gepubliceerd op 23 september 2008
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van besluiten van de Vlaamse Regering inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
30 MEI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van besluiten van de Vlaamse Regering inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, inzonderheid op artikel 6, § 1 en § 2, op artikel 7bis, § 1, tweede en derde lid, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006, op artikel 7ter, ingevoegd bij het decreet van 2 juni 2006, op artikel 10, eerste lid, op artikel 11, § 2, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 2 juni 2006, op artikel 12, § 2, en op artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 16 maart 1999;
Gelet op het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2007;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 15 februari 1995, 1 juni 2001, 6 december 2002, 12 december 2003 en 31 maart 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 9 maart 2001, 19 april 2002, 23 april 2004 en 31 maart 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001 en 14 maart 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juni 2000 en 1 juni 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 en 1 juni 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de kinderdagopvangsector, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001 en 31 maart 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001, 14 september 2001 en 31 maart 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 en 7 september 2007;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor rusthuizen, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 maart 2008;
Gelet op advies nr. 44.301/3 van de Raad van State, gegeven op 22 april 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 en 31 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° Fonds : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;»; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° functioneel bevoegde administratie : naargelang het geval, het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Jongerenwelzijn, het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Zorg en Gezondheid, het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin of het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;»; 3° punt 3° wordt vervangen door wat volgt : « 3° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;»; 4° punt 10° wordt vervangen door wat volgt : « 10° financier : een leasingmaatschappij of een kredietinstelling die de vergunning, vermeld in artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, heeft verkregen, en de ermee verbonden vennootschappen in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, alsmede iedere kredietinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Unie en die, in overeenstemming met titel III van de voormelde wet van 22 maart 1993, haar werkzaamheden op het Belgische grondgebied mag uitoefenen;»; 5° punt 11° wordt vervangen door wat volgt : « 11° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid; »; 6° punt 30° wordt opgeheven.
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Elke aanvraag tot het verkrijgen van een investeringssubsidie of een investeringswaarborg moet gericht worden aan het Fonds, met uitzondering van de aanvraag in de fase van het zorgstrategische plan, vermeld in artikel 5, die ingediend wordt bij de functioneel bevoegde administratie, vermeld in artikel 5. »
Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, wordt punt b) vervangen door wat volgt : « b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer wat betreft zijn vorm van rechtspersoonlijkheid in aanmerking komt voor erkenning in zijn sector of, voor de sectoren waarin geen erkenningsregeling is bepaald, de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een lokaal of provinciaal bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, hetzij een coöperatieve vennootschap is;»; 2° in § 1, 2°, wordt punt b) vervangen door wat volgt : « b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een lokaal of provinciaal bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, hetzij een instelling, beheerst door de wet van 12 augustus 1911 waarbij de rechtspersoonlijkheid verleend wordt aan de universiteiten van Brussel en Leuven of door het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen en het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, is;»; 3° in § 1, 3°, wordt punt b) vervangen door wat volgt : « b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een lokaal of provinciaal bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, hetzij het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers is;»; 4° in § 1, 4°, wordt punt b) vervangen door wat volgt : « b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer wat betreft zijn rechtsvorm in aanmerking komt voor erkenning door de Vlaamse Regering als regionaal dienstencentrum, lokaal dienstencentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf;».
Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid worden de volgende zinnen toegevoegd : « De algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg dienen dit plan in bij het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid.De voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand dienen dit plan in bij het intern verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn. »; 2° het vierde lid wordt opgeheven.
Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 6.Voor het opmaken van het zorgstrategische plan moet de initiatiefnemer gebruikmaken van modellen die door de functioneel bevoegde administratie ter beschikking worden gesteld. De initiatiefnemer kan gebruikmaken van gegevens die de functioneel bevoegde administratie ter beschikking stelt. De functioneel bevoegde administratie en het Fonds kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer.
De functioneel bevoegde administratie stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag tot goedkeuring van het zorgstrategische plan een bewijs van ontvangst naar de initiatiefnemer, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Een aanvraag is ontvankelijk als al de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de aanvraag wordt ingediend op de wijze, vermeld in artikel 4, § 2;2° de aanvraag bevat de nodige stukken, vermeld in artikel 4, § 1, 2° tot en met 5°, en de stukken, vermeld in artikel 5;3° bij de opmaak van het zorgstrategische plan werd gebruikgemaakt van de modellen, vermeld in het eerste lid.»
