gepubliceerd op 27 september 2006
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de opdrachten, de samenstelling en de belangrijkste aspecten van de werking van adviesinstanties die vallen onder het toepassingsgebied van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector
23 JUNI 2006. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de opdrachten, de samenstelling en de belangrijkste aspecten van de werking van adviesinstanties die vallen onder het toepassingsgebied van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector, inzonderheid op artikel 16, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005;
Gelet op het decreet van 28 februari 1978 houdende organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening;
Gelet op het decreet van 26 mei 1981 tot instelling van de Hoge Raad voor volkskunsten, volksgebruik en folklore;
Gelet op het decreet van 5 juli 1985 tot oprichting van de Raad voor heraldiek en vlaggenkunde van de Franse Gemeenschap van België en tot vaststelling van de vlag, het zegel en het wapen van de steden en gemeenten;
Gelet op het decreet van 24 december 1990 betreffende de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de culturele centra;
Gelet op het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel;
Gelet op het decreet van 11 juli 2002 betreffende de roerende culturele goederen en het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het decreet van 17 juli 2002 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de musea en andere museale instellingen;
Gelet op het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten;
Gelet op het decreet van 12 mei 2004 betreffende de registratie van wapenschilden van natuurlijke personen of familieverenigingen in de Franse Gemeenschap;
Gelet op het decreet van 12 mei 2004 betreffende de centra voor private archieven in de Franse Gemeenschap van België;
Gelet op het besluit van de Executieve van 5 juli 1985 tot instelling van een Commissie voor de letteren van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 21 oktober 1987 houdende oprichting van de Adviescommissie voor het amateurtoneel;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 4 april 1988 tot vaststelling van de nadere regels voor steun aan het uitgeversbedrijf in de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1988 tot oprichting van een Commissie van advies voor de beeldende kunsten van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 28 maart 1990 tot oprichting van de Raad voor het Boek van de Franse Gemeenschap Wallonië-Brussel;
Gelet op het besluit van de Executieve van 26 juni 1990 tot instelling van een Hoge Raad voor Etnologie van de Franse Gemeenschap van België;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 maart 1991 tot instelling van een Raad voor de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap van België;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 23 oktober 1991 tot vaststelling van de modaliteiten van de steun aan de verspreiding in de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 december 1992 houdende oprichting van de "Conseil supérieur de la Langue française de la Communauté française" (Hoge Raad voor de Franse Taal van de Franse Gemeenschap);
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 december 1994 betreffende de Adviescommissie voor de Culturele Centra;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 maart 1995 betreffende de organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 40.310/4, gegeven op 17 mei 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Cultuur;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de opdrachten, de samenstelling en de belangrijkste aspecten van de werking van de adviesinstanties
Artikel 1.In de zin van dit besluit, dient onder « decreet betreffende de adviesinstanties » te worden verstaan : het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005.
Art. 2.De leden van de adviesinstantie worden voor een periode van vijf jaar benoemd.
Binnen de negen maanden die volgen op de installatie van de leden van de Raad van de Franse Gemeenschap worden vervangen : 1° de leden die alleen in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van ideologische en filosofische strekkingen zetelen;2° de leden die zetelen als beroeps, deskundige, gebruiker, vertegenwoordiger van een erkende representatieve gebruikersorganisatie, en die een ideologische of filosofische strekking vertegenwoordigen.
Art. 3.Behalve de leden die erkende representatieve gebruikersorganisaties vertegenwoordigen, zetelen de leden van de adviesinstantie als individuele personen.
Art. 4.Behalve de stemgerechtigde leden, bestaat de adviesinstantie ten minste uit de volgende leden met raadgevende stem : 1° de directeur-generaal voor cultuur bij het ministerie van de Franse Gemeenschap, of diens vertegenwoordiger, en een vertegenwoordiger van de Algemene Inspectie;2° de vertegenwoordiger van de minister tot wiens bevoegdheid de aangelegenheid die valt onder de bevoegdheid van de adviesinstantie behoort.
Art. 5.De Regering stelt een reservelijst op die bestaat uit een aantal plaatsvervangende leden dat ten minste gelijk is aan het optellen van : 1° het aantal werkende leden die de ideologische en filosofische strekkingen vertegenwoordigen en, 2° de helft van het aantal werkende leden van de categorie deskundigen en/of gebruikers en/of beroeps en van de categorie van de vertegenwoordigers van de erkende representatieve gebruikersorganisaties. Die weging is niet van toepassing op de Commissie voor het mondeling en immaterieel patrimonium bedoeld in de artikelen 22 en 23.
Art. 6.Bij ontslag, overlijden, uitsluiting of bij elke andere afwezigheid van een lid, voorziet de Regering in zijn vervanging binnen de negen maanden na de kennisgeving van de vacature door de betrokken adviesinstantie.
Een lid kan alleen worden vervangen door een plaatsvervangend lid van dezelfde categorie.
Art. 7.De adviesinstantie beraadslaagt en beslist alleen geldig als ten minste de helft van haar leden aanwezig is of vertegenwoordigd wordt overeenkomstig de bepalingen bedoeld in haar huishoudelijk reglement.
Als het vereiste quorum niet bereikt wordt, moet de instantie een vergadering binnen de maand organiseren; gedurende die nieuwe vergadering, beraadslaagt en beslist ze geldig ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden.
Art. 8.De debatten van de instantie over individuele begunstigden zijn geheim.
Art. 9.De adviezen worden bij gewone meerderheid uitgebracht, als er geen regels voor de stemming bestaan in het huishoudelijk reglement van de instantie. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.
TITEL II. - Specifieke bepalingen betreffende de opdrachten, de samenstelling en de belangrijkste aspecten van de werking HOOFDSTUK I. - Sectoren cultureel erfgoed en beeldende kunsten Afdeling 1. - De Raad voor etnologie
Art. 10.De Raad brengt adviezen uit over elke aanvraag om subsidie die bij de Franse Gemeenschap wordt ingediend en die betrekking heeft op enquêtes, onderzoek, publicaties van alle aard inzake etnologie, kunsten en volksgebruik.
Art. 11.De Raad kan elke wetenschappelijke uiteenzetting of communicatie van één van zijn leden of van iedere Belgische of buitenlandse deskundige horen.
Art. 12.De Raad is samengesteld uit veertien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° vijf deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van etnologie;2° drie deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van kunsten en volksgebruik;3° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de wetenschappen en technologieën inzake informatie en documentatie in verband met etnologie;4° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve gebruikersorganisatie;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 2. - De Raad voor heraldiek en vlaggenkunde
Art. 13.De Raad formuleert elke aanbeveling, elk voorstel of advies over alle vraagstukken betreffende het beleid dat wordt gevoerd op het gebied van heraldiek en vlaggenkunde. Hij geeft inzonderheid adviezen over de aanvragen om erkenning van een wapen, een zegel of een vlag ingediend door de steden en gemeenten bij de Franse Gemeenschap.
De Raad kan attesten afleveren van het oeroud gebruik, door de steden en gemeenten, van de wapens, de zegels en de vlaggen.
Art. 14.De Raad is samengesteld uit elf werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° vijf deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van heraldiek, vlaggenkunde of sigillografie, waaronder ten minste twee houder zijn van een licentiaat of master in de geschiedenis;2° een deskundige die houder is van een doctoraat, een licentiaat of een master in de rechten;3° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve gebruikersorganisatie;4° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 3. - Raad voor musea en andere museale instellingen
Art. 15.De Raad geeft de adviezen, bepaald bij het decreet van 17 juli 2002 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de musea en andere museale instellingen, over alle vragen betreffende het beleid inzake musea en andere museale instellingen.
Art. 16.De Raad is samengesteld uit zestien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° zeven deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van musea, waarbij elk van hen respectievelijk bevoegd zijn op één van de volgende gebieden : a) schone kunsten en toegepaste kunsten;b) geschiedenis en archeologie;c) wetenschappen, technieken en natuurwetenschappen;d) etnografie;e) gespecialiseerde of gewestelijke musea;f) museologie;g) pedagogische bemiddeling;2° twee deskundigen die afkomstig zijn uit een vereniging die tot maatschappelijk doel heeft ten minste de gebruikers of een categorie van gebruikers te verdedigen;3° drie vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;4° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 4. - De Raad van de Centra voor private archieven
Art. 17.De Raad geeft de adviezen, bepaald bij het decreet van 12 mei 2004 betreffende de centra voor private archieven in de Franse Gemeenschap van België, over alle vragen betreffende het beleid inzake private archieven.
Art. 18.§ 1. De Raad is samengesteld uit vijftien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° acht deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de hedendaagse archiefstudie en die houder zijn van een licentiaat of master in de geschiedenis, waaronder drie titularis zijn van een seminarie in de hedendaagse geschiedenis in een universiteit van de Franse Gemeenschap die een master in de geschiedenis uitreikt;2° een deskundige die het bewijs levert van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de informatie- en documentatiewetenschappen, meer bepaald in de informatie- en communicatietechnologieën;3° een beroeps die zijn activiteit in de museale sector uitoefent;4° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve gebruikersorganisatie;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. § 2. Naast de leden bedoeld in artikel 4 van dit besluit, telt de Raad een lid van de Raad voor de bibliotheken, dat een raadgevende stem heeft.
Art. 19.De Raad organiseert ten minste één jaarlijkse vergadering samen met het sturingscomité opgericht bij artikel 11 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de centra voor private archieven in de Franse Gemeenschap van België. Afdeling 5. - De Commissie voor het roerend cultureel erfgoed
Art. 20.Naast de opdrachten die de Commissie toegewezen krijgt krachtens het decreet van 11 juli 2002 betreffende de roerende culturele goederen en het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap, formuleert ze elk advies of elke aanbeveling of elk voorstel betreffende het beleid dat wordt gevoerd op het gebied van de bescherming van het roerend cultureel erfgoed.
Art. 21.De Commissie is samengesteld uit zeventien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° drie deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op één van de volgende gebieden : a) het voorhistorisch, protohistorisch of antiek cultureel erfgoed;b) het artistiek of historisch erfgoed van de Middeleeuwen en de Moderne Tijden;c) het artistiek of historisch erfgoed van de negentiende eeuw en de twintigste eeuw;d) het wetenschappelijk of technisch erfgoed;e) het etnologisch erfgoed;f) de archieven;2° drie deskundigen die lid zijn van het academisch corps van een universiteit, 3° twee deskundigen die het bewijs leveren van een bevoegdheid of een ervaring op het gebied van bewaring- restauratie;4° een deskundige die houder is van een doctoraat, een licentiaat of een master in de rechten;5° twee beroepsmensen die het ambt van conservator van een door de Franse Gemeenschap erkend museum uitoefenen;6° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;7° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 6. - De Commissie voor het mondeling en immaterieel
patrimonium
Art. 22.De Commissie geeft de adviezen bepaald in hoofdstuk VII van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de roerende culturele goederen en het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap, over het beleid betreffende het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap.
Art. 23.§ 1. De Commissie is samengesteld uit vijftien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd, onderverdeeld als volgt : 1° zeven leden, voorgedragen door de Raad voor etnologie, op grond van hun bevoegdheid of hun beroepservaring op het gebied van traditie, ambacht, etnologie, inzonderheid de riten, gewoonten, mythologie en spelen;2° drie leden, voorgedragen door de Interdisciplinaire Raad voor de podiumkunsten op grond van hun bevoegdheid of hun beroepservaring op het gebied van dans, muziek en toneelkunst;3° een lid, voorgedragen door de Adviescommissie voor de beeldende kunsten op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van traditioneel knowhow;4° een lid, voorgedragen door de Raad voor de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van de endogene gewestelijke talen;5° een lid, voorgedragen door de Raad voor de Franse taal en het taalbeleid, op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van de taal;6° een lid, voorgedragen door de Commissie voor de letteren, op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van literatuur;7° een lid, voorgedragen door de Adviescommissie voor het roerend cultureel erfgoed. § 2. De Commissie is samengesteld uit acht plaatsvervangende leden die door de Regering worden benoemd en onderverdeeld als volgt : 1° twee leden, voorgedragen door de Raad voor etnologie, op grond van hun bevoegdheid of hun beroepservaring op het gebied van traditie, ambacht, etnologie, inzonderheid de riten, gewoonten, mythologie en spelen;2° één lid, voorgedragen door de Interdisciplinaire Raad voor de podiumkunsten op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van dans, muziek en toneelkunst;3° een lid, voorgedragen door de Adviescommissie voor de beeldende kunsten op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van traditioneel knowhow;4° een lid, voorgedragen door de Raad voor de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van de endogene gewestelijke talen;5° een lid, voorgedragen door de Raad voor de Franse taal en het taalbeleid, op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van de taal;6° een lid, voorgedragen door de Commissie voor de letteren van de Franse Gemeenschap, op grond van zijn bevoegdheid of zijn beroepservaring op het gebied van literatuur;7° een lid, voorgedragen door de Adviescommissie voor het roerend cultureel erfgoed. Afdeling 7. - De Commissie van advies voor de beeldende kunsten
Art. 24.De Commissie formuleert elke aanbeveling, elk voorstel of advies over het beleid dat wordt gevoerd op het gebied van de hedendaagse beeldende kunsten.
Op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, formuleert ze elke aanbeveling, elk voorstel of advies over de aanwinst van werken en monografieën, de organisatie van tentoonstellingen, de toekenning van subsidies en beurzen. Wanneer de Commissie een aanvraag van de Regering krijgt, antwoordt ze binnen de vijfenzestig dagen na de ontvangst van het volledige dossier dat haar door de administratie wordt meegedeeld.
Art. 25.De Raad is samengesteld uit veertien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° één beroeps wiens activiteit geheel of gedeeltelijk bestaat in de creatie van beeldende werken;2° drie beroeps die het ambt van directeur of bewaarder van een museum, een centrum voor de hedendaagse kunst of een vereniging voor bevordering van de hedendaagse beeldende kunsten uitoefenen;3° vier deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de hedendaagse kunst;4° een deskundige die afkomstig is uit een vereniging die ten minste de verdediging van de gebruikers of een categorie van gebruikers als maatschappelijk doel heeft;5° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve gebruikersorganisatie, 6° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. HOOFDSTUK II. - Sectoren van de taal, de letteren en het boek Afdeling 1. - De Raad voor de Franse taal en het taalbeleid
Art. 26.De Raad heeft als opdracht : 1° adviezen uit te brengen : a) over elke vraag in verband met het taalbeleid en de francofonie zowel in de Franse Gemeenschap als op internationaal vlak;b) over de evolutie van de toestand van de taal in de Franse Gemeenschap en over de plaats van de Franse taal ten opzichte van de andere talen die in de Franse Gemeenschap worden gebruikt;c) over de evolutie van het gebruik van de Franse taal en de verrijking ervan;2° elke actie inzake sensibilisering voor de Franse taal voor te stellen.
Art. 27.§ 1. De Raad is samengesteld uit negentien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° elf deskundigen die benoemd worden op grond van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de talen op één van de gebieden die hiërarchisch gerangschikt worden als volgt : a) filologie en dialectologie;b) taalwetenschap;c) socio-economie;d) alfabetisering en onthaal van migranten;e) onderwijs en vorming;f) kunsten en letteren;g) wetenschappen;h) rechten;i) media;2° een deskundige, benoemd op grond van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de endogene gewestelijke talen;3° een deskundige die afkomstig is uit de « Académie royale de Langue et de Littérature françaises »;4° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. § 2. Naast de leden bedoeld in artikel 4 van dit besluit, is de Raad samengesteld uit de volgende leden met raadgevende stem : 1° de Commissaris-generaal voor internationale betrekkingen van de Franse Gemeenschap of diens afgevaardigde, 2° de Inspecteur-generaal voor het secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap (algemene vakken) of diens afgevaardigde, 3° de Inspecteur-generaal voor het lager onderwijs van de Franse Gemeenschap of diens afgevaardigde. Afdeling 2. - De Raad voor de endogene gewestelijke talen
Art. 28.De Raad heeft als opdracht : 1° alle maatregelen voor te stellen ter bescherming en bevordering van de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap;2° adviezen te geven over alle maatregelen ter bescherming en bevordering van de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap;3° adviezen te geven over de aanvragen om subsidies en financiële steun inzake uitgeven van werken betreffende de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap en, in voorkomend geval, te zorgen voor een wetenschappelijke bijstand, voorafgaande aan het uitgeven van die werken;4° de leden van de jury's voor de jaarlijkse prijzen van de Franse Gemeenschap bestemd om de werken inzake de endogene gewestelijke talen van die Gemeenschap te belonen.
Art. 29.De Raad is samengesteld uit dertien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° zeven deskundigen, waaronder één afkomstig is uit de « Académie royale de langue et de Littérature françaises »;die het bewijs leveren van een bevoegdheid of een ervaring inzake literatuur en taalwetenschap betreffende de endogene gewestelijke talen (champenois, francique, Picardisch, Brabants Diets, Waals, enz.) van de Franse Gemeenschap; 2° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;3° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 3. - De Commissie voor de Letteren
Art. 30.De Commissie formuleert elke aanbeveling, elk voorstel of advies over het beleid inzake de Franstalige letteren van België. Ze formuleert inzonderheid : 1° aanbevelingen betreffende de aankoop van werken van Belgische Franstalige auteurs, of auteurs van Belgische afkomst, of die in de Franse Gemeenschap hun woonplaats hebben, die bestemd zijn voor wetenschappelijke of culturele instellingen waarin de Franse taal en de literaturen die hiermee verband hebben, worden gestudeerd en verspreid;2° adviezen over de aanvragen om literaire beurzen ingediend bij de Franse Gemeenschap (inzonderheid beurzen voor literaire creatie, « sabbatjaar »-beurzen, steunbeurzen, beurzen voor verblijfplaats van auteurs);3° voorstellen van laureaten van de literaire prijs voor het eerste werk en van de prijs voor de uitstraling van de letteren in het buitenland;4° voorstellen tot financiële ondersteuning van het uitgeven van gedichten en theaterwerken;5° adviezen over litteraire projecten die worden ontwikkeld in de Franse Gemeenschap op het gebied van creatie, uitgeversbedrijf, verspreiding, bevordering en vertaling op verzoek van de Minister tot wiens bevoegdheid de letteren behoren.
Art. 31.De Commissie is samengesteld uit elf werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° drie beroeps, benoemd onder de titularissen van het onderwijs op het gebied van de Franstalige Belgische letteren in de universiteiten van de Franse Gemeenschap;2° een deskundige of een beroeps op het gebied van de letteren, benoemd op grond van zijn bijdrage tot de ontwikkeling van de Franstalige Belgische letteren;3° een deskundige, afkomstig uit de « Académie royale de Langue et de Littérature françaises »;4° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen Afdeling 4.- De Raad voor het Boek
Art. 32.De Raad geeft adviezen over elke vraag betreffende het boekbeleid.
Art. 33.§ 1. De Raad is samengesteld uit zeventien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° drie beroeps, die hun activiteit uitoefenen in het uitgeversbedrijf, waaronder één het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring inzake digitalisering;2° een beroeps, die zijn activiteit in de boekhandel uitoefent;3° een beroeps, die zijn activiteit op het gebied van verspreiding en/of verdeling uitoefent;4° een beroeps, die de activiteit van auteur uitoefent;5° een deskundige, die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring in de boekwetenschap en/of -economie;6° een deskundige, afkomstig uit de « Académie royale de Langue et de Littérature françaises »;7° een deskundige, afkomstig uit een vereniging die ten minste de verdediging van de gebruikers of een categorie van gebruikers tot maatschappelijk doel heeft;8° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve uitgeversorganisatie;9° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve boekhandelaarsorganisatie;10° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve auteursorganisatie;11° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve bibliothecarissen- en/of bibliothekenorganisatie;12° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. § 2. Naast de leden bedoeld in artikel 4 van dit besluit, is de Raad samengesteld uit de volgende raadgevende leden : 1° de voorzitter van de Commissie voor steunverlening aan het uitgeversbedrijf;2° de voorzitter van de Commissie voor de Letteren;3° de voorzitter van de Raad voor de openbare bibliotheken;4° de Inspecteur-generaal voor het secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap (algemene vakken) of diens afgevaardigde;5° de Inspecteur-generaal voor het lager onderwijs van de Franse Gemeenschap of diens afgevaardigde. Afdeling 5. - De Commissie voor steunverlening aan het
uitgeversbedrijf
Art. 34.De Commissie geeft de Minister die verantwoordelijk is voor het boekbeleid adviezen over de aanvragen om financiële steun die bij het Steunfonds voor het uitgeversbedrijf worden ingediend.
Art. 35.De Commissie is samengesteld uit tien werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° drie deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring in het uitgeversbedrijf;2° een financieel deskundige, die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of van zijn ervaring op het gebied van technische en begrotingsaudits in de uitgeverssector;3° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve uitgeversverenigingen;4° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 6. - De Commissie voor steunverlening aan de boekhandel
Art. 36.De Commissie geeft de Minister die verantwoordelijk is voor het boekbeleid adviezen over de aanvragen om financiële steun die bij het Steunfonds voor de boekhandel worden ingediend.
Ze geeft hem ook adviezen over het beheer van het Steunfonds voor de boekhandel.
Art. 37.De Commissie is samengesteld uit negen werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° vier deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring in de boekensector, inzonderheid in de boekhandelsector;2° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve boekhandelaarsvereniging;3° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 7. - De Raad voor de openbare bibliotheken
Art. 38.Naast de opdrachten die hem worden toegewezen krachtens het decreet van 28 februari 1978 houdende organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening en door of krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 maart 1995 betreffende de organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening, geeft de Raad adviezen over alle vragen in verband met de organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening.
Art. 39.De Raad is samengesteld uit twintig werkende stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties, onderverdeeld als volgt : 1° een beroeps die het ambt van directeur van een centrale openbare bibliotheek uitoefent;2° een beroeps die het ambt van directeur van een hoofdopenbarebibliotheek uitoefent;3° drie beroeps die hun activiteit in een plaatselijke openbare bibliotheek uitoefenen;4° een beroeps die zijn activiteit in een rondreizende openbare bibliotheek uitoefent;5° een beroeps die het ambt van directeur in een speciale openbare bibliotheek uitoefent;6° drie deskundigen, afkomstig uit een organisatie voor permanente opvoeding, een jongerencentrum, een jeugdinformatiecentrum of uit een cultureel centrum;7° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring inzake multimedia;8° een deskundige, afkomstig ofwel uit een Franstalige Hogeschool die het graduaat van bibliothecaris-documentalist uitreikt, ofwel uit een Franstalige universiteit die de master in de wetenschappen en technologieën voor informatie en communicatie uitreikt;9° twee deskundigen, afkomstig uit een vereniging die tenminste de verdediging van de gebruikers of een categorie van gebruikers tot maatschappelijk doel heeft;10° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve bibliothecarissen- en bibliothekenorganisaties;11° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Afdeling 8. - De Commissie voor de hulpverlening aan het stripverhaal
Art. 40.§ 1. De Commissie brengt adviezen uit over het algemeen beleid inzake de steun van de overheid aan het stripverhaal en in het bijzonder over : 1° de toekenning van beurzen aan Franstalige auteurs (tekenaars en/of scenarioschrijvers) die op het grondgebied van de Franse Gemeenschap wonen;2° de hulpverlening aan het uitgeven van nieuwe stripverhalen;3° de hulpverlening aan de vertaling van kenmerkende en belangrijke Belgische Franstalige stripverhalen;4° de hulpverlening aan de heruitgave van patrimoniale werken van het stripverhaal;5° de steun aan de ontwikkeling of de organisatie van één of meer festivals per jaar die gewijd zijn aan de herwaardering van onderzoek en creatie inzake stripverhalen. § 2. De commissie kan ook een punctuele steun voorstellen aan een promotiemanifestatie van het stripverhaal bestemd voor een groot publiek.
Art. 41.De commissie is samengesteld uit negen werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° twee professionelen die volledig of gedeeltelijk de activiteit van auteur van stripverhalen uitoefenen;2° een professioneel van de sector van het stripverhaal waarvan de activiteit volledig of gedeeltelijk in de kritiek van het stripverhaal bestaat;3° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van het stripverhaal;4° een vertegenwoordiger van erkende representatieve gebruikersorganisaties;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. HOOFDSTUK III. - De beroepssector van de podiumkunsten Afdeling 1. - De algemene beroepssector van de podiumkunsten
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 42.Op voorstel van de adviesinstantie stelt de Regering een voorzitter en een vice-voorzitter aan uit de leden van de instantie op basis van hun bevoegdheid en hun kennis van de sector.
Eén van deze mandaten wordt toevertrouwd aan een vertegenwoordiger van ideologische en filosofische strekkingen, het andere aan een vertegenwoordiger van de gebruikerscategorie.
Behoudens de uitzonderingen bedoeld in deze afdeling kan niemand tegelijkertijd meer dan één mandaat met beslissende stem uitoefenen binnen de instanties van de beroepssector van de podiumkunsten.
De leden mogen niet meer dan twee opeenvolgende mandaten uitoefenen binnen de instanties bedoeld in deze afdeling, alle instanties verenigd.
Art. 43.Binnen de vier maanden volgend op het einde van elke mandaatuitoefening stellen de instanties hun activiteitenverslag van het afgelopen jaar alsook de toekomstvooruitzichten die eruit kunnen worden afgeleid, voor aan de Conferentie van de Voorzitters en Vice-voorzitters bedoeld in artikel 23 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Art. 44.Indien twee of meer instanties bedoeld in deze afdeling bevoegd zijn voor eenzelfde domein, komen ze ten minste één keer per jaar bijeen om hun acties te coördineren.
Onderafdeling 2. - De Raad voor de hulpverlening aan theaterprojecten
Art. 45.De Raad brengt adviezen uit over de aanvragen om punctuele steun ingediend bij de Franse Gemeenschap en in verband met de projecten voor toneelvoorstellingen.
Art. 46.De Raad is samengesteld uit dertien werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° vijf deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de creatie en de verspreiding inzake toneelkunst;2° vier vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;3° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Onderafdeling 3. - De Raad voor de Dramatische kunst
Art. 47.De Raad formuleert elk advies of elke aanbeveling over het beleid gevoerd in de theatersector en in het bijzonder, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 45 van dit besluit, adviezen bedoeld in de artikelen 45, 50, 55, 61, 65 en 71 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Art. 48.§ 1. De Raad is samengesteld uit dertien werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° vier deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de dramatische kunst;2° een deskundige afkomstig uit een vereniging met als maatschappelijk doel ten minste de verdediging van de gebruikers of een categorie van gebruikers;3° vier vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;4° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. § 2. Boven de leden bedoeld in artikel 4 van dit besluit is de Raad samengesteld uit de volgende leden met raadgevende stem : de Voorzitter en de Vice-Voorzitter van de Raad voor de hulpverlening aan theaterprojecten of in hun plaats elk ander lid afgevaardigd door deze Raad.
Onderafdeling 4. - De Raad voor de Danskunst
Art. 49.De Raad formuleert elk advies of elke aanbeveling over elke vraag rond de danskunst en in het bijzonder de adviezen bedoeld in de artikelen 45, 50, 55, 61, 65 en 71 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
De Raad brengt advies uit over : a) de toekenning van beurzen en financiële middelen op het gebied van de dans;b) het verlenen van hulp aan de creatie van choreografische spektakels;c) de toekenning van werkingssubsidies aan dansverenigingen;d) de toekenning van subsidies aan manifestaties en festivals die volledig of gedeeltelijk gewijd zijn aan de dans;e) de toekenning van subsidies aan instellingen en verenigingen inzake de bevordering en de ontwikkeling van de dans.
Art. 50.De Raad is samengesteld uit twaalf werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° drie deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de danskunst;2° twee deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op één van de volgende gebieden : het toneel, de muziek, de circuskunsten, de beeldende of visuele kunsten en de multimedia;3° twee deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de choreografische verspreiding;4° een vertegenwoordiger van erkende representatieve gebruikersorganisaties;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen.
Art. 51.De Raad formuleert elk advies of elke aanbeveling over het beleid gevoerd op de gebiedden die tot zijn bevoegdheid behoren en in het bijzonder de adviezen bedoeld in de artikelen 45, 50, 55, 61, 65 en 71 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Art. 52.De Raad is samengesteld uit dertien werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° zes deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van de kermiskunsten, de circuskunsten en de straatkunsten;2° een deskundige afkomstig uit een vereniging met als maatschappelijk doel ten minste de verdediging van de gebruikers of een categorie van gebruikers;3° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;4° vier vertegenwoordigers van ideologische of filosofische strekkingen. Onderafdeling 6. - De Raad voor de Klassieke muziek
Art. 53.De Raad formuleert elk advies of elke aanbeveling over het beleid inzake klassieke muziek en in het bijzonder de adviezen bedoeld in de artikelen 45, 50, 55, 61, 65 en 71 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Art. 54.De Raad is samengesteld uit veertien werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° drie professionelen die de activiteit van uitvoerende kunstenaar van klassieke muziek uitoefenen;2° drie professionelen die de activiteit van programmamaker uitoefenen of die hun activiteit op het gebied van de platen uitoefenen;3° drie professionelen die de activiteit van muziekcriticus of onderwijs inzake klassieke muziek uitoefenen;4° een deskundige afkomstig uit een vereniging met als maatschappelijk doel ten minste de verdediging van gebruikers of een categorie van gebruikers;5° een vertegenwoordiger van erkende representatieve gebruikersorganisaties;6° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Onderafdeling 7. - De Raad voor de Hedendaagse muziek
Art. 55.De Raad formuleert elk advies of elke aanbeveling over het beleid inzake hedendaagse muziek en in het bijzonder de adviezen bedoeld in de artikelen 45, 50, 55, 61, 65 en 71 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Onder hedendaagse muziek wordt verstaan de muzikale werken gecomponeerd tijdens de laatste vijftig jaren te rekenen vanaf de aanhangigmaking van de Raad.
Art. 56.De Raad is samengesteld uit veertien werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° drie professionelen die de activiteit van componist van hedendaagse muziek uitoefenen;2° twee professionelen die de activiteit van uitvoerende kunstenaar van hedendaagse muziek uitoefenen;3° vier professionelen die de activiteit van programmamaker, muziekcriticus of van leraar van hedendaagse muziek uitoefenen of die hun activiteit op het gebied van de platen uitoefenen;4° een vertegenwoordiger van een erkende representatieve gebruikersorganisatie;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Onderafdeling 8. - De Raad voor de niet-klassieke muziek
Art. 57.De Raad formuleert elk advies of elke aanbeveling over het beleid inzake niet-klassieke muziek en in het bijzonder de adviezen bedoeld in de artikelen 45, 50, 55, 61 en 71 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Art. 58.De Raad is samengesteld uit vijftien werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° vijf professionelen die hun activiteit volledig of gedeeltelijk uitoefenen in één van de volgende sectoren : jazz, lied met inbegrip van het lied voor kinderen, traditionele muziek of muziek van de wereld;2° drie professionelen die hun activiteit volledig of gedeeltelijk uitoefenen in één van de volgende sectoren : rock, hip hop of elektronische muziek;3° een deskundige afkomstig uit een vereniging met als maatschappelijk doel tenminste de verdediging van gebruikers of één categorie van gebruikers;4° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties in één van de volgende sectoren : jazz, lied, traditionele muziek of wereldmuziek, rock, hip hop of elektronische muziek;5° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Onderafdeling 9. - De Interdisciplinaire Raad
Art. 59.De Raad formuleert elk advies of elke aanbeveling over de projecten inzake creatie en/of verspreiding die behoren tot de verschillende domeinen van de podiumkunsten en in het bijzonder de adviezen bedoeld in de artikelen 45, 50, 55, 61, 65 en 71 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Onverminderd artikel 44 coördineert de Raad de adviezen die uitgebracht worden door de adviesinstanties bedoeld in de artikelen 45 tot 58, 63 en 64 van dit besluit voor de dossiers die tot verschillende domeinen behoren.
Art. 60.De Raad is samengesteld uit dertien stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de dramatische kunst en in het bijzonder van een bevoegdheid op het gebied van de theaterverspreiding in de Franse Gemeenschap;2° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van het Kinder- en Jeugdtoneel;3° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de niet-klassieke muziek en in het bijzonder van een bevoegdheid op het gebied van de muziekverspreiding in de Franse Gemeenschap;4° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de klassieke en de hedendaagse muziek;5° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de danskunst;6° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de kermiskunsten, de circuskunsten en de straatkunsten;7° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van de wetenschappen en de informatietechnologieën;8° twee vertegenwoordigers van erkende interdisciplinaire representatieve gebruikersorganisaties van de beroepssector van de podiumkunsten;9° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen; Onderafdeling 10. - Het Overlegcomité voor de podiumkunsten
Art. 61.Het overlegcomité formuleert aanbevelingen en adviezen over elke vraag rond het algemeen beleid inzake de Podiumkunsten.
Het wordt voorafgaandelijk aan elk ontwerp van reglementair decreet of reglementair besluit betreffende de beroepssector van de Podiumkunsten, geraadpleegd.
Art. 62.§ 1. Het overlegcomité van de podiumkunsten is samengesteld uit stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering en onderverdeeld als volgt : 1° hoogstens drie vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties op het gebied van de dramatische kunst;2° hoogstens twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties op het gebied van het kinder- en jeugdtoneel;3° hoogstens twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties op het gebied van de danskunst;4° hoogstens twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties op het gebied van de kermiskunsten, de circuskunsten en de straatkunsten;5° hoogstens drie vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties op het gebied van de niet-klassieke muziek;6° hoogstens drie vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties op het gebied van de klassieke en/of de hedendaagse muziek;7° een erkende representatieve gebruikersorganisatie op het gebied van de verspreiding van de podiumkunsten;8° ten minste één vertegenwoordiger van erkende interdisciplinaire representatieve gebruikersorganisatie in de beroepssector van de podiumkunsten;9° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. § 2. De Voorzitter van het Overlegcomité nodigt de voorzitters en vice-voorzitters van de adviesinstanties die behoren tot de beroepssector van de podiumkunsten, voor zijn vergaderingen uit. Ze worden uitgenodigd in functie van hun bevoegdheid ten aanzien van de punten die op de agenda staan. § 3. Het overlegcomité organiseert elk jaar ten minste één vergadering met alle voorzitters en vice-voorzitters van de adviesinstanties die behoren tot de beroepssector van de Podiumkunsten. Afdeling 2. - De podiumkunsten voor kinderen en jeugd
Onderafdeling 1. - De Raad voor het kinder- en jeugdtoneel
Art. 63.De Raad oefent de opdrachten bedoeld in het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel uit. Hij kan ook, op verzoek van de Regering of op eigen initiatief, adviezen uitbrengen over het kinder- en jeugdtoneel zowel wat betreft de vragen van algemene orde als de artistieke en financiële werking van toneelgezelschappen en -centra.
Art. 64.De Raad is samengesteld uit vijftien werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° twee deskundigen die een activiteit van culturele programmamaker uitoefent, belast met de decentralisatie in de Franse Gemeenschap en in het bijzonder met het Kinder- en jeugdtoneel;2° drie professionelen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid op het gebied van het Kinder- en jeugdtoneel;3° een deskundige afkomstig uit een vereniging met als maatschappelijk doel ten minste de verdediging van gebruikers of een categorie van gebruikers;4° twee professionelen die een onderwijsactiviteit uitoefent in het basis- of secundair onderwijs;5° een deskundige afkomstig uit een vereniging met als maatschappelijk doel ten minste de verdediging van gebruikers of een categorie van gebruikers;6° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;7° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. HOOFDSTUK 4. - De niet-professionele sector van de podiumkunsten Afdeling 1. - De Commissie voor amateurtoneel
Art. 65.De Commissie formuleert elk advies of elke aanbeveling over de subsidieaanvragen en de financiële hulpmiddelen aan de amateurtoneelgezelschappen alsook over elk beleid inzake de amateurtoneelpraktijk.
Art. 66.De Commissie is samengesteld uit twaalf werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° twee deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het gebied van het amateurtoneel dat niet in de streektaal gebeurt;2° een deskundige die het bewijs levert van zijn bevoegdheid of zijn ervaring op het gebied van het amateurtoneel in de streektaal;3° vijf vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties;4° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. HOOFDSTUK 5. - De sector van de culturele centra Afdeling 1. - De Commissie voor de culturele centra
Art. 67.De Commissie formuleert elk advies, elke aanbeveling of voorstel over het beleid gevoerd in de sector van de culturele centra alsook over de erkenning, de rangschikking in categorieën, de declassering, de intrekking van de erkenning en de opschorting van de toekenning van subsidies aan culturele centra.
Art. 68.De Commissie is samengesteld uit vijfentwintig werkende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering overeenkomstig artikel 3 van het decreet betreffende de adviesinstanties en onderverdeeld als volgt : 1° vier deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op één van de volgende gebieden : a) podiumkunsten;b) beeldende kunsten en visuele kunsten;c) letteren en boekwezen;d) de audiovisuele sector en de film;e) informatie en publieke lezing;f) het kinderwelzijn en de jeugd;g) de uitdrukking en de creativiteit;h) de permanente opvoeding;i) het patrimonium en de talen;2° zes professionelen die het ambt van animators-directeurs in een erkend cultureel centrum uitoefenen;3° acht deskundigen die het bewijs leveren van hun bevoegdheid of hun ervaring op het cultureel gebied waarvan : a) vijf afkomstig uit de culturele diensten van verschillende Franstalige provincies;b) één afkomstig uit de culturele diensten van de Franse Gemeenschapscommissie;c) twee afkomstig uit een raad van bestuur van een erkend plaatselijk of gewestelijk centrum;4° een deskundige afkomstig uit een vereniging met als maatschappelijk doel ten minste de verdediging van gebruikers of een categorie van gebruikers;5° twee vertegenwoordigers van erkende representatieve gebruikersorganisaties die actief zijn in de sectoren van culturele centra;6° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. TITEL III. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 69.§ 1. In het decreet van 28 februari 1978 tot instelling van de Openbare Dienst voor Lectuurvoorziening : 1° artikel 3, eerste lid wordt vervangen door : « Er wordt een Raad voor de openbare bibliotheken opgericht, hierna de Raad genoemd »;2° artikel 3, tweede lid, wordt opgeheven;3° in artikel 10, § 1, derde lid worden de woorden « het Provinciaal Coördinatiecomité gehoord » geschrapt;4° in artikel 10, § 2, tweede lid worden de woorden « het Provinciaal Coördinatiecomité gehoord » geschrapt;5° in artikel 13, eerste lid, worden de woorden « Hoge Raad voor de Openbare Bibliotheken » vervangen door de woorden « Raad voor de Openbare Bibliotheken »;6° artikel 13, tweede lid, wordt opgeheven; § 2. Het decreet van 26 mei 1981 tot inrichting van de Hoge Raad voor volkskunst en volksgebruik wordt opgeheven; § 3. In het decreet van 5 juli 1985 tot oprichting van de Raad voor heraldiek en vlaggenkunde van de Franse Gemeenschap van België en tot vaststelling van de vlag, het zegel en het wapen van de steden en gemeenten, worden de artikelen 2 tot 3, 5, eerste lid en 6 opgeheven. § 4. In het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra : 1° wordt artikel 19, eerste lid, vervangen door de woorden « Er wordt een Commissie voor de culturele centra opgericht », hierna « de Commissie » genoemd;2° worden de artikelen 19, tweede lid, 21, 22, 23 en 24 opgeheven;3° worden de woorden « Adviescommissie voor de culturele centra » bedoeld in de artikelen 13, 15, 16, 29, 33 en 34 vervangen door de woorden « Commissie voor de culturele centra ». § 5. In het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel worden de artikelen 19 tot 21 opgeheven, met uitzondering van artikel 19, eerste zin. § 6. In het decreet van 11 juli 2002 betreffende de roerende culturele goederen en het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap : 1° in artikel 1, § 1, h), wordt het woord « roerend » toegevoegd na de woorden « de adviescommissie van het cultureel » en wordt de zin « Voor de toepassing van hoofdstuk VII wordt verstaan onder "Commissie" de Adviescommissie van het mondeling en immaterieel patrimonium » toegevoegd na de woorden « de Franse Gemeenschap »;2° wordt artikel 3 vervangen als volgt : « Artikel 3.Er worden een Adviescommissie voor het cultureel roerend patrimonium en een Adviescommissie voor het mondeling en immaterieel patrimonium opgericht ». § 7. In het decreet van 17 juli 2002 betreffende de erkenning en betoelaging van de musea en andere museale instellingen : 1° in artikel 1, eerste lid, 3° wordt het woord "Hoge" geschrapt;2° wordt artikel 16 vervangen als volgt : « Artikel 16.Er wordt een Raad voor musea en andere museale instellingen opgericht. »; 3° worden de artikelen 17 tot 28 opgeheven. § 8. In het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten : 1° in artikel 4, eerste lid : a) in 1° worden de woorden "en de Raad voor de hulpverlening aan theaterprojecten" toegevoegd na de woorden "Raad voor de Dramatische kunst";b) in 2° worden de woorden "de Raad voor de Choreografische kunst" vervangen door de woorden "Raad voor de Danskunst";c) in 3° worden de woorden "de Raad voor de klassieke en de hedendaagse muziek" vervangen door de woorden "de Raad voor de Klassieke muziek en de Raad voor de Hedendaagse muziek";d) in 4° worden de woorden "le Conseil des Musiques d'Expression non classique" in de Franse tekst vervangen door de woorden "le Conseil des Musiques non classiques »;2° In artikel 5 worden de woorden "binnen de perken van artikelen 6 en 7" vervangen door de woorden "met inachtneming van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector";3° In artikel 21 wordt het eerste lid, 2°, vervangen als volgt : « 2° binnen de zes maanden na de oprichting ervan, deontologische regels op te stellen die van toepassing zijn op het geheel van de leden van de instanties »;4° de artikelen 6 tot 20, 24 met uitzondering van de eerste zin en 25 tot 29 worden opgeheven. § 9. In het decreet van 12 mei 2004 betreffende de centra voor private archieven in de Franse Gemeenschap van België, wordt afdeling 5 opgeheven, met uitzondering van artikel 10, eerste zin.
Art. 70.In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 23 oktober 1991 tot vaststelling van de modaliteiten van de steun aan de verspreiding in de Franse Gemeenschap : 1° In het opschrift wordt het woord "verspreiding" vervangen door het woord "boekhandel";2° in artikel 1 worden de woorden "Fonds voor steun aan de kwaliteitsvolle boekwinkel" vervangen door de woorden "Fonds voor steun aan de boekhandel";3° in artikel 2, § 2, worden de woorden "Commissie voor steun aan de verspreiding" vervangen door de woorden "Commissie voor steun aan de boekhandel";4° de artikelen 3, 4 en 5 worden opgeheven. § 3. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 december 1992 houdende oprichting van de "Conseil supérieur de la Langue française de la Communauté française" (Hoge Raad voor de Franse Taal van de Franse Gemeenschap) : 1° worden de artikelen 1 tot 10 opgeheven;2° in artikel 11 worden de woorden "met uitzondering van 6 en 7" geschrapt. § 4. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 maart 1995 betreffende de organisatie van de openbare dienst voor lectuurvoorziening : 1° in artikel 1 worden de woorden "Hoge Raad voor het Openbare Bibliotheekwezen" vervangen door de woorden "Raad voor de openbare bibliotheken" en worden de woorden "het Provinciaal Comité : het Provinciaal Coördinatiecomité voor de openbare lectuurvoorziening" geschrapt;2° in artikel 11, § 2, worden de woorden "van het Provinciaal Comité" vervangen door de woorden "van de Raad";3° in artikel 11, § 3, eerste lid, worden de woorden "van het bevoegd provinciaal Comité" vervangen door de woorden "van de Raad";4° in artikel 35, § 3 worden de woorden "en het Provinciaal Comité" geschrapt;5° in artikel 38 worden de woorden "De Raad en het Provinciaal Comité moeten hun advies" vervangen door de woorden "de Raad moet zijn advies";6° worden de artikelen 67 tot 72 opgeheven.
Art. 71.Opgeheven worden : 1° de artikelen 1 tot 5 van het besluit van de Executieve van 5 juli 1985 tot instelling van een Commissie voor de letteren van de Franse Gemeenschap;2° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 21 oktober 1987 houdende oprichting van de Adviescommissie voor het amateurtoneel;3° de artikelen 2 tot 6 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 4 april 1988 tot vaststelling van de nadere regels voor steun aan het uitgeversbedrijf in de Franse Gemeenschap;4° de artikelen 1 tot 6 en 9 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1988 tot oprichting van een Commissie van advies voor de beeldende kunsten van de Franse Gemeenschap;5° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 28 maart 1990 tot oprichting van de Raad voor het Boek van de Franse Gemeenschap Wallonië-Brussel;6° de artikelen 1 tot 12, en 14 van het besluit van de Executieve van 26 juni 1990 tot instelling van een Hoge Raad voor Etnologie van de Franse Gemeenschap van België;7° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 maart 1991 tot instelling van een Raad voor de endogene gewestelijke talen van de Franse Gemeenschap van België, met uitzondering van artikel 12;8° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 december 1994 betreffende de Adviescommissie voor de Culturele Centra;
Art. 72.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 73.De Minister van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wier bevoegdheid de Cultuur behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 juni 2006.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN