gepubliceerd op 06 februari 2002
Koninklijk besluit tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen
19 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, met name artikel 3, § 1, 1°, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, laatst gewijzigd door verordening (EG) nr. 436/2001 van de Commissie van 2 maart 2001;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd door verordening (EG) nr. 1038/2001 van de Raad van 22 mei 2001;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor de plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en afschaffing van een aantal verordeningen;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatst gewijzigd door verordening (EG) nr. 495/2001 van de Commissie van 13 maart 2001;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2714/1999 van de Raad houdende de overgangsmaatregelen inzake het beheer en de controle in de sectoren akkerbouwgewassen en rundvlees, gewijzigd door de verordening (EG) nr. 1235/2000 van de Commissie van 14 juni 2000;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatst gewijzigd door verordening (EG) nr. 2721/2000 van de Commissie van 13 december 2000;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd door de verordening (EG) nr. 1157/2001 van de Commissie van 13 juni 2001;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van 19 november 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging in de Gemeenschap van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten, laatst gewijzigd door verordening (EG) nr. 587/2001 van de Commissie van 26 maart 2001;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1045/2001 van de Commissie van 30 mei 2001 tot verschuiving van de uiterste datum voor de inzaai van sommige akkerbouwgewassen in sommige regio's voor het verkoopseizoen 2001/2002 en tot afwijking van verordening (EG) nr. 2316/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling aan producenten van bepaalde akkerbouwgewassen;
Gelet op het ministerieel besluit van 17 oktober 1995 houdende invoering van een premie ter compensatie van inkomensverliezen ten gevolge van bebossing van landbouwgrond in uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2080/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw;
Gelet op het overleg met de Regionale Regeringen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid om zonder uitstel de maatregelen te treffen inzake de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen om zich te schikken naar de bepalingen van de in 2000 en 2001 getroffen verordeningen, zoals vermeld in de aanhef;
Op de voordracht van Onze Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1. Bedrijf : het geheel van de productie-eenheden gelegen op het nationaal grondgebied, op autonome wijze beheerd door één producent, ongeacht de speculaties.2. Productie-eenheid : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, met inbegrip van voor zijn exclusief gebruik de gronden, die voor de producent nodig zijn om één of meerdere land- of tuinbouwspeculaties te bedrijven.3. Producent : de uitbater, natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of van rechtspersonen of van beide die op autonome wijze, voor eigen profijt en rekening, een landbouwbedrijf beheren.4. Akkerbouwgewassen : de granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen, olievlas, vezelvlas en -hennep welke worden genoemd in bijlage I van dit besluit.5. Productieregio's : de landbouwstreken zoals vastgesteld bij het koninklijk besluit van 24 februari 1951 houdende grensbepaling van de landbouwstreken van het Rijk, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 februari 1974.6. Perceel bouwland : aaneengesloten oppervlakte die uitgebaat wordt door één enkele producent en volledig ingezaaid is met één enkel akkerbouwgewas of uit productie genomen wordt in toepassing van artikel 3 van dit besluit en gelegen in één enkele productieregio.7. Areaalbetalingen : de areaalbetalingen ingesteld volgens de verordening (EG) nr.1251/1999. 8. Braaklegging : het uit productie nemen van een oppervlakte die in aanmerking komt voor areaalbetaling in de zin van artikel 7 van verordening (EG) nr.1251/1999. a) Verplichte braak : de braaklegging opgelegd aan de producent die areaalbetalingen aanvraagt, overeenkomstig artikel 6, § 1 van de verordening (EG) nr.1251/1999. b) Vrijwillige braak : de braaklegging vrijwillig uitgevoerd door een producent bovenop de verplichting vermeld in punt a), overeenkomstig artikel 6, § 5 en § 7 van de verordening (EG) nr.1251/1999. c) Meerjarige braak : de verplichte of vrijwillige braak die het voorwerp uitmaakt van een verbintenis van de producent om dezelfde percelen gedurende meerdere opeenvolgende jaren braak te leggen met een maximum van vijf jaar.9. De Minister : de Minister die voor Landbouw bevoegd is.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt het Rijk ingedeeld : a) enerzijds in basisarealen welke de volgende landbouwstreken omvatten : - basisareaal I : voor wat betreft maïs : Polders, Zandstreek, Kempen en Zandleemstreek; - basisareaal II : voor wat betreft de andere akkerbouwgewassen dan maïs : Polders, Zandstreek, Kempen en Zandleemstreek en voor wat betreft het geheel van de akkerbouwgewassen : Leemstreek, Henegouwse Kempen, Condroz, Weidestreek, Fagne, Famenne, Ardennen, Jura en de Hoge Ardennen; b) anderzijds in 13 productieregio's.De gemiddelde opbrengsten voor granen enerzijds en oliehoudende zaden anderzijds die gelden voor elk van deze productieregio's zijn opgenomen in bijlage II van dit besluit. § 2. Voor het verkoopseizoen 2001/2002 (oogst 2001), worden de areaalbetalingen voor de oliehoudende zaden vastgesteld op basis van de in bijlage II van dit besluit gemiddelde regionale opbrengst voor oliehoudende zaden, vermenigvuldigd met 1,95. § 3. De vaststelling van een eventuele overschrijding van de gemiddelde opbrengst bedoeld in artikel 3, § 7, van verordening (EG) nr. 1251/1999 gebeurt op het vlak van het Rijk.
Art. 3.§ 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van § 3 moet de producent van akkerbouwgewassen die een aanvraag indient voor areaalbetalingen, volgens de modaliteiten en voorwaarden vastgesteld door de Minister, namelijk wat betreft het eerbiedigen van het onderhoud van de gronden, binnen elke productieregio een gedeelte van zijn akkerbouwgewassen uit productie nemen.
Deze uit productiename moet plaats vinden in elke productieregio en binnen elke productieregio moet het uit productie te nemen gedeelte minstens gelijk zijn aan 10 % van de som van het areaal akkerbouwgewassen en het uit productie genomen areaal waarvoor een areaalbetaling wordt aangevraagd.
Het braakpercentage aangehaald in het tweede lid is van toepassing voor de uitgevoerde inzaai voor het verkoopseizoen 2001/2002 (oogst 2001) en volgende.Indien voor een verkoopseizoen een afwijkend percentage moet toegepast worden, wordt dit vastgesteld door de Minister.
In afwijking van artikel 5 van het ministerieel besluit van 17 oktober 1995 houdende invoering van een premie ter compensatie van inkomensverliezen ten gevolge van bebossing van landbouwgrond in uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2080/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw, is deze jaarlijkse premie per hectare uit productie genomen landbouwgrond in het kader van de braakverplichting beperkt tot het bedrag vastgesteld voor de braak in de betrokken productiezone. § 2. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van § 3 mag de totale uit productie genomen oppervlakte in het kader van de verplichte braak en de vrijwillige braak per bedrijf de grens van 50 % van de totale oppervlakte van akkerbouwgewassen en braakgelegde gronden waarvoor een areaalbetaling is aangevraagd, niet overschrijden. § 3. Is vrijgesteld van de braakverplichting volgens § 1, de producent van akkerbouwgewassen waarvan de steunaanvraag slechts betrekking heeft op een oppervlakte welke de theoretische oppervlakte nodig voor de productie van 92 ton granen, niet overschrijdt.
De berekening van deze theoretische oppervlakte gebeurt enerzijds op basis van de referentierendementen opgenomen in bijlage II van dit besluit en anderzijds op basis van de oppervlakten geteeld respectievelijk in de verschillende productieregio's en deze waarop de aanvraag betrekking heeft.
De producent geviseerd in het eerste lid kan niettemin aanspraak maken op areaalbetalingen voor percelen bouwland braakgelegd in het kader van de vrijwillige braak. In dit geval wordt het percentage van 50 % vermeld in § 2 verminderd met het percentage voor de verplichte braak vermeld in § 1.
Art. 4.Om in aanmerking te komen voor de areaalbetalingen moet de producent : - uiterlijk op 31 mei van elk seizoen hebben ingezaaid volgens de voor de productieregio gebruikelijke normen.
In geval van oliehoudende zaden, worden de categorieën zaaizaad door de Minister vastgesteld.
Nochtans is, voor het verkoopseizoen 2001/2002 (oogst 2001) de uiterste inzaaidatum vastgesteld op 15 juni 2001. - een steunaanvraag opgesteld hebben waarvan de modaliteiten en de indieningsdatum worden vastgesteld door de Minister, zonder de datum van 15 mei overschreden te hebben.
Art. 5.Om in aanmerking te komen moet de steunaanvraag betrekking hebben op aaneengesloten percelen bouwland van minstens 0,3 ha en met een breedte van minimum 20 meter.
Art. 6.§ 1. Aanvragen voor areaalbetalingen en braakleggingsaangiften kunnen niet worden ingediend voor gronden die op 31 december 1991 als blijvend grasland, voor meerjarige teelten, als bosgrond of voor niet-agrarische doeleinden in gebruik waren. § 2. Evenwel kunnen er areaalbetalingsaanvragen voor vezelvlas of -hennep en eventueel voor de bijhorende verplichte braak, ingediend worden voor gronden die in de loop van tenminste één van de verkoopseizoenen 1998/1999, 1999/2000 en 2000/2001 in het kader van verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad van 29 juni 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep steun hebben ontvangen. § 3. Binnen de voorwaarden en de grenzen vastgesteld door de Minister, kan er evenwel afgeweken worden op de bepaling van § 1 van huidig artikel : a) in geval van een ruilverkaveling waarvan het plan officieel werd neergelegd in de periode, gaande van 1 januari 1991 tot 1 juli 1997;b) in geval van een vervanging van gronden op voorwaarde dat voor elke oppervlakte cultuurgrond die in aanmerking komt voor de areaalbetaling een equivalente oorspronkelijk in aanmerking komende oppervlakte cultuurgrond niet meer als dusdanig wordt beschouwd : - in geval van een ruilverkaveling waarvan het plan officieel werd neergelegd, of een onteigening uitgevoerd na de bovenvermelde bedoelde periode in § 3, a); - in geval van een oprichting of het verplaatsen van een stal omwille van een interne herstructurering van het bedrijf of omwille van milieumaatregelen; - in geval van het ontstaan van een wettelijke verplichting gebonden aan de bescherming of het behoud van het milieu; - in geval van een vernieuwing van fruitboomaanplantingen binnen het bedrijf ter voorkoming van « bodemmoeheid »; - in geval van toepassing van lange vruchtafwisselingen binnen een bedrijf waarvoor de totale productie beantwoordt aan de biologische productiemethode zoals voorzien in verordening (EEG) nr. 2092/91.
Art. 7.In toepassing van artikel 3 van dit besluit, kunnen, binnen de voorwaarden en grenzen vastgesteld door de Minister, de braakgelegde gronden worden gebruikt : a) voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten;b) voor de teelt van voederleguminosen binnen een landbouwbedrijf waarvoor de totale productie beantwoordt aan de biologische productiemethode zoals voorzien in verordening (EEG) nr.2092/91.
Art. 8.§ 1. Overtredingen van dit besluit, van de uitvoeringsbesluiten, van de verordeningen (EEG) nr. 3508/92 en (EG) nr. 1251/1999, 1257/1999, 1673/2000 van de Raad en van de verordeningen (EEG) nr. 3887/92, en (EG) nr. 2316/1999, 2461/1999 van de Commissie worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten. § 2. Het niet eerbiedigen van de maatregelen in verband met het onderhoud van de in artikel 3 bedoelde uit productie genomen gronden heeft volgens de modaliteiten vastgesteld door de Minister, een vermindering of weigering van de steun als gevolg.
Art. 9.Het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot vaststelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen wordt opgeheven.
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van het verkoopseizoen 2001/2002 (oogst 2001).
Art. 11.Onze Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 december 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK
Bijlage I Akkerbouwgewassen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 december 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK Bijlage II Gemiddelde regionale opbrengsten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) De opbrengst voor granen geldt als referentie.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 december 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK