gepubliceerd op 23 maart 2006
Besluit van de Waalse Regering tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
23 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, punt 1°, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, laatst gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 2183/2005 van de Commissie van 22 december 2005;
Gelet op Verordening (EG) nr. 2237/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen voor bepaalde steunregelingen die zijn ingesteld bij titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, opgeheven met uitwerking op 1 januari 2005 bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 maar die toepasselijk blijft op de steunaanvragen betreffende de premieperiode 2004-2005;
Gelet op Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2183/2004 van de Commissie van 22 december 2005;
Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2006 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 263/2006 van de Commissie van 15 februari 2006;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 263/2006 van de Commissie van 15 februari 2006;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;
Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 18 maart 2004 betreffende de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
Gelet op de notificatie door België d.d. 29 juli 2004 in hoofde van artikelen 58, § 1, en 64, § 1, en 70, § 1, punt a), 2e streepje, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;
Gelet op het overleg van 27 september 2005 tussen de gewestregeringen en de federale overheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juli 2005;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 juli 2005;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Overwegende de verplichting om zich onverwijld te schikken naar de in de aanhef bedoelde verordeningen van de Raad en de Commissie;
Gelet op de overdracht naar de Gewesten van de bevoegdheden inzake landbouw vanaf 1 januari 2002;
Overwegende dat de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening voor het landbouwersinkomen, van toepassing vanaf 1 januari 2005 en sommige vanaf 1 januari 2004, vastgesteld moeten worden en dat de toepassingsmodaliteiten daarvan geregeld moeten worden;
Overwegende dat de oppervlakteaangifte en het steunaanvraagformulier gebruikt kunnen worden in de beheers- en controleprocedures in het kader van andere communautaire of nationale regelingen;
Overwegende dat straffen voorzien zijn bij niet-naleving van de bij de Europese regelgeving opgelegde termijnen om die nieuwe stelsels toe te passen en om de betrokken steun te storten aan landbouwers;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2006;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "landbouwer" : natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke en/of rechtspersonen die een landbouwbedrijf uitbaat dat gelegen is in België;2° "landbouwactiviteit" : landbouwproducten produceren, fokken of telen tot en met het oogsten, het melken, het fokken en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden of de grond in goede landbouw- en milieuconditie houden;3° "bedrijf" : het geheel van de productie-eenheden gelegen op het Belgische grondgebied, op autonome wijze beheerd door één landbouwer;4° "productie-eenheid" : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, met inbegrip van de opslaginfrastructuren, gekweekte dieren en gronden die voor de landbouwer nodig zijn om een landbouwactiviteit uit te oefenen;5° "autonoom beheer" : het beheer van een bedrijf waarbij wordt uitgesloten elke verwarring met één of meerdere andere landbouwers op het gebied van het beheer, de uitoefening van de landbouwactiviteit, de productiemiddelen of hun gebruik; 6° "steunaanvraag" : de aanvraag om rechtstreekse betalingen die verschillende inkomenssteunregelingen ressorterend onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid omvat, w.o. de bedrijfstoeslagregeling; 7° "bedrijfstoeslagregeling" : steunregeling voor landbouwersinkomen zoals bedoeld in titel III van Verordening (EG) nr.1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers; 8° "oppervlakteaangifte en steunaanvraag" : het door het bestuur opgemaakte formulier, dat het volgende omvat : de steunaanvragen in het kader van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening en van sommige maatregelen voor plattelandsontwikkeling, de beheers- en controlegegevens betreffende die regelingen en maatregelen en andere communautaire of nationale regelingen alsook de elementen vereist voor de identificatie van alle landbouwpercelen van het bedrijf, hun oppervlakte, plaatsbepaling en gebruik (gewas en bestemming);9° "aanvraag voor deelname" : de aanvraag om deelname in de bedrijfstoeslagregeling voor het kalenderjaar 2005;10° "referentieperiode" : de periode die de kalenderjaren 2000, 2001 en 2002 bevat;11° "overgangsperiode" : de periode tussen 1 januari 2003 en 31 maart 2005; 12 "gewoon recht" : recht op de bedrijfstoeslag zoals bedoeld in artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003; 13° "braakleggingsrecht" : recht op de bedrijfstoeslag onderworpen aan de verplichte braaklegging zoals bedoeld in de artikelen 53 tot 56 van Verordening (EG) nr.1782/2003; 14° "bijzonder recht" : recht op de bedrijfstoeslag onderworpen aan bijzondere voorwaarden zoals bedoeld in de artikelen 47 tot 50 van Verordening (EG) nr.1782/2003; 15° "braakland" : elk verplicht braakgelegd grondperceel van een bedrijf zoals bedoeld in artikel 19 van dit besluit en overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EG) nr.1782/2003; 16° "Sanitel" : geautomatiseerd dataverwerkingssysteem voor de identificatie en registratie van dieren;17° "premiewaardige oppervlakte" : landbouwoppervlakte die in aanmerking komt voor steun zoals bedoeld in artikel 44, § 2, van Verordening (EG) nr.1782/2003 of, in voorkomend geval, in artikel 54 van genoemde Verordening; 18° "gebied" : één van de hierna omschreven gebieden : a) noordelijk gebied : het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;b) zuidelijk gebied : het Waalse Gewest;19° " reservaat " : het reservaat dat gewestelijk beheerd wordt overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr.795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers; 20° "administratie" : de Afdeling steun aan de landbouw van het Directoraat-generaal landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;Dat bestuur beschikt over een centrale administratie gelegen chaussée de Louvain 14, te 5000 Namen, en over Directies Buitendiensten; 21° "Minister" : De Minister bevoegd voor Landbouw. HOOFDSTUK II. - De notificatie van de voorlopige vaststelling van de rechten op de bedrijfstoeslag en de eventuele aanvraag om herziening van de voorlopige rechten
Art. 2.Vanaf het kalenderjaar 2004 gaat het bestuur over tot de identificatie van de subsidiabele landbouwers en tot de voorlopige vaststelling van de in artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde referentiebedragen en hectaren.
Vóór 31 december 2004 stuurt het bestuur de geïdentificeerde landbouwers een kennisgeving van de voorlopige rechten op de bedrijfstoeslag, omvattend de referentiebedragen, het aantal hectaren van de referentieperiode, het aantal rechten op de bedrijfstoeslag alsook de eenheidswaarde van elk recht. Er wordt eveneens een gedetailleerde berekening van de rechten verstrekt.
Niet meeberekend worden : - de steunregeling betreffende de premie voor het aanhouden van het zoogkoeienbestand (zoogkoeienpremie) voor de landbouwers die zoogkoeien in hun bedrijf houden; - de steunregeling voor zaaigoed toegekend voor de productie van basis- of gecertificeerd zaaigoed van vezelvlas of spelt.
Art. 3.§ 1. De landbouwers die een herziening van hun voorlopige rechten wensen, zoals die vastgesteld en genotificeerd zijn overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, moeten een herzieningsaanvraag indienen aan de hand van het "gestandaardiseerd formulier voor de aanvraag om herziening van voorlopige rechten" dat bij het bestuur beschikbaar is. Die aanvraag moet gegrond zijn op ten minste één van de in § 2 vermelde elementen. Die elementen alsmede de desbetreffende vereiste voorwaarden worden voorgesteld in de "toelichtingsnota voor de toekenning van de voorlopige rechten op de bedrijfstoeslag" gevoegd bij de voorlopige notificatie bedoeld in artikel 2, tweede lid. Alle vereiste voorwaarden betreffende het/de element(en) waarop de aanvraag om herziening is gegrond, moeten vervuld zijn. Het formulier en de nota kunnen op aanvraag bij het bestuur verkregen worden.
De aanvraag om herziening van de voorlopige rechten moet vergezeld zijn van de voor haar behandeling noodzakelijke bewijsstukken. § 2. De in acht genomen elementen zijn : 1° een vergissing in de berekening van de referentiebedragen en/of van de aantallen hectaren die meegerekend werden in de voorlopige berekening van de rechten;3° de aanvang van de landbouwactiviteit tijdens de referentieperiode;3° de erfenissen, vervroegde erfenissen of erfopvolgingen bij wege van huuroverdracht, ongeacht of het ofwel een gehele of een gedeeltelijke bedrijfsovername tussen bloed- of aanverwanten in de eerste, tweede of derde graad of tussen echtgenoten tijdens de referentie- of overgangsperiode betreft;4° de verandering van rechtsstatuut of benaming, beperkt tot de overgang van een natuurlijke persoon naar een rechtspersoon of omgekeerd of tot de overgang van een natuurlijke persoon naar een groepering van natuurlijke personen of omgekeerd tijdens de referentie- of de overgangsperiode;5° de fusie of splitsing van bedrijven tijdens de referentie- of overgangsperiode;6° de gevallen die door het bestuur erkend zijn als overmacht of buitengewone omstandigheid, die zich hebben voorgedaan tijdens de referentieperiode of in 1999 : - het overlijden van de landbouwer of van de meewerkend echtgenoot; - de langdurige beroepsonbekwaamheid van de landbouwer; - de ernstige natuurramp; - de toevallige vernietiging van de veeteeltgebouwen van het bedrijf; - de epizoötie die het geheel of een gedeelte van de veestapel van de producent aantast en die een bevel tot gehele of gedeeltelijke afslachting met zich meebrengt; 7° de gevallen erkend door het bestuur als buitengewone omstandigheid en betreffende landbouwers wier productie ernstig aangetast werd tijdens de referentieperiode doordat ze tijdens die periode onderworpen werden aan verbintenissen voor een milieuvriendelijke landbouw in hoofde van de Verordening (EEG) nr.2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer en van de Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL); 8° de hopproducenten die tijdens de referentieperiode onderworpen zijn aan een verbintenis tot rooiing;9° de particuliere contractuele clausules in geval van grondoverdracht bij wege van verkoop of huuroverdracht tijdens de referentie- of overgangsperiode. § 3. Elke aanvraag om herziening van de voorlopige rechten moet uiterlijk 31 maart 2005, waarbij de poststempel als bewijs geldt, bij aangetekend schrijven gezonden worden aan het centrale bestuur aan het in artikel 1, punt 20, bedoelde adres.
De aanvraag om herziening van de voorlopige rechten kan eventueel worden ingediend bij de bevoegde Directie Buitendiensten of bij het Centrale Bestuur tegen ontvangstbewijs, uiterlijk 31 maart 2005, om 17 uur. § 4. Het bestuur wordt ertoe gemachtigd om elke nodige aanpassing aan te brengen in de betekende rechten of in de referentiebedragen. § 5. De voorwaarden voor de herziening van de voorlopige rechten worden bepaald door de Minister. HOOFDSTUK III. - De aanvragen van andere landbouwers dan die gedekt bij artikel 2 en de aanvragen van landbouwers die zich in een in artikel 42, § 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde bijzondere situatie bevinden
Art. 4.De landbouwers die niet geïdentificeerd zijn door de procedure bedoeld in artikel 2 kunnen een met redenen omklede aanvraag indienen, vergezeld van de bewijsstukken noodzakelijk voor de behandeling daarvan met het oog op de vaststelling van hun rechten op de bedrijfstoeslag. Deze aanvraag moet uiterlijk 31 maart 2005, waarbij de poststempel als bewijs geldt, bij aangetekend schrijven gezonden worden aan het Centrale Bestuur aan het in artikel 1, punt 20, bedoelde adres.
Deze aanvraag kan eventueel worden ingediend bij de bevoegde Directie Buitendiensten of bij het Centrale Bestuur tegen ontvangstbewijs uiterlijk 31 maart 2005, om 17 uur. Die aanvraag geldt niet als aanvraag om deelname aan de bedrijfstoeslagregeling bedoeld in artikel 6.
Art. 5.§ 1. Naast de omstandigheden bedoeld in artikel 3 kunnen de landbouwers die zich in een bijzondere toestand bevinden zoals bedoeld in artikel 42, § 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 de vaststelling of de aanpassing van de rechten op de bedrijfstoeslag in aantal en/of waarden vereisen overeenkomstig de artikelen 18 tot 23bis van Verordening (EG) nr. 795/2004.
De nadere regels van de aanvraag, van de aanvullende voorwaarden en van de vereiste bewijslast worden door de Minister voorgeschreven.
De landbouwers die van oordeel zijn dat ze in aanmerking komen voor de toeslagrechten overeenkomstig het eerste lid, moeten het bestuur daar op de hoogte van brengen door er melding van te maken in het steunaanvraagformulier bedoeld in artikel 9, § 1, betreffende het kalenderjaar 2005. Die informatie geldt als aanvankelijke aanvraag om toeslagrechten overeenkomstig artikel 42, § 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. De aanvraag dient gericht te zijn aan of ingediend te worden bij de bevoegde Directie Buitendiensten, uiterlijk op de uiterste datum en ten laatste op het uur bedoeld in artikel 14, § 1, lid 2.
Volgens de instructies van het bestuur en binnen de vastgestelde termijn moet de aanvankelijke aanvraag vervolgens gemotiveerd en vergezeld zijn van de bewijsstukken noodzakelijk voor de behandeling daarvan.
De landbouwer die de vaststelling of de aanpassing van zijn toeslagrechten heeft aangevraagd overeenkomstig § 1, moet, om in aanmerking te komen voor het aantal aangevraagde rechten, in zijn steunaanvraag het gebruik van alle rechten aangeven waarop hij aanspraak kan maken, zelfs indien zijn aanvraag nog niet door het bestuur behandeld us op het ogenblik waarop hij zijn formuluer "oppervlakteaangifte en steunaanvraag" heeft ingediend, als ware zijn aanvraag van rechten reeds positief beantwoord. HOOFDSTUK IV. - Aanvraag om deelname aan de bedrijfstoeslagregeling en aanvraag betreffende de definitieve vaststelling van de rechten
Art. 6.De aanvraag om deelname aan de bedrijfstoeslagregeling geldt als aanvraag om definitieve vaststelling van de toeslagrechten en is vervat in het steunaanvraagformulier bedoeld in artikel 9, § 1, betreffende het kalenderjaar 2005.
De aanvraag moet gericht worden aan of ingediend worden bij de bevoegde Directie Buitendiensten, uiterlijk op de uiterste datum en ten laatste op het uur bedoeld in artikel 14, § 1, lid 2.
Tijdens de vijfentwintig kalenderdagen volgend op die datum blijft de aanvraag om deelname ontvankelijk onverminderd de verminderingen bedoeld in artikel 14, § 1, lid 3. Als die termijn eenmaal voorbij is, is de aanvraag om deelname onontvankelijk en kan geen enkel recht aan de aanvrager worden toegekend.
Art. 7.Indien ten gevolge van een verkoop van het geheel of een deel van het bedrijf aan een andere landbouw of van een afstand van de huurovereenkomst, een particuliere contractuele clausule vanwege de verkoper of verhuurder in de expliciete toelating voorziet voor de vaststelling van de toeslagrechten ten voordele van de aankoper of de huurder, dient de verkoper of verhuurder zijn aanvraag om deelname uiterlijk op de uiterste datum en ten laatste op het uur bedoeld in artikel 6 indienen. HOOFDSTUK V. - Definitieve vaststelling van bedrijfstoeslagrechten
Art. 8.De definitieve bedrijfstoeslagrechten worden uiterlijk vastgesteld op 31 december 2005. HOOFDSTUK VI. - Steunaanvragen en beheers- en controlegegevens ressorterend onder de oppervlakteaangifte
Art. 9.§ 1. Om te kunnen genieten van rechtstreekse betalingen bij wijze van bedrijfstoeslagregeling en andere steunregelingen voor de inkomens bedoeld in paragraaf twee, moet de landbouwer voor het bewuste jaar een steunaanvraag indienen d.m.v. een formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag". Dit formulier moet elke aangevraagde informatie bevatten die nodig is om vast te stellen of de steunaanvrager in aanmerking komt.
Om tijdens het eerste jaar van de toepassing van steun te kunnen genieten, ook voor rechten aangevraagd met het oog op een herziening van zijn voorlopige rechten overeenkomstig artikel 3 en met het oog op de vaststelling of de aanpassing van zijn toeslagrechten overeenkomstig artikel 5, § 1, terwijl aan de aanvra(a)g(en) nog niet zou zijn voldaan op het ogenblik van de indiening van zijn formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag", dient de landbouwer in zijn aanvraag, vanaf dat eerste jaar, elke oppervlakte aan te geven die nuttig is voor het gebruik van de voorlopige rechten alsook voor het gebruik van de geclaimde rechten. § 2. Onder de rechtstreekse steunregelingen kunnen de volgende regelingen ook het voorwerp uitmaken van een steunaanvraag : - overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wordt de premie voor eiwithoudende gewassen verleend aan de landbouwers die eiwithoudende gewassen produceren; - overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 4, van dezelfde verordening, wordt de areaalbetaling voor noten verleend aan de landbouwers die noten produceren; - overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 5, van dezelfde verordening, wordt steun voor energiegewassen verleend voor de oppervlaktes die zijn ingezaaid met energiegewassen; - overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 9, van dezelfde verordening, wordt steun voor zaaizaad verleend voor de productie van basiszaad of gecertificeerd zaad van vlas of spelt.
Art. 10.Behalve de steunregelingen, kan het formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag" ook dienen voor de volgende aanvragen, met name : - toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw; - steun voor de biologische productiemethode; - steun voor de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit; - compenserende vergoedingen in benadeelde gebieden.
Art. 11.Beheers- en controlegegevens betreffende andere gemeenschappelijke, nationale of gewestelijke regelingen kunnen aangevraagd en/of toegevoegd worden bij het formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag". Deze gegevens kunnen met name betrekking hebben op : - de steun voor tabakproductie toegekend aan telersverenigingen in de sector ruwe tabak, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juli 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak; - de toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw; - de steun voor de biologische productiemethode; - de steun voor de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit; - de steun voor de eerste erkende verwerkers en met een verwerker gelijkgestelde telers in de sector vezelvlas en -hennep; - de compenserende vergoedingen in benadeelde gebieden; - de heffing in de sector melk en zuivelproducten; - de maatregelen genomen in het kader van het spreidingskadaster; - de maatregelen genomen inzake zuiveringsslib.
Art. 12.In zijn aanvraag dient de landbouwer d.m.v. het formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag" het volgende te vermelden : - elk perceel van het bedrijf in België, met inbegrip van het perceel waarvan de grootte en breedte kleiner is dan hetgeen vastgelegd in artikel 15; - de bestemming van de rechten waarbij het gebruik van de bedrijfstoeslagrechten wordt vermeld zoals bepaald bij de artikelen 44, 45 en 54 van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Die rechten worden vanaf het kalenderjaar 2006 genummerd; - de verschillende regelingen waarvoor steun wordt aangevraagd; - elke aangevraagde informatie die nodig is voor de verschillende betrokken steunaanvragen; - elke aangevraagde informatie die nodig is voor de controles betreffende het naleven van de randvoorwaarden en de controle van de regels inzake goede landbouw- en milieucondities.
De aanvraag bevat ook een verklaring van de landbouwer dat hij kennis heeft genomen van de toekenningsvoorwaarden die in verband met de betrokken steunregelingen gelden.
Art. 13.De steunaanvraag, naar behoren ingevuld en ondertekend, moet ingediend worden : - ofwel bij middel van een gepersonaliseerd "oppervlakteaangifte en steunaanvraag"-formulier dat door het bestuur aan elke landbouwer wordt toegestuurd; - ofwel bij middel van een blanco exemplaar van bedoeld formulier ter beschikking gesteld door de Directie Buitendienst die bevoegd is voor de betrokken landbouwer; - ofwel bij middel van een infomaticadrager aangevuld en ingediend conform het lastenboek dat werd meegedeeld door het bestuur, vergezeld voor elke landbouwer steunaanvrager van een naar behoren aangevuld en ondertekend uittreksel op papier van zijn formulier; - ofwel bij middel van een elektronisch formulier dat toegankelijk is voor de landbouwers volgens richtlijnen die door het bestuur bepaald worden.
De aanvraag moet voorzien zijn van de bewijsstukken zoals voorzien in bedoeld formulier van "oppervlakte-aangifte en steunaanvraag" en in de verklarende nota.
Art. 14.§ 1. De steunaanvraag moet jaarlijks bij ter post aangetekende brief met de poststempel als kracht van bewijs worden gericht aan de bevoegde Directie Buitendiensten of eventueel overhandigd tegen aflevering van een ontvangstbewijs bij deze Directie uiterlijk op de door het bestuur bepaalde datum en uur.
Voor de aanvragen betreffende het kalenderjaar 2005 is de uiterste datum vastgesteld op 31 maart 2005.
Behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden toegestaan door het bestuur wordt bij verzending of indiening van een formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag" na de vastgelegde termijn een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op het bedrag waarop de landbouwer recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
Voor het kalenderjaar 2005 bedraagt deze verlaging echter 4 % per werkdag wat betreft de bedragen die dat jaar moeten worden gestort als bedrijfstoeslagregeling die aan de aanvrager te verlenen is.
Als de vertraging meer dan vijfentwintig kalenderdagen bedraagt, wordt het formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag" als onontvankelijk beschouwd en wordt geen enkele betaling aan de landbouwer toegekend.
Dit principe is ook van toepassing op de documenten, overeenkomsten of bijkomende aangiften die aan het bestuur overgemaakt moeten worden als deze in aanmerking komen voor bedoelde steun. In dit geval wordt de verlaging toegepast op het bedrag dat voor de bedoelde steun betaald wordt.
Gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in het derde lid moeten, samen met de bijhorende bewijzen, schriftelijk aan het bestuur worden gemeld binnen tien werkdagen na de dag vanaf welke dit voor de landbouwer mogelijk is. § 2. Elke eventuele wijziging betreffende het gebruik of de regeling inzake rechtstreekse steunverlening met betrekking tot de reeds aangegeven landbouwpercelen of, onverminderd de toepassing van de eerste paragraaf, tweede lid, elke toevoeging van nog niet aangegeven landbouwpercelen moet schriftelijk aan de Directie Buitendiensten bedoeld in de eerste paragraaf meegedeeld worden. Deze kennisgeving moet uiterlijk op 31 mei van betrokken jaar worden toegestuurd of ingediend.
Bij verzending of indiening van die kennisgeving na 31 mei van het betrokken jaar wordt een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen die verband houden met het werkelijke grondgebruik op de betrokken landbouwpercelen.
Wijzigingen of toevoegingen zijn maar ontvankelijk tot de uiterste datum van ontvankelijkheid van het formulier "oppervlakteaangifte en steunaanvraag" bedoeld in de eerste paragraaf, vijfde lid. Als deze uiterste datum van ontvankelijkheid voorafgaat aan of overeenkomt met 31 mei van het betrokken jaar, worden de wijzigingen of toevoegingen beschouwd als onontvankelijk na 31 mei van het betrokken jaar. Voor het kalenderjaar 2005 is de uiterste datum van ontvankelijkheid vastgesteld op 31 mei 2005.
Bovendien kan elke wijziging of toevoeging die de toename van een of meerdere steungelden tot gevolg heeft, meeberekend worden in deze steungelden voor zover de voorwaarden van de betrokken steunregelingen worden nageleefd.
Een steunaanvraag kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken. Intrekking brengt de aanvrager in de positie waarin hij zich bevond voordat hij de betrokken steunaanvraag of het betrokken gedeelte daarvan had ingediend.
Indien het bestuur de landbouwer echter reeds in kennis heeft gesteld van onregelmatigheden in de steunaanvraag of indien zij hem heeft geïnformeerd over haar voornemen een controle ter plaatse te verrichten en indien die controle vervolgens onregelmatigheden aan het licht brengt, zijn de in het eerste lid bedoelde wijzigingen en toevoegingen van de landbouwpercelen waarop deze onregelmatigheden betrekking hebben niet toegestaan en is intrekking van de gedeelten van de steunaanvraag waarop die onregelmatigheden betrekking hebben, niet toegestaan. HOOFDSTUK VII. - Minimale oppervlaktes van de percelen
Art. 15.De landbouwpercelen die het voorwerp uitmaken van een steunaanvraag in hoofde van één van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening bedoeld in artikel 9 moeten uit één stuk bestaan en één grondgebruik betreffen in de zin van artikel 2, punt 15, van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers. Hun oppervlakte mag niet minder dan 0,10 ha bedragen.
Voor het kalenderjaar 2005 mag hun oppervlakte echter niet minder dan 0,30 ha bedragen.
Voor de landbouwers voor wie de gedeeltelijke braaklegging van hun bouwland verplicht is, mogen de braakliggende percelen die aan deze verplichting onderworpen zijn of die vrijgesteld zijn overeenkomstig artikel 19, § 2, vanaf het kalenderjaar 2005 geen oppervlakte hebben van minder dan 0,10 ha en geen breedte hebben van minder dan 10 meter.
Voor een landbouwer die de areaalbetaling bedoeld in artikel 9, § 2, tweede streepje, verkiest, is de minimale oppervlakte van een boomgaard die noten produceert, vastgelegd op 0,10 ha vanaf het kalenderjaar 2005.
De Minister kan andere oppervlaktes of minimale breedtes bepalen. HOOFDSTUK VIII. - Gebruik van de toeslagrechten en terugstortingen in de reserve
Art. 16.De toeslagrechten mogen alleen op het nationale grondgebied gebruikt worden.
Overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en artikel 26 van Verordening (EG) nr. 795/2004 mogen de toeslagrechten die tijdens het kalenderjaar 2005 op het grondgebied van het zuidelijke gebied gebruikt werden niet buiten dit gebied gebruikt worden, overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij.
Art. 17.De percelen overeenstemmend met de oppervlakte die in aanmerking komt voor een toeslagrecht liggen ter beschikking van betrokken landbouwer gedurende een periode van minstens tien maanden, te rekenen vanaf 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar van de indiening van een steunaanvraag tot 31 augustus van het jaar van de indiening van de aanvraag.
Betrokken landbouwer mag ten vroegste vanaf 15 juli voor hoogstens drie maanden een tussengewas aanleggen op de percelen bedoeld in het eerste lid.
Art. 18.Vanaf het kalenderjaar 2006 worden de toeslagrechten genummerd en de gebruikte rechten in de steunaanvraag geïdentificeerd.
Wat het gebruik van de toeslagrechten betreft, worden de braakleggingsrechten vóór elk ander recht gebruikt.
Elk toeslagrecht dat drie opeenvolgende jaren niet gebruikt wordt, wordt in de reserve gestort.
Daarenboven wordt elk recht verkregen overeenkomstig artikel 42, § 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 of voortkomend uit de reserve jaarlijks gebruikt gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de toekenning ervan. In het tegenovergestelde geval wordt elk ongebruikt recht onmiddellijk in de reserve gestort. HOOFDSTUK IX. - Braakland
Art. 19.§ 1. In het kader van het gebruik van zijn braakleggingsrechten bedoeld in de artikelen 53 tot 56 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, voldoet de landbouwer die onderworpen is aan de verplichting tot braaklegging van een deel van de gronden van zijn exploitatie aan de verplichtingen die de Minister bepaalt. Om aan de vereisten van die braaklegging te voldoen, verbindt de landbouwer zich in zijn steunaanvraag tot de naleving ervan. § 2. In het kader van het gebruik van zijn braakleggingstoeslagrechten is de landbouwer niet onderworpen aan de verplichting tot braaklegging als : 1° het geheel van zijn exploitatie en zijn gezamenlijke productie biologisch beheerd worden overeenkomstig de verplichtingen opgelegd bij Verordening (EEG) nr.2092/91 van de Raad 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen; 2° de braak gelegde gronden gebruikt worden voor de productie van teelten waarvan de grondstoffen dienen om binnen de Gemeenschap verwerkt te worden tot producten die niet rechtstreeks bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie, voorzover er voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 13, § 2, van voornoemde Verordening (EG) nr 796/2004 en aan de bepalingen van de artikelen 143 tot 169 van Verordening (EG) nr 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr.1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die Verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen.
Art. 20.De landbouwer die onderworpen is aan de verplichting tot braaklegging van een deel van de gronden van zijn exploitatie kan op één of meer van de percelen opteren voor een faunabraakregeling tot bescherming en bevordering van de fauna.
Art. 21.Afgezien van de braaklandoppervlakten bedoeld in artikel 19, kan de landbouwer akkerland van zijn exploitatie uit de productie terugtrekken zonder daartoe verplicht te zijn krachtens artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Deze gronden worden in goede landbouw- en milieuomstandigheden gehouden, overeenkomstig artikel 27.
Art. 22.De Minister bepaalt de toepassingsvoorwaarden en de verplichtingen betreffende dit hoofdstuk. HOOFDSTUK X. - Bijzonder geval waarin rechten aan speciale voorwaarden onderworpen worden
Art. 23.De landbouwer die beschikt over toeslagrechten die aan speciale voorwaarden onderworpen zijn, hierna "speciale rechten" genoemd zoals bedoeld in artikel 1, punt 14°, wordt ertoe gemachtigd af te wijken van de verplichting een aantal subsidiabele hectaren te leveren dat overeenstemt met het aantal toeslagrechten, mits hij minstens 50 % handhaaft van de tijdens de referentieperiode uitgeoefende landbouwactiviteit, uitgedrukt in grootvee-eenheden (gve).
De landbouwer die voldoet aan deze voorwaarde tot handhaving van de landbouwactiviteit kan het bestuur verzoeken om de toepassing van de speciale voorwaarden, vóór een grensdatum die door het bestuur en volgens zijn instructies vastgelegd wordt. Dat verzoek kan in de loop van de volgende jaren hernieuwd worden, met name in geval van wijziging van zijn rechten of van de oppervlakten van de exploitatie.
Om bij een landbouwer die over toeslagrechten beschikt na te gaan of de voorwaarde inzake de inachtneming van de minimale drempel van landbouwactiviteit vervuld is, wordt het aantal gve berekend op grond van de database van het Sanitel-systeem, met inachtneming van de modaliteiten die de administratie bepaalt. HOOFDSTUK XI. - Overdrachten van toeslagrechten
Art. 24.De toeslagrechten kunnen overgedragen worden na de definitieve vastlegging ervan.
Overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en artikel 26 van Verordening (EG) nr. 795/2004 mogen de toeslagrechten die tijdens het kalenderjaar 2005 op het grondgebied van het zuidelijk gebied gebruikt werden niet buiten dat gebied gebruikt worden, overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij.
De Regering bepaalt de voorschriften en voorwaarden inzake de overdrachten van toeslagrechten, alsook de eventuele verlagingen voor de reserve bij overdrachten van rechten. HOOFDSTUK XII. - Overige regelingen van rechtstreekse inkomenssteun
Art. 25.§ 1. De administratie kan jaarlijks verschillende tegemoetkomingen toekennen m.b.t. de overige regelingen inzake de rechtstreekse inkomenssteun : - de steun bedoeld in artikel 9, § 2, waarvan de aanvraag opgenomen is in het formulier oppervlakteaangifte en steunaanvraag; - op verzoek, de rundvleesbetalingen bedoeld in titel IV, hoofdstuk 12, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, toegekend in de vorm van een premie voor de instandhouding van de kudde zoogkoeien (zoogkoepremie) aan de landbouwers die zoogkoeien houden in hun exploitatie; - op verzoek, de steun voor tabakproductie toegekend aan de groeperingen van producenten in de sector ruwe tabak, voorzien bij Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992; - op verzoek, de premie voor zuivelproducten en de extrabetalingen toegekend tijdens de kalenderjaren 2004 en 2005 aan de zuivelproducenten, op basis van de individuele referentiehoeveelheid die ze in bezit hebben en die in aanmerking komt voor het voordeel van de premie, overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 7, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. § 2. Vanaf 1 januari 2006 worden de bedragen die voortkomen uit de tabakspremie overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2075/92 naar rato van een door het Ministerie te bepalen percentage (40 % of meer) in de bedrijfstoeslagregeling opgenomen.
Vanaf 1 januari 2010 wordt deze premie naar rato van 50 % in de bedrijfstoeslagregeling opgenomen. § 3. Vanaf 1 januari 2006 worden de bedragen die voortkomen uit de premie voor zuivelproducten en de extrabetalingen, bedoeld in titel IV, hoofdstuk 7, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, volledig meegerekend in de bedrijfstoeslagregeling. De bedrijfstoeslagrechten van de betrokken landbouwers worden berekend overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de artikelen 47, § 2, en 48 tot 50 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en bij de artikelen 5 en 31 van Verordening (EG) nr. 795/2004. HOOFDSTUK XIII. - Modulering en extra steunbedrag
Art. 26.§ 1. Alle bedragen betreffende de bedrijfstoeslagregeling en de overige stelsels voor rechtstreekse inkomenssteun bedoeld in de artikelen 9, § 2, en 25, § 1, die voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer toegekend moet worden, worden tot 2012 jaarlijks in mindering gebracht met de percentages bepaald bij artikel 10, § 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. § 2. Er wordt jaarlijks een extra steunbedrag toegekend aan de landbouwers die rechtstreekse betalingen ontvangen.
Het extra steunbedrag is gelijk aan het bedrag dat verkregen wordt na toepassing van de verlagingspercentages bedoeld in de eerste paragraaf op de eerste 5.000 euro aan rechtstreekse betalingen of minder.
Dat bedrag kan verminderd worden overeenkomstig artikel 12, § 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. HOOFDSTUK XIV. - Randvoorwaarden
Art. 27.Iedere landbouwer die rechtstreekse betalingen aanvraagt, is ertoe verplicht de regelgevende vereisten inzake beheer, de normen inzake goede landbouw- en milieucondities, met inbegrip van de uit productie gelaten oppervlakten, en de verplichtingen aangaande de instandhouding van de gronden voor permanent grasland na te leven.
Het bestuur is bevoegd om na te gaan of de verplichtingen betreffende de instandhouding van de oppervlakte voor permanent grasland en betreffende normen inzake goede landbouw- en milieucondities nageleefd worden.
De uitvoering van de controle op de naleving van de regelgevende vereisten inzake beheer valt onder de bevoegde overheid.
Art. 28.De Regering legt de richtsnoeren voor de randvoorwaarden in het Waalse Gewest vast. De Minister bepaalt de nadere regels voor de randvoorwaarden. HOOFDSTUK XV. - Controle en boetes
Art. 29.§ 1. De Minister kan op niet-beperkende wijze een nadere omschrijving geven van omstandigheden die beschouwd worden als kunstmatig opgezet om voor betalingen in aanmerking te komen en zodoende een voordeel te krijgen die niet voldoet aan de doelstellingen van de betrokken steunregeling. In voorkomend geval vergewissen de landbouwers die onderworpen zijn aan bijzondere omstandigheden zich ervan of aan de doelstellingen voldaan wordt door schriftelijk het voorafgaandelijke advies van het bestuur in te winnen. Het advies dat het bestuur uitbrengt op grond van de gegevens die de betrokken landbouwer(s) verstrekt heeft (hebben) en die eventueel ter plaatse zijn vastgesteld, is dwingend. Dat advies wordt overgemaakt met voorbehoud van wijzigingen in de regelgeving of van het voorhanden zijn van andere gegevens dan die, welke aangevoerd zijn bij de aanvraag of van wijzigingen in de toestand van de landbouwer of op het vlak van het beheerde bedrijf. § 2. Het bestuur verzorgt de coördinatie van de controles en is belast met de controles over de aanvragen en het nazicht van de naleving van de steunverleningsvoorwaarden. De controletaken die betrekking hebben op de regelgevende vereisten inzake het beheer staan onder de verantwoordelijkheid van de gespecialiseerde instellingen die bevoegd zijn ter zake van de controle zoals bedoeld in artikel 26, lid 2. § 3. Indien een landbouwer voor een gegeven jaar niet alle percelen van het bedrijf aangeeft overeenkomstig artikel 12, eerste streepje, en indien het verschil tussen de totale oppervlakte waarvan aangifte is gedaan in de verzamelaanvraag, enerzijds, en de aangegeven oppervlakte plus de niet-aangegeven oppervlaktes anderzijds, hoger is dan 3 % van de aangegeven oppervlakte wordt het globale bedrag van de rechstreekse betalingen die aan die landbouwer uitbetaalbaar zijn voor het betreffende jaar, tot met 3 % verminderd. § 4. Indien niet aan voorwaarden voor de toekenning van de betreffende steun wordt voldaan of bij onregelmatigheid gelden de verminderingen of uitsluitingen bepaald bij de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en bij de titels IV en V van Verordening (EG) nr. 796/2004.
De andere straffen, verminderingen of uitsluitingen die opgelegd worden wanneer niet voldaan wordt aan de steunverleningsvoorwaarden of bij onregelmatigheid worden door het bestuur vastgesteld op grond van de criteria en voorwaarden vastgesteld door de minister. HOOFDSTUK XVI. - Uitbetaling van de steun en terugvorderingen van onrechtmatige betalingen of rechten
Art. 30.Het bestuur is belast met de betaling van de steun bepaald bij dit besluit en met de terugvordering van de onrechtmatige betalingen of de onrechtmatig toegekende toeslagrechten.
Art. 31.§ 1. In geval van een onrechtmatig gestort bedrag, ongeacht de door het bestuur beheerde steunregeling, met inbegrip van de steun gestort als plattelandsontwikkeling of in geval van heffing in de melksector, kan het bestuur een compensatie uitvoeren met elk steunbedrag bedoeld bij dit besluit dat aan de steunaanvragende landbouwer verschuldigd is.
De terugvordering van een ten onrechte gestort bedrag kan worden verricht door aftrek op de betalingen of op de voorschotten ten bate van de betrokken landbouwer na de beslissing tot inning. Het staat de betrokken landbouwer evenwel vrij om de onverschuldigde sommen terug te betalen zonder die vermindering af te wachten.
Het voorgaande lid blijft van toepassing in geval van beslag, overdracht, samenloop of een insolvabiliteitsprocedure. § 2. De inning met een totaal bedrag lager dan of gelijk aan 100 euro per aanvraag waarop de inning betrekking heeft, intresten niet meegerekend, wordt niet vervolgd, gesteld dat de administratieve kost die uit de inning voortvloeit in wanverhouding staat tot de betrokken inning. § 3. Bij inning wordt de rentevoet berekend tegen de wettelijke intrest. De intresten lopen van de kennisgeving van de verplichting tot terugbetaling aan de landbouwer tot en met de datum van de terugbetaling of de vermindering van de verschuldigde sommen. Indien de onverschuldigde betaling terug wordt betaald binnen de eerste dertig kalenderdagen volgend op de datum van het verzoek tot inning of indien de vermindering van de verschuldigde sommen binnen dezelfde termijn plaatsvindt, is er geen enkele intrest verschuldigd. De inning met een totaal bedrag lager dan of gelijk aan 50 euro per aanvraag waarop de inning betrekking heeft wordt niet vervolgd, gesteld dat de administratieve kosten die voortvloeien uit de inning in wanverhouding staan tot de betrokken gestelde inning.
Art. 32.§ 1. Indien na toekenning van toeslagrechten aan een landbouwer vaststaat dat bepaalde rechten hem onrechtmatig zijn toegekend, worden ze zonder vergoeding op de reserve toegerekend.
Indien de landbouwer in de tussentijd rechten op de betaling van de bedrijfsregeling naar andere landbouwers heeft overgeheveld en indien de landbouwer aan wie de rechten op de betaling van de bedrijfsregeling zijn toegekend, niet over een voldoende aantal rechten beschikt om te voldoen aan de toekenning aan de reserve, worden de rechten of het saldo van de rechten die geïdentificeerd zijn als zijnde onrechtmatig toegekend, eveneens zonder vergoeding aan de reserve toegekend, ten belope van het aantal toeslagrechten.
De onrechtmatig toegekende rechten worden beschouwd als zijnde nooit toegekend.
Indien na toekenning van toeslagrechten aan een landbouwer vaststaat dat de waarde van die rechten te hoog is, wordt die waarde dienovereenkomstig aangepast.
Die aanpassing van de waarde van de rechten geldt eveneens voor de toeslagrechten waarvan vaststaat dat de waarde te hoog is en die de landbouwer in de tussentijd aan andere landbouwers heeft overgedragen.
De waarde van de vermindering wordt aan de reserve toegekend.
De betrokken toeslagrechten worden beschouwd als zijnde van in het begin toegekend aan de waarde voortvloeiend uit de aanpassing. § 3. De onrechtmatig gestorte bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 31. HOOFDSTUK XVII. - Algemene bepalingen
Art. 33.Op straffe van uitsluiting dient elk beroep tegen een beslissing van het bestuur aan laatstgenoemde te worden gericht binnen de dertig kalenderdagen volgend op de kennisgeving van de beslissing.
Art. 34.De inspecteur-generaal van de Afdeling Landbouwsteun van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, als hij afwezig of verhinderd is, de ambtenaar die hem vervangt, is gemachtigd om de uitgaven betreffende de bij dit besluit bedoelde steun vast te leggen, goed te keuren of te ordonnanceren.
Art. 35.Overtredingen van deze regelgeving worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
De overtredingen van dit besluit kunnen aanleiding geven tot een administratieve boete, overeenkomstig artikel 8 van voornoemde wet van 28 maart 1975. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, bij afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger wordt aangewezen als ambtenaar bevoegd om de akten te vervullen en de beslissingen te nemen betreffende de administratieve boeten.
Art. 36.Het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees wordt opgeheven.
Het koninklijk besluit van 18 juli 2000 betreffende de toepassing van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen wordt opgeheven.
Het koninklijk besluit van 30 november 2001 betreffende de slachtpremie in de rundvleessector wordt opgeheven maar blijft geldig : - voor de producenten die een slachtpremieaanvraag hebben ingediend voor tot en met 31 december 2004 geslachte volwassen runderen; - voor de tot en met 31 december 2004 geslachte kalveren waarvoor de premieaanvraag van vóór 1 maart 2005 dateert.
Het koninklijk besluit van 30 november 2001 betreffende de speciale premie en het extensiveringsbedrag voor producenten van rundvlees wordt opgeheven maar blijft geldig voor elke premie en elke betaling die betrekking hebben op het kalenderjaar 2004.
Het koninklijk besluit van 30 november 2001 betreffende de extrabetalingen in de rundvleessector wordt opgeheven maar blijft geldig voor elke extrabetaling die betrekking heeft op het kalenderjaar 2004.
Het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen wordt opgeheven.
Het koninklijk besluit van 21 december 2001 betreffende de uitvoering van de steunregeling in de sector hop wordt opgeheven maar blijft geldig voor elke extrabetaling die betrekking heeft op het verhandelingsseizoen 2004.
Het besluit van de Waalse Regering van 24 juli 2003 houdende uitvoeringsmodaliteiten van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, wat betreft het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten wordt opgeheven, maar blijft geldig voor elke aanvraag die betrekking heeft op het kalenderjaar 2004.
Het besluit van de Waalse Regering van 10 maart 2005 tot vaststelling van de modaliteiten, voorwaarden en uiterste indieningsdatum voor de aanvragen om herziening van de voorlopige rechten op de bedrijfstoeslagregeling in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt opgeheven.
Art. 37.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005, met uitzondering van artikel 2, dat uitwerking heeft met ingang van 29 juli 2004.
De andere, volgende rechtstreekse steunregelingen gelden evenwel vanaf 1 januari 2004 : - de areaalbetaling voor noten wordt verleend aan de landbouwers die noten produceren; - de energiegewassensteun die verleend wordt voor de oppervlakten die zijn ingezaaid met energiegewassen; - de melkpremie en de extrabetalingen aan de melkproducenten.
De premie voor eiwithoudende gewassen die verleend wordt aan de landbouwers die eiwithoudende gewassen produceren zoals bedoeld in artikel 9, § 2, geldt vanaf het seizoen 2004/2005.
Art. 38.De Minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 23 februari 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN