Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 21 juni 2007
gepubliceerd op 19 juli 2007

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" , afgekort : "I.D.E.S.S."

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007202390
pub.
19/07/2007
prom.
21/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/21/2007202390/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JUNI 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : "I.D.E.S.S."


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 6, § 1, VI, 1°, en IX, 2°;

Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de meerwaardeneconomie, gesloten op 30 mei 2005 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap, waarmee ingestemd is bij decreet van 16 maart 2006;

Gelet op het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale", afgekort : "I.D.E.S.S.", inzonderheid op de artikelen 1, 2, 4 tot 9 en 12 tot 20;

Gelet op het overleg gepleegd met de federale Minister van Tewerkstelling, krachtens artikel 6, § 3bis, 1°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;

Gelet op het advies nr. A 854 van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), aangenomen op 5 maart 2007;

Gelet op het advies nr. A 856 van de "Conseil wallon de l'Economie sociale marchande" (Waalse Raad voor Sociale Markteconomie), aangenomen op 19 maart 2007;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), gegeven op 27 februari 2007;

Gelet op het advies nr. 10.5/2007 van de Federatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de "Union des villes et communes de Wallonie" (Vereniging van de steden en gemeenten van Wallonië), opgenomen in het advies van de hierna bedoelde "Conseil supérieur des villes, communes et provinces de la Région wallonne" (Hoge raad van de steden, gemeenten en provincies van het Waalse Gewest);

Gelet op het advies nr. 10/2007 van de "Conseil supérieur des villes, communes et provinces de la Région wallonne", gegeven op 2 maart 2007;

Gelet op het advies van de adviescommissie van het geïntegreerde insluitingsstelsel, gegeven op 6 maart 2007;

Gelet op het proces-verbaal opgemaakt op 23 februari door het Comité C van de provinciale en lokale openbare diensten - subsectie "Waals Gewest";

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 januari 2007;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 24 januari 2007;

Gelet op het advies nr. 42.776/2 van de Raad van State, gegeven op 26 april 2007, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de Regering, overeenkomstig het samenwerkingsakkoord betreffende de meerwaardeneconomie, gesloten op 30 mei 2005 tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap en waarmee is ingestemd bij decreet van 16 maart 2006, van plan is in het raam van haar bevoegdheden de nodige maatregelen te nemen en middelen vrij te maken met het oog op de ontwikkeling van de eerste pijler van de meerwaardeneconomie bedoeld in artikel 1 van genoemd samenwerkingsakkoord;

Overwegende dat de Regering, om de ontwikkeling en de structurele verankering van de buurtdiensten voort te zetten en om in te spelen op de individuele en collectieve behoeften op plaatselijk niveau, van plan is de tewerkstellingsmogelijkheden aanzienlijk te verhogen zodat genoemde diensten ruimschoots kunnen bijdragen tot de versterking van de sociale cohesie, voornamelijk via de participatieve benadering die hen kenmerkt;

Overwegende dat de Regering zodoende wil dat een maximum kansen ten gunste van de risicogroepen tot stand gebracht worden. In dat raam werd, behalve de langdurige werklozen, vanuit een loopbaanperspectief een bijzondere aandacht gegeven aan de duurzame inschakeling van leefloners en rechthebbenden op een financiële sociale hulpverlening;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale", afgekort : "I.D.E.S.S."; 2° "I.D.E.S.S." : één van de instellingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, van het decreet; 3° "buurtdiensten met een maatschappelijk doel" : de diensten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, van het decreet en omschreven in artikel 2;4° "travailleurs" : de personen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 3°, van het decreet;5° "begunstigden" : de personen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet en nader bepaald in artikel 3;6° "Minister" : de Minister die bevoegd is voor Tewerkstelling en Sociale Economie;7° "Administratie".de Directie "Emploi et Immigration" van de Afdeling "Emploi et Formation professionnelle" van het

directoraat-generaal "Economie et Emploi" van het Ministerie van het Waalse Gewest; 8° "Commissie" : de erkennings- en opvolgingscommissie van de "I.D.E.S.S." ingesteld krachtens artikel 9 van het decreet; 9° "kleine onderhouds-, herstel- en inrichtingswerken in woningen" : kleine herstel-, vervangings- en inrichtingswerken waarvoor geen kwalificatie nodig is, die niet door een particulier uitgevoerd zouden kunnen worden indien hij knutselaar was en niet opgesplitst kunnen worden in veelvuldige prestaties die elk goed zou zijn voor een arbeidspost waarin de markt zou kunnen voorzien;10° "aanleg en onderhoud van groene ruimtes" : de werken betreffende de aanleg en het onderhoud van kleine groene ruimtes zoals : 1° het maaien van grasperken;2° het snoeien van hagen;3° onkruidbestrijding rondom woningen en binnenplaatsen;4° het omspitten van tuinen en moestuinen;5° het kappen van brandhout;6° het opruimen en afvoeren van afval en/of bladeren en takken;11° "sociaal vervoer" : vervoer waarmee de personen bedoeld in artikel 3, § 1er, 3° en 4°, die niet over een persoonlijk vervoermiddel of over een andere vervoermogelijkheid zoals gemeenschappelijk vervoer of taxi's beschikken zich kunnen verplaatsen;12° "sociaal waslokaal" : de wasserijdiensten bestemd voor de personen bedoeld in artikel 3, § 1er, 3° en 4°;13° "sociale winkels" : de winkels die voedingsmiddelen of basisproducten te koop bieden aan de personen bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 4°, van het decreet tegen prijzen die minstens 30 % lager zijn dan degene die door de grote distributie worden toegepast;14° "schoonmaak van lokalen" : de schoonmaak van de lokalen van kleine verenigingen zonder winstoogmerk. HOOFDSTUK II. - Ontwikkeling van buurtdiensten en begunstigden

Art. 2.De buurtdiensten met een maatschappelijk doel die actief zijn in de domeinen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 9° en 10°, mogen slechts door een krachtens het decreet en dit besluit erkende "I.D.E.S.S." verstrekt worden, behalve als het gaat om instellingen erkend krachtens wetgevingen of regelgevingen op grond waarvan ze dat soort diensten mogen verstrekken.

De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 9°, neemt de vorm aan van een vennootschap met een maatschappelijk doel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, b), van het decreet. In dat geval wordt ze bij Federale Overheidsdienst Financiën geregistreerd overeenkomstig de artikelen 400 tot 408 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Ze kan ook de vorm aannemen die bedoeld wordt in artikel 1, 1°, a), c) en d), van het decreet maar enkel als ze zich richt tot de begunstigden bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 4°.

De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 10°, neemt de vorm aan van een vennootschap met een maatschappelijk doel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, b), van het decreet. Ze kan ook de vorm aannemen die bedoeld wordt in artikel 1, eerste lid, 1°, a), c) en d), van het decreet maar enkel als ze zich richt tot de begunstigden bedoeld in artikel 3, § 1er, 3° en 4°.

De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 11°, kan één van de vormen aannemen die bedoeld worden in artikel 1, eerste lid, 1°, a) tot d), van het decreet.

De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 12° en 13°, moet één van de vormen aannemen die bedoeld worden in artikel 1, eerste lid, 1°, a), c) en d), van het decreet.

De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 14°, moet de vorm aannemen van een vennootschap met een maatschappelijk doel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, b, van het decreet.

Art. 3.§ 1er. De begunstigden zijn : 1° hetzij de natuurlijke personen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet die in het Waalse Gewest verblijven en hun woning als hoofdverblijf gebruiken;2° hetzij de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet, waarvan de maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest gevestigd is;3° hetzij de natuurlijke personen die in het Waalse Gewest verblijven en die recht hebben op het leefloon en de natuurlijke personen die in het Waalse Gewest verblijven en die volgens hun laatste aanslagbiljet(ten) over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan dat bedoeld in het koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de minimuminkomens inzake de terugbetalingen door de onderhoudsplichtigen.Wat de gezinnen betreft, wordt bovenbedoeld maximumbedrag vermenigvuldigd met 1,33; 4° hetzij de in het Waalse Gewest verblijvende personen bedoeld in : a) de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;b) de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999 en 19 april 2002;c) de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging voor zover ze de begunstigden van de verhoogde tegemoetkoming betreffen. § 2. De begunstigden bedoeld in § 1, 1°, kunnen hoogstens tien keer per jaar een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 9°. Elke prestatie mag evenwel niet langer dan vier uren duren en slechts in het Waalse Gewest gelegen goederen betreffen, meer bepaald woningen die uitsluitend voor privé doeleinden gebruikt worden.

De termijn tussen twee prestaties bedraagt minstens één week.

Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op 12,10 euro per uur. § 3. De begunstigden bedoeld in § 1, 3° en 4°, kunnen een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 9°.

De prestaties mogen niet langer duren dan 75 uren per jaar en per woning.

Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op maximum 10,89 euro per uur. § 4. De begunstigden bedoeld in § 1, 1°, kunnen een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 10°, binnen de volgende perken : 1° het maaien van grasperken waarvan de oppervlakte kleiner is dan 300 m2;2° het snoeien van hagen die maximum 40 m lang en 3 m hoog zijn;3° onkruidbestrijding rondom woningen en binnenplaatsen van minder dan 75 m2;4° het spitten van tuinen en moestuinen waarvan de oppervlakte kleiner is dan 150 m2;5° het kappen van brandhout;6° het opruimen en afvoeren van afval en/of bladeren en takken. Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op 12,10 euro per uur. § 5. De begunstigden bedoeld in paragraaf 1, 3° en 4°, kunnen een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 10°.

Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op maximum 12,10 euro per uur. § 6. Alleen de begunstigden bedoeld in paragraaf 1, 3° en 4°, kunnen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 11°.

De "I.D.E.S.S." die dat soort buurtdienst met een maatschappelijk doel verstrekt voldoet aan de definities, clausules, voorwaarden en technische specificaties die van toepassing zijn op het personenvervoer in het Waalse Gewest. § 7. Alleen de begunstigden bedoeld in § 1, 3° en 4°, kunnen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 12°.

Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op maximum 8,47 euro per uur. § 8. Alleen de begunstigden bedoeld in § 1, 3° en 4°, kunnen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 13°. § 9. De begunstigden bedoeld in § 1, 2°, kunnen voor hun eigen lokalen slechts een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 14°.

Deze prestaties worden beperkt tot 250 uren per jaar en per rechtspersoon. Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op 8,47 euro per uur. § 10. De bedragen bedoeld in de §§ 2 tot 5 en 7 tot 9 bevatten de BTW. § 11. De tarieven van de prestaties bedoeld in de §§ 2 tot 5 en 7 tot 9 worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de vijfde en zesde maand van het jaar, verdeeld door het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de vijfde en zesde maand van het vorige jaar. Deze indexering mag evenwel niet hoger zijn dan de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven die jaarlijks door het Waals Parlement bepaald wordt en wordt pas toegepast als de gezondheidsindex met 5 punten per referentiejaar is verhoogd. § 12. De in artikel 1, eerste lid 1, 1°, a), c), en d), van het decreet bedoelde "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel vertsrekt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 9° tot 13°, mag deze diensten evenwel ontwikkelen voor andere begunstigden dan die bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 4°, naar rato van een totaalaantal dat maximum 20 % van het totaalaantal begunstigden vertegenwoordigt. § 13. De bepalingen bedoeld in de §§ 1° tot 5° en 11° en 12° kunnen nader bepaald worden door de Minister. HOOFDSTUK III. - Erkenning en hernieuwing van de erkenning

Art. 4.§ 1. Om als "I.D.E.S.S." erkend te worden richt de instelling een aanvraag aan de Administratie. Ze gebruikt daartoe een formulier waarvan het model, na advies van het Commissariaat Easi-Wal, door de Minister bepaald wordt op voorstel van de Administratie, waar het afgegeven wordt. De aanvraag bevat, o.a., gegevens over de rechtsvorm van de aanvrager, het activiteitendomein (de activiteitendomeinen) waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, alsook het aantal werknemers waarvoor een toelage aangevraagd wordt.

De aanvraag wordt per post of per email verstuurd. Ze gaat desgevallend vergezeld van de statuten van de instelling, alsook van de laatste jaarrekeningen.

De Administratie neemt de erkenningsaanvraag in ontvangst en richt binnen vijftien dagen een bericht van ontvangst aan de verzoekende instelling. Als de erkenningsaanvraag of het dossier onvolledig is, verwittigt de Administratie de verzoekende instelling en geeft ze haar in hetzelfde schrijven kennis van de ontbrekende stukken of gegevens. § 2. De Administratie behandelt de erkenningsaanvraag op basis van, o.a. : 1° een verklaring op erewoord van de verzoekende instelling waarbij ze zich ertoe verbindt te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, 2°, 6° en 12° tot 17°, van het decreet;2° een omschrijving van de buurtdiensten die ze wenst te ontwikkelen;3° de middelen die ze van plan is daarvoor te bestemmen teneinde de relevantie van het project te beoordelen; 4° een marktstudie betreffende betrokken activiteitendomein om de meerwaarde van het project t.o.v. de bestaande diensten aan te tonen; 5° de gegevens voor de beoordeling van de relevantie en van de economische levensvatbaarheid van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel waarvoor ze de erkenning aanvraagt, alsook het aantal werknemers die in dienst genomen zullen worden rekening houdend met het aantal betrokken begunstigden per type buurtdienst met een maatschappelijk doel en per activiteitendomein;6° de vastlegging van de toegepaste tarieven;7° het vormingsprogramma voor de werknemers;8° de gegevens voor de beoordeling van de methode die toegepast moet worden om de werknemers en begunstigden bij het project te betrekken;9° de met de FOREm gesloten overeenkomst bedoeld in artikel 4, 9°, van het decreet;10° de partnerschapsovereenkomst(en) bedoeld in artikel 4, 10°, van het decreet en gesloten met de actoren van het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling. De Minister kan de instelling vrijstellen van het verstrekken van bepaalde gegevens van het aanvraagdossier als de Administratie ze via rechtsgeldige bronnen heeft ingezameld.

De Minister bepaalt, op voorstel van de Administratie, welke minimale modaliteiten moeten voorkomen in de overeenkomst tot vastlegging van een partnerschap met andere operatoren, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 5°, van het decreet.

De Minister bepaalt de modellen van overeenkomst bedoeld in artikel 4, 9° en 10°, van het decreet op voorstel van de FOREm of van de Adviescommissie van het "DIISP". De Administratie onderwerpt de volledige aanvraag en het volledige dossier aan het advies van de Commissie binnen dertig dagen na ontvangst ervan.

Vooraleer advies uit te geven kan de Commissie van de verzoekende instelling eisen dat ze aanvullende bewijsstukken overmaakt binnen de termijn die de Commissie bepaalt. De Commissie brengt advies uit binnen dertig dagen en maakt het over aan de Administratie. Als die termijn niet in acht genomen wordt, wordt het advies niet meer vereist.

Het advies van de Commissie betreft, o.a., het aantal in dienst te nemen werknemers.

De Administratie richt een beslissingsvoorstel aan de Minister binnen vijftien dagen na ontvangst van het advies van de Commissie of, bij gebrek aan advies van de Commissie, binnen vijfenveertig dagen na het overmaken van de volledige aanvraag en het volledige dossier aan laatstgenoemde.

De Minister of de afgevaardigde ambtenaar spreekt zich over de erkenningsaanvraag uit binnen dertig dagen na ontvangst van het voorstel van de Administratie. Het aantal in dienst te nemen werknemers wordt nader bepaald in de beslissing tot erkenning. De Administratie maakt de beslissing van de Minister bij aangetekend schrijven of door elke ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt aan de verzoekende instelling over binnen vijftien dagen na ontvangst ervan. Ze geeft de Commissie kennis daarvan in een gewoon schrijven.

Art. 5.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt ten vroegste 240 dagen en uiterlijk 120 dagen vóór het verval van de lopende erkenning aan de Administratie overgemaakt volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 4, § 1, tweede lid.

De "I.D.E.S.S." moeten alleen de wijzigingen t.o.v. de lopende erkenning aan de Administratie meedelen. De procedure tot hernieuwing van de erkenning wordt geregeld volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 4. De behandeling door de Administratie en het gemotiveerde advies van de Commissie berusten o.a. op het (de) activiteitenverslag(en) bedoeld in artikel 17 van het decreet. HOOFDSTUK IV. - Opschorting en intrekking van de erkenning

Art. 6.§ 1. Op voorstel van de Administratie kan de lopende erkenning door de Minister opgeschort worden als de erkende "I.D.E.S.S." niet meer voldoet aan één van de erkenningsvoorwaarden bepaald bij of krachtens het decreet en als de Minister acht dat de toestand van de erkende "I.D.E.S.S." vatbaar is voor regularisatie binnen de termijn die hij vastlegt.

Na afloop van die termijn kan de Minister de erkenning intrekken indien de erkende "I.D.E.S.S." geen gunstig antwoord op de motieven van de opschorting heeft gegeven. § 2. De lopende erkenning kan door de Minister ingetrokken worden als de erkende "I.D.E.S.S." niet meer voldoet aan één van de erkenningsvoorwaarden bepaald bij het decreet en dit besluit.

De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning wordt door de Administratie aan de "I.D.E.S.S." meegedeeld bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt.

Art. 7.In geval van opschorting of van intrekking van de erkenning kan de erkende "I.D.E.S.S." bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt, een gemotiveerd beroep bij de Commissie indienen binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing tot opschorting of intrekking.

De "I.D.E.S.S." of de door haar aangewezen persoon kan op haar verzoek door de Commissie gehoord worden.

De Commissie bericht ontvangst binnen vijftien dagen, onderzoekt het beroep en maakt een adviesvoorstel aan de Minister over binnen dertig dagen na ontvangst van het beroep. Als die termijn niet in acht genomen wordt, wordt het advies niet meer vereist.

De Minister bekrachtigt of vernietigt zijn beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Commissie of, bij gebrek aan advies van de Commissie, binnen vijfenveertig dagen na het overmaken van het bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid. De Administratie richt de beslissing binnen vijftien dagen na ontvangst ervan bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt aan de verzoeker en geeft de Commissie kennis daarvan bij gewone post. HOOFDSTUK V. - Erkennings- en opvolgingscommissie

Art. 8.De Minister benoemt de voorzitter van de Commissie. Hij benoemt de overige leden van de Commissie op de voordracht van hun opdrachtgevers.

Art. 9.De Minister wijst de secretaris van de Commissie en diens plaatsvervanger, bedoeld in artikel 11, 8°, van het decreet, aan onder het personeel van de Administratie.

Art. 10.De Commissie maakt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Minister voor. HOOFDSTUK VI. - Subsidies

Art. 11.§ 1. Voorzover ze minstens twee voltijdse equivalente werknemers in dienst neemt, kan de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een jaarlijkse subsidie van 1.500 euro aan de erkende "I.D.E.S.S." toekennen om de werkingskosten ervan gedeeltelijk te dekken.

De Minister of de afgevaardigde ambtenaar kan ook een jaarlijkse subsidie van 8.000 euro aan de erkende "I.D.E.S.S." toekennen ter gedeeltelijke dekking van de in voltijds equivalent berekende bezoldiging van de door haar krachtens een arbeidscontract in dienst genomen werknemers bedoeld in artikel 1, 3°, a) en c), van het decreet.

De Minister of de afgevaardigde ambtenaar kan, naast de subsidie bedoeld in het tweede lid, een bijkomende subsidie van 1.000 euro toekennen per werknemer die de in artikel 3, § 3, eerste lid, § 5, eerste lid, § 6, eerste lid, § 7, eerste lid en § 8, bedoelde diensten verstrekt.

De Minister of de afgevaardigde ambtenaar kan ook de in het tweede en derde lid bedoelde subsidies toekennen aan andere werknemers dan die bedoeld in artikel 1, 3°, a) en c), van het decreet, als ze in dienst zijn genomen door een "I.D.E.S.S." die buurtdiensten bij wijze van experiment verstrekte vóór de inwerkingtreding van het decreet en in het raam van het experimenteerfonds "buurtdiensten" van de Koning Boudewijnstichting. § 2. Overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij of krachtens het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector; krijgt de "I.D.E.S.S." die zich binnen drie maanden na de datum van indiening van de aanvraag tot tegemoetkoming in het raam van voornoemd decreet verbindt tot de indienstneming van minstens : 1° twee voltijdse equivalente werknemers, vier punten, die bestemd moeten worden voor de werving van een halftijds tewerkgestelde werkzoekende;2° drie voltijdse equivalente werknemers, zeven punten, die bestemd moeten worden voor de werving van één voltijds tewerkgestelde werkzoekende;3° vijf voltijdse equivalente werknemers, elf punten, die bestemd moeten worden voor de werving van twee 1 1/2 -tijds equivalent tewerkgestelde werkzoekenden;4° acht voltijdse equivalente werknemers, veertien punten, die bestemd moeten worden voor de werving van twee voltijds tewerkgestelde werkzoekenden;5° tien voltijdse equivalente werknemers, achttien punten, die bestemd moeten worden voor de werving van drie voltijds tewerkgestelde werkzoekenden;6° dertien voltijdse equivalente werknemers, éénentwintig punten, die bestemd moeten worden voor de werving van drie voltijds tewerkgestelde werkzoekenden;7° vijftien voltijdse equivalente werknemers, vierentwintig punten, die bestemd moeten worden voor de werving van 3 1/2 -tijds tewerkgestelde werkzoekenden. De Minister bepaalt de berekeningsmodaliteiten bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het decreet.

Art. 12.De Minister bepaalt de modaliteiten voor de betaling van de subsidies bedoeld in artikel 11, § 1, met inachtneming van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Art. 13.Onder referentiebestand in de zin van artikel 15 van het decreet wordt verstaan het aantal werknemers, in voltijds equivalent uitgedrukt, die ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, hierna "RSZ" genoemd.

Het aantal bezoldigde werknemers wordt op basis van de gegevens uit de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gecontroleerd aan het einde van het kwartaal dat voorafgaat aan de indienstneming van één of meer werknemers bedoeld in artikel 1, 3°, van het decreet en aan het einde van het kwartaal in de loop waarvan hun indienstneming eindigt.

Die controle wordt door de Administratie uitgevoerd. Op verzoek van de "I.D.E.S.S." kan de Minister om behoorlijk gemotiveerde economische redenen en voor een periode van één jaar afwijken van het beginsel van tewerkstellingstoename t.o.v. het referentiebestand. HOOFDSTUK VII. - Opvolging, controle, toezicht en evaluatie

Art. 14.De erkende "I.D.E.S.S." is verplicht jaarlijks uiterlijk 30 juni van het jaar na de activiteit het in artikel 17 van het decreet bedoelde verslag aan de Administratie over te maken.

De "I.D.E.S.S." worden door de Administratie geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie worden meegedeeld aan de Commissie en aan de "Conseil économique et social de la Région wallonne".

De Minister bepaalt de evaluatiemodaliteiten op grond van de gegevens bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het decreet en van andere gegevens zoals : 1° de tariferingsgegevens, 2° de economische levensvatbaarheid van de projecten; 3° de daadwerkelijk gepresteerde activiteiten t.o.v. van de toegelaten activiteiten; 4° de inachtneming van de vastgelegde activiteitenbeperkingen;5° de uitgevoerde controles.

Art. 15.De controle en het toezicht op de naleving van het decreet en van dit besluit worden uitgeoefend door de inspecteurs bedoeld in artikel 1 van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid en overeenkomstig dit decreet.

Art. 16.Het verslag bedoeld in artikel 19 van het decreet wordt jaarlijks op voorstel van de administratie en van de Commissie door de Minister aan de Regering overgemaakt. Dat verslag wordt opgesteld volgens de modaliteiten die hij bepaalt. HOOFDSTUK VIII. - Diverse bepalingen

Art. 17.De termijnen bedoeld in dit besluit zijn volle dagen. De dag van de akte, waarop de termijn ingaat, wordt niet meegerekend. De vervaldatum wordt meegerekend. Als die dag evenwel een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldatum naar de eerstkomende werkdag verschoven.

Art. 18.De instellingen die op de datum van inwerkingtreding van het decreet en van dit besluit voor tegemoetkomingen in aanmerking kwamen krachtens voornoemd decreet van 25 april 2002 en de instellingen die buurtdiensten bij wijze van experiment verstrekten in het kader van het experimenteerfonds "buurtdiensten" van de Koning Boudewijnstichting mogen die tegemoetkomingen blijven genieten zolang de in artikel 11 bedoelde subsidies niet met die tegemoetkomingen overeenstemmen, ongeacht de financieringsbronnen. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 19.Het decreet en dit besluit treden in werking op 30 juni 2007.

Art. 20.De Minister tot wiens bevoegdheden Tewerkstelling en Sociale Economie behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 21 juni 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel, J.-C. MARCOURT

^