Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 24 april 2008
gepubliceerd op 17 juni 2008

Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008202125
pub.
17/06/2008
prom.
24/04/2008
ELI
eli/besluit/2008/04/24/2008202125/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2008. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 13 juli 2003 en 12 augustus 2003;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen;

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Commissie van 14 april 2003;

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003;

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de voorwaardelijkheid, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

Gelet op Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

Gelet op Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de voorwaardelijkheid in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling;

Gelet op Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91;

Gelet op Beslissing C(2007) 6083 van de Commissie van 30 november 2007 tot goedkeuring van het programma voor plattelandsontwikkeling van Wallonië (België) voor de programmatieperiode 2007-2013;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2003 betreffende steun aan de biologische landbouw;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw;

Gelet op het ministerieel besluit van 20 december 2001 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 augustus 2003;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering tot vastlegging van de richtsnoeren voor de voorwaardelijkheid bedoeld in artikel 27 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

Gelet op het ministerieel besluit houdende toepassing van de voorwaardelijkheid voorzien bij artikel 27 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en betreffende de criteria en bedragen van boetes in geval van bepaalde onregelmatigheden vastgesteld op het gebied van voornoemde regelingen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid van 6 april 2008;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 februari 2008;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 24 april 2008;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat maatregelen betreffende het programma voor een milieuvriendelijke landbouw onverwijld moeten worden genomen om de Waalse wetgeving aan te passen in het kader van de nieuwe programmatieperiode 2007-2013;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° producent : de landbouwexploitant, natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of van rechtspersonen of van beiden, die op autonome wijze, voor eigen profijt en rekening een landbouwbedrijf beheert, ongeacht de speculaties;2° bedrijf : het geheel van de productie-eenheden gelegen op het nationaal grondgebied, op autonome wijze beheerd door één producent;3° productie-eenheid : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, met inbegrip van de gebouwen, opslaginfrastructuren, meststoffen, gekweekte dieren en gronden die voor de producent nodig zijn om één of meerdere landbouw-, tuinbouw- of veehouderijspeculaties te bedrijven voor zijn exclusief gebruik;4° aanvraag om areaalsteun : de jaarlijkse aanvraag uit hoofde van de steunregelingen bedoeld in artikel 1, § 1, punt a) en punt b), iii), van Verordening (EEG) nr.3508/92 van de Raad tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen of, vanaf het kalenderjaar 2005, de jaarlijkse aanvraag om rechtstreekse betalingen bedoeld in artikel 22, § 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001; 5° oppervlakteaangifte : aangifte van de producent waarin alle landbouwpercelen die hij beheert alsook de oppervlakte ervan vermeld staan, ongeacht de speculaties, overeenkomstig artikel 6, § 1, van Verordening (EG) nr.796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de voorwaardelijkheid, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers; 6° oppervlakteaangifte en steunaanvraag : het door de administratie opgemaakt formulier, waarin de volgende gegevens voorkomen : de steunaanvragen in het kader van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening en van sommige maatregelen voor plattelandsontwikkeling, de beheers- en controlegegevens betreffende die regelingen en maatregelen en andere communautaire of nationale regelingen, alsook de elementen vereist voor de identificatie van alle landbouwpercelen van het bedrijf, hun oppervlakte, plaatsbepaling en gebruik (gewas en bestemming);7° akkerbouwteelt : teelt waarvan het areaal aangegeven is in de oppervlakteaangifte met uitzondering van de volgende teelten : blijvende hooilanden (teeltcodes 61 en 613), niet-voedingsteelten van bijlage 5bis (teeltcode 882), bosbouwgewassen met korte rotatie (teeltcode 883), miscanthus (teeltcode 884), bebossing van landbouwgrond (teeltcode 891), niet-landbouwgrond in bosbedekking (teeltcode 893), schaalvruchten (teeltcodes 9201, 9202), groenteteelt onder glas (teeltcode 952), kwekerijen van fruit- of sierplanten (teeltcode 9520), kerstbomen (teeltcode 962), kwekerijen van bosplanten (teeltcode 9560), meerjarige fruitteelten (teeltcode 971);8° waterloop : water in beweging dat gewoonlijk continu en in een vaste, natuurlijke of kunstmatige bedding loopt.Als de vaste bedding kunstmatig is, moet ze rechtstreeks verbonden zijn met het natuurlijke hydrografische net; 9° probleemgebieden : benadeelde gebieden zoals bepaald in artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de steun aan de Landbouw;10° Sanitel : geautomatiseerd dataverwerkingssysteem voor de identificatie en registratie van dieren;11° Minister : de Minister van Landbouw;12° administratie : de Afdeling Steun aan de Landbouw van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;13° bevoegde buitendienst : de Directie van de buitendienst van de administratie die de aanvraag om areaalsteun van de betrokken producent behandelt.Als de grond in het Waalse Gewest ligt terwijl de producent er zijn correspondentieadres niet heeft, wordt het betrokken dossier beheerd door de buitendienst met het adres van de productie-eenheid die in aanmerking komt in het Waalse Gewest of, eventueel, door de buitendienst aangewezen door de administratie. Bij gebrek aan productie-eenheid in het Waalse Gewest of aan landbouwgebouw op de grond die door die producent in het Waalse Gewest geëxploiteerd wordt, is de bevoegde buitendienst die van het ambtsgebied van de gemeente waar het grootste gedeelte van bedoelde grond gelegen is; 14° voorwaardelijkheid : dwingende eisen zoals vermeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr.1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de voorwaardelijkheid in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling.

Art. 2.§ 1er. § 1. De uitvoering van één of meerdere van de volgende productiemethoden of -submethoden kan in aanmerking komen voor toelagen voor milieuvriendelijke landbouw : 1° Methode 1 : elementen uit het ecologisch netwerk en het landschap. Submethode 1.a : 76 Submethode 1.c : poelen; 2° Methode 2 : natuurlijke weide;3° Methode 3 : extensieve groenstroken; Submethode 3.a : met gras bezaaide perceelsranden;

Submethode 3.b : extensieve graslandstrook; 4° Methode 4 : grondbedekking tijdens de tussenteelt;5° Methode 5 : extensieve graanteelten;6° Methode 6 : fokken van dieren van een bedreigd plaatselijk ras; Submethode 6.1 : fokken van trekpaarden;

Submethode 6.2 : fokken van runderen;

Submethode 6.3 : fokken van schapen; 7° Methode 7 : handhaving van een lage veebezetting;8° Methode 8 : weide met een hoge biologische waarde;9° Methode 9 : ingerichte perceelstrook;10° Methode 10 : actieplan voor een milieuvriendelijke landbouw; Hiernavermelde methoden betreffen twee soorten acties : 1° de algemene acties, namelijk methoden 1 tot 7;2° gerichte acties, namelijk methoden 8 tot 10. § 2. De na te leven voorwaarden voor elke methode alsook de desbetreffende toelagen staan vermeld in bijlage 1. Die methoden mogen enkel betrekking hebben op elementen uit het bedrijf van de betrokken producent (percelen, landschapselementen, dieren, enz.). § 3. indien de producent tijdens de periode waarop de verbintenis betrekking heeft, bijkomende milieuvriendelijke elementen wenst te gebruiken, veroorzaken die elementen voor elke submethode van methode 1 bedoeld in § 1 een verhoging van de toelage enkel als de geplande wijziging een verhoging van meer dan 10 % van de toelagen betreffende de lopende verbintenis met zich meebrengt. In dit geval wordt de aanvankelijke verbintenis van de producent aangevuld met de bijkomende lengten of elementen voor de nog te lopen verbintenisperiode. Als de bijkomende milieuvriendelijke elementen een verhoging van meer dan 50 % van de aanvankelijke verbintenis vertegenwoordigen, wordt die laatste vervangen door een nieuwe verbintenis van vijf jaar voor het geheel van de elementen betreffende de betrokken submethode. indien tijdens de verbintenisperiode de producent de gebruikte oppervlakte verhoogt, veroorzaakt die bijkomende oppervlakte, wat betreft methode 7 bedoeld in § 1, een verhoging van de toelage enkel als zij een verhoging van meer dan 10 % van de al gebruikte oppervlakte met zich meebrengt. In dit geval wordt de aanvankelijke verbintenis van de producent aangevuld met de bijkomende oppervlakten voor de nog te lopen verbintenisperiode. Als de bijkomende oppervlakten een verhoging van meer dan 50 % van de aanvankelijke verbintenis vertegenwoordigen, wordt die laatste vervangen door een nieuwe verbintenis van vijf jaar voor het geheel van de oppervlakte betreffende die methode.

Behalve voor methoden 1, 7 en 10 bedoeld in § 1 kan eenzelfde methode of submethode het voorwerp uitmaken van uitgestelde aanvankelijke aanvragen voorzover elke daarvan betrekking heeft op andere percelen dan die welke het voorwerp zijn van een nog lopende vroegere verbintenis en alle overeenstemmende voorwaarden omschreven in bijlage 1 in acht worden genomen voor elke aanvankelijke aanvraag. § 4. Op eenzelfde perceel kunnen bepaalde methoden tegelijk worden gebruikt volgens de in bijlage 2 opgenomen tabel. § 5. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister beslissen over de schorsing van de uitvoering van één of meerdere voornoemde methoden of submethoden. § 6. De Minister kan de lijst wijzigen van de teeltantecedenten die toegestaan waren voor de aanleg van de grondbedekking tijdens de tussenteelt, waarvan sprake in methode 4 van bijlage 1.

Art. 3.§ 1. De producent kan een eensluidend advies vereisen dat betrekking heeft op de relevantie van de toepassing van één of meerdere methoden of submethoden in verhouding tot de milieutoestand van het betrokken perceel en/of van het bedrijf.

Dat advies wordt uitgebracht door de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) op grond van objectieve criteria die zij vaststelt en die overeenstemmen met een erkende milieuverantwoording.

In voorkomend geval wordt de aanvankelijke subsidieaanvraag die ingediend wordt door de producent voor de betrokken methode indien het eensluidend advies aangevraagd voor de methoden 1 tot 5 bedoeld in artikel 2 niet wordt verkregen, van ambtswege beschouwd als een aanvankelijke aanvraag voor die methode zonder eensluidend advies.

Dat advies moet worden gevoegd bij de aanvankelijke toelageaanvraag en geldt, eens toegekend, voor de hele duur van de verbintenis. In het kader van de gerichte acties (methoden 8 tot 10) kan het aangepast worden op basis van een velddiagnose, overeenkomstig artikel 27, punt 12 van Verordening 1974/2006. § 2. Voor de in artikel 2 bedoelde methoden 1 tot 3 worden de overeenstemmende toelagen verhoogd met 20 % bij de toekenning van het in § 1 bedoelde eensluidend advies. § 3. De in artikel 2 bedoelde methoden 8 tot 10 worden enkel toegepast mits het in § 1 bedoelde eensluidend advies. HOOFDSTUK II. - Algemene voorwaarden en indiening van aanvragen

Art. 4.Om in aanmerking te komen voor toelagen voor milieuvriendelijke landbouw, moet de producent voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de producent moet geïdentificeerd zijn bij de administratie in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr.1782/2003; 2° zijn bedrijfszetel moet gelegen zijn op het Belgische grondgebied;3° hij moet in het Waalse Gewest beschikken over gronden waarvoor hij genoemde toelagen aanvraag.Voor de berekening van de veebezetting kunnen sommige percelen gelegen buiten het Waalse Gewest evenwel in overweging worden genomen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de voorwaardelijkheid, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003, waarbij wordt bepaald dat indien een voederoppervlakte gelegen is in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de bedrijfszetel van de landbouwer die hem uitbaat, gelegen is, die oppervlakte op aanvraag van de landbouwer beschouwd wordt als deel uitmakend van het bedrijf van die landbouwer op voorwaarde dat het perceel gelegen is in de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf en dat het overgrote deel van de landbouwoppervlakten die die landbouwer gebruikt gelegen is in de lidstaat waarin zijn activiteit hoofdzakelijk gelegen is; 4° met uitzondering van de aanvankelijke aanvraag betreffende de in artikel 2 bedoelde methode 10, moet hij, door middel van zijn formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag, een aanvankelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw indienen die behoorlijk ingevuld moet worden volgens de aanwijzingen die het bestuur jaarlijks vastlegt in de toelichtingsnota van dit formulier.In voorkomend geval moet de aanvankelijke aanvraag vergezeld worden van alle bewijsstukken die door het bestuur in de toelichtingsnota van het formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag worden bepaald; 5° wat betreft de aanvankelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw betreffende de in artikel 2 bedoelde methode 10, moet hij bij de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) een aanvankelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw indienen volgens de door de IG4 vastgestelde modaliteiten. Die aanvankelijke aanvraag moet ingediend worden binnen de termijn die toegewezen wordt voor de indiening van het formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag 6° met uitzondering van de jaarlijkse aanvraag betreffende de in artikel 2 bedoelde methode 10, moet de producent, vanaf het tweede jaar van de verbintenis en door middel van zijn formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag, elk jaar een jaarlijkse aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw indienen die behoorlijk ingevuld moet worden volgens de aanwijzingen die het bestuur jaarlijks vastlegt in de toelichtingsnota van dit formulier;7° wat betreft de jaarlijkse aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw betreffende de in artikel 2 bedoelde methode 10, moet de producent de betrokken jaarlijkse aanvraag indienen door middel van het formulier dat daartoe is vastgesteld door de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte volgens de modaliteiten die zij heeft vastgesteld;8° de producent moet zich ertoe verbinden, voor de percelen of milieuvriendelijke elementen waarvoor hij de toelagen voor milieuvriendelijke landbouw aanvraagt en voor een ononderbroken periode van vijf jaar, om één of meerdere van de in artikel 2 bedoelde methoden 1 tot 3 en 6 tot 10 of in voorkomend geval overeenstemmende submethoden bedoeld in artikel 2 uit te voeren, en onder de voorwaarden bedoeld in bijlage 1.Wat betreft de in artikel 2 bedoelde methoden 4 en 5, moet de producent zich ertoe verbinden elk jaar tijdens de vijf jaar van zijn verbintenis de betrokken methode toe te passen op een oppervlakte die ten minste gelijk is aan die welke staat vermeld in zijn aanvankelijke verbintenis; 9° de producent moet zich onderwerpen aan de controles ter plaatse;

Art. 5.Enkel de percelen gelegen op het geografisch grondgebied van het Waalse Gewest komen in aanmerking voor de toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw voorzien bij dit besluit.

Voor de in artikel 2 bedoelde methoden 1 tot 3 en 7 tot 9 kunnen de percelen, waarvoor de producent zich heeft verbonden, in de loop van de verbintenis niet worden ingewisseld.

Art. 6.§ 1. Elke aanvankelijke aanvraag moet worden ingediend binnen de gestelde termijn voor de indiening van het formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag, met inbegrip van de eventuele bewijsstukken bepaald door het bestuur in de toelichtingsnota van dit formulier. Als de aanvankelijke aanvraag wordt ingediend met meer dan vijfentwintig kalenderdagen vertraging ten opzichte van de einddatum, is de aanvankelijke aanvraag onontvankelijk.

Het bewijs van de indiening van het formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag bij de bevoegde buitendienst geldt ook als bewijs van de indiening van de aanvankelijke aanvraag die de producent in dit formulier, in voorkomend geval, heeft ingevuld.

Na indiening ervan kan een ontvankelijke aanvankelijke aanvraag gewijzigd worden volgens de jaarlijks door het bestuur bepaalde regels voor de wijziging van het formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag en zoals nader omschreven in de korte uiteenzetting bij dit formulier.

De aanvankelijke aanvraag vormt de verbintenis van de producent om alle voorwaarden na te leven betreffende de toepassing van alle aanvaarde methoden en submethoden zoals bedoeld in bijlage 1, te rekenen van 1 april van het jaar van de aanvankelijke aanvraag.

Elke methode of submethode waarmee de producent instemt in zijn aanvankelijke aanvraag, vormt een aparte verbintenis. § 2. De bevoegde buitendienst onderzoekt of elke aanvankelijke aanvraag die ingediend wordt binnen de in § 1 bedoelde termijn, volledig en conform is.

Indien de aanvraag niet volledig is, richt de bevoegde buitendienst een schrijven aan de producent om de ontbrekkende stukken op te vragen. Die stukken moeten binnen een termijn van vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum van dit schrijven aan de bevoegde buitendienst worden overgedragen. Indien de ontbrekende stukken binnen die termijn niet worden overgedragen, is de aanvankelijke aanvraag onontvankelijk. § 3. Enkel bij gedeeltelijke of gehele weigering ervan zendt de directeur van de bevoegde buitendienst per aangetekend schrijven een uitdrukkelijke kennisgeving aan de producent over de gedeeltelijke of gehele weigering van zijn aanvankelijke aanvraag.

Bij betwisting kan de producent een beroep indienen voorzover hij er de verantwoordingsstukken bij voegt. Dat beroep wordt per aangetekend schrijven ingediend bij de inspecteur-generaal van de Afdeling Landbouwsteun van het Ministerie van het Waalse Gewest, chaussée de Louvain 14, te 5000 Namen, binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de kennisgeving van de weigering. Een beroep dat ingediend wordt bij een andere middel, buiten die termijn of zonder bewijsstuk, houdt de nietigheid van het beroep in.

In geval van indiening van een beroep moet de producent de milieuvriendelijke methoden of submethoden waarmee hij ingestemd heeft, blijven toepassen tot de definitieve beslissing van het bestuur.

Het bestuur meldt ontvangst van elk beroep binnen een termijn van vijftien kalenderdagen te rekenen van de ontvangst ervan. Die ontvangstmelding maakt in voorkomend geval gewag van de nietigheid van dat beroep, wat de bevestiging inhoudt van de aanvankelijke weigering.

Wanneer het beroep in aanmerking kan worden genomen, deelt het bestuur haar definitieve beslissing schriftelijk mee aan de producent binnen drie maanden na de indiening daarvan.

Wanneer de definitieve beslissing van het bestuur de aanvankelijke weigering geheel of gedeeltelijk bevestigt of in geval van notificatie van nietigheid van het beroep via het bewijs van ontvangst bedoeld in het vierde lid van deze paragraaf : - mag de producent geen aanspraak maken op toelagen voor de periode tussen 1 april van het jaar van indiening van de aanvankelijke aanvraag en de datum van de definitieve weigering wat betreft de verbintenis of het gedeelte daarvan waarop de weigering betrekking heeft; - is de producent niet meer verplicht de verbintenissen na te leven die aangegaan zijn in zijn aanvankelijke aanvraag wat betreft de verbintenis of het gedeelte daarvan waarop de weigering betrekking heeft. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen, overdrachten en overmacht

Art. 7.§ 1. Wanneer de producent het geheel of een gedeelte van zijn bedrijf overdraagt aan een andere producent tijdens de verbintenisperiode, kan laatstgenoemde een nieuwe verbintenis van vijf jaar sluiten die tenminste die percelen, oppervlakten of dieren omvat, dit voor zover dezelfde milieuvriendelijke methoden worden toegepast op de betrokken percelen, oppervlakten en dieren en de overnemer in aanmerking komt voor de toelagen. Die nieuwe verbintenis moet door de overnemer worden ingediend overeenkomstig de regels bepaald in dit besluit voor elke nieuwe verbintenis.

De verbintenisoverdracht moet overeenstemmen met de bedrijfsoverdracht van de betrokken percelen, oppervlakten of dieren en moet schriftelijk aan het bestuur worden meegedeeld binnen de dertig kalenderdagen door middel van het daartoe bestemd formulier. § 2. In geval van verbintenisoverdracht zoals bedoeld in § 1 moet de overnemer de nieuwe overdracht die hij heeft gesloten, voortzetten tot de voltooiing ervan. Zoniet moet hij, behalve bij overmacht, alle toelagen terugbetalen die gestort zijn in hoofde van de lopende verbintenis alsook de betrokken toelagen die aan de overdrager gestort zijn sinds het begin van de door laatstgenoemde genomen verbintenis.

De overdragende producent moet alle toelagen terugbetalen die ontvangen zijn sinds het begin van de verbintenis voor alle betrokken percelen, methoden of submethoden in de volgende gevallen : - de overdragende producent vervult de verplichtingen verbonden met zijn verbintenis niet meer; - in geval van overdracht zoals bedoeld in § 1 wordt geen nieuwe verbintenis aangegaan door de overnemer overeenkomstig § 1, eerste lid; - de overdrachtsaanvraag zoals bedoeld in § 1 is niet meegedeeld aan het bestuur binnen de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde termijn.

Wanneer, voor een gegeven methode of submethode, de vereiste minimumdrempels voor het in aanmerking komen, zoals bedoeld in bijlage 1, niet kunnen worden bereikt met de na de overdracht overblijvende percelen of elementen, moet de producent alle toelagen terugbetalen die ontvangen zijn sinds het begin van de verbintenis voor alle betrokken percelen, methoden of submethoden.

Wat betreft de toekenning van de toelagen voor de jaarlijkse schijf gedurende dewelke de overdracht plaatsvindt, ontvangt de overdrager overeenstemmende toelagen voor zover alle voorwaarden om in aanmerking te komen door de overdrager worden nageleefd of door de overdrager en de overnemer indien de overdracht op een datum voorafgaande aan die van de betrokken jaarlijkse vervaldatum plaatsvindt. § 3. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), worden de in het derde lid bedoelde omzettingen toegestaan voorzover wordt voldaan aan volgende voorwaarden : - de omzettingsaanvraag moet worden ingediend binnen de termijn en volgens de modaliteiten die vastgesteld zijn door het bestuur; - er moet worden voldaan aan alle voorwaarden voor het in aanmerking komen van de nieuwe methode of submethode zoals bepaald in bijlage 1; - de nieuwe verbintenis biedt belangrijke voordelen op het vlak van leefmilieu en versterkt aanzienlijk de voorafgaande verbintenis; - het eensluidend advies van de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) waarvan sprake in artikel 3 moet, in voorkomend geval, worden gevoegd bij de omzettingsaanvraag; - de omzettingsaanvraag moet worden aanvaard door het bestuur.

In geval van aanvaarding wordt een nieuwe verbintenis van vijf jaar voor de nieuwe methode of submethode aangegaan vanaf 1 april van het jaar van de omzettingsaanvraag.

De in het eerste lid bedoelde omzettingen zijn de volgende : 1° de omzetting van een verbintenis betreffende de methoden of submethoden bedoeld in artikel 2, § 1°, onder de punten 1° tot 9°, in een verbintenis voor de methode bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 10°, of de vervanging van een verbintenis voor de methode bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 10 door een nieuwe versterkte verbintenis voor dezelfde methode;2° de omzetting van een verbintenis betreffende de methoden of submethoden bedoeld in artikel 2, § 1, onder de punten 1° tot 3° in een verbintenis voor de overeenstemmende methoden bedoeld in artikel 2, § 1, onder de punten 1° tot 3° met eensluidend advies zoals bedoeld in artikel 3;3° de omzetting van een verbintenis betreffende methode 2 bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 2° in een verbintenis voor methode 8 bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 8°; 4° de omzetting van een verbintenis betreffende submethode 3.a bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 3° in een verbintenis voor methode 9 bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 9°. § 4. Volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1974/2006, wordt de in artikel 2 bedoelde terugbetaling niet vereist in de volgende gevallen : - wanneer, in geval van definitieve stopzetting van de landbouwactiviteiten van een producent die minstens 3 jaar van zijn verbintenis al heeft uitgevoerd, de in § 1 bedoelde overname van die verbintenis niet mogelijk is. In dit geval is de producent ertoe gehouden het bestuur op de hoogte te brengen van die stopzetting van de landbouwactiviteiten en de bewijzen ervan te leveren ten genoegen van het bestuur; - bij overmacht.

Onverminderd bepaalde individuele omstandigheden worden de volgende gevallen beschouwd als overmacht : 1° het overlijden van de producent;2° de langdurige beroepsonbekwaamheid van de producent;3° de onteigening van een belangrijk deel van het bedrijf indien die onteigening niet kon worden voorzien op de dag van het aangaan van de verbintenis;4° een ernstige natuurramp die de landbouwoppervlakte van het bedrijf permanent aantast;5° de toevallige vernietiging van de veeteeltgebouwen van het bedrijf;6° een epizoötie die het geheel of een gedeelte van de veestapel van de producent aantast. De in 5° en 6° bedoelde gevallen worden alleen in aanmerking genomen in verhouding tot de in artikel 2 bedoelde methoden 6 en 7. § 5. Wanneer de producent of zijn rechthebbenden een beroep doen op overmacht, moet deze schriftelijk genotificeerd worden aan het bestuur binnen een termijn van tien werkdagen vanaf het ogenblik waarop ze in staat zijn dat te doen. § 6. De producent die zijn verbintenissen niet meer kan naleven doordat zijn bedrijf het voorwerp uitmaakt van een ruilverkaveling of andere gelijkwaardige openbare grondinrichtingen, moet het schriftelijk notificeren aan het bestuur voor de datum van inbezitneming en moet zijn aanvankelijke verbintenissen aanpassen aan de nieuwe toestand, dit in overleg met het bestuur en volgens zijn instructies. Indien een dergelijke aanpassing onmogelijk is, eindigt de verbintenis en wordt geen terugbetaling vereist voor de effectieve verbintenisperiode.

Wanneer werken van algemeen belang moeten worden uitgevoerd op een perceel waarvoor toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw voor een beperkte duur worden toegekend, blijven de toelagen voor milieuvriendelijke landbouw voor de oppervlakte, lengten of aantal betrokken elementen aan de producent beschuldigd, voor zover hij het bestuur in kennis daarvan heeft gesteld door middel van het daartoe bestemd formulier. § 7. In het kader van de toepassing van de in artikel 2 bedoelde methoden of submethoden 1 tot 3 en 6 tot 10, moet de producent die de oppervlakte, de lengte of het aantal elementen van een bepaalde verbintenis vermindert voor beëindiging ervan onverminderd de voorwaarden vastgelegd in de paragrafen 1 tot 6 van dit artikel, de onterecht geïnde subsidies terugbetalen sinds het begin van die verbintenis voor de percelen, de oppervlakten of andere elementen die bij de vermindering van de verbintenis betrokken zijn. Dit geldt eveneens indien na afloop van de administratieve controles of controles ter plaatse het bestuur een vermindering van de verbintenis vaststelt zonder dat de producent er kennis van gegeven heeft. HOOFDSTUK IV. - Betalingen

Art. 8.§ 1. De subsidies voor een milieuvriendelijke landbouw worden in vijf jaarlijkse schijven uitbetaald.

De ingediende aanvragen die recht geven op de subsidie worden ingewilligd zolang de beschikbare vastleggingsmachtiging strekt.

Elke jaarlijkse schijf wordt toegekend aan de producent die de overeenstemmende jaarlijkse aanvraag om toelagen heeft ingediend voor zover alle voorwaarden om in aanmerking te komen worden nageleefd. De periode die onder een jaarlijkse schijf valt vangt aan op 1 april van het jaar waarop hij betrekking heeft en eindigt op 31 maart van het daaropvolgende jaar. De bij de verbintenis betrokken percelen, vermeld in de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag van de producent en waarvoor alle in de bijgevoegde toelichtingsnota vermelde verbintenissen betreffende de oppervlakteaangifte worden nageleefd, worden beschouwd als in aanmerking komend met uitzondering van de percelen betrokken bij de afwijkingen bedoeld in bijlage 1 voor submethode 3.a en methoden 4 en 9 bedoeld in artikel 2.

Voor de in artikel 2 bedoelde methoden 1 tot 9 : 1° wordt behoudens behoorlijk verantwoord geval elke jaarlijkse schijf uitbetaald binnen vijf maanden na het einde van de verbintenisperiode waarop ze betrekking heeft;2° wordt de eerste jaarlijkse schijf vastgesteld door het bestuur op grond van de gegevens die staan vermeld in de aanvankelijke aanvraag en van de administratieve controles of controles ter plaatse uitgevoerd tijdens het eerste verbintenisjaar.Wanneer een aanvankelijke aanvraag laattijdig is ingediend, worden de subsidies waarop de producent recht heeft voor de verbintenissen die hij via die aanvraag aanging voor de eerste jaarlijkse schijf van betaling verminderd met 1 % per werkdag vertraging ten opzichte van de voor de indiening van het formulier voor de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag vastgestelde einddatum; 3° de vier volgende jaarlijkse schijven worden bepaald op grond van een jaarlijkse subsidieaanvraag.Het formulier voor de jaarlijkse aanvraag wordt door het bestuur naar de producent gestuurd. De producent moet dat formulier terugsturen overeenkomstig de aanwijzingen van het bestuur. De berekening van de subsidies is gegrond op de gegevens vermeld door de producent in die jaarlijkse aanvraag en op de administratieve of ter plaatse uitgevoerde controles; 4° wordt de jaarlijkse aanvraag laattijdig ingediend, dan leidt dat tot een vermindering van het bedrag van de subsidie met 1 % per werkdag vertraging tegenover de einddatum die het bestuur heeft bepaald.Elke jaarlijkse aanvraag tot betaling van de subsidies ingediend met meer dan vijfentwintig dagen vertraging is onontvankelijk. In dat geval is het recht op de subsidie voor het betrokken jaar verloren zonder dat de producent van zijn verbintenissen ontheven wordt voor de nog lopende verbintenisperiode; 5° voor elk verbintenisjaar wordt een notificatie van de berekening van de toegekende toelagen gestuurd aan de producent;6° de producent kan een beroep indienen tegen die berekening bij de heer Inspecteur-generaal van de Afdeling Steun aan de Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest op het adres vermeld in artikel 6, § 3.Om ontvankelijk te zijn moet het schriftelijke beroep gestuurd worden bij aangetekende brief binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de notificatie van genoemde berekening door het bestuur en vergezeld zijn van bewijsstukken. Elk beroep dat in een andere vorm, buiten de bepaalde termijn of zonder verantwoordingsstuk wordt ingediend, houdt de nietigheid van het beroep in.

Voor de in artikel 2, bedoelde methode 10 : 1° wordt elke jaarlijkse schijf uitbetaald na de jaarlijkse bijwerking van het actieplan, onder voorbehoud van de voortzetting van alle bijbehorende methoden of submethoden;2° wordt voor elk verbintenisjaar een notificatie van de berekening van de toegekende toelagen gestuurd aan de producent; § 2. De producent kan een beroep indienen tegen de berekening van de toelagen bij de Inspecteur-generaal van de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte van het Ministerie van het Waalse Gewest, chaussée de Louvain 14, te 5000 Namen. Om ontvankelijk te zijn moet het schriftelijke beroep gestuurd worden bij aangetekende brief binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de notificatie van genoemde berekening en vergezeld zijn van bewijsstukken. Elk beroep dat in een andere vorm, buiten de bepaalde termijn of zonder verantwoordingsstuk wordt ingediend, houdt de nietigheid van het beroep in. HOOFDSTUK V. - Controles, straf, stopzettingen van werkzaamheid

Art. 9.§ 1. Elk jaar wordt een controle uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1974/2006 en van Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van procedures voor de controle en de voorwaardelijkheid in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling.

Na afloop van de administratieve controles of controles ter plaatse uitgevoerd door het bestuur, in voorkomend geval door de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) en door de gemachtigde instellingen wat betreft de controle van de voorwaardelijkheid, is de regeling inzake verminderingen en uitsluitingen bepaald in Verordering (EG) nr. 1975/2006 van toepassing in de berekening van de toekenning van de toelagen.

De Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) controleert de relevantie van de adviezen waarvan sprake in artikel 3 en voert de administratieve controles of controles ter plaatse uit in verband met de in artikel 2 bedoelde methode 10. § 2. Onverminderd de toepassingsmodaliteiten van Verordening (EG) nr. 1975/2006, wat betreft methoden 2, 4, 5, 7 en 8 bedoeld in artikel 2, wordt de toelage berekend naar rata van de in aanmerking komende oppervlakte wanneer na toepassing van de verminderingen en schorsingen de oppervlakte die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de toelage, lager is dan de vereiste minimumoppervlakte zoals bepaald in bijlage 1. § 3. Voor elke submethode betreffende methoden 1, 3 en 9 bedoeld in artikel 2 wordt de toelage berekend naar rata van de in aanmerking komende lengte of van het aantal elementen die in aanmerking worden genomen, wanneer na toepassing van de verminderingen en schorsingen de totale lengte of het aantal elementen dat in acht wordt genomen voor de berekening van de toelagen, lager is dan de totale lengte of het minimumaantal elementen die in aanmerking komen,. § 4. De in §§ 1 tot 3 bedoelde verminderingen en schorsingen worden niet toegepast indien wat betreft de oppervlakteaangifte, van de totale lengte of van het aantal aangevraagde elementen, de producent aantoont dat hij zich heeft gebaseerd op gegevens die door het bestuur beschouwd worden als bewijs. § 5. Wanneer voor een gegeven methode of submethode, met uitzondering van methode 6 bedoeld in artikel 2, de oppervlakte, de totale lengte of het aantal elementen vastgesteld na administratieve controles of controles ter plaatse lager zijn dan de in aanmerking komende minima zoals bepaald in bijlage 1, wordt de overeenstemmende toelage voor het betrokken jaar niet toegekend en moeten de toelagen ontvangen sinds het begin van de verbintenis voor genoemde methode of submethode worden terugbetaald.

De verbintenis van de producent voor die methode of submethode eindigt vanaf de notificatie van de onregelmatigheid. § 6. Wat betreft methode 7 bedoeld in artikel 2, is de toelage niet verschuldigd voor het betrokken jaar wanneer vastgesteld wordt dat de door het bestuur vastgelegde veebezetting hoger is dan 1,4 grofvee-eenheden (GVE).

Wanneer de veebezetting de toegestane maximale bezetting met meer dan 20 % overschrijdt, wordt geen steun toegestaan en moeten de uitbetaalde toelagen worden terugbetaald. § 7. Wanneer voor een gegeven methode of submethode bijlage 1 voorziet in de naleving van bepaalde datums of andere voorwaarden dan die betreffende de vereiste minimum oppervlakten, lengte of aantal, brengt de niet-naleving van die datums of andere voorwaarden de volgende uitsluiting met zich mee : de oppervlakten, lengte of aantal waarop de onregelmatigheid slaat, worden niet in aanmerking genomen in de oppervlakte, lengte of aantal vastgesteld vóór de berekening van de toelage.

De daaruit voortvloeiende verminderingen en schorsingen worden toegepast overeenkomstig §§ 1, 2, 3 en 5 hierboven. Hetzelfde beginsel geldt wanneer, tijdens een gegeven jaarlijkse schijf, voor een gegeven methode of submethode, de niet-naleving van een vereiste betreffende de voorwaardelijkheid zoals omschreven in artikel 19, punt 1 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 wordt vastgesteld en die vereiste wordt beschouwd als een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de betrokken methode of submethode. § 8. Wanneer de producent niet meer actief is zonder kennisgeving aan het bestuur vóór elke controle, eindigt de aangegane verbintenis van ambtswege en moeten de sinds het begin van de verbintenis ontvangen toelagen worden terugbetaald.

Deze maatregel is niet toepasselijk in de volgende gevallen en mits hij het bestuur in kennis daarvan heeft gesteld vóór elke controle : - in geval van overdracht van de overeenstemmende verbintenissen naar één of meerdere producenten die de verbintenis van de overdrager volledig overnemen en die overeenkomstig artikel 7 nieuwe verbintenissen sluiten; - als de producent die minstens drie jaar van zijn verbintenis al heeft voltooid, al zijn landbouwactiviteiten definitief stopzet terwijl de overname van zijn verbintenis door een andere producent onuitvoerbaar is. In dit geval is de producent ertoe gehouden het bestuur op de hoogte te brengen van die stopzetting van de landbouwactiviteiten en de bewijzen ervan te leveren ten genoegen van het bestuur. § 9. wanneer een eensluidend advies zoals bedoeld in artikel 8 ingetrokken wordt als gevolg van een controle tijdens de verbintenis over de bijzondere voorwaarden die de basis vormden van genoemd advies, verliest de producent wat betreft alle percelen, methoden of submethoden waarvoor een eensluidend advies bedoeld in artikel 3 gegeven werd, het recht voor de betrokken methode of submethode, zowel voor het lopende jaar als voor het saldo van de resterende jaren : § 10. 20 % bedoeld in artikel 3, § 1, indien het gaat om de toepassing van één van de methoden of submethoden 1 tot 3 bedoeld in artikel 2; - hetzij op de toelage indien het gaat om de toepassing van één van de methoden 8 tot 10 bedoeld in artikel 2.

Daarnaast worden bij behoorlijk verantwoorde overmacht die in het eerste lid bedoelde verhogingen of verminderingen die sinds het begin van de verbintenis ontvangen zijn, terugbetaald voor alle betrokken percelen, methoden of submethoden. Bij overmacht mogen de door de producent ingeroepen omstandigheden enkel in aanmerking worden genomen in verhouding tot de bijzondere voorwaarden die de basis vormden van het eensluidend advies. § 11. De uitbetaalde toelagen moeten worden terugbetaald indien, tijdens de periode van zijn verbintenis, een proces-verbaal wordt opgemaakt door de bevoegde overheid tegen de producent wegens niet-naleving van de wetgeving inzake leefmilieu of natuurbehoud.

Art. 10.Onverminderd de artikelen 55 tot 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, is artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van toepassing in geval van ten onrechte uitgevoerde betaling,.

Art. 11.De overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

De overtredingen van dit besluit kunnen het voorwerp uitmaken van een administratieve boete overeenkomstig artikel 8 van voornoemde wet van 28 maart 1975. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, bij afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger wordt aangewezen als ambtenaar bevoegd om de akten te vervullen en de beslissingen te nemen betreffende de administratieve boeten. HOOFDSTUK VI. - Machtigingen en afwijkingen

Art. 12.§ 1. In geval van buitengewone omstandigheden neemt de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of bij afwezigheid of verhindering diens plaatsvervanger, de noodzakelijke afwijkende bepalingen. § 2. De Inspecteur-generaal van de Afdeling Steun aan de Landbouw van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, bij afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger : - wordt ertoe gemachtigd om de uitgaven voor de in artikel 2 dedoeld methoden 1 tot 9 betreffende de toelagen voor milieuvriendelijke landbouw vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren; § 3. De Inspecteur-generaal van de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) of in geval van afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger : - bepaalt zijn interne procedure en alle noodzakelijke documenten betreffende de toekenning van het in artikel 3 bedoeld eensluidend advies; - wordt ertoe gemachtigd om de uitgaven voor de in artikel 2 bedoelde methode 10 betreffende de toelagen voor milieuvriendelijke landbouw vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren; - bepaalt de lijst van de objectieve criteria waarop genoemd eensluidend advies gegrond is en deelt die lijst mee aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest HOOFDSTUK VII. - Opheffingen, uitvoeringen en overgangsbepalingen

Art. 13.§ 1. Het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw wordt opgeheven. wat betreft de aanvankelijke aanvragen om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw ingediend bij het bestuur vóór de inwerkingtredingdatum van dit besluit, blijven de reglementaire bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999, of in voorkomend geval, de reglementaire bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 evenwel van toepassing. § 2. De producenten kunnen de omzetting aanvragen van hun lopende verbintenis aangegaan in hoofde van het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999 in een nieuwe verbintenis van vijf jaar in hoofde van dit besluit voorzover de volgende voorwaarden worden vervuld : - de omzetting heeft enkel betrekking op de methoden waarvan de correspondentie vastgesteld is in bijlage 3; - er moet worden voldaan aan alle voorwaarden voor het in aanmerking komen voor de nieuwe methode of submethode zoals bepaald in bijlage 1; - de nieuwe verbintenis biedt belangrijke voordelen op het vlak van leefmilieu en versterkt aanzienlijk de voorafgaande verbintenis; - de schriftelijke omzettingsaanvraag moet worden ingediend bij het bestuur tevens als de aanvankelijke aanvraag voor de betrokken nieuwe methode of submethode en volgens de door het bestuur vastgestelde modaliteiten.

In geval van goedkeuring van de omzettingsaanvraag door het bestuur : - eindigt de lopende verbintenis aangegaan in hoofde van het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999 van ambtswege op 31 maart van het omzettingsjaar; - wordt de jaarlijkse toelageschijf betreffende het jaar waarin de betrokken verbintenis onderbroken werd, berekend op grond van het aantal afgelopen maanden tussen het begin van genoemde jaarlijkse schijf en de datum waarop de nieuwe verbintenis ingaat;

In geval van weigering wordt de verbintenis aangegaan in hoofde van het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999 voortgezet tot het einde daarvan. § 3. De lopende verbintenissen aangegaan in hoofde van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 kunnen enkel de volgende omzettingen ondergaan : 1° de omzetting van een verbintenis betreffende de methoden of submethoden bedoeld in artikel 2, § 1, onder de punten 1° tot 9° van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 in een verbintenis voor de methode bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 10 van dit besluit;2° de omzetting van een verbintenis betreffende de methoden of submethoden bedoeld in artikel 2, § 1, onder de punten 1° tot 3° van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 in een verbintenis voor de overeenstemmende methoden bedoeld in artikel 2, § 1, onder de punten 1° tot 3° van dit besluit met eensluidend advies zoals bedoeld in artikel 3;3° de omzetting van een verbintenis betreffende de methode 2 bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 2° van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 in een verbintenis voor methode 8 bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 8° van dit besluit; 4° de omzetting van een verbintenis betreffende de submethode 3.a bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 3° van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 in een verbintenis voor methode 9 bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 9° van dit besluit; 4) de lopende verbintenissen aangegaan in hoofde van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 voor één van de submethoden van methode 1 of voor methode 7 worden vervangen door een nieuwe verbintenis van vijf jaar in hoofde van dit besluit voor de overeenstemmende methoden of submethoden wanneer de producent vraagt om milieuvriendelijke elementen of oppervlakten te gebruiken die een verhoging van meer dan 10 % van de toelagen of oppervlakten betreffende de lopende verbintenis met zich meebrengen. § 5. Rekening houdende dat het stelsel van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw ingesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999, het stelsel ingesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 en het stelsel ingediend bij dit besluit, voorzien in de toekenning van toelagen voor de toepassing van de methoden of submethoden die betrekking kunnen hebben op soortgelijke acties, is het niet toegelaten op eenzelfde perceel of voor eenzelfde dier, verschillende verbintenissen in hoofde van die verschillende stelsels te cumuleren wanneer die verbintenissen betrekking hebben op methoden of submethoden die soortgelijke acties bestrijken.

Art. 14.De aanvankelijke verbintenisaanvragen betreffende de methoden of submethoden bedoeld in artikel 2 van dit besluit kunnen enkel worden ingediend vanaf 2007 onder de in dit besluit bepaalde voorwaarden.

Art. 15.Het bestuur is bevoegd om andere datums en termijnen vast te stellen dan die bedoeld in de artikelen 6 en 7.

Art.16. § 1. De toelagen voor milieuvriendelijke landbouw worden ingewilligd zolang de beschikbare vastleggingsmachtiging strekt. § 2. Voor de programma's die begonnen zijn onder het Waalse programma voor plattelandsontwikkeling 2007-2013, en voor zover er binnen dit programma geen andere financiële middelen konden worden vrijgemaakt, wanneer het aantal vastleggingen die nodig zijn om de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aanvragen in te willigen gedurende een periode van twaalf maanden, de voormelde machtiging tot vastlegging evenwel overschrijdt, zullen de in dit besluit bedoelde bedragen van de toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw beperkt worden naar verhouding van het aantal vastleggingen die noodzakelijk zijn om deze aanvragen in te willigen. In die veronderstelling bepaalt de Minister voor het betrokken jaar, met de instemming van de Minister van Begroting, de berekeningswijze van voormelde vermindering.

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2007.

Art. 18.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 24 april 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage 1 Productiemethoden verenigbaar met de vereisten inzake milieubescherming, de zgn. milieuvriendelijke landbouwmethoden, en daarmee verbonden specifieke voorwaarden voor het bekomen van toelagen.

Methode 1. - Elementen uit het ecologisch netwerk en het landschap De betrokken elementen van het ecologisch netwerk en het landschap zijn heggen, bosstroken, alleenstaande bomen, struiken of bosjes, hoogstammige vruchtbomen, en poelen. De producenten die zich ertoe verbinden dergelijke elementen niet te vernietigen en aan te geven, alsook het ecologisch netwerk van hun bedrijf te onderhouden en indien mogelijk te verbeteren, komen in aanmerking voor toelagen onder de volgende voorwaarden.

Submethode 1.a : heggen en bosstroken De producent die zich ertoe verbindt dergelijke elementen aan te geven en te onderhouden komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van euro 50 per schijf van 200 meter.

De na te leven voorwaarden voor heggen en bosstroken zijn de volgende : 1° heggen en bosstroken moeten gelegen zijn in landbouwpercelen;2° de heggen zijn doorlopende stroken met inheemse bomen of struiken. In geen geval mogen bos- of woudranden of hun voortschrijden op landbouwpercelen als heggen of bosstroken worden beschouwd. Rijen inheemse loofbomen op landbouwpercelen, behalve monospecifieke beplantingen of rijen populieren, worden echter beschouwd als heggen.

De maximale afstand tussen de bomen van een rij bedraagt 10 meter; 3° heggen en bosstroken kunnen bestaan uit verschillende gedeelten met een minimale lengte van 20 meter elk.Hun maximale breedte bedraagt 10 meter. In geval van heggen worden leegten van maximum 10 meter meegerekend indien ze niet toegankelijk zijn voor het vee; 4° de producent moet zich ertoe verbinden die heggen en bosstroken niet te vernietigen.Elke opzettelijke vernietiging wordt pas toegestaan na voorafgaand advies van het bestuur. Elke toevallige vernietiging of beschadiging moet worden meegedeeld aan het bestuur binnen een termijn van dertig dagen vanaf genoemde vernietiging of beschadiging. In alle gevallen is de producent verplicht een lengte gelijkwaardig aan de vernietigde of beschadigde lengte te herplanten met inachtneming van het daartoe uitgebrachte advies van de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4); 5° hij gebruikt geen bemestings- en gewasbeschermingsmiddelen in de nabijheid van de heg of van de bosstrook, met uitzondering van een plaatselijke bestrijding van netel, distel en rumex;6° bij het onderhoud van de heggen en bosstroken kunnen de onderhoudswerken (snoeien) niet worden uitgevoerd tussen 15 april en 1 juli;7° er wordt beschouwd dat 200 meter heg of bosstrook een invloed hebben op een hectare. Submethode 1.b : alleenstaande bomen, struiken en bosjes, hoogstammige vruchtbomen De producent die zich ertoe verbindt dergelijke elementen aan te geven en te onderhouden, komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 25 euro per schijf van 10 elementen.

De na te leven voorwaarden zijn de volgende : 1° de in aanmerking komende elementen zijn gelegen in landbouwpercelen;2° de in aanmerking komende elementen bestaan uit : - a) hoogstammige vruchtbomen gelegen in blijvend hooiland; - b) alleenstaande bomen, dood of levend, van een inheemse loofsoort, gelegen op meer dan 10 meter van elke andere boom, heg, bosstrook of bosje, met een omtrek hoger of gelijk aan 40 centimeter op 1,30 meter hoogte; - c) bosjes en struiken van een inheemse loofsoort gelegen op meer dan 10 meter van elke andere boom, heg, bosstrook of bosje groter dan 1,5 meter; - c) bosjes kleiner dan 4 are gelegen op meer dan 10 meter van elke andere alleenstaande boom, struik, bosstrook of heg; 3° de producent verbindt zich ertoe die elementen niet te vernietigen en indien noodzakelijk het equivalent van de beschadigde elementen te herplanten binnen minstens twaalf maanden;4° hij gebruikt geen bemestings- en gewasbeschermingsmiddelen in de nabijheid van die elementen.Met uitzondering van een plaatselijke bestrijding van netel, distel en rumex; 5° de eventuele onderhoudswerken (snoeien) worden niet uitgevoerd tussen 15 april en 1 juli;6° er wordt beschouwd dat een schijf van 10 elementen die de vereiste voorwaarden vervult, een invloed heeft op 0,5 hectare. Submethode 1.c : poelen De producent die zich ertoe verbindt poelen aangegeven op zijn landbouwpercelen aan te geven en te onderhouden, komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 50 euro per poel.

De na te leven voorwaarden zijn de volgende : 1° de poelen zijn stilstaande watervlakken die op landbouwpercelen gelegen zijn en waarvan de oppervlakte minimum 10 m2 bedraagt tussen 1 november en 31 mei;2° een strook van ten minste twee meter breed rond de poel mag niet beploegd worden en is niet toegankelijk voor het vee;er kan evenwel voorzien worden in een drinkplaats op voorwaarde dat het toegankelijke gedeelte niet meer bedraagt dan 25 % van de oppervlakte en de omtrek van de poel; 3° het is verboden te strooien en te verstuiven op minder dan tien meter van de boorden;4° ophoging is verboden alsook elke introductie van afvalstof, product of stof die schadelijk zou zijn voor de poel, elk dier, exotische plant, zwemvogel of vis;5° bij dicht- of aanslibbing moet de producent de poel ruimen en ten minste 25 % van de omtrek zacht glooiend houden of aanleggen;6° elke poel die voldoet aan deze voorwaarden wordt geacht een invloed te hebben op een hectare. Methode 2. - Natuurlijke weide De producent die zich ertoe verbindt sommige percelen blijvend hooiland te beheren (aangegeven onder codes 61 of 613) volgens het onderstaande bestek, komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 200 euro per hectare.

De na te leven voorwaarden zijn de volgende : 1° geen activiteit op het perceel (begrazing, maaien, bemesting, ...) tussen 1 januari en 15 juni. Evenwel wordt een enige oppervlakkige nivellering (slechten van molshopen of herstel van schade door wilde zwijnen) toegestaan tussen 1 januari en 15 april; 2° het vee aanwezig op het perceel mag na 15 juni geen krachtvoer noch voeder krijgen;3° de aanbreng van bemestings- en grondverbeteringsmiddelen wordt beperkt tot een jaarlijkse strooiing van boerderijmest (dierlijke mest) tussen 15 juni en 31 juli;4° geen gebruik van fytofarmaceutische producten, met uitzondering van een plaatselijke bestrijding van netel, distel en rumex;5° geen zaaiingen of overzaaiingen;6° tussen 15 juni en 30 september kan het beheer van het perceel worden uitgevoerd ofwel per wei, ofwel per maaien met oogst, ofwel door combinatie van de twee.In geval van maaien wordt een minimum oppervlakte van ten minste 5 % van de beschermde gebieden niet gemaaid tot het volgende maaien of de volgende begrazing, namelijk minstens één maand; de ligging van het beschermde gebied kan bij elk maaien veranderen. Na 30 september wordt enkel de begrazing toegelaten; 7° de methode moet worden toegepast op het geheel van de oppervlakte van het perceel en de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, bedraagt minstens 10 aren. Methode 3. - Extensieve groenstroken De methode van de extensieve groenstroken bevat twee submethoden.

Submethode 3.a : met gras bezaaide perceelsrand De producenten die de submethode "met gras bezaaide perceelsranden" gebruiken en het onderstaande bestek naleven, komen in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 21,6 euro per gedeelte van 20 meter lang.

De na te leven voorwaarden zijn de volgende : 1° de met gras bezaaide perceelsrand wordt hetzij aangeplant ter vervanging van een akkerbouwoppervlakte en op het geheel of een gedeelte van zijn omtrek, hetzij gehouden op een oppervlakte die het voorwerp heeft uitgemaakt van toelagen voor milieuvriendelijke landbouw of overeenstemmende toelagen voor milieuvriendelijke landbouw in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999, van 28 oktober 2004 of van dit besluit;2° de met gras bezaaide perceelsrand moet worden gehouden tijdens minstens vijf jaar op het geheel of een gedeelte van de perimeter van een oppervlakte die tijdens die periode gebruikt wordt voor akkerbouwteelt.Wat betreft de betrokken akkerbouwoppervlakte, mogen twee met gras bezaaide perceelsranden niet in de lengte naast elkaar liggen. Er kan echter worden afgeweken van die principes voor zover de aanvankelijke configuratie van het betrokken gedeelte van de akkerbouwoppervlakte waarop de met gras bezaaide perceelsrand is aangelegd, tussen 24 en 36 meter breed zou zijn; 3° de met gras bezaaide perceelsrand mag niet worden aangeplant langs blijvend hooiland behalve als een heg een afscheiding maakt tussen de weide en de met gras bezaaide perceelsrand;4° hij moet minstens 200 meter lang zijn.Die minimale lengte kan verkregen worden door gedeelten van met gras bezaaide perceelsrand van minstens 20 meter lang bij elkaar op te tellen; 5° de breedte van die perceelsranden bedraagt overal 12 meter;6° in geen geval mag de oppervlakte van de perceelsranden hoger zijn dan 9 % van de akkerbouwoppervlakte van het bedrijf zoals bepaald door het bestuur op basis van de vastgelegde akkerbouwoppervlakten vermeld in de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag van de producent voor het jaar van indiening van de betrokken aanvankelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw;indien een deel van het bedrijf volgens de biologische productiemethode wordt verbouwd, mag de oppervlakte van alle biologische met gras bezaaide perceelsranden niet hoger zijn dan 9 % van de in het kader van de steun aan de biologische landbouw vastgelegde akkerbouwoppervlakte; 7° bij aanleg moet de perceelsrand ingezaaid worden met een gevarieerd mengsel waarvan de samenstelling wordt meegedeeld aan het bestuur.De lijst van de voorgestelde soorten wordt hierna vermeld (lijst "Plantensoorten voor perceelsranden"). De keuze van de samenstelling wordt overgelaten aan het oordeel van de landbouwer voor zover wordt voldaan aan volgende voorwaarden : a) basisgramineeën : - het (gewichts)percentage van de zaden ligt tussen 50 en 85 % van de mengeling; - de niet-meerjarige of zeer intensieve soorten, zoals gekruist Italiaans of Westerwoldraaigras, alsook de geteelde dravikken zijn uitgesloten; - het Engelse raaigras, het doddegras en de beemdlangbloem vertegenwoordigen elk maximum 30 % van het mengsel b) basispeulvruchten (zie lijst) : - het (gewicht)percentage van de zaden ligt tussen 15 en 40 % van het mengsel; - ten minste drie soorten zijn aanwezig, elk naar rata van minimum 5 % van het mengsel; c) andere dicotylen (zie lijst) : in het mengsel kunnen andere dicotylen toegevoegd worden voor zover geen enkele soort 5 % van het mengsel overstijgt;8° er worden geen bemestingsmiddelen gebruikt;9° er worden geen fytosanitaire producten gebruikt;het plaatselijk bestrijden van netel, distel en rumex met specifieke herbiciden is evenwel toegelaten; 10° er wordt geen beweiding toegestaan op de perceelsrand;11° de enige toegestane beheerswijze is het maaien tussen 15 juli en 15 september, met afvoer van het afgemaaide gras.Bij elk maaien wordt een strook van minstens 2 meter breed niet gemaaid. Die strook wordt gehouden tot het volgende maaien. De ligging van de strook kan bij elk maaien veranderen. In afwijking daarvan is toppen zonder oogst echter toegelaten binnen twaalf weken na het zaaien; 12° de met gras bezaaide perceelsrand is niet toegankelijk voor gemotoriseerde voertuigen die voor recreatieve doeleinden worden gebruikt.Hij mag niet worden gebruikt als weg of voor de doorgang van voertuigen, met inbegrip van de voertuigen die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het aangrenzende akkerbouwteeltperceel. Hij mag bovendien geen enkele mest, bodemverbeteraar of oogst krijgen; 13° in geval van modderstroom of afzetting op een dichtheid van meer dan 10 centimeter worden een reiniging en/of heraanplanting van de bedekking verricht;14° een perceelsrandgedeelte van 20 meter lang wordt geacht een invloed te hebben op 0,3 hectare. Plantensoorten voor perceelsranden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Submethode 3.b : extensieve graslandstrook De producenten die de submethode "extensieve graslandstrook" gebruiken en het onderstaande bestek naleven, komen in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 21,6 euro per gedeelte van 20 meter lang.

De na te leven voorwaarden in geval van beheer van extensieve graslandstroken zijn de volgende : 1° enkel de graslandstroken aangeplant langs vaste weiden aangegeven onder codes 61 of 613 komen in aanmerking;2° die graslandstrook moet aangeplant zijn langs een waterloop of -vlak of langs erkende of domaniale natuurreservaten en vochtige gebieden met een biologisch belang;3° ze moet minstens 100 meter lang zijn.Die minimale lengte kan verkregen worden door gedeelten van graslandstroken van minstens 20 meter lang bij elkaar op te tellen; 4° de breedte van die stroken bedraagt overal 12 meter.In geen geval mag de oppervlakte van de stroken hoger zijn dan 9 % van de weideoppervlakte zoals bepaald door het bestuur op basis van de vastgelegde weideoppervlakten vermeld in de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag van de producent voor het jaar van indiening van de betrokken aanvankelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw; 5° er mogen geen bemestingsmiddelen noch fytofarmaceutische producten worden gebruikt;met uitzondering van een plaatselijk bestrijding van netel, distel en rumex; 6° in geval van een ander beheer dan weiden is de enige toegestane beheerswijze het maaien tussen 1 juli en 15 september, met afvoer van het afgemaaide gras.Bij elk maaien wordt een strook van minstens 2 meter breed niet gemaaid en het perceel mag niet worden begraasd vóór 1 augustus. Die strook wordt gehouden tot het volgende maaien. De ligging van de strook kan bij elk maaien veranderen; 7° de extensieve graslandstrook mag enkel worden beweid tussen 1 juli en 15 september;8° buiten de speciaal ingerichte drinkplaats is de rechtstreekse toegang van het vee tot de oevers en bedden van de waterloop verboden;9° het vee aanwezig op het perceel waarop de extensieve graslandstrook is aangelegd, mag geen voeder noch krachtvoeder krijgen;10° de extensieve graslandstrook is niet toegankelijk voor gemotoriseerde voertuigen die voor recreatieve doeleinden worden gebruikt.Ze mag niet worden gebruikt als weg. Ze mag bovendien geen enkele mest, bodemverbeteraar krijgen of geoogst worden; 11° een extensieve graslandstrook komt niet in aanmerking voor steun ter toepassing van methoden 2 of 8;12° een gedeelte van extensieve graslandstrook van 20 meter lang wordt geacht een invloed te hebben op 0,3 hectare. Methode 4. - Wintergrondbedekking De producent die zich ertoe verbindt tijdens de vorige oogst (grasachtige planten in een graangewas of tussen de maïsrijen) of zo spoedig mogelijk na de vorige oogst, hoe dan ook vóór 15 september, een plantendek te zaaien, komt in aanmerking voor een toelage van 100 euro per hectare voor zover hij het behoudt tot 1 januari.

De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn : 1° de producent verbindt zich ertoe elk jaar van de verbintenis een oppervlakte van grondwinterbedekking aan te planten die ten minste gelijk is aan de oppervlakte die voor die methode staat vermeld in zijn aanvankelijke verbintenis.Die minimale oppervlakte is die welke het recht op de overeenstemmende toelage opent. De bijkomende oppervlakte waarop de methode aangepast wordt, komt niet in aanmerking voor een toelage in hoofde van de betrokken verbintenis; 2° de wintergrondbedekking kan worden aangelegd : - hetzij in een graan (of maïs-)teelt vóór de oogst ervan; - hetzij vóór 15 september op een oppervlakte die het voorwerp heeft uitgemaakt van een akkerbouwteelt aangegeven in de oppervlakteaangifte van het jaar waarin de bedekking wordt aangeplant onder een andere code dan 81, 82, 83, 84, 85, 751, 851 of 852 indien die teeltcodes overeenstemmen met oppervlakten die aangegeven worden in het formulier voor de oppervlakteaangifte en steunaanvraag onder hoofdbestemming X met het oog op het gebruik van de braakleggingsrechten; 3° de in aanmerking komende oppervlakten moeten vermeld zijn in de oppervlakteaangifte van de begunstigde voor het jaar dat volgt op dat van de aanplanting van het plantendek.Die oppervlakten kunnen echter worden aangegeven door een andere producent dan de begunstigde in de oppervlakteaangifte van het jaar na de aanplanting van genoemd dek op voorwaarde dat bedoelde oppervlakten het voorwerp uitmaken van een gebruiksovereenkomst met een duur lager dan één jaar, ondertekend door beide partijen en betreffende de aanleg van een lenteteelt of braakland; De begunstigde moet beschikken over een afschrift van die overeenkomst om ze aan de controleurs te tonen bij een controle ter plaatse. 4° die winterbedekking moet worden vernietigd na 1 januari en, uiterlijk op 31 mei die volgt, gevolgd door de aanplanting van een lenteteelt of een braakland;5° ze mag geen peulgewassen bevatten;6° in afwijking van de datums vermeld in het eerste lid en indien de vorige oogst na 1 september wordt uitgevoerd, mag een plantendek van rogge of triticale worden aangeplant vóór 1 november en moet verplicht worden vernietigd tussen 1 maart en 15 mei;7° er wordt geen minerale stikstofbemesting toegestaan;8° de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, moet hoger of gelijk zijn aan 10 aren en de methode wordt beschouwd als toegepast op het geheel van de oppervlakte van het door de producent in zijn overeenstemmende toelageaanvraag aangegeven perceel;9° er worden geen weiden toegestaan. Methode 5. - Extensieve graanteelten De producent die zich ertoe verbindt de extensieve graanteelt toe te passen komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 100 euro per hectare.

De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn : 1° de producent verbindt zich ertoe de methode toe te passen op een oppervlakte die ten minste gelijk is aan die welke voor deze methode staat vermeld in zijn aanvankelijke verbintenis, en dit elk jaar van de verbintenis.Die minimale oppervlakte is die welke het recht op de overeenstemmende toelage opent. De bijkomende oppervlakte waarop de methode aangepast wordt, komt niet in aanmerking voor een toelage in hoofde van de betrokken verbintenis; 2° tweerijige brouwerijgerst telen of rogge of nog, in benadeelde streken, spelt telen, masteluin telen of een mengsel van granen en peulgewassen (in de mengsels granen-peulgewassen en masteluin, moet de tweede soort minstens 20 % van het mengsel bedragen);3° de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, moet hoger of gelijk zijn aan 10 aren en de methode wordt beschouwd als toegepast op het geheel van de oppervlakte van het perceel aangegeven door de producent in zijn overeenstemmende toelageaanvraag;4° de aanvraag mag enkel betrekking hebben op de teelt die geoogst wordt tijdens het betrokken kalenderjaar;5° deze maatregel is niet cumuleerbaar met de steun aan de biologische landbouw. Methode 6. - Bedreigde plaatselijke rassen De producent die zich ertoe verbindt dieren van een bedreigd plaatselijk ras die in onderstaande lijst staan vermeld, komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 120 euro per runder, 200 euro per paard en 30 euro per schaap.

De betrokken dieren moeten voldoen aan volgende voorwaarden : 1° beantwoorden aan de oorspronkelijke standaard van het als bedreigd erkende ras;2° opgenomen zijn in het erkende stamboek van het ras of op een gelijkwaardige lijst;3° minstens 2 jaar oud zijn voor paarden en runderen en minstens 6 jaar oud voor schapen;4° opgenomen zijn in het identificatie- en registratiesysteem voor dieren, "Sanitel" genoemd, indien het gaat om runderen of schapen. De lijst van de bedreigde plaatselijke rassen die in aanmerking komen voor de toelage wordt vastgesteld als volgt : Runderrassen : - Gemengd Wit-Blauw.

Schapenrassen : - Belgisch melkschaap; - "Entre-Sambre et Meuse"-schaap; - Houtlandschaap; - Voskop; - Mergellandschaap.

Paardenrassen : - Ardenner trekpaard; - Belgisch trekpaard.

Deze lijst kan worden herzien door de Minister in conformiteit met o.a. de desbetreffende Europese bepalingen.

Om de toelage te bekomen moet de producent voor elk dier het volgende voegen bij zijn aanvankelijke aanvraag : - voor de runderen, een afschrift van de definitieve identiteitskaart afgegeven door de instelling die het stamboek van het betrokken runderras beheert; - voor de paarden, een afschrift van de identificatiedocumenten waarbij zijn registratie in het stamboek alsook het behoren tot het betrokken ras worden bewezen; - voor de schapen, een afschrift van het geboorteattest afgegeven door de instelling die de stamboeken beheert of een afschrift van het zoötechnische certificaat van het dier waarbij zijn behoren tot het betrokken plaatselijke ras wordt bewezen of elk ander bewijsstuk afgegeven door genoemde instelling; de jaarlijkse formulieren van bestrijding- of geboorteaangifte moeten beschikbaar zijn om ze aan de controleurs te tonen bij een controle ter plaatse en ze moeten minstens, voor het betrokken ras, het aantal geprimeerde dieren bevatten.

Methode 7. - Lage veebezetting De producent die zich ertoe verbindt lage veebezettingen te handhaven komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 100 euro per hectare blijvende weide (codes 61 of 613).

De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn : 1° de veebezetting van het bedrijf moet lager zijn dan 1,4 GVE (grootvee-eenheid) per hectare weide (codes 61, 613 of 62).Wanneer de veebezetting lager is dan 0,6 GVE per hectare weide, worden de oppervlakten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de steun, beperkt tot die welke noodzakelijk zijn om een veebezetting gelijk aan 0,6 GVE per hectare te bereiken; 2° het afgemaaide of geweide gras is uitsluitend bestemd voor de veestapel van het bedrijf;3° de enige toegestane verspreidingen van organische stoffen op die weiden zijn die van de meststoffen voortgebracht door de dieren die gebruikt zijn om de lage veebezetting te berekenen.In afwijking daarvan, voor de producenten die geen minerale meststoffen spreiden op die weiden, wordt de inbreng van andere mest toegestaan voor zover het grondgebondenheidscijfer van het bedrijf, zoals bepaald in Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, lager of gelijk is aan 0,6; 4° de methode moet worden toegepast op het geheel van de oppervlakte van het perceel en de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, bedraagt minstens 10 aren;5° het gebruik van fytosanitaire producten is verboden in de weiden, met uitzondering van de plaatselijke behandeling onder de elektrische afsluitingen en de bestrijding van netel, distel en rumex. De veebezetting is de gemiddelde bezetting van het bedrijf voor het betrokken kalenderjaar. Die bezetting wordt vastgesteld op grond van de volgende elementen : 1° het gemiddelde van de dagelijkse gegevens uit het identificatie- en registratiesysteem "Sanitel", wat betreft runderen;2° het aantal paardachtigen aangegeven door de producent in zijn formulier van oppervlakteaangifte voor het betrokken jaar;3° de jaarlijkse inventaris betreffende de identificatie en registratie van schapen en geiten. De berekening van het aantal GVE's betreffende die dieren wordt vastgesteld d.m.v. volgende coëfficiënten : 1° runderen van twee jaar en ouder, paarden ouder dan 6 maanden : 1 G.V.E. 2° runderen van 0 tot 6 maanden : 0,4 G.V.E. 3° runderen tussen 6 maanden en 2 jaar : 0,6 G.V.E. 4° ooien of geiten ouder dan 6 maanden : 0,15 G.V.E. 5° hertachtingen ouder dan 6 maanden : 0,25 G.V.E. Methode 8. - Weide met een hoge biologische waarde De producent die zich ertoe verbindt sommige percelen blijvend hooiland te beheren (aangegeven onder codes 61 of 613) volgens het onderstaande bestek, komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 450 euro per hectare.

De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn : 1° een voorafgaande diagnose betreffende de biologische waarde van het perceel moet aanleiding geven tot een voorafgaand eensluidend advies dat behoorlijk genotificeerd wordt door de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) en dat de specifieke bepalingen voor de plaatselijke toestand bevat; 2° geen activiteit (weiden, maaien,...) op het perceel tijdens een in het eensluidend advies bepaalde periode die behoudens bijzondere gevallen loopt van 1 januari tot een in genoemd advies bepaalde datum in juli. Evenwel wordt een enige oppervlakkige nivellering (slechten van molshopen of herstel van schade door wilde zwijnen) toegestaan tussen 1 januari en 15 april; 3° het vee aanwezig op het perceel na die datum mag geen voeder noch krachtvoeder krijgen;4° de aanbreng van bemestings- en grondverbeteringsmiddelen is niet toegelaten met uitzondering van de teruggave aan de bodem door de dieren tijdens het weiden;5° geen gebruik van fytosanitaire producten, met uitzondering van een plaatselijke bestrijding van netel, distel en rumex;6° geen zaaiingen of overzaaiingen;7° in geval van een ander beheer dan weiden wordt enkel maaien met afvoer van het product toegestaan.In dit geval wordt ten minste 10 % van de perceeloppervlakte niet gemaaid en gehouden in de vorm van vluchtstroken. Bij elk maaien moet een dergelijk gebied worden gehouden tot het volgende maaien. De ligging van de strook kan echter bij elk maaien veranderen. In geval van weiden na het maaien binnen de in het eensluidend advies bedoelde termijn, kan het beschermde gebied worden beweid. In het eensluidend advies worden de eventuele andere modaliteiten in verband met het weide bepaald; 8° behoudens verantwoording in het eensluidend advies, zijn de bagger- of ruimingswerken in sloten verboden;9° de methode moet worden toegepast op het geheel van de oppervlakte van het perceel en de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, moet hoger of gelijk zijn aan 10 aren; 10° deze maatregel is niet cumuleerbaar met methode 2 (natuurlijke weide) of submethode 3.b (extensieve graslandstrook).

Methode 9. - Ingerichte perceelstrook De producenten die de methode "ingerichte perceelstroken" aannemen, komen in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 30 euro per gedeelte van 20 meter lang.

De volgende voorwaarden moeten in alle gevallen worden nageleefd : 1° de ingerichte perceelstrook wordt hetzij aangeplant ter vervanging van een akkerbouwoppervlakte en op het geheel of een gedeelte van zijn perimeter, hetzij gehouden op een oppervlakte die in aanmerking is gekomen voor toelagen voor milieuvriendelijke landbouw die overeenstemmen met de met gras bezaaide perceelsranden of met de ingerichte perceelstroken in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999, van 28 oktober 2004 of van dit besluit;2° de met gras bezaaide perceelsrand moet worden gehouden tijdens minstens vijf jaar op het geheel of een gedeelte van de perimeter van een oppervlakte die tijdens die periode voor akkerbouwteelt wordt gebruikt.Wat betreft de betrokken akkerbouwoppervlakte, mogen twee ingerichte perceelstroken niet longitudinaal naast elkaar liggen. Er kan echter worden afgeweken van die principes voor zover de aanvankelijke configuratie van het betrokken gedeelte van de akkerbouwoppervlakte waarop de ingerichte perceelstrook is aangelegd, tussen 3 en 42 meter breed was; 3° de standaardbreedte van die stroken bedraagt 12 meter.De in aanmerking komende lengte kan echter worden teruggebracht op 3 meter of verlengd tot 21 meter. In alle gevallen wordt de steun berekend op dezelfde grond, d.w.z. 30 euro voor het equivalent van een gedeelte van 20 meter lang op de standaardbreedte van 12 meter; de lengte wordt verhoudingsgewijs aangepast op de werkelijke breedte (20 meter op 12 zijn dus gelijkwaardig aan 60 meter op 4); 4° de minimale lengte per bedrijf bedraagt 200 meter, per gedeelten van minstens 20 meter; 5° de bijzondere doelstellingen van de strook alsook onder meer de keuze van de plaats, breedte, bodembedekking gewassen, datums en beheerswijze (maaien, het opnieuw inzaaien, oprichting van heuvels, grasstroken of stroken naakte grond die mechanisch onderhouden worden,...) worden nader bepaald in het in artikel 3, § 1, bedoelde eensluidend advies dat rekening houdt met de plaatselijke inzet en eisen inzake landbouw en leefmilieu; 6° in geen geval mag de oppervlakte van de met gras bezaaide perceelsranden die vallen onder methoden 3a en 9 hoger zijn dan 9 % van de akkerbouwoppervlakte van het bedrijf zoals bepaald door het bestuur op basis van de akkerbouwoppervlakten vermeld in de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag van de producent voor het jaar van indiening van de betrokken aanvankelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw;indien een deel van het bedrijf volgens de biologische productiemethode wordt geëxploiteerd, mag de oppervlakte van alle biologische met gras bezaaide perceelsranden en perceelstroken niet hoger zijn dan 9 % van de in het kader van de steun aan de biologische landbouw vastgelegde akkerbouwoppervlakte; 7° de aanbreng van bemestings- en grondverbeteringsmiddelen is niet toegelaten;8° geen gebruik van fytosanitaire producten, met uitzondering van een plaatselijke bestrijding van netel, distel en rumex;9° de betrokken percelen zijn niet toegankelijk voor gemotoriseerde voertuigen die voor recreatieve doeleinden worden gebruikt.Ze mogen niet worden gebruikt als weg of voor de doorgang van voertuigen. Ze mag bovendien geen enkele mest, bodemverbeteraar of oogst krijgen; 10° een gedeelte van ingerichte perceelstrook van 20 meter lang wordt geacht een invloed te hebben op 0,3 hectare. Methode 10. - Actieplan voor een milieuvriendelijke landbouw In afwijking van de begripsomschrijvingen 1° en 2° van artikel 1 komt elke producent, die een of meer percelen in het Waalse Gewest exploiteert en die de methode "actieplan voor een milieuvriendelijke landbouw" toepast, in aanmerking voor een steun die wordt berekend volgens volgende formule : Steun (Eur) = 20 X - 5 Y + 0.05 Z waarbij : X = aantal hectaren <= 40 Y = aantal hectaren > 40 en <= 200 Z = bedrag van de toelagen in verband met de methoden 1 tot 9 zoals vastgesteld op basis van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag van de producent voor het jaar van indiening van het aanvakelijke aanvraag.

Het jaarlijkse bedrag van die steun bedraagt maximaal 3.000 EUR per bedrijf en per jaar.

De volgende voorwaarden moeten in alle gevallen worden nageleefd : 1° vóór de indiening van de aanvankelijke aanvraag een actieplan voor een milieuvriendelijke landbouw opmaken met een begeleidingsambtenaar;2° dat actieplan uitvoeren in de loop van de vijf jaar van de verbintenis door de integratie van de updatingen bedoeld in punt 3°;3° elk jaar vanaf het tweede jaar van de verbintenis het actieplan updaten met behulp van een begeleidingsambtenaar door de uitvoering van het actieplan te evalueren en de eventuele problemen uitdrukkelijk te identificeren.In geval van belangrijke wijzigingen aan het bedrijf of volgens eventuele nieuwe elementen die de uitvoering van het plan vergemakkelijken of vertragen, moet de producent de begeleidingsambtenaar op de hoogte hiervan brengen om het plan te amenderen; 4° na afloop van de vijf jaar van de verbintenis, zal een verslag opgesteld met behulp van een begeleidingsambtenaar de resultaten, conclusies en perspectieven van het actieplan voorleggen t.a.v. de nagestreefde doelstellingen. Een positieve evaluatie van het plan gegrond op een voldoende uitvoering van de doelstellingen is een voorwaarde voor de voortzetting van het plan na die vervaldatum; 5° de sterke en zwakke punten van het bedrijf inzake milieuvriendelijke landbouw worden onderzocht met inachtneming van de indicatieve lijst van volgende elementen en rekening houdend met de specifieke kenmerken van het bedrijf : - beheer van de grond en van de grondbemesting (bemestingsboekje en -plan, compostering, biomethanisatie, bijdrage tot mestbanken, wintergrondbedekking, maatregelen voor een redelijke bemesting (tarwe en andere teelten), voederanalyse en berekening van porties, analyse van organische dierlijke mest, aanwezigheid van teelten met een sterk verminderd gebruik van biociden en meststoffen, gerichte toepassingen,...), grondanalysen; - beheer van de fytosanitaire behandelingen : uitrusting van het spuittoestel (spoelkuip, blikkenspoelmachine, vulbegrenzingsapparaat,...), technieken voor alternatieve onkruidbestrijding, aanwezigheid van een fytobak, biologische bestrijding, geïntegreerde bestrijding, biologische uitbating, enz.; - landschappelijk beheer en inrichting van de omtrek van de boerderij : architecturale integratie van de verschillende gebouwen, onderhoud van de omtrek van de boerderij, zichtbaarheid van eventuele negatieve elementen t.a.v. omwoners en het publiek in het algemeen, gebruik van beplantingen voor voornoemde inrichting, inheemse aard van de beplantingen,... - beheer van biodiversiteits- en landschapselementen in het landbouwgebied : gedeelte gebruikt door het ecologisch netwerk in het bedrijf, gepaste uitbating van marginale weiden, goedkeuring van acties voor een milieuvriendelijke landbouw ter ontwikkeling van het ecologisch netwerk en het landschap alsook ter instandhouding van het leefmilieu aan de rand van landbouwpercelen, beschermde proportie van waterlopen, proportie van houtelementen die elk jaar onderhouden worden, extensieve exploitatie van natuurlijke milieus voor rekening van verenigingen of van het Gewest, oprichting van natuurlijke milieus (poelen, beplantingen,...), opvang van de aan landbouwgebouwen gebonden kleine fauna (zwaluwen, kerkuilen, vleermuizen,...), acties ter instandhouding van het landbouwpatrimonium... - zuiveringsacties (geurbestrijding, afvalwaterverwerking,...) en andere milieuaspecten (probleem van het gebruik van producten/afvalstoffen voor grondbemesting of -verbetering, energieteelten, partnerschap in milieu- of vrijetijdsprojecten, bijeenteelt, gecertificeerde producties,...).

Het actieplan bedoeld in het eerste lid, punt 1°, bevat de volgende elementen : 1° een milieudiagnose (plaatsbeschrijving) van het bedrijf.Die diagnose legt de nadruk op : - de prioritaire milieu-inzet van het grondgebied; - de sterke en zwakke punten wat betreft de toepassing van de goede landbouwpraktijken; - de specifieke sterke en zwakke punten van het bedrijf wat betreft de acties ter bevordering van een milieuvriendelijke landbouw die geïdentificeerd zijn volgens het patroon bedoeld in het eerste lid, 5°, met een bijzondere nadruk op die welke betrekking hebben op de prioritaire milieu-inzet over het hele grondgebied; 2° doelstellingen op korte (1 jaar), gemiddelde (5 jaar) en lange termijn (perspectieven) die in elk geval betrekking hebben op de zwakke punten en die de troeven verbonden met de prioritaire milieu-inzet van het grondgebied (prioritaire doelstellingen) valoriseren.De factoren die onverenigbaar zouden zijn met de goedkeuring van doelstellingen die inspelen op de ene of andere prioritaire inzet, moeten uitdrukkelijk worden geïdentificeerd en vermeld; 3° een lijst van precieze acties voor een milieuvriendelijke landbouw (aanneming van goede praktijken, van maatregelen voor een milieuvriendelijke landbouw of andere soorten acties die ertoe kunnen bijdragen problemen op te lossen en de geïdentificeerde sterke punten te valoriseren) zal worden opgesteld t.o.v. de aangenomen doelstellingen met drie verschillende termijnen. De acties betreffende de doelstellingen op korte en gemiddelde termijn zullen realistisch worden bepaald en gepland in een vooruitlopend uitvoeringskalender.

Het actieplan alsook elke update hiervan maken het voorwerp uit van een verslag dat medeondertekend is door de begeleidingsambtenaar en de betrokken producent.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2008 betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw.

Namen, 24 april 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage 2 Tabel van cumulaties en verenigbaarheden van de verschillende methoden en submethoden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2008 betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw.

Namen, 24 april 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2008 betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw.

Namen, 24 april 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^