decreet; - de promotie of de verspreiding van werken die behoren tot de domeinen bedoeld in artikel 1, 1°, van dit decreet; - het onderzoek of de voortgezette opleiding die behoort tot de domeinen bedoeld in artikel 1, 1°, van dit decreet, met uitsluiting van materies die behoren tot het kunstonderwijs; - de informatie, adviezen en andere diensten aangeboden aan professionele podiumkunstenaars; b) en die administratief of artistiek personeel tewerkstellen, in naleving van de bepalingen van de Belgische sociale wetgeving;2° de natuurlijke personen die, als vertolkende of scheppende kunstenaars, een bezoldigde activiteit uitoefenen die behoort tot een domein van de podiumkunsten, zonder dat deze activiteit noodzakelijkerwijs hun voornaamst bron van inkomsten is. Worden niet bedoeld bij dit decreet de personen die zijn in hoofdzaak wijden aan het kinder- en jeugdtoneel in de zin van het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel.
De Regering beschrijft de opdrachten van de gezelschappen voor actietheater.
Art. 3.§ 1. De voorwaarden voor de erkenning of de subsidiëring en hun inwerkingstelling doen geen afbreuk aan de vrijheid van meningsuiting. § 2. Onverminderd de bijzondere bepalingen die erop betrekking hebben, kunnen de erkenning en de subsidiëring niet ten goede komen aan, enerzijds, rechtspersonen of, anderzijds, de natuurlijke personen die behoren tot een orgaan of vereniging waarvan bij rechterlijke beslissing genomen bij kracht van gewijsde is gesteld dat deze geen eerbied hebben voor de beginselen van de democratie zoals gesteld in het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en van de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.
TITEL II. - Adviesinstanties HOOFDSTUK I. - Aantal instanties
Art. 4.Er wordt : 1° voor het domein van de dramatische kunst, de Raad voor de Dramatische kunst opgericht;2° voor het domein van de choreografische kunst, de Raad voor de Choreografische kunst opgericht;3° voor het domein van de klassieke en hedendaagse muziek, de Raad voor de klassieke en hedendaagse muziek opgericht;4° voor het domein van de niet-klassieke muziek, de Raad voor de niet-klassieke muziek opgericht;5° voor het domein van de kermis-, circus- en straatkunsten, de Raad voor de kermis-, circus- en straatkunsten opgericht;6° voor de projecten waarvan de expressievormen meerdere domeinen van de podiumkunsten bestrijken, de Interdisciplinaire Raad van de Podiumkunsten opgericht.
Art. 5.Wanneer de Regering vaststelt dat de werkdruk binnen de Raad te hoog is of dat een deel van de behandelen dossiers een grotere en langere expertise vereist, roept de Regering, op eigen initiatief of op voorstel van deze Raad, een bijkomende instantie in het leven.
De Regering bepaalt de benaming en de bevoegdheden van elke aldus opgerichte nieuwe instantie, binnen de perken van artikelen 6 en 7. De aldus vastgelegde opdrachten vallen in dit geval niet meer onder de bevoegdheden van de overeenstemmende Raad.
Er kunnen dus niet meer dan twee instanties bevoegd zijn voor ieder domein bedoeld in artikel 1, 1°, tweede lid, a) tot e) . HOOFDSTUK II. - Bevoegdheid
Art. 6.Naast de bevoegdheden die haar worden verleend door artikelen 45, 50, 55, 61, 65 en 71, formuleert iedere instantie, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, ieder advies of iedere aanbeveling inzake het beleid dat wordt gevoerd op het vlak van de podiumkunsten en waarvoor ze bevoegd is. HOOFDSTUK III. - Samenstelling
Art. 7.Iedere instantie bestaat uit twaalf leden gekozen onder diegenen die gekend zijn om hun expertise, benoemd door de Regering.
Deze personen kunnen geen lid zijn van de Raad van de Franse Gemeenschap of van de Regering.
Iedere instantie bestaat uit leden die voor de helft de ideologische en wijsgerige strekkingen vertegenwoordigen en voor de andere helft de gebruikers.
Art. 8.De Regering duidt, voor iedere instantie, een voorzitter en een vice-voorzitter aan.
Het ene mandaat wordt gegeven aan een lid die de ideologische en wijsgerige strekkingen vertegenwoordigt en het andere aan een lid dat de gebruikers vertegenwoordigt.
Geen enkel lid kan gelijktijdig het mandaat van voorzitter of van vice-voorzitter van een instantie, bedoeld in artikelen 4 en 5, uitoefenen.
Art. 9.Een lid kan enkel worden benoemd in een van de instanties bedoeld in artikelen 4 en 5.
Een lid van een intersiciplinaire instantie kan evenwel ook zetelen in een andere instantie.
De Regering kan afwijken van het eerste lid van dit artikel wanneer het onmogelijk is een adviesinstantie op te richten per domein. HOOFDSTUK IV. - Algemeen
Art. 10.De leden van de adviesinstanties worden aangeduid voor vijf jaar.
Hun mandaten zijn hernieuwbaar. Niemand kan evenwel meer dan twee opeenvolgende mandaten uitoefenen binnen de instanties die onder dit decreet vallen.
Art. 11.De mandaten van de leden die de ideologische en wijsgerige strekkingen vertegenwoordigen worden vernieuwd binnen de zes maanden na de volledige vernieuwing van de Raad van de Franse Gemeenschap.
De mandaten van de leden die de gebruikers vertegenwoordigen worden vernieuwd dertig maanden na de vernieuwing van de mandaten van de leden die de strekkingen vertegenwoordigen.
Art. 12.Bij ontslag, overlijden, uitsluiting of iedere ander verlof van een lid voorziet de Regering in diens vervanging binnen de twee maanden na de kennisgeving van het ontslag. De plaatsvervanger volbrengt het mandaat van het ontslagnemend lid.
Art. 13.De leden van de instanties zetelen persoonlijk.
Art. 14.Enkel de leden van de instanties zijn stemgerechtigd.
Art. 15.§ 1. Het huishoudelijk reglement van iedere instantie wordt gegeven op gewoon verzoek van ieder belangstellend persoon. Hierin staat onder meer de kalender van de werkzaamheden van de adviesinstantie alsook de wijzen voor de oproeping.
De instantie heeft de mogelijkheid om informatie in te winnen bij derden of bij de diensten van de Regering. § 2. De leden kunnen geen debatten of beraadslagingen bijwonen die betrekking hebben op dossiers waarin ze privé- of professionele belangen in hebben. § 3. De debatten van de instanties gebeuren achter gesloten deuren. § 4. De instantie spreekt zich uit binnen de maand wanneer zij geraadpleegd wordt over een reglementair ontwerpbesluit genomen met toepassing van dit decreet. Eens deze termijn is overschreden kan de Regering een beslissing nemen zonder het verslag van de instantie af te wachten.
Art. 16.De instantie beslist pas geldig als minstens de helft van haar leden aanwezig of vertegenwoordigd is overeenkomstig de bepalingen voorzien in haar huishoudelijk reglement.
Als het vereiste quorum niet is bereikt, moet de instantie zitting houden binnen de maand en beslist zij geldig ongeacht het aantal aanwezige leden.
De adviezen worden uitgebracht bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art. 17.Iedere instantie overhandigt, binnen de drie maanden na het einde van het boekjaar, haar activiteitenverslag van het verstreken jaar alsook de toekomstvooruitzichten die hieruit voortvloeien aan de Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters.
Art. 18.Als twee instanties, opgericht krachtens artikelen 4 en 5, bevoegd zijn voor eenzelfde domein of voor interdisciplinaire projecten, vergaderen ze minstens een maal samen per jaar om hun acties te coördineren.
Art. 19.De instanties bevoegd voor klassieke en hedendaagse muziek en voor niet-klassieke muziek vergaderen minstens eenmaal per jaar samen om hun acties te coördineren.
Art. 20.De leden van de instantie ondertekenen deontologische code bedoeld in artikel 21, 2°.
TITEL III. - Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters HOOFDSTUK I. - Bevoegdheid
Art. 21.Er wordt een Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters opgericht, welke als opdracht heeft : 1° te waken over de coördinatie van de instanties opgericht krachtens artikelen 4 en 5;2° binnen de zes maanden na de oprichting ervan, een deontologische code op te stellen voor alle leden van de instanties. De deontologische code wordt goedgekeurd door de Regering en wordt bekendgemaakt. De code verduidelijkt de procedures voor de uitsluiting van leden bij het niet naleven van de beginselen die zij invoert.
Art. 22.De Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters maakt een algemeen verslag op waarin zij desgevallend voorstellen aanhaalt voor de toekomst. De activiteitenverslagen van iedere instantie worden gevoegd bij het algemeen verslag en maken er wezenlijk deel van uit.
Het algemeen verslag van de Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters wordt verzonden naar de Regering; zij bezorgt het op haar beurt, uiterlijk op 31 mei volgend op het betrokken boekjaar, aan de Raad van de Franse Gemeenschap en aan het Observatoire des Politiques culturelles en voegt er de omschrijving van haar beslissing bij.
De Regering bezorgt het algemeen verslag aan ieder belangstellend persoon op gewoon verzoek. HOOFDSTUK II. - Samenstelling
Art. 23.§ 1. De voorzitters en vice-voorzitters van de instanties opgericht krachtens artikelen 4 en 5 vormen samen de Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters.
Als er twee instanties opgericht zijn voor eenzelfde domein of voor interdisciplinaire projecten, zijn enkel de voorzitter van deze instanties lid van de Conferentie.
De voorzitter en vice-voorzitter van de Conferentie worden onder haar leden aangeduid door de Regering. § 2. De minister of zijn vertegenwoordiger en de ambtenaar van het bestuur die door de Regering is aangeduid of diens vertegenwoordiger, worden uitgenodigd op de vergaderingen van de Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters.
TITEL IV. - Overlegcomité van de Podiumkunsten HOOFDSTUK I. - Bevoegdheid
Art. 24.Er wordt een overlegcomité van de Podiumkunsten opgericht.
Het overlegcomité brengt, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, adviezen of aanbevelingen uit over ieder vraagstuk inzake het algemeen beleid op het vlak van de podiumkunsten.
Het wordt voorafgaandelijk geraadpleegd over ieder reglementair ontwerpdecreet of ontwerpbesluit met betrekking tot de beroepssector van de Podiumkunsten. HOOFDSTUK II. - Samenstelling
Art. 25.§ 1. Het Overlegcomité van de Podiumkunsten is samengesteld : 1° uit de minister bevoegd voor de Podiumkunsten;2° uit de leden van de Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters van de adviesinstanties voor de podiumkunsten;3° uit de ambtenaar van het bestuur die is aangeduid door de Regering;4° uit de afgevaardigden van de erkende federaties van beroepsmensen van de Podiumkunsten. § 2. De Regering bepaalt het aantal afgevaardigden van de beroepsfederaties die in het comité zetelen.
De Regering duidt, op voorstel van de federaties, de afgevaardigden van iedere federatie aan.
De mandaten van de afgevaardigden hebben een duur van vijf jaar, eenmaal hernieuwbaar. § 3. De voorzitter van de Cultuurcommissie van de Raad van de Franse Gemeenschap woont de vergaderingen van het comité bij als waarnemer.
Art. 26.De Regering duidt de voorzitter van het overlegcomité aan. HOOFDSTUK III. - Werking
Art. 27.Wanneer het comité een vraag over het algemeen beleid voorgelegd krijgt, worden de meerderheidsadviezen of uiteenlopende adviezen eveneens opgenomen.
Wanneer het comité geraadpleegd wordt over een reglementair ontwerpdecreet of -besluit zijn de in artikel 25, § 1, 2° en 4°, bedoelde leden stemgerechtigd. De andere leden hebben adviesverlenende stem.
Art. 28.Het comité kan zich laten bijstaan door experten of kan iedere andere persoon uitnodigen die hij nuttig acht voor zijn werkzaamheden of opdracht.
Het secretariaat van het comité wordt, onder de leiding van de Voorzitter, waargenomen door een ambtenaar van het bestuur, aangesteld door de Regering.
Art. 29.§ 1. Het comité stelt zijn huishoudelijk reglement op dat wordt goedgekeurd door de Regering. Dit reglement voorziet onder meer in de besluitvormingsprocedures van het comité. § 2. Het comité beslist pas geldig als minstens de helft van zijn leden aanwezig is.
Als het vereiste quorum niet is bereikt, moet het comité zitting houden binnen de maand en beslist het geldig ongeacht het aantal aanwezige leden.
De adviezen worden uitgebracht bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. § 3. Wanneer het comité wordt geraadpleegd over een reglementair ontwerpdecreet of -besluit, beschikt het over een maand om zijn advies uit te brengen. Eens deze termijn is overschreden kan de Regering een beslissing nemen zonder het verslag van het comité af te wachten.
TITEL V. - Erkenning
Art. 30.Om te kunnen worden erkend krachtens dit decreet moet de in artikel 2, 1°, bedoelde rechtspersoon, of de in artikel 2, 2°, bedoelde natuurlijke persoon : 1° gevestigd of woonachtig zijn in het Franstalig gebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;2° artistieke beroepsactiviteiten of informatieactiviteiten op het getouw zetten alsook raden en andere diensten aangeboden aan de beroepsmensen van de podiumkunsten;3° niet bedoeld worden in artikel 3, § 2, van dit decreet;4° activiteiten organiseren die vooral het grote publiek van de Franse Gemeenschap beogen.
Art. 31.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt gestuurd naar het bestuur dat de Regering hiervan inlicht. § 2. Als de aanvrager een rechtspersoon is, omvat de aanvraag volgende elementen : 1° een kopie van de statuten ervan die geldig zijn op de dag van de aanvraag, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad ;2° de naam van de personen die de artitistieke en administratieve leiding hebben en hun curriculum vitae, het aantal personen die er werken;3° een bijgewerkte lijst van de leden van de raad van bestuur en van de algemene vergadering;4° in voorkomend geval, het activiteitenverslag en de rekeningen en de balans van het voorgaand boekjaar;5° een voorstelling van zijn artistieke en culturele bijdrage. § 3. Als de aanvrager een natuurlijke persoon is, omvat de aanvraag de volgende elementen : 1° een kopie van zijn identiteitskaart;2° een curriculum vitae;3° een voorstelling van zijn artistieke en culturele bijdrage.
Art. 32.De Regering verleent de erkenning wanneer de voorwaarden gesteld in artikelen 30 en 31 vervuld zijn.
Art. 33.De erkenning wordt verleend voor een periode van vijf jaar.
De erkende persoon moet het bestuur op de hoogte houden van iedere wijziging aan de statuten of de in artikelen 30 en 31 gestelde criteria.
Wanneer de erkende persoon de voorwaarden gesteld in artikelen 30 en 31 niet langer naleeft, trekt de Regering diens erkenning in.
Art. 34.De Regering bepaalt de procedure voor de erkenning, de vernieuwing van de erkenning, de voorlichting en de beroepsmogelijkheden voor de aanvrager.
De in het eerste lid bedoeld procedure voorziet minstens in : de voorlichtingswijzen van de aanvrager in geval van weigering van de erkenning of in geval van weigering van de vernieuwing van de erkenning; in geval van weigering van de erkenning of in geval van weigering van de vernieuwing van de erkenning, de mogelijkheid voor de aanvrager dat zijn aanvraag een advies krijgt van de bevoegde instantie wat betreft de activiteit van de aanvrager alvorens deze opnieuw wordt onderzocht door de Regering.
TITEL VI. - Financiële steun HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 35.Er bestaan vier soorten financiële steun : 1° de beurs;2° de gerichte steun;3° de overeenkomst;4° het programmacontract.
Art. 36.§ 1. Na raadpleging van de bevoegde instantie legt de Regering per domein en per type activiteit de termijnen vast binnen dewelke de steunaanvragen moet worden gericht aan het bestuur. § 2. Het bestuur overhandigt de aanvrager een ontvangstbewijs en controleert binnen de maand over de volledigheid van de elementen van de aanvraag. Als het dossier onvolledig is, stelt het de aanvrager hiervan op de hoogte.
De aanvrager heeft opnieuw een maand om de ontbrekende stukken te verzenden; als de aanvrager na afloop van deze termijn niets van hem heeft laten horen, wordt de aanvraag van rechtswege beschouwd als onontvankelijk. § 3. Bij aanvragen van programmacontracten en overeenkomsten worden de in § 2 bedoelde termijnen verdubbeld.
Art. 37.De ontvankelijk verklaarde dossiers worden, op volgorde van aankomst, ingeschreven op de agenda van de bevoegde instantie, behalve als het huishoudelijk reglement een aparte onderzoeksprocedure voorziet, per type dossier.
Art. 38.De Regering gaat over tot de verlening en de eventuele intrekking van de financiële steun.
Art. 39.De financiële steun wordt verleend binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten van de Franse Gemeenschap.
Art. 40.Na raadpleging van de bevoegde instantie legt de Regering, per domein en per type activiteit, de minimum- en maximumbedragen vast van de financiële steun.
Art. 41.De Regering informeert de begunstigde van een steun over het bedrag en de uitbetalingswijzen. HOOFDSTUK II. - Beurzen
Art. 42.Er bestaan twee soorten beurzen : 1° de beurs voor steun aan de artistieke creatie;2° de beurs voor steun aan de voorgezette opleiding of het onderzoek.
Art. 43.§ 1. Om te kunnen genieten van een beurs voor steun aan de artistieke creatie, moet men : 1° een krachtens dit decreet erkend natuurlijk persoon zijn;2° zijn origineel creatieproject voorstellen en omschrijven in een intentienota;3° zijn activiteit of belangstelling voor het domein waarvoor de beurs aangevraagd wordt, laten gelden. De Regering bepaalt de bijzondere voorwaarden om beurzen te bekomen, per domein of voor interdisciplinaire projecten. § 2. Om te kunnen genieten van een beurs voor steun aan de voortgezette opleiding of het ondezoek, moet men : 1° een krachtens dit decreet erkende natuurlijke persoon zijn;2° de professionele kwaliteit aantonen van de partner waarmee de voortgezette opleiding wordt aangevat;3° zijn artistiek project en zijn culturele intentie verduidelijken. Eenzelfde persoon kan niet meer dan drie beurzen voor voortgezette opleiding krijgen.
Art. 44.Het bestuur onderzoekt de aanvraag in de vorm van een standaardverslag dat zij nadien doorstuurt naar de bevoegde instantie.
Art. 45.De instantie beoordeelt de artistieke waarde van het project.
Zij brengt een met redenen omkleed advies uit over de wenselijkheid om een beurs te verlenen en over het bedrag ervan. Ten dien einde hanteert de instantie onder meer volgende evaluatiecriteria : 1° het artistiek en cultureel belang van het project, met name de originaliteit ervan;2° de gelijkwaardigheid tussen het bedrag van de aangevraagde beurs en het artistiek project.
Art. 46.§ 1. De persoon die een beurs krijgt, stuurt het bestuur zijn activiteitenverslag binnen de door de Regering gestelde termijnen.
Wanneer het verslag niet verstuurd is binnen de daartoe voorziene termijnen, richt het bestuur een rappelbrief aan de betrokkene en, bij ontstentenis van een verslag binnen de maand, een ingebrekestelling bij aangetekend schrijven. De termijn om gevolg te geven aan deze ingebrekestelling bedraagt 15 dagen.
Als hij zijn verslag niet overhandigt, kan de begunstigde van de beurs geen aanspraak maken op eender welke andere subsidie. § 2. In het geval van een beurs voor steun aan de artistieke creatie, voegt de begunstigde een afschrift erbij van het kunstwerk of, bij gebrek hieraan, elementen die de realisatie ervan bewijzen.
Als de beurshouder van oordeel is dat het uiteindelijke kunstwerk nog niet helemaal voltooid is, preciseert hij dit en deelt hij de realisatiegraad ervan mee. HOOFDSTUK III. - Gerichte steun Afdeling I. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 47.Om te kunnen genieten van een gerichte steun moet de aanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn erkend krachtens dit decreet en mag hij geen programmacontract hebben in het domein van de podiumkunsten. Afdeling II. - Toekenningsprocedure
Art. 48.De aanvraag om gerichte steun omvat de volgende elementen : 1° een beschrijving van het activiteitenproject waarvoor de toelage aangevraagd wordt en, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een coproductie, het akkoord tussen de partijen; 2°een voorbegroting voor dit project; 3° een nota over de omvang van de voorziene activiteiten;4° een spreidingsplan van het project;5° een beschrijving van het doelpubliek.
Art. 49.Het bestuur onderzoekt de aanvraag, in de vorm van een standaardverslag dat zijn nadien doorstuurt naar de bevoegde instantie, op grond van objectiveerbare criteria, namelijk : 1° de potentiële bezoekers;2° de werkgelegenheidsgraad;3° de activiteitsgraad;4° de financiële haalbaarheid van het project.
Art. 50.De instantie evalueert de artistieke waarde van het project.
Zij brengt een met redenen omkleed advies uit uit de wenselijkheid om gerichte steun te geven en het bedrag hiervan. Ten dien einde houdt zij rekening met het specifiek karakter van de aanvrager en hanteert zij hierbij met name op de volgende evaluatiecriteria : 1° de artistieke en culturele kwaliteit van het project;2° de uitstraling ervan in de Franse Gemeenschap;3° de gelijkwaardigheid tussen het bedrag van de gerichte steun en het artistiek project. De instantie houdt eveneens rekening met de waardering van de kunstwerken van de hedendaagse auteurs en componisten van de Franse Gemeenschap of het gebruik van de nieuwste vormen en expressies in het betrokken domein.
Art. 51.§ 1. De persoon die gerichte steun krijgt stuurt zijn activiteitenverslag naar het bestuur binnen de door de Regering gestelde termijnen.
Dit verslag omvat minstens volgende elementen : 1° een artistieke en culturele evaluatie;2° de, met name artistieke, werkgelegenheidsgraad die het project meebrengt;3° de activiteitsgraad;4° het publiek;5° de balansen en rekeningen van de gesubsidieerde activiteit. § 2. Wanneer het verslag niet verstuurd is binnen de daartoe voorziene termijnen, richt het bestuur een rappelbrief aan de betrokkene en, bij ontstentenis van een verslag binnen de maand, een ingebrekestelling bij aangetekend schrijven. De termijn om gevolg te geven aan deze ingebrekestelling bedraagt 15 dagen. § 3. Als hij zijn verslag niet overhandigt, kan de begunstigde geen aanspraak maken op eender welke andere subsidie. HOOFDSTUK IV. - Overeenkomsten Afdeling I. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 52.Om te kunnen genieten van het stelsel van de overeenkomst, moet de aanvrager : 1° een krachtens dit decreet erkende rechts- of natuurlijke persoon zijn;2° een resultatenrekening en een balans opmaken overeenkomstig de gebruikelijke beginselen en regels van de dubbele boekhouding;3° gedurende de drie jaren die de aanvraag voorafgaan, een periode van regelmatige beroepsactiviteit aantonen in de sector van de podiumkunsten of, in het jaar voorafgaand aan de aanvraag, kunnen aantonen dat een overeenkomst of een programmacontract ten einde is gekomen tijdens het jaar waarin de aanvraag gebeurde;4° als het om een eerste overeenkomst gaat, financieel in evenwicht zijn;gaat het om een aanvraag tot hernieuwing van een overeenkomst en wanneer er geen financieel evenwicht is, een saneringsplan hebben die door de Regering is goedgekeurd; gaat het om een aanvrager die geniet van een programmacontract dan ten einde is gekomen en die niet in financieel evenwicht is, beschikken over een saneringsplan dat is goedgekeurd door de Regering; 5° krachtens dit decreet geen ander programmacontract hebben dan dat bedoeld in 3°. Afdeling II. - Toekenningsprocedure
Art. 53.De aanvraag om een overeenkomst omvat de volgende elementen : 1° een omschrijving van het activiteitenproject waarvoor de overeenkomst wordt aangevraagd;2° de balans en de resultaatrekening van het voorgaand boekjaar;3° voor de duur van de overeenkomst : a) een financieel plan voor dit project;b) de omvang van de voorziene activiteiten;c) een omschrijving van het doelpubliek;4° een omschrijving van de activiteiten die werden ondernomen tijdens de drie laatste jaren minstens, waaronder de activiteiten ondersteund door dit decreet.Gaat het om een vernieuwing, en rekening houdend met het specifiek karakter van de aanvrager, bestaat deze omschrijving ook uit de evolutie van de activiteitsgraad en de jaarfrequentie alsook uit de evolutie van de inkomsten en desgevallend de ticketverkoop en de - artistieke -werkgelegenheidsgraad, die deze activiteit meebrengt; 5° de namen en hoedanigheden van de natuurlijke personen die de operator die de overeenkomst heeft ondertekend, waaronder de artistieke directie.
Art. 54.Het bestuur onderzoekt de aanvraag in de vorm van een standaardverslag dat het nadien doorstuurt naar de bevoegde instantie, op grond van objectiveerbare criteria, met name : 1° voor de periode die de overeenkomst dekt : a) de werkgelegenheidgraad, met name de artistieke werkgelegenheid;b) de beoogde activiteitsgraad;c) het beoogd publiek;d) de financiële haalbaarheid van het project.2° gaat het om een vernieuwing, de evolutie, voor de drie jongste jaren, van volgende criteria : a) de werkgelegenheidsgraad, met name de artistieke werkgelegenheid;b) de activiteitsgraad;c) het bereikte publiek;d) de eigen inkomsten, waaronder desgevallend de ticketverkoop.
Art. 55.De instantie evalueert de artistieke waarde van het project.
Zij brengt een met redenen omkleed advies uit uit de wenselijkheid om een overeenkomst te geven en het bedrag hiervan. Ten dien einde houdt zij rekening met het specifiek karakter van de aanvrager en hanteert zij hierbij met name op de volgende evaluatiecriteria : 1° de artistieke en culturele kwaliteit van het project;2° het uitstralingsvermogen ervan in de Franse Gemeenschap;3° de gelijkwaardigheid tussen het bedrag van de gevraagde overeekomst en het artistiek project;4° de wenselijkheid van een stabilisatie. De instantie houdt eveneens rekening met de waardering van de kunstwerken van de hedendaagse auteurs en componisten van de Franse Gemeenschap of het gebruik van de nieuwste vormen en expressies in het betrokken domein. Afdeling III. - Duur
Art. 56.De overeenkomst loopt over een periode van twee of vier jaar. Afdeling IV. - Inhoud
Art. 57.De overeenkomst bevat minstens de volgende elementen : 1° de datum van inwerkingtreding en de einddatum;2° het bedrag van de verleende subsidie en de uitbetalingswijzen;3° de artistieke opdrachten en de doelstellingen voor de subsidiëringsperiode;4° de activiteiten voorzien voor de periode van de subsidie;5° de verbintenissen van de operator voor een financieel evenwicht;6° de wijzen voor de wijziging, schorsing, opzegging en vernieuwing van de overeenkomst;7° de termijn binnen dewelke de operator zijn activiteitenverslag verzendt naar het bestuur. Afdeling V. - Evaluatie
Art. 58.§ 1. De operator die een overeenkomst heeft, bezorgt het bestuur, op het einde van ieder boekjaar, een activiteitenverslag dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een moreel verslag;2° een balans en de rekeningen van het verstreken boekjaar, opgesteld overeenkomstig de geldende boekhoudkundige wetten en reglementen;3° het bereikte publiek; De operator legt eveneens, voor het volgend boekjaar, zijn artistieke projecten en de voorbegroting voor. § 2. Wanneer het verslag hem niet is toegestuurd binnen de gestelde termijn, richt het bestuur een rappelbrief aan de operator en bij gebrek aan ontvangst binnen de maand, een ingebrekestelling. De termijn om gevolg te geven aan deze ingebrekestelling bedraagt 15 dagen.
De betaling van de subsidies wordt geschorst totdat de operator het verslag heeft overhandigd.
Als hij zijn verslag niet overhandigt, kan de begunstigde geen aanspraak maken op eender welke andere subsidie.
Art. 59.Wanneer de overeenkomst verleend wordt voor een periode van 4 jaar, richt de operator, binnen de drie maanden volgend op twee verstreken boekjaren, een evaluatieverslag naar het bestuur over de mate waarop de overeenkomst al uitgevoerd is.
Het bestuur stuurt dit evaluatieverslag naar de bevoegde instantie binnen de door de Regering gestelde termijnen. Het voegt daarbij commentaar en, desgevallend, voorstellen. Afdeling VI. - Vernieuwing
Art. 60.Uiterlijk tegen het einde van het eerste kwartaal van het laastste boekjaar dat de overeenkomst dekt, licht de begunstigde van een overeenkomst het bestuur in over zijn wens om deze te vernieuwen.
De aanvrager van de vernieuwing bezorgt het bestuur een bijwerking van de documenten bedoeld in artikel 53 alsook een omschrijving van de activiteiten die zijn ondernomen tijdens de overeenkomst die nu ten einde loopt, meer bepaald de mate warin de opdrachten ervan zijn vervuld. De vernieuwing van een overeenkomst gebeurt op dezelfde wijze als voor de toekenning van een overeenkomst. Afdeling VII. - Schorsing, wijziging, opzegging
Art. 61.De wijzen voor de schorsing, wijziging en opzegging worden bepaald door de Regering.
Geen enkele overeenkomst kan worden geschorst, gewijzigd of opgezegd zonder eerst ter advies te zijn voorgelegd aan de bevoegde instantie. HOOFDSTUK V. - Programmacontracten HOOFDSTUK I. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 62.Om te kunnen genieten van het stelsel van het programmacontract, moet de aanvrager : 1° een krachtens dit decreet erkende natuurlijke of rechtspersoon zijn;2° een resultatenrekening en een balans opmaken overeenkomstig de gebruikelijke beginselen en regels van de dubbele boekhouding;3° gedurende de drie jaren die de aanvraag voorafgaan, genoten hebben van het stelsel van overeenkomst of programmacontract;4° als het om een eerste programmacontract gaat, financieel in evenwicht zijn;gaat het om een aanvraag tot hernieuwing en wanneer er geen financieel evenwicht is, een saneringsplan hebben die door de Regering is goedgekeurd. Afdeling II. - Toekenningsprocedure
Art. 63.De aanvraag van een programmacontract omvat de volgende elementen : 1° een omschrijving van het activiteitenproject waarvoor het programmacontract wordt aangevraagd;2° de balans en de resultaatrekening van het voorgaand boekjaar;3° voor de duur van het programmacontract : a) het financieel plan voor dit project;b) de omvang van de voorziene activiteiten;c) het verspreidings- of promotieplan van het project;d) de omschrijving van het doelpubliek;4° een omschrijving van de activiteiten die werden ondernomen tijdens de drie laatste jaren, waaronder de activiteiten gesteund door de bepalingen van dit decreet over de gerichte steun of de overeenkomst;5° de namen en titels van de personen die de operator die het programmacontract heeft ondertekend en van zijn artistieke directie.
Art. 64.Het bestuur onderzoekt de aanvraag in de vorm van een standaardverslag dat het nadien doorstuurt naar de bevoegde adviesinstantie, op grond van objectiveerbare criteria, met name : 1° voor de periode die het programmacontract dekt : a) de werkgelegenheidgraad, met name de artistieke werkgelegenheid;b) de beoogde activiteitsgraad;c) het beoogd publiek;d) het verspreidings- of promotieplan.2° een beschrijving van de evolutie, voor de drie jongste jaren, van volgende criteria : a) de werkgelegenheid, met name de artistieke werkgelegenheid;b) de activiteitsgraad;c) het bereikte publiek;d) de eigen inkomsten, waaronder desgevallend de ticketverkoop;e) het prijsbeleid;f) het aantal voorstellingen en producties;3° de geografische spreiding van de activiteiten en van het publiek;4° de samenwerkingen, desgevallend met andere culturele partners, in gemeenschaps- of internationaal verband;5° de financiële haalbaarheid van het project.
Art. 65.De instantie evalueert de artistieke waarde van het project.
Zij brengt een met redenen omkleed advies uit uit de wenselijkheid om een programmacontract te verlenen en het bedrag hiervan. Ten dien einde houdt zij rekening met het specifiek karakter van de aanvrager en hanteert zij hierbij met name de volgende evaluatiecriteria : 1° de artistieke en culturele kwaliteit van het project;2° het uitstralingsvermogen ervan in de Franse Gemeenschap of op internationaal vlak;3° de gelijkwaardigheid tussen het bedrag van het gevraagd programmacontract en het artistiek project;4° de wenselijkheid van een stabilisatie. De instantie houdt eveneens rekening met de waardering van de kunstwerken van de hedendaagse auteurs en componisten van de Franse Gemeenschap of het gebruik van de nieuwste vormen en expressies in het betrokken domein. Afdeling III. - Duur
Art. 66.De overeenkomst loopt over een periode van vijf jaar. Afdeling IV. - Inhoud
Art. 67.Het programmacontract bevat minstens de volgende elementen : 1° de datum van inwerkingtreding en de einddatum;2° het bedrag van de werkingstoelage en de uitbetalingswijzen ervan;3° de artistieke opdrachten nagestreefd door de operator;4° voor de duur van het programmacontract : a) het deel van de totale lasten aangewend voor de lonen, alsook het deel van de loonmassa aangewend voor de artistieke lonen, uitgedrukt in percentages voor de duur van het programmacontract;b) de werkgelegenheidsgraad;c) de onderschreven verplichtingen, desgevallend, inzake decentralisatie van voorstellingen en inzake coproductie;d) de omvang van de voorziene activiteiten;5° de verbintenissen van de operator voor een financieel evenwicht;6° de wijzen voor de financiële controle door de Franse Gemeenschap;7° de wijzen voor de wijziging, schorsing, opzegging en vernieuwing van het programmacontract;8° de nadere regels in verband met het saneringsplan, als dit nodig zou zijn;9° de termijn binnen dewelke de operator zijn activiteitenverslag verzendt naar het bestuur. § 2. De operator heeft de verplichting minstens 12.5 % van de eigen inkomsten zoals bepaald in artikel 1, 8°, van dit decreet, over de periode van zijn programmacontract uit te voeren. Na raadpleging van de bevoegde instanties, legt de Regering de soorten activiteiten vast die krachtens de nagestreefde doelstellingen afwijken van het voorgaand lid. § 3. Het programmacontract van een operator die een voorstellingsplaats heeft en waarvan en deel van de subsidie aangewend wordt voor de werking ervan kan deze operator verplichten rechts- of natuurlijke personen die erkend zijn in de zin van dit decreet en die niet zo'n subsidie krijgen, op te vangen of onderdak te geven. De wijzen worden, desgevallend, in het programmacontract verduidelijkt. Afdeling V. - Evaluatie
Art. 68.§ 1. De operator die een programmacontract heeft, bezorgt het bestuur, op het einde van ieder boekjaar, een activiteitenverslag dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een moreel verslag;2° een balans en de rekeningen van het verstreken boekjaar, opgesteld overeenkomstig de geldende boekhoudkundige wetten en reglementen;3° de bezoekcijfers;4° de mate waarin de verplichtingen gesteld in artikel 67 nagekomen zijn. De operator legt eveneens, voor het volgend boekjaar, zijn artistieke projecten en de voorbegroting voor. § 2. Wanneer het verslag hem niet is toegestuurd binnen de gestelde termijn, richt het bestuur een rappelbrief aan de operator en bij gebrek aan ontvangst binnen de maand, een ingebrekestelling. De termijn om gevolg te geven aan deze ingebrekestelling bedraagt 15 dagen.
De betaling van de subsidies wordt geschorst totdat de operator het verslag heeft overhandigd.
Als hij zijn verslag niet overhandigt, kan de begunstigde geen aanspraak maken op eender welke andere subsidie.
Art. 69.De operator richt, binnen de drie maanden voorbij de helft van zijn programmacontract, een evaluatieverslag naar het bestuur over de mate waarop dit al uitgevoerd is.
Het bestuur stuurt dit evaluatieverslag naar de bevoegde instantie binnen de door de Regering gestelde termijnen. Het voegt daarbij commentaar en, desgevallend, voorstellen. Afdeling VI. - Vernieuwing
Art. 70.Uiterlijk tegen het einde van het eerste kwartaal van het laastste boekjaar dat het programmacontract dekt, licht de begunstigde van een overeenkomst het bestuur in over zijn wens om dit te vernieuwen.
De aanvrager van de vernieuwing bezorgt het bestuur een bijwerking van de documenten bedoeld in artikel 63 alsook een omschrijving van de activiteiten die zijn ondernomen tijdens het programmacontract dat nu ten einde loopt, meer bepaald de mate warin de opdrachten ervan zijn vervuld.
De vernieuwing van het programmacontract gebeurt op dezelfde wijze als voor de toekenning van een programmacontract. Afdeling VII. - Schorsing, wijziging, opzegging
Art. 71.De wijzen voor de schorsing, wijziging en opzegging worden bepaald door de Regering.
Geen enkel programmacontract kan worden geschorst, gewijzigd of opgezegd zonder eerst ter advies te zijn voorgelegd aan de bevoegde instantie.
TITEL VII. - Informeren van het « Observatoire des politiques culturelles »
Art. 72.Om er zeker van te zijn dat de activiteiten van de operatoren die actief zijn in de Franse Gemeenschap bijgewerkt worden en dat de evolutie ervan wordt bijgehouden, stuurt het bestuur alle relevante documenten naar het « Observatoire des politiques culturelles ». Het stuurt met name de activiteitenverslagen en de bijgewerkte gegevens die hem worden toegestuurd door de operatoren telkens wanneer gevraagd wordt om de meerjarensteun te vernieuwen.
TITEL VIII. - Vertegenwoordigers van de Regering en van de intendanten
Art. 73.Na advies van de bevoegde instantie kan de Regering, wanneer de toestand van de operator dit verantwoordt, de toekenning van subsidies ondergeschikt maken aan de aanwezigheid van een van haar vertegenwoordigers in de beheersorganen van de operatoren met een overeenkomst of een programmacontract.
De Regering bepaalt de opdrachten die zij toevertrouwt aan deze vertegenwoordiger en deelt de inhoud ervan mee aan de betrokken operatoren.
Art. 74.De Regering duidt een of meer intendanten aan die de volgende algemene taken uitvoeren : 1° de gesubsidieerde operatoren alle raad geven inzake financieel en administratief beheer, geheel in naleving van de bepalingen van artikel 3; 2°de diensten van de Regering steun verlenen bij de samenstelling en evaluatie van de overeenkomsten en de programmacontracten; 3° erop toezien dat de beslissingen van de gesubsidieerde operatoren in overeenstemming zijn met de geldende wetten, decreten, besluit en reglementen. De Regering kan intendanten benoemen die bevoegd zijn voor bijzondere domeinen, zoals bepaald in artikel 1, 1°.
De Regering kan een coördinator voor de intendanten aanstellen, welke instaat voor de organisatie en algemene coördinatie van hun werkzaamheden.
De Regering bepaalt de bevoegdheden en middelen waarover de intendanten beschikken om hun taken goed uit te voeren.
Art. 75.De intendanten brengen over hun taken verslag uit bij de Regering, de bevoegde instantie en het « Observatoire des politiques culturelles ».
Art. 76.§ 1. Wanneer een operator met een programma-contract of met een overeenkomst niet in financieel evenwicht is, moet hij binnen de maand na de vaststelling van deze onevenwicht, een saneringsplan ter goedkeuring aan de Regering voorleggen om terug financieel gezond te worden.
Dit saneringsplan wordt ter advies voorgelegd aan de bevoegde intendant.
Als de operator zijn saneringsplan niet voorlegt binnen d in het eerste lid bedoelde termijn, legt de Regering een saneringsplan op. § 2. Wanneer de operator met een programmacontract of met een overeenkomst niet in financieel evenwicht is en dat diens balans, op het einde van een boekjaar, een overschot vertoont waarbij het in omloop zijnd kapitaal op het circulerende activa herhaaldelijk leidt tot procedure die tegen hem wordt ingezet door derder-schuldeisers, of dat deze toestand dreigt te leiden tot een stopzetting van betaling, legt de Regering, die op de hoogte is gebracht van dit type procedure, een saneringsplan op. § 3. Als de operator weigert zich te schikken naar het door de Regering opgelegd saneringsplan, wordt deze ontzet uit zijn recht op de subsidie en wordt het programmacontract of de overeenkomst van rechtswege opgezegd. § 4. De Regering belast een of meer intendanten met de controle van de uitvoering van het saneringsplan en gelast hen bij haar én bij de bevoegde adviesinstantie verslag uit te brengen. Het niet naleven van het saneringsplan door een operator leidt tot de ontzetting uit zijn recht op de toelage en wordt het programmacontract of de overeenkomst van rechtswege opgezegd.
TITEL IX. - Slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen
Art. 77.§ 1. Worden opgeheven : 1° het kaderdecreet van 5 mei 1999 betreffende de erkenning en subsidiëring van de beroepssectoren van de Podiumkunsten;2° het koninklijk besluit van 9 september 1981 houdende oprichting van de Hoge Raad voor Dramatische Kunst, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 8 juni 1984, gewijzigd door het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van België van 27 maart 1986, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 19 juli 1986;3° het besluit van 30 december 1988 tot instelling van een Adviescommissie voor de Danskunst;4° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van België van 22 januari 1990 houdende maatregelen tot steunverlening aan projekten in verband met creatie en verspreiding inzake toneelkunst, gewijzigd bij het besluit van 2 mei 1990, gewijzigd bij het besluit van 16 mei 1997;5° het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 28 maart 1990 houdende instelling van een Commissie van advies voor muziekcompositie;6° het besluit van de Executieve van 21 juni 1990 tot instelling van een Commissie van advies voor de niet-klassieke muziekgenres. § 2. Artikel 15, 4°, van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot oprichting van het « Observatoire des politiques culturelles » van 26 april 2001 wordt vervangen door de volgende bepaling : « de Voorzit(s)ter van de Conferentie van Voorzitters en Vice-voorzitters van de beroepssector voor de Podiumkunsten of zijn vertegenwoordiger ». HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art. 78.§ 1. Dit decreet is van toepassing op de lopende programmacontracten en overeenkomsten. § 2. De operatoren met een programmacontract of een overeenkomst alsook de operatoren die een gerichte subsidie ontvangen hebben binnen de drie jaar vóór de inwerkingtreding van dit decreet, worden geacht te zijn erkend in de zin van dit decreet.
Een erkenningsbesluit wordt hen toegestuurd binnen de zes maanden na de inwerkingstreding van dit decreet.
Art. 79.Tot de inwerkingtreding van de besluiten bedoeld in artikelen 2, derde lid, en 67, § 2, tweede lid, van dit decreet, vallen de gezelschappen die erkend zijn als behorend tot het actietheater, zoals bepaald in artikel 1, 9°, niet onder dit decreet.
Art. 80.De Regering kan, als afwijkingsmaatregel en tot 1 januari 2004, programmacontracten afsluiten met operatoren die niet voldoen aan artikel 62, 3°.
Art. 81.§ 1. De adviesinstanties van de sector van de podiumkunsten die bestaan op de datum van inwerkingtreding van dit decreet blijven werken zolang deze niet zijn vervangen door Raden opgericht met toepassing van dit decreet. Zij passen alle bepalingen van dit decreet toe, met uitzondering van de bepalingen inzake de samenstelling van de adviesinstanties. § 2. In afwijking op artikel 10 van dit decreet, komen de mandaten van de leden die de ideologische en wijsbegerige strekkingen vertegenwoordigen, ten einde bij de eerste vernieuwing van de Raad van de Franse Gemeenschap die volgt op de inwerkingtreding van dit decreet.
De mandaten van de leden die de gebruikers vertegenwoordigen komen ten einde 30 maanden na deze vernieuwing.
Art. 82.Artikel 24, tweede en derde lid, van dit decreet treedt in werking op de dag dat het besluit genomen krachtens artikel 25, § 2, tweede lid, van kracht wordt.
Het in artikel 22, tweede lid, bedoeld verslag wordt een eerste maal overhandigd uiterlijk op 31 mei 2005.
Art. 83.Dit decreet treedt in werking op een datum bepaald door de Regering en uiterlijk op 1 januari 2004.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
Gedaan te Brussel, op 10 april 2003.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota Zitting 2002-2003.
Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 359-1. - Commissie-amendementen, nr. 359-2. - Verslag, nr. 359-3 Integraal verslag. Bespreking en aanneming. Zitting van 8 april 2003.