Art. 6.In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 en 31 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De functioneel bevoegde administratie maakt een evaluatienota over de zorgaspecten op.Binnen zeven kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid bezorgt de functioneel bevoegde administratie het zorgstrategische plan aan het Fonds voor het opmaken van een evaluatienota over de financiële aspecten. Het Fonds kan voor het opmaken van die evaluatienota een beroep doen op een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of op een of meer externe deskundigen. De vergoeding van de externe deskundigen is ten laste van de begroting van het Fonds. » ; 2° het tweede lid wordt opgeheven;3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : « Binnen veertig kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid stuurt de functioneel bevoegde administratie in een aangetekende brief de evaluatienota's naar de initiatiefnemer.»; 4° in het vierde lid worden de woorden « het Fonds » telkens vervangen door de woorden « de functioneel bevoegde administratie ».
Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « het Fonds » worden vervangen door de woorden « de functioneel bevoegde administratie »;2° de zin "De bevoegde commissie geeft het dossier een inschrijvingsdatum.» wordt vervangen door de zin "De bevoegde commissie agendeert het dossier. »
Art. 8.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 en 31 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin » vervangen door de woorden het departement van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of tot een agentschap van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin »;2° in het derde lid worden de woorden « de Vlaamse Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen » vervangen door de woorden « de adviesraad die bevoegd is voor de behandeling van bezwaar- of verweermiddelen inzake de erkenning van verzorgingsvoorzieningen »;3° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt : « Bij de Commissie Zorgstrategie voor de voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg is één extern lid afkomstig uit de adviesraad die bevoegd is voor de behandeling van bezwaar- of verweermiddelen inzake de erkenning van voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg.Twee externe leden worden aangesteld wegens hun deskundigheid in ouderenzorg of thuiszorg. »; 4° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt : « Bij de Commissie Zorgstrategie voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand is één extern lid afkomstig uit de adviesraad die bevoegd is voor de behandeling van bezwaar- of verweermiddelen inzake de erkenning van voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. Twee externe leden worden aangesteld wegens hun deskundigheid inzake de bijzondere jeugdbijstand. »; 5° in het achtste lid worden de woorden « Het Fonds » telkens vervangen door de woorden « De functioneel bevoegde administratie ».
Art. 9.In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 10.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 11.Het advies van de Commissie Zorgstrategie wordt, samen met het ingediende zorgstrategische plan, de evaluatienota's en de eventuele reactienota, binnen vijftien kalenderdagen na de adviesverlening toegestuurd aan de minister. De minister neemt een beslissing tot gehele of gedeeltelijke goedkeuring of afkeuring van het zorgstrategische plan binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies van de Commissie Zorgstrategie. De beslissing van de minister wordt door de functioneel bevoegde administratie ter kennis gebracht van het Fonds en per aangetekende brief bezorgd aan de initiatiefnemer. »
Art. 11.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de woorden « begroting van het Fonds » vervangen door de woorden « functioneel bevoegde administratie ».
Art. 12.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « ter goedkeuring voorleggen » en de woorden « ,overeenkomstig artikel 15 tot en met 18 » worden de woorden « aan het Fonds » ingevoegd;2° in de laatste zin wordt het woord « drie » vervangen door het woord « twee ».
Art. 13.In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt : « 3° een verwijzing naar een document waaruit blijkt dat het masterplan uitgevoerd kan worden volgens de bepalingen van artikel 11, § 1, van het decreet;»; 2° een punt 5° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° een verklaring op erewoord, over het project waarvoor een subsidiebelofte wordt gevraagd, voor de toepassing naargelang het geval van : a) artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap;b) artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen;c) artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg;d) artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk;e) artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de kinderdagopvangsector;f) artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en ambulante gezondheidszorg;g) artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand;» 3° een punt 6° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 6° als men voor investeringen binnen het masterplan toepassing wil maken van leasing als vermeld in artikel 35, een verklaring waarbij in dat geval de gebouwen of verbouwingen, bestemd als voorziening voor bejaarden, voorziening in de preventieve en ambulante gezondheidszorg, voorziening in de kinderdagopvangsector, of voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap, zullen worden opgericht op een onroerend goed dat eigendom is van de initiatiefnemer en waarop voor de duur van de overeenkomst een recht van opstal zal worden gevestigd dat uitdooft op het einde van de overeenkomst zodat de initiatiefnemer zonder enige bijkomende vergoeding eigenaar zal worden van de gebouwen of verbouwingen.»
Art. 14.In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, wordt de zin « Voor kleinere investeringen kan deze beschrijving beperkt blijven tot de relevante gegevens » geschrapt;2° het tweede en het derde lid worden opgeheven.
Art. 15.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° als dat door de aard van de werkzaamheden vereist is, een stedenbouwkundig attest of, voor de aanvragen die onder de toepassing van artikel 127 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening vallen, een akkoord van de vergunningverlenende instantie over een principeaanvraag;»; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° een advies van de bevoegde brandweerdienst of een verslag van de bespreking met de bevoegde brandweerdienst, dat door de initiatiefnemer werd ondertekend en dat ter kennisgeving werd bezorgd aan de bevoegde brandweerdienst;"; 3° punt 3° wordt opgeheven;4° een punt 9° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° een initieel programma van eisen inzake comfort en gebruik van energie, water en materialen;»; 5° een punt 10° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 10° een akkoordbrief, ondertekend door de initiatiefnemer, waarin hij het initiële programma van eisen onderschrijft en de coördinator aanwijst die verantwoordelijk is voor het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen inzake comfort en het gebruik van energie, water en materialen;»; 6° een punt 11° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 11° in voorkomend geval, een verwijzing naar een bodemattest waarover ze beschikken overeenkomstig de regelgeving betreffende de bodemsanering;»; 7° een punt 12° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 12° een kopie van de akte waaruit blijkt dat voldaan is aan de bepalingen van artikel 12, § 1, derde lid, van het decreet.» ; 8° een tweede lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « Een initieel programma van eisen als vermeld in het eerste lid, 9°, is een basisdocument waarin de projectgebonden doelstellingen en prestatie-eisen inzake comfort en gebruik van energie, water en materialen worden bepaald.Per type van lokaal worden de objectief evalueerbare comfortgrenswaarden en specifieke technische eisen vermeld. De minister bepaalt de minimumeisen en de voorwaarden inzake comfort en gebruik van energie, water en materialen. »
Art. 16.In artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 9 maart 2001, 19 april 2002 en 31 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Het Fonds of de instellingen onderzoeken » vervangen door de woorden « Het Fonds onderzoekt » en wordt het woord « maken » vervangen door het woord « maakt »;2° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het Fonds stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van een aanvraag als vermeld in het eerste lid, een bewijs van ontvangst naar de initiatiefnemer, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid.De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. » ; 3° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het Fonds vraagt binnen tien kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag, vermeld in artikel 4, en voor de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden, de voorzieningen in de thuiszorg en de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag, vermeld in artikel 13, advies aan : 1° de functioneel bevoegde administratie over de inhoudelijke aspecten, onder meer over de erkenningsnormen, de kwaliteitsvereisten, de programmatie en de initiatiefnemer, over de prioriteiten tussen de aanvragen van de verschillende initiatiefnemers, en, voor de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden, de voorzieningen in de thuiszorg en de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, over de conformiteit met het goedgekeurde zorgstrategische plan;2° een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds, over de financiële aspecten, over het beantwoorden aan de bouwtechnische en bouwfysische normen, over de technische aspecten en over de kostprijsraming en, bij een aanvraag van een subsidiebelofte voor de aankoop van gebouwen, over de venale waarde van de gebouwen.» ; 4° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De functioneel bevoegde administraties en de ambtenaren, vermeld in § 2, kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van de adviesvraag. » ; 5° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.Het Fonds roept minstens tweemaandelijks een coördinatiecommissie samen. Die coördinatiecommissie is samengesteld uit de vertegenwoordigers van het Fonds en van de functioneel bevoegde administraties bij wie het advies, vermeld in § 2, is aangevraagd. De Inspectie van Financiën wordt op elke vergadering van de coördinatiecommissie uitgenodigd. In het bijzonder adviseert de Inspectie van Financiën over de coherentie van de subsidiebeloften binnen de meerjarenbegroting per sector van de Vlaamse Gemeenschap. De adviezen die zijn uitgebracht volgens de bepalingen van § 2 en § 3, worden op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de coördinatiecommissie geplaatst. Die commissie heeft tot taak in overleg een ontwerp van beslissing op te maken en aan de minister voor te leggen. Bij gebrek aan een eensgezind standpunt wordt in een advies aan de minister melding gemaakt van de verschillende standpunten. »
Art. 17.In hetzelfde besluit worden in het opschrift van Hoofdstuk II, afdeling 4, de woorden « en geldigheidsduur » geschrapt.
Art. 18.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, en in § 2 worden de woorden « leggen het Fonds of de instellingen » vervangen door de woorden « legt het Fonds »;2° in § 1, eerste en tweede lid, en in § 2 wordt het woord « overheid » vervangen door het woord « minister »;3° een § 2bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis.Als die coördinatiecommissie geen eensgezind standpunt heeft ingenomen wordt het advies, vermeld in artikel 19, § 4, laatste zin, binnen vijftien kalenderdagen bezorgd aan de minister voor beslissing. »; 4° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.Als de investeringssubsidie in het geval van nieuwbouw of loutere uitbreiding betrekking heeft op verschillende projectfasen, bepaalt de minister op voorhand en per project het percentage van de investeringssubsidie dat per projectfase vrijgegeven wordt. »
Art. 19.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 21.Elke aanvraag om een subsidiebeslissing te krijgen voor het totale project of voor de eerste projectfase bevat : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing om, conform de subsidiebelofte, een investeringssubsidie aan te vragen;2° eventueel een geactualiseerd financieel plan waarbij het advies van de financier is gevoegd.»
Art. 20.In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° de algemene plannen op 2 cm/m, in tweevoud, de nodige doorsneden en detailtekeningen;»; 2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt : « 4° ofwel de stedenbouwkundige vergunning ofwel een kopie van de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning;"; 3° punt 6° wordt vervangen door wat volgt : « 6° een verslag over de sondering van het bouwterrein;"; 4° een punt 7° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 7° een bekrachtigd programma van eisen inzake comfort en gebruik van energie, water en materialen, met de bijbehorende technische nota's en eventueel een motivering van de toelaatbare afwijkingen.Een bekrachtigd programma van eisen bevestigt de projectgebonden doelstellingen en prestatie-eisen van het initiële programma van eisen of geeft aan op welke punten en waarom het initiële programma werd bijgestuurd in de loop van het ontwerpproces; »; 5° een punt 8° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 8° een akkoordbrief, ondertekend door de initiatiefnemer, waarin hij het bekrachtigde programma van eisen onderschrijft;»; 6° een punt 9° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° in voorkomend geval een verslag van de initiatiefnemer over de wijze waarop de initiatiefnemer tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij de subsidiebelofte, en over alle wijzigingen die er ten aanzien van de aanvraag tot subsidiebelofte doorgevoerd werden.»
Art. 21.In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « of bij de instellingen » worden geschrapt;2° de woorden « drie exemplaren » worden vervangen door de woorden « één exemplaar ».
Art. 22.In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « Het Fonds of de instellingen onderzoeken » vervangen door de woorden « Het Fonds onderzoekt »;2° in § 1, tweede lid, worden de woorden « of de instelling » geschrapt;3° in § 2, eerste lid, worden de woorden « Het Fonds of de instellingen onderzoeken » vervangen door de woorden « Het Fonds onderzoekt », worden de woorden « vragen ze » vervangen door de woorden « vraagt het Fonds », en worden de woorden « hun vraag » vervangen door de woorden « zijn vraag »;4° in § 2, tweede lid, worden de woorden « stellen het Fonds of de instellingen » vervangen door de woorden « stelt het Fonds », worden de woorden « Ze leggen » vervangen door de woorden « Het Fonds legt », en wordt het woord « overheid » vervangen door het woord « minister »;5° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Voor de volledig bevonden aanvragen voor een subsidiebeslissing waarin de projectfase ruwbouw begrepen is, vraagt het Fonds binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag, vermeld in artikel 24, terzelfder tijd advies aan : 1° de functioneel bevoegde administratie over de conformiteit van de aanvraag met de subsidiebelofte, met de erkenningsnormen en met de kwaliteitsnormen, waarbij dat advies binnen een termijn van zestig kalenderdagen vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag wordt uitgebracht;2° een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds over de technische conformiteit van de aanvraag met de subsidiebelofte en met de principes van de wetgeving op de overheidsopdrachten, waarbij dat advies binnen een termijn van zestig kalenderdagen vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag wordt uitgebracht. Voor de volledig bevonden aanvragen die niet vallen onder het eerste lid, of onder § 2, tweede lid, vraagt het Fonds binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag, vermeld in artikel 24, advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds, over de technische conformiteit van de aanvraag met de subsidiebelofte en met de principes van de wetgeving op de overheidsopdrachten, waarbij dat advies binnen een termijn van zestig kalenderdagen vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag wordt uitgebracht. » ; 6° in § 4 worden de woorden « het in § 3, 2°, bedoelde advies » vervangen door de woorden « het advies, vermeld in § 3, eerste lid, 2°, en in het tweede lid, »;7° § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.Bij gunstig advies van de instanties, vermeld in § 3, formuleert het Fonds een ontwerp van subsidiebeslissing. Het Fonds legt dat ontwerp binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies ter ondertekening voor aan de minister.
De subsidiebeslissing vermeldt het bedrag van de totale investeringssubsidie van het project of de projectfase. In de gevallen, vermeld in § 4, wordt het bedrag van de investeringssubsidie bepaald aan de hand van de goedgekeurde raming van de kostprijs. »; 8° in § 6, eerste lid, worden de woorden « van deze administraties stellen het Fonds of de instellingen » vervangen door de woorden « van de instanties, vermeld in § 3, stelt het Fonds »;9° in § 6, vierde lid, worden de woorden « leggen het Fonds of de instellingen » vervangen door de woorden « legt het Fonds » en wordt het woord « overheid » vervangen door het woord « minister ».
Art. 23.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 26.§ 1. Bij het verlenen van de subsidiebeslissing wordt het gedeelte van het bedrag van de subsidiebelofte dat wordt voorbehouden voor de projectfase waarvoor de subsidiebeslissing wordt gevraagd, aangepast aan de bouwindex die geldt op het moment van de subsidiebeslissing, overeenkomstig de bepalingen en berekeningsregels, bepaald in de sectorbesluiten. § 2. Als door het nemen van een subsidiebeslissing voor een projectfase het bedrag van de subsidiebelofte wordt overschreden, kan die subsidiebeslissing pas worden genomen na de aanpassing van de subsidiebelofte.
Als de overschrijding van het bedrag van de subsidiebelofte meer dan 10 % bedraagt van het bedrag van de subsidiebelofte, zijn artikel 19 en 20 van overeenkomstige toepassing op de procedure tot aanpassing van de subsidiebelofte, tenzij de overschrijding louter het gevolg is van aanpassingen aan de bouwindex.
Als de overschrijding van het bedrag van de subsidiebelofte kleiner is dan of gelijk is aan 10 % van het bedrag van de subsidiebelofte of de overschrijding met meer dan 10 % louter het gevolg is van aanpassingen aan de bouwindex, zijn artikel 19 en 20 van overeenkomstige toepassing op de procedure tot aanpassing van de subsidiebelofte, met dien verstande dat er geen tussenkomst is van de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 19, § 4.
Het ontwerp van beslissing over de aangepaste subsidiebelofte wordt opgemaakt door het Fonds en voorgelegd aan de minister voor beslissing. § 3. Na de ontvangst van de subsidiebeslissing is de initiatiefnemer gerechtigd de gunningsprocedure te starten. »
Art. 24.Artikel 27 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 27.§ 1. De initiatiefnemer moet, op straffe van verval van de subsidiebeslissing, binnen 240 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de subsidiebeslissing, een eerste opdracht van het project of van de betreffende projectfase toewijzen overeenkomstig de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. Op verzoek van de initiatiefnemer, gesteld binnen die termijn, kan die termijn door het Fonds verlengd worden in geval van overmacht. § 2. Voor de opdrachten toegewezen worden, legt de initiatiefnemer het dossier betreffende de gunningsprocedure voor advies voor aan het Fonds, met een aangetekende brief of tegen afgifte van ontvangstbewijs. De volgende stukken worden door de initiatiefnemer ingediend bij het Fonds : 1° het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;2° een afschrift van alle biedingen;3° een verslag van de controle van de biedingen;4° de door de initiatiefnemer gemotiveerde keuze van de aannemer;5° het lastenboek. § 3. Een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds, onderzoeken voor het Fonds of de gunningsprocedure in overeenstemming is met de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. Het Fonds beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van alle volledige stukken van de initiatiefnemer, vermeld in § 2, om het advies per aangetekende brief te sturen aan de initiatiefnemer. § 4. Als de gevolgde procedure niet in overeenstemming werd bevonden met de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, moet de initiatiefnemer de gunningsprocedure in overeenstemming brengen met de principes van die wetgeving. Als de nieuwe procedure een tweede maal niet in overeenstemming wordt bevonden, vervalt de subsidiebelofte van rechtswege als het om een totaal project of om de eerste projectfase gaat en wordt de subsidiebeslissing sine die uitgesteld als het om de tweede of een volgende projectfase gaat. De initiatiefnemer wordt daarvan per brief in kennis gesteld. »
Art. 25.Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 26.Artikel 29 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 29.Een eerste schijf van dertig procent van de investeringssubsidie, of van het percentage van de investeringssubsidie als het om een projectfase gaat, wordt uitbetaald na de overlegging door de initiatiefnemer van het bevel van aanvang van de werkzaamheden, van, in voorkomend geval, het bewijs van borgstelling van de aannemer en van de eerste vorderingsstaat. »
Art. 27.In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de woorden « de administratie die bevoegd is voor de gesubsidieerde infrastructuur » vervangen door de woorden « het Fonds ».
Art. 28.In artikel 31 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Het saldo wordt uitbetaald na de goedkeuring van het werk door het Fonds en na de overlegging van de volgende stukken door de initiatiefnemer : 1° het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;2° de eindafrekening met : a) een overzicht van de uitgevoerde werken, vertrekkende van de goedgekeurde bieding, en de vermelding van alle wijzigingen en herzieningen;b) de eindstaat van elk perceel;c) het bewijs van betaling van het in het bouwwerk geïntegreerde kunstwerk in geval van toepassing van de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;d) een evaluatieverslag duurzaam bouwen of een recent energieprestatiecertificaat;e) een akkoordbrief van de initiatiefnemer dat aan het programma van eisen werd voldaan, conform de minimumeisen van de minister, en dat afdoende rekening gehouden werd met de vereisten en adviezen, vermeld in de goedkeuring van de subsidiebeslissingen.»
Art. 29.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 32.Het volledige bedrag van de investeringssubsidie, of van het percentage van de investeringssubsidie als het om een projectfase gaat, wordt uitbetaald na de goedkeuring van de leveringen door het Fonds en na de overlegging van de volgende stukken door de initiatiefnemer : 1° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;2° de eindafrekening.»
Art. 30.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 31.In artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, worden de woorden « het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin » vervangen door de woorden « het Fonds »;2° in § 1, vierde lid, worden de woorden « het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap » vervangen door de woorden « het Fonds »;3° in § 3, eerste lid, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° een bepaling waardoor de tegemoetkoming van het Fonds in de leasingovereenkomst door het Fonds betaald wordt aan de initiatiefnemer met de verplichting om die tegemoetkoming enkel te gebruiken voor het project waarvoor het is bedoeld;»; 4° in § 3, tweede lid, worden de woorden « of eventueel het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin of het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap » geschrapt;5° in § 4, tweede lid, worden de woorden « