gepubliceerd op 16 september 1999
Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssectoren van de Podiumkunsten
5 MEI 1999. - Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssectoren van de Podiumkunsten (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en algemene principes
Artikel 1.§ 1. In de zin van dit decreet wordt verstaan onder « Podiumkunsten » de domeinen van de kunstuiting voor de creaties en de producties waarvoor er een beroep wordt gedaan op kunstenaars en vakmensen en op de technieken van de vertolkingskunsten, en die essentieel in de vorm van levende vertoning voor de toeschouwers worden verspreid.
De Podiumkunsten omvatten de volgende domeinen : 1° toneelkunst;2° muziek en opera;3° danskunst;4° circuskunsten en kermiskunsten. § 2. In de zin van dit decreet wordt verstaan onder « beroepssector van de Podiumkunsten » : 1° Alle rechtspersonen : a) wier maatschappelijk doel in hoofdzaak behoort tot een of meer hierna vermelde activiteiten : i) de creatie of de productie van vertoningen die behoren tot de domeinen bedoeld bij § 1, lid 2; ii) de promotie of de verspreiding van vertoningen die behoren tot de domeinen bedoeld bij § 1, lid 2; iii) het onderzoek of de vorming die tot deze domeinen behoort, met uitsluiting van activiteiten en materies die behoren tot het kunstonderwijs; b) die personeel tewerkstellen, inzonderheid kunstpersoneel, in naleving van de bepalingen van de Belgische sociale wetgeving;c) die een resultatenrekening en een toestand van de balans opmaken, overeenkomstig de principes en de regels die gelden voor het dubbel boekhouden;2° De beroepskunstenaars die op sollicitatie werken als natuurlijke personen of in de vorm van rechtspersonen in de domeinen van de Podiumkunsten, voor de creatie en de productie van vertoningen. § 3. In de zin van dit decreet wordt verstaan onder « instelling » iedere rechtspersoon die werkzaam is in een of meer domeinen van de Podiumkunsten en die beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld bij de punten a), b) en c) van § 2, 1°; § 4. Worden niet bedoeld bij dit decreet de instellingen die vallen onder de voorwaarden van het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel.
Art. 2.De voorwaarden voor de erkenning of de subsidiëring en hun inwerkingstelling doen geen afbreuk aan de vrijheid van uitdrukking.
Bovendien, onverminderd de bijzondere bepalingen die erop betrekking hebben, kunnen de erkenning en de subsidiëring enkel ten gunste van de instellingen worden toegekend waarvan de activiteiten, en in het bijzonder de programmatie, de vrijheid van meningsuiting en de democratische principes niet aantasten. HOOFDSTUK II. - De adviesinstanties Afdeling I. - De adviesinstanties op het gebied van de toneelkunst
Art. 3.Er wordt een Raad van Advies voor de Toneelkunst opgericht. De Regering legt voor gemotiveerd advies van deze Raad elk ontwerp van programmacontract voor, zoals voorzien bij artikel 33, dat met de theaters moet gesloten worden over hun subsidiëring, alsook alle problemen betreffende de uitvoering, de hernieuwing of de opzegging van die programmacontracten. De Raad brengt bovendien zijn advies uit over alle kwesties in verband met de toneelkunst, hetzij op het verzoek van de Regering, hetzij op eigen initiatief.
Art. 4.Er wordt een Commissie van advies voor hulpverlening aan toneelprojecten opgericht, ermee belast adviezen en aanbevelingen aan de Regering voor te leggen over aanvragen om tegemoetkomingen die onregelmatig bij de Regering worden ingediend.
De Commissie neemt aanvragen in aanmerking die ingediend worden door natuurlijke of rechtspersonen die een of meer bijzondere activiteiten uitoefenen die behoren tot het domein van de toneelkunst en brengt prioritair haar adviezen uit over de toekenning van beurzen en onregelmatige financiële tegemoetkomingen ten voordele van toneelschrijvers of groepen van toneelschrijvers alsook van dramaturgen, toneelspelers of groepen toneelspelers; die beurzen en tegemoetkomingen zijn bestemd om geheel of gedeeltelijk de kosten voor creatie en productie van toneelspelen te dekken en meer bepaald de eerste projecten.
De Commissie brengt eveneens haar adviezen uit inzonderheid over : - de opportuniteit onregelmatige financiële tegemoetkomingen toe te kennen met het oog op de productie, de editie en de verspreiding van geschriften, klank-, beeld- en andere dragers, betreffende de klassieke of hedendaagse toneelcreatie; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bezorgen aan festivals, en allerlei toneelmanifestaties; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bezorgen alsook lichamelijke goederen ter beschikking te stellen van instellingen en verenigingen voor de promotie, het onderzoek en de vorming inzake toneelkunst. Afdeling 2. - De adviesinstanties op het gebied van de muziek en de
lyrische kunst
Art. 5.Er wordt een Raad van Advies voor de klassieke en hedendaagse muziek opgericht. Die Raad heeft als opdracht hetzij op eigen initiatief hetzij op het verzoek van de Regering, adviezen uit te brengen over alle kwesties betreffende de compositie of interpretatie van klassieke of hedendaagse muziek.
De Regering legt voor gemotiveerd advies van deze Raad elk ontwerp van programmacontract voor, dat met instellingen van het muziek- en lyrisch domein moet gesloten worden alsook over elke kwestie betreffende de uitvoering, de hernieuwing of de opzegging van die programmacontracten.
Art. 6.Er wordt een Commissie voor Advies voor hulpverlening aan klassieke of hedendaagse muziekprojecten opgericht, belast adviezen en aanbevelingen aan de Regering voor te leggen over aanvragen om onregelmatige tegemoetkomingen die bij de Regering worden ingediend.
De Commissie neemt aanvragen in aanmerking die ingediend worden door natuurlijke of rechtspersonen die een of meer bijzondere activiteiten uitoefenen die behoren tot het domein van de klassieke of hedendaagse muziek en brengt haar adviezen uit, inzonderheid over : - de toekenning van beurzen en onregelmatige financiële tegemoetkomingen ten voordele van auteurs, componisten en vertolkers; - de opportuniteit onregelmatige financiële tegemoetkomingen toe te kennen met het oog op de productie, de editie en de verspreiding van geschriften, partituren, klank-, beeld- en andere dragers, betreffende de creatie en de interpretatie van klassieke of hedendaagse muziek; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bezorgen aan ensembles en groepen componisten en vertolkers; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bezorgen aan festivals en allerlei muziekmanifestaties; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bezorgen alsook lichamelijke goederen ter beschikking te stellen van instellingen en verenigingen voor de promotie, het onderzoek en de vorming inzake klassieke of hedendaagse muziek.
Art. 7.Er wordt een Raad van Advies voor de niet-klassieke muziek opgericht. Die Raad heeft als opdracht hetzij op eigen initiatief hetzij op het verzoek van de Regering, adviezen uit te brengen over alle vraagstukken betreffende de vormen van actuele muziek, behoudens de klassieke of hedendaagse muziek, bedoeld door de Raad van Advies voor de klassieke of hedendaagse muziek, bepaald bij artikel 5.
De Regering legt voor gemotiveerd advies van deze Raad elk ontwerp van programmacontract voor, dat met instellingen van het niet-klassiek muziekdomein moet gesloten worden alsook over elk vraagstuk betreffende de uitvoering, de hernieuwing of de opzegging van die programmacontracten.
Art. 8.Er wordt een Commissie voor Advies voor hulpverlening aan niet-klassieke muziekprojecten opgericht, ermee belast adviezen en aanbevelingen aan de Regering voor te leggen over aanvragen om onregelmatige tegemoetkomingen die bij de Regering worden ingediend.
De Commissie neemt aanvragen in aanmerking die ingediend worden door natuurlijke of rechtspersonen die een of meer bijzondere activiteiten uitoefenen die behoren tot het domein van de niet-klassieke muziek en brengt haar adviezen uit, inzonderheid over : - de toekenning van beurzen en onregelmatige financiële tegemoetkomingen ten voordele van componisten en vertolkers; - de opportuniteit onregelmatige financiële tegemoetkomingen toe te kennen met het oog op de productie, de editie en de verspreiding van geschriften, partituren, klank-, beeld- en andere dragers, betreffende de creatie en de interpretatie van niet-klassieke of hedendaagse muziek; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bieden aan ensembles en groepen componisten en vertolkers;, - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bieden aan festivals en allerlei muziekmanifestaties; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bieden alsook lichamelijke goederen ter beschikking te stellen van instellingen en verenigingen voor de promotie, het onderzoek en de vorming inzake niet-klassieke muziek. Afdeling 3. - De adviesinstanties op het gebied van de danskunst.
Art. 9.Er wordt een Raad van Advies voor de danskunst opgericht. Die Raad heeft als opdracht hetzij op eigen initiatief hetzij op het verzoek van de Regering, adviezen uit te brengen over alle vraagstukken betreffende de danskunst.
De Regering legt voor gemotiveerd advies van deze Raad elk ontwerp van programmacontract voor, dat met instellingen van het gebied van de danskunsten moet gesloten worden alsook over elk vraagstuk betreffende de uitvoering, de hernieuwing of de opzegging van die programmacontracten.
Art. 10.Er wordt een Commissie voor Advies voor hulpverlening aan de projecten die behoren tot de danskunst opgericht, ermee belast adviezen en aanbevelingen aan de Regering voor te leggen over aanvragen om onregelmatige tegemoetkomingen die bij de Regering worden ingediend.
De Commissie neemt de aanvragen in aanmerking die ingediend worden door natuurlijke of rechtspersonen die een of meer bijzondere activiteiten uitoefenen die behoren tot het domein van de danskunst en brengt prioritair haar adviezen uit over de toekenning van beurzen en onregelmatige financiële tegemoetkomingen voor choreografische auteurs of choreografische groepen alsook voor dansers of groepen dansers, bestemd om geheel of gedeeltelijk de kosten voor creatie en productie van dansopvoeringen te dekken en meer bepaald de eerste projecten.
De Commissie brengt eveneens haar adviezen uit inzonderheid over : - de opportuniteit subsidies en financiële tegemoetkomingen toe te kennen om geheel of gedeeltelijk de productiekosten van de onregelmatige choreografische voorstellingen te dekken; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bieden aan choreografische festivals en manifestaties die geheel of gedeeltelijk aan de danskunst zijn gewijd; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bieden alsook lichamelijke goederen ter beschikking te stellen van instellingen en verenigingen voor de promotie, het onderzoek en de vorming inzake danskunst. Afdeling 4. - De adviesinstanties op het gebied van de circuskunsten
en kermiskunsten.
Art. 11.Er wordt een Raad van Advies voor de circuskunsten en de kermiskunsten opgericht. De Regering legt voor gemotiveerd advies van deze Raad elk ontwerp van programmacontract voor, dat met instellingen die behoren tot het domein van de circuskunsten of de kermiskunsten moet gesloten worden, alsook over elke kwestie betreffende de uitvoering, de hernieuwing of de opzegging van die programmacontracten. Bovendien brengt de Raad zijn advies uit over elke kwestie in verband met de circuskunsten en de foorkunsten, hetzij op het verzoek van de Regering hetzij op eigen initiatief.
Art. 12.Er wordt een Commissie van Advies voor hulpverlening aan de projecten die behoren tot de circuskunsten of de kermiskunsten opgericht, ermee belast adviezen en aanbevelingen aan de Regering voor te leggen over aanvragen om onregelmatige tegemoetkomingen die bij de Regering worden ingediend.
De Commissie neemt de aanvragen in aanmerking die ingediend worden door natuurlijke of rechtspersonen die een of meer bijzondere activiteiten uitoefenen die behoren tot het domein van de circuskunsten of de kermiskunsten en brengt haar adviezen uit, inzonderheid over : - de opportuniteit beurzen, onregelmatige subsidies en financiële tegemoetkomingen toe te kennen, bestemd om geheel of gedeeltelijk de productiekosten van opvoeringen of manifestaties te dekken; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bieden aan festivals of manifestaties die geheel of gedeeltelijk aan de circuskunsten of de kermiskunsten zijn gewijd; - de opportuniteit onregelmatige financiële hulp te bieden alsook lichamelijke goederen ter beschikking te stellen van instellingen en verenigingen voor de promotie, het onderzoek en de vorming inzake circuskunsten en kermiskunsten. Afdeling 5. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de verschillende
adviesinstanties
Art. 13.De adviesinstanties bestaan uit 12 leden, aangesteld onder de personaliteiten die voor bedoeld domein bevoegd zijn.
De leden van de adviesinstanties zijn personaliteiten aangesteld door de Regering, afkomstig in gelijk aantal uit de volgende categorieën die voor het betrokken domein bevoegd zijn : 1° het publiek of de gebruikers of de representatieve verenigingen van die categorieën;2° de beroepssector, behoudens de kunstdirecteurs van instellingen;3° de Franstalige Belgische auteurs, componisten en uitvoerende kunstenaars en de critici;4° het kunstonderwijs, het universitair of wetenschappelijk milieu. De leden van de adviesinstanties worden aangesteld voor een hernieuwbare termijn van vier jaar.
In geval van ontslagneming van een lid, voorziet de Regering in zijn vervanging binnen de zes maanden die volgen op de kennisgeving van het ontslag.
De leden van de adviesinstanties hebben ten persoonlijke titel zitting.
De adviesinstanties tellen niet meer dan twee leden die de functies van voorzitter, ondervoorzitter of bestuurder uitoefenen in een rechtspersoon die een project zou kunnen voorleggen of een programmacontract zou kunnen krijgen. Het mandaat van beide leden mag enkel eenmaal worden hernieuwd.
De leden van de adviesinstanties mogen geen enkel dossier noch project onderzoeken waarbij zij belang zouden hebben.
Een zelfde lid kan voor verschillende adviesinstanties aangesteld worden.
Om deel te nemen aan de werkzaamheden van de adviesinstanties, en in het bijzonder om het secretariaat ervan waar te nemen, stelt de Regering twee vertegenwoordigers van haar diensten aan. Die zijn niet stemgerechtigd in de adviesinstantie.
De Regering stelt de voorzitter van elke adviesinstantie uit haar midden aan, onder de stemgerechtigde leden.
Art. 14.De adviesinstanties vergaderen ten minste zesmaal per jaar.
Zij mogen met een andere frequentie vergaderen indien de belangrijkheid of het aantal van de verzoeken om advies dat hen wordt voorgelegd het vereist of indien ten minste drie stemgerechtigde leden erom verzoeken.
Op de oproepingsbrief van de adviesinstanties staat de agenda vermeld.
Hij moet ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering worden opgezonden. Bij het begin van elk burgerlijk jaar bepalen de adviesinstanties het jaarlijks kalender van hun sessie.
De adviesinstanties beraadslagen en beslissen slechts geldig indien ten minste de helft van hun leden aanwezig is.
Wordt als ontslagnemend beschouwd, ieder lid dat op meer dan de helft van de jaarlijkse vergaderingen van de adviesinstantie afwezig is geweest.
Art. 15.De adviesinstanties bepalen elk hun huishoudelijk reglement.
Daarin worden de methodologische principes en haar werkmethodes nader omschreven. De huishoudelijke reglementen van de adviesinstanties worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd.
De instanties brengen jaarlijks aan de Regering en aan de Hoge Raad voor de Podiumkunsten bedoeld bij artikel 19, verslag uit over hun activiteiten tijdens het verlopen jaar en de vooruitzichten die eruit kunnen afgeleid worden.
Art. 16.De leden van de adviesinstanties ontvangen een jaarlijkse lezingssubsidie waarvan het bedrag door de Regering wordt bepaald. Met uitsluiting van de ambtenaren, ontvangen de personen die zitting hebben in de adviesinstanties eveneens een zitpenning wanneer zij aan de vergaderingen deelnemen. Het bedrag van deze penning wordt door de Regering bepaald.
Art. 17.De commissie voor hulpverlening aan de projecten opgericht met toepassing van de artikelen 4, 6, 8, 10 en 12 nemen de aanvragen in aanmerking die door natuurlijke of rechtspersonen worden ingediend, waaronder een of meer bijzondere activiteiten tot het betrokken domein behoren en die : - geen andere subsidie van de Franse Gemeenschap ontvangen, essentieel bestemd voor de creatie van vertoningen; - geen permanente infrastructuur te hunner beschikking hebben, essentieel bestemd voor de exploitatie van de producties van de aanvrager.
De door deze commissies in aanmerking genomen projecten moeten in de lijn liggen van ten minste een van de volgende bekommernissen : - de meest recente en de meest vrije vormen en expressies van het betrokken domein trachten te verwezenlijken en te verspreiden; - op originele wijze de werken van de auteurs en de scheppers van de Franse Gemeenschap naar voren brengen of de werken van haar meest vernieuwende hedendaagse auteurs experimenteren; - aan de hand van een kunstproject van hoog gehalte en van een werkelijke culturele draagwijdte de realisatie en de verspreiding van werken van het oud of hedendaags repertorium verzekeren.
Art. 18.Kunnen niet in aanmerking genomen worden door de commissies opgericht met toepassing van de artikelen 4, 6, 8, 10 en 12 de projecten waarvan de financiële verwezenlijking niet mogelijk zou zijn ofschoon zij met toepassing van een decreet aanspraak zouden mogen maken op een subsidie. Zijn eveneens uitgesloten, de projecten die niet door een verspreidingsplan zouden worden verzekerd. Afdeling 6. - De Hoge Raad voor de Podiumkunsten.
Art. 19.Er wordt een Hoge Raad voor de Podiumkunsten opgericht. Zijn lid van deze Raad, de voorzitters van de adviesinstanties, alsook een voorzitter en een ondervoorzitter aangewezen door de Regering onder de representatieve personaliteiten van het cultureel milieu in de Franse Gemeenschap, behoudens de kunstdirecteurs.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Hoge Raad voor de Podiumkunsten worden aangesteld voor een hernieuwbare termijn van vier jaar.
Art. 20.De Hoge Raad voor de Podiumkunsten controleert het bestaan en de geldigheid van de voorwaarden voor de erkenning van de instellingen, overeenkomstig artikel 23.
De Hoge Raad voor de Podiumkunsten zorgt voor de coördinatie van de adviesinstanties. Aan zijn onderzoek wordt de toekenning onderworpen van werkingssubsidies aan de instellingen waarvan de activiteiten behoren tot verschillende domeinen van de Podiumkunsten of waarvan de activiteiten niet tot een specifiek domein behoren.
Op eigen initiatief of op het verzoek van de Regering brengt hij allerlei adviezen en aanbevelingen uit over het beleid gevoerd in de Podiumkunsten.
Hij maakt een jaarlijks verslag op over zijn activiteiten en een synthese van de verslagen die door de verschillende adviesinstanties worden ingediend. Desgevallend legt hij voorstellen voor over de komende dienstjaren.
Die documenten worden doorgezonden naar de Regering en naar de Raad van de Franse Gemeenschap uiterlijk 30 mei van het jaar dat volgt op bedoeld dienstjaar.
De Hoge Raad voor de Podiumkunsten formuleert voor het Waarnemingscentrum voor de Podiumkunsten en de Regering elk element voor de definitie en de beoordeling van woorden en criteria die in dit decreet gebruikt worden, in de programmacontracten alsook in de andere vormen van betrekkingen tussen de Franse Gemeenschap en de beroepssector van de Podiumkunsten.
De documenten opgesteld door de Hoge Raad voor de Podiumkunsten bevatten, onder meer, gegevens over het gaan naar, het verspreiden en het rondreizen van de vertoningen, de betrekking als kunstenaar en de creatie.
Art. 21.De Hoge Raad voor de Podiumkunsten vergadert ten minste viermaal per jaar. Hij mag frequenter vergaderen indien de belangrijkheid van de te verrichten werkzaamheden of het aantal van de verzoeken om advies het vereisen.
Op de convocatiebrief van de adviesinstanties staat de agenda vermeld.
Hij moet ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering worden opgezonden.
Het secretariaat van de Hoge Raad voor de Podiumkunsten wordt waargenomen door de coördinator van de intendanten of bij ontstentenis door een intendant aangesteld door de Regering.
Art. 22.De Hoge Raad voor de Podiumkunsten stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd.
De Hoge Raad voor de Podiumkunsten beraadslaagt en beslist slechts geldig indien ten minste de helft van zijn leden aanwezig is. HOOFDSTUK III. - De erkenning
Art. 23.In de zin van dit decreet worden de instellingen erkend : 1° die ressorteren onder de beroepssector van de Podiumkunsten;2° die hun statuten bekend maken en die kennisgeven van hun beheersorganen alsook van hun kunstleiding;3° die sedert meer dan een jaar hun bestaan, hun werking, alsook sommige activiteiten vastleggen overeenkomstig hun maatschappelijk doel;4° die in hun activiteiten en hun programmatie bewijs leveren dat zij de vrijheid van meningsuiting en de democratische vrijheden naleven, overeenkomstig artikel 2;5° die creatiewerken opvoeren in naleving van de wetgeving op het auteursrecht en de naburige rechten;6° die activiteiten op touw zetten, prioritair gericht tot het publiek van de Franse Gemeenschap;7° die een dossier indienen met het activiteitsproject en het financieel plan voor de duur van de overwogen erkenning;8° die van de bevoegde instantie een kunstevaluatie en een gunstig advies hebben bekomen. De toekenning van een onregelmatige subsidie in de zin van artikel 39 aan iedere rechts- of natuurlijke persoon die een of meer activiteiten uitoefenen die tot de beroepssector van de podiumkunsten behoren, heeft van rechtswege de erkenning ten gevolge en dit uitsluitend voor een periode van twee opeenvolgende jaren die volgen op het jaar van de toekenning van de subsidie. De in dit lid bedoelde erkenning neemt van rechtswege een einde bij het verstrijken van die periode.
Art. 24.Onverminderd de bepalingen van artikel 23, lid 2, wordt de erkenningsaanvraag door de instelling ingediend op het formulier waarvan het model door de Regering wordt bepaald.
Zij wordt bij aangetekende brief naar de Regering gestuurd samen met de bijlagen die de Regering vaststelt.
Art. 25.Onverminderd de bepalingen van artikel 23, lid 2, stuurt de Regering naar de Hoge Raad voor de Podiumkunsten de geformuleerde erkenningsaanvragen.
De Hoge Raad voor de Podiumkunsten gaat na of de voorwaarden bepaald voor de erkenning al dan niet vervuld zijn.
Hij brengt zijn advies aan de Regering uit binnen de zes maanden die volgen op de ontvangst van de aanvraag.
Hij kan het onderzoek van de aanvraag en het daarover te geven advies delegeren aan de adviesinstantie die specifiek meer bevoegd is voor het betrokken domein; deze instantie geeft haar advies aan de Regering te kennen binnen de zes maanden die volgen op de ontvangst van de aanvraag.
Er wordt aan de aanvrager kennis gegeven van de beslissing van de Regering binnen de 3 maanden die volgen op de ontvangst van het advies van de Hoge Raad voor de Podiumkunsten of van de adviesinstantie die delegatie heeft gekregen.
Elke beslissing van de Regering die afwijkt van de adviezen en aanbevelingen geformuleerd door de Hoge Raad voor de Podiumkunsten of door de adviesinstantie die daartoe delegatie heeft gekregen moet op dit punt met redenen omkleed worden.
Art. 26.Onverminderd de bepalingen van artikel 23, lid 2, kan de erkenning voor een termijn van twee tot vijf jaar toegekend worden.
Zij kan verlengd worden.
In geval van niet-naleving van de voorwaarden bepaald bij artikel 23, kan de erkenning ingetrokken worden door de Regering, na advies van de Hoge Raad voor de Podiumkunsten of de adviesinstantie, waaraan het onderzoek eventueel werd gedelegeerd.
Die intrekking kan eveneens uitgevoerd worden op de voordracht van de Hoge Raad voor de Podiumkunsten of de bevoegde adviesinstantie, die op de hoogte werd gebracht van een tekortkoming of een niet-naleving van een van de bepaalde voorwaarden. HOOFDSTUK IV. - De subsidiëring Afdeling 1. - Soorten subsidies
Art. 27.Alleen de erkende instellingen mogen aanspraak maken op subsidiëring. Deze kan gelijktijdig met de erkenning beginnen.
De subsidiëring is onderworpen aan de raadpleging van de adviesinstanties, op basis van hun respectievelijke bevoegdheden.
Elke beslissing van de Regering die afwijkt van de adviezen en aanbevelingen geformuleerd door de adviesinstanties moet op dit punt met redenen omkleed worden.
Art. 28.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Regering werkingssubsidies toekennen aan de instellingen die ressorteren onder de beroepssector van de Podiumkunsten.
De werkingssubsidies zijn bestemd om bij te dragen tot de financiering van de gewone exploitatie van de instellingen, over een meerjarige duur, door geheel of gedeeltelijk de dekking te verzekeren van : - de bezoldigingen van zijn vast personeel; - de lasten van zijn basiswerking; - de lasten van de bezoldigingen en de kunstactiviteiten.
Art. 29.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Regering onregelmatige subsidies toekennen aan de rechts- of natuurlijke personen die een of meer activiteiten uitoefenen die afhangen van een of meer domeinen van de beroepssector van de Podiumkunsten.
De onregelmatige subsidies worden toegekend voor duidelijk omschreven projecten of doelstellingen.
Art. 30.De Regering kent subsidies toe en trekt ze ook eventueel in.
De intrekking van de subsidies geeft geen enkel recht op een vergoeding vanwege de Franse Gemeenschap.
Art. 31.De aanvraag tot subsidiëring wordt ingediend door de instelling op het formulier waarvan het model door de Regering wordt bepaald.
Zij wordt bij aangetekende brief naar de Regering gezonden samen met de bijlagen die de Regering bepaalt. Afdeling 2. - De werkingssubsidies
Art. 32.Om het voordeel te kunnen genieten van het stelsel van de werkingssubsidies, moet de instelling van de beroepssector van de Podiumkunsten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° erkend zijn overeenkomstig de bepalingen van artikel 23;2° een kunstevaluatie en een advies van de bevoegde adviesinstantie gekregen hebben;3° een financiële toestand in evenwicht voorleggen en, indien deze voorwaarde niet vervuld is gelet op de criteria bepaald bij artikel 48, een saneringsplan voorleggen;4° zijn personeel volgens de bepalingen van de Belgische sociale wetgeving aanwerven en bezoldigen. Na advies van de bevoegde instantie kan de Regering ook het genot van de werkingssubsidies laten afhangen van de controle en de echtverklaring van de rekeningen van de instelling door een bedrijfsrevisor.
Art. 33.De toekenning aan de instellingen van de beroepssector van de Podiumkunsten van werkingssubsidies wordt georganiseerd via programmacontracten.
De Regering stelt met de betrokken instelling een programmacontract op.
De Regering kan, na raadpleging van de bevoegde adviesinstanties, in elk domein en, zo nodig, per categorie van instellingen, voor de jaarlijkse subsidie een minimaal vast bedrag vaststellen vanaf hetwelk het stelsel van de werkingssubsidies is toegepast.
Art. 34.Het programmacontract heeft betrekking op een doorlopende meerjarige periode van ten hoogste vijf jaar.
Elk programmacontract bevat ten minste de volgende gegevens : 1° de duur;2° het bedrag van de werkingssubsidie, de wijze van uitbetaling en haar eventuele verhoging;3° de minimale druk, uitgedrukt in percent van de lasten van de loonmassa op het totaal van de lasten of het minimaal percent van subsidie, gewijd aan de loonmassa, alsook het minimum aantal betrekkingen en kunstprestaties die moeten geleverd worden;4° de inhoud van de lijst van voorwaarden waaraan de instelling moet voldoen;5° de verplichtingen aangegaan inzake gastvertoningen en inzake refertetoeschouwers;6° het activiteitsvolume bepaald voor de periode van de subsidiëring;7° de verbintenissen inzake financieel evenwicht van de instelling;8° de modaliteiten voor de financiële controles uitgevoerd door de Franse Gemeenschap;9° de modaliteiten tot wijziging, opschorting, opzegging, verlenging of hernieuwing;10° de namen en titels van de personen die de instelling vertegenwoordigen die het contract ondertekend heeft en meer in het bijzonder van zijn kunstverantwoordelijke.
Art. 35.De voorwaarden voor de wijziging, opschorting, opzegging, evaluatie, verlenging en hernieuwing worden bepaald door de Regering op basis van gelijkaardige criteria voor al de programmacontracten.
Geen enkel programmacontract mag opgesteld, gewijzigd, opgezegd, opgeschort, verlengd of hernieuwd worden zonder voorafgaandelijk te werden onderworpen aan het advies van de bevoegde adviesinstantie.
Art. 36.Elk overheidsbestuur vertegenwoordigd in de beheersorganen van een erkende instelling die werkingssubsidies krijgt, wordt betrokken bij de sluiting van het programmacontract en werkt mede aan de uitvoering ervan, overeenkomstig de statuten van de instelling en de modaliteiten vastgesteld tussen de ondertekenende partijen.
Art. 37.Na raadpleging van de bevoegde adviesinstanties organiseert de Regering, per domein, de rangschikking in categorieën van de instellingen van de beroepssector van de Podiumkunsten.
Bij deze categorieën worden stelsels van minimale en specifieke verplichtingen betrokken.
De stelsels van minimale verplichtingen stellen de rubrieken vast waarvoor er verbintenissen bestaan die de instellingen aangaan in het kader van de voorwaarden bepaald in hun programmacontract.
De stelsels van minimale verplichtingen hebben ten minste betrekking op : 1° de activiteitsvolumes, inzonderheid het aantal geprogrammeerde of gepromote titels, hun aard en het aantal manifestaties t.o.v. het publiek; 2° het activiteitsvolume dat in de gastvertoning moet uitgevoerd worden of ter bestemming van een specifiek publiek;3° de structuur en de druk van de loonmassa;4° de volumes van de betrekkingen en, inzonderheid, kunstbetrekkingen en prestaties;5° de structuur van de financiering door inkomsten van openbare oorsprong en andere;6° de steun die zij brengen aan de werken van de auteurs en componisten van de Franse Gemeenschap. Na raadpleging van de bevoegde adviesinstanties kan de Regering voor elk betrokken domein, stelsels van specifieke verplichtingen en aanvullende opdrachten bepalen, zo nodig per categorie van instellingen.
Art. 38.In elk domein stelt de Regering, na raadpleging van de betrokken adviesinstantie, ten minste een erkende en gesubsidieerde instelling aan om de opdrachten als overheidsdienst die zij bepaalt en die zij ten laste heeft te verwezenlijken.
Deze instellingen vormen een van de categorieën bedoeld bij artikel 37.
Deze opdrachten als overheidsdienst zijn onder meer : 1° kunstenaars en scheppers van de Franse Gemeenschap tewerkstellen en promoten en bijdragen tot hun vermaardheid zowel in België als in het buitenland;2° veelvuldige en gevarieerde vertoningen promoten, van hoog kunstgehalte, of als dusdanig erkend door de adviesinstanties, bestemd voor al de publiekcategorieën;3° de rondreis van de vertoningen bevorderen;4° de voorkeur geven aan de toepassing van de voorwaarden voor preferentiële toegang voor bepaalde categorieën van de bevolking;5° de wisselwerking tussen de sectoren van de Podiumkunsten en andere sectoren zoals het onderwijs en de permanente opvoeding toelaten;6° het onthalen en verblijven van de projecten bevorderen, bij voorkeur deze die gesubsidieerd zijn, met toepassing van artikel 39 en die geen permanente infrastructuur te hunner beschikking hebben. Om als dusdanig erkend te worden, moet de instelling onder het statuut van inrichting van openbaar nut vallen, zoals bepaald bij de wet van 27 juni 1921 houdende toekenning van de rechtspersoonlijkheid aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de inrichtingen van openbaar nut.
In de statuten van de instelling erkend met toepassing van dit artikel moet bepaald zijn dat de titel of het mandaat van kunstdirecteur van de instelling kan toegekend worden op basis van een oproep tot de kandidaten en voor een termijn van bepaalde duur die niet langer dan vijf jaar mag zijn, ten hoogste eenmaal hernieuwbaar. Afdeling 3. - De onregelmatige subsidies.
Art. 39.Om een onregelmatige subsidie te bekomen, moet de natuurlijke of de rechtspersoon die een of meer bijzondere activiteiten uitoefenen die onder de beroepssector van de Podiumkunsten vallen aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° zijn identiteit, zijn refertes en bekwaamheden te kennen hebben gegeven of, in geval van een rechtspersoon, zijn statuten, de identiteit van haar beheersorganen alsook zijn artistieke leiding;2° een dossier hebben ingediend met een beschrijving van het activiteitenproject of het doel waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, alsook het financieel plan behorend tot dit project of dit doel;deze laatste documenten moeten onder meer nadere uitleg bezorgen over het gedeelte van de lasten bestemd voor de bezoldiging van het personeel, inzonderheid het kunstpersoneel, het gedeelte bestemd voor andere werkingskosten alsook het volume van de effectief voorziene activiteiten; 3° een advies van kunstevaluatie gekregen hebben vanwege de bevoegde adviesinstantie. HOOFDSTUK V. - Werking, financieel evenwicht en evaluatie Afdeling 1. - Activiteitenverslag
Art. 40.Elk jaar sturen de instellingen die werkingssubsidies gekregen hebben, een verslag naar de Regering.
Dit verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten : 1° het activiteitenverslag over het voorbije jaar, met onder meer nadere uitleg over de gegevens bedoeld bij artikel 34, lid 2, 3° tot 7°;2° balans en rekeningen van het voorbije jaar;3° aanrekening van de subsidies uitgekeerd door de Franse Gemeenschap;4° eventuele bijwerking van de statuten, de beheersorganen en de kunstleiding;5° kunstprojecten voor het volgend jaar;6° begrotingsvooruitzichten voor het volgend jaar. De Regering bepaalt de termijnen en de vormen waarin dit verslag haar moet worden overgezonden.
De bij artikel 38 bedoelde instellingen geven in hun jaarverslag nadere uitleg over de manier waarop zij de hun toegewezen opdrachten van openbare dienst hebben vervuld.
Art. 41.Op het einde van de activiteiten waarvoor een subsidie door de Franse Gemeenschap werd uitbetaald, zenden de natuurlijke of rechtspersonen die onregelmatige subsidies hebben gekregen, een activiteitenverslag naar de Regering.
Dit verslag moet de volgende gegevens bevatten : 1° een verslag over de kunstactiviteiten;2° een lijst betreffende de aanrekening van de subsidies uitbetaald door de Franse Gemeenschap inzake kosten voor de verwezenlijking van het project. De Regering bepaalt de termijnen en de vormen waarin dit verslag naar haar diensten wordt doorgezonden. Afdeling 2. - De vertegenwoordigers van de Regering
Art. 42.Na raadpleging van de bevoegde adviesinstantie kan de Regering de toekenning van subisidies afhankelijk maken van de aanwezigheid van een door haar aangestelde vertegenwoordiger in de beheersorganen van de instellingen of in de rechtspersoon die een subsidie geniet.
In naleving van artikel 2, staat de vertegenwoordiger van de Regering de beheersorganen van de instelling of van de gesubsidieerde rechtspersoon bij met zijn raadgevingen inzake financieel evenwicht en beheer en deelt hun zijn opmerkingen mede.
Art. 43.De Regering stelt van rechtswege een vertegenwoordiger aan zoals bedoeld bij artikel 42, voor de gesubsidieerde instellingen met toepassing van artikel 38, met het oog op de uitvoering van een opdracht van openbare dienst. Afdeling 3. - De intendanten
Art. 44.De Regering benoemt binnen haar diensten een of meer intendanten belast met het toezicht en de controle van de werkwijzen beschreven in de afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk, alsook van de volgende algemene opdrachten : 1° aan de gesubsidieerde instellingen raad geven over financieel en administratief beheer, in de stipte naleving van de bepalingen van artikel 2;2° verslag uitbrengen over de aanwending en de aanrekening door de erkende instellingen van de uitbetaalde subsidies;3° steun brengen aan de diensten van de Regering bij het opmaken en evalueren van de programmacontracten;4° voor de diensten van de Regering alle voorstellen en aanbevelingen formuleren op budgettair en financieel vlak, alsook op het algemeen vlak van het beheer van de instellingen en de gerechtigden op subsidies;5° bijdragen tot de vervulling van de taken en opdrachten toegewezen aan het Waarnemingscentrum opgericht bij artikel 49. De intendanten hebben toegang tot al de documenten overhandigd of te overhandigen aan de adviesinstanties.
De Regering kan intendanten benoemen belast met bijzondere domeinen, zoals bepaald bij artikel 1.
De Regering kan bovendien een coördinator van de intendanten aanstellen, belast met de organisatie en de algemene coördinatie van hun werkzaamheden.
Art. 45.Wanneer een gesubsidieerde instelling door beslissingen en geschikte middelen de verbintenissen niet naleeft die zij heeft aangegaan inzake voorwaarden en specifieke verbintenissen, alsook inzake financieel evenwicht of beheer, dan geeft de Regering opdracht aan een of meer intendanten het beheer van de instelling na te trekken, te controleren en te begeleiden en hierover verslag uit te brengen. Dit, onverminderd de eventuele verplichting voor de in gebreke gebleven instelling, subsidies terug te betalen.
De Regering bepaalt zeer nauwkeurig de opdrachten en de mandaten toevertrouwd aan de intendanten met toepassing van dit artikel en geeft kennis van de inhoud ervan aan de beheersorganen van betrokken instelling.
Art. 46.De intendanten brengen verslag uit aan de Regering en aan de bevoegde adviesinstantie over hun opdrachten en de uitoefening van het mandaat, uitgeoefend met toepassing van vorig artikel.
Indien het kader van de opdracht en het toegewezen mandaat het hun toelaat, treffen de intendanten kennis van alle aanbevelingen en resoluties betreffende het beheer van de instelling en over alle kwesties in verband met haar financieel evenwicht.
De intendanten zorgen ervoor dat de gesubsidieerde instellingen alle beslissingen nemen die in overeenstemming zijn met de geldende wetten, decreten, besluiten en reglementen.
Art. 47.Indien de instelling de eventuele aanbevelingen van de intendanten niet toepast, kan de Regering het programmacontract opschorten of opzeggen, na gemotiveerd advies van de bevoegde adviesinstantie.
Art. 48.Wanneer een instelling die werkingssubsidies ontvangt of die voor de eerstemaal die wijze van subsidiëring aanvraagt, een onevenwichtige financiële toestand kent, is zij ertoe verplicht aan de Regering een saneringsplan voor te leggen waarbij een herstel van het financieel evenwicht ten minste op het einde van het programmacontract wordt verzekerd.
Onder onevenwichtige financiële toestand wordt verstaan, de toestand waarin een instelling op het einde van een dienstjaar een negatief gecumuleerd resultaat voorlegt waarvan het bedrag ten minste 10 % bereikt van al de opbrengsten die tijdens ditzelfde dienstjaar werden geboekt, met inbegrip van de inkomsten van overheidskant.
Dit percent wordt tot 5 % herleid voor de instellingen die een totaal van jaarlijkse opbrengsten boven de 70 miljoen voorleggen.
In afwijking van de vorige leden verplicht de Regering, na raadpleging van de bevoegde adviesinstantie en na gemotiveerd verslag van de bevoegde intendant, de instelling die werkingssubsidies ontvangt of die voor de eerstemaal die wijze van subsidiëring aanvraagt, haar een saneringsplan voor te leggen zoals bedoeld bij lid een, wanneer die instelling op het einde van het dienstjaar een sructuur van haar balans voorlegt waarin het overwicht van het vlottend kapitaal op de vlottende activa herhaaldelijk vorderingen ten gevolge heeft die tegen haar worden ingezet door derde schuldeisers of haar bedreigt in een toestand van staking van betaling te verzeilen.
De Regering kan, na gemotiveerd advies van de bevoegde adviesinstantie, afwijken van de bij lid één bedoelde termijn door een bijkomende duur van maximum drie jaar toe te kennen.
De Regering belast een of meer intendanten met het toezicht op de uitvoering van het saneringsplan en haar daarover verslag uit te brengen, alsook aan de bevoegde adviesinstantie. De niet-naleving van het saneringsplan heeft de intrekking van het voordeel van de subsidiëring voor gevolg. Afdeling 4. - Het Waarnemingscentrum voor de Podiumkunsten
Art. 49.Er wordt bij de diensten van de Regering een Waarnemingscentrum voor de Podiumkunsten opgericht, belast met : 1° het systematisch inzamelen en verwerken van alle sociaal-economische gegevens over de domeinen van de Podiumkunsten, om de globale kennis bij te houden over de omvang van de offertes, de aanvragen tot financiering en over de betrekkingen van elk betrokken domein;2° de inlichting van de culturele operators, de kunstenaars en het publiek over de ontwikkelingen, projecten en werking van de domeinen van de Podiumkunsten, alsook de mechanismen en praktijken, voortvloeiend uit de toepassing van dit decreet en zijn toepassingsbesluiten;3° het uitbrengen van een verslag aan de Regering over de beleidsvoeringen betreffende de Podiumkunsten;de Regering zal het verslag doorzenden naar de Raad van de Franse Gemeenschap.
Het bij lid één, 3° bedoelde verslag vermeldt onder meer : 1° de regels of de praktijken die aan de basis liggen van de afsluiting van de programmacontracten met, onder andere, de duur van de overeenkomsten, de eventuele stelsels van minimale verplichtingen, de implicaties inzake tewerkstelling;2° de benaderingscijfers of categorieën van de bedragen van de subsidies bedoeld bij de programmacontracten;3° de benaderingscijfers of categorieën van de bedragen bedoeld in het kader van de onregelmatige subsidies;4° de artistieke keuzen en opties die in het algemeen tot uiting komen;5° alle elementen die de herkenning kunnen toelaten van het beleid, gevoerd inzake Podiumkunsten.
Art. 50.Het Waarnemingscentrum voor de Podiumkunsten bestaat uit : 1° de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap of zijn vertegenwoordiger;2° de coördinator van de intendanten aangesteld met toepassing van artikel 44;3° ten minste drie personen komende uit het milieu van het onderzoek of het hoger onderwijs in de Franse Gemeenschap, specialisten inzake kwesties betreffende de domeinen van de podiumkunsten, die een wetenschappelijke bevoegdheid hebben inzake cultureel beleid;4° personen van de diensten van de Regering die ter beschikking gesteld worden van het Waarnemingscentrum om het secretariaat van de adviesinstanties waar te nemen;5° twee personen uit de diensten van de Regering ter beschikking gesteld van het Waarnemingscentrum om er het specifiek secretariaat van waar te nemen. Het Waarnemingscentrum voor de Podiumkunsten komt ten minste viermaal per jaar in voltallige vergadering samen. Het organiseert zijn werkzaamheden in volle vrijheid en kan nuttig gebruik maken van alle verhoren en keuringen die het geschikt acht, alsook van alle documenten voorgelegd door de adviesinstanties die hem in het kader van zijn opdrachten informatie kan verstrekken.
De aanneming van het verslag, bedoeld bij lid 1, 3° van artikel 49 vereist de goedkeuring, bekomen enerzijds in de groep van de personen bedoeld bij de punten 1°, 2°, 4° en 5° en anderzijds in de groep van de personen bedoeld bij punt 3° van dit artikel.
Het dagelijks beheer van het Waarnemingscentrum voor de Podiumkunsten wordt waargenomen door de coördinator van de intendanten, de intendanten en de diensten van het secretariaat van het Waarnemingscentrum, door de Regering bepaald. Die personen vormen de vaste personeelsformatie van het Waarnemingscentrum.
Art. 51.Het Waarnemingscentrum voor de Podiumkunsten stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen
Art. 52.De lopende programmacontracten blijven geldig hetzij tot hun einddatum, hetzij tot de ondertekening van een nieuw programmacontract op basis van dit decreet.
De instellingen die het voordeel van die programmacontracten genieten, worden geacht erkend te zijn in de zin van dit decreet en dit, voor een duur van drie jaar die volgt op zijn inwerkingtreding.
Art. 53.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 5 mei 1999.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het onderwijs, de audiovisuele sector, de hulpverlening aan de jeugd, het kinderwelzijn en de gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE _______ Nota (1) Zitting 1998-1999 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet : nr. 284-1.- Commissieamendementen : Nrs 284-2 tot 284-18.- Verslag : nr. 284-19.
Vergaderingsamendementen : nrs 284-20 en 21.
Integrale verslagen. - Bespreking. Vergadering van 30 maart 1999.- Aanneming. Vergadering van 27 april 1999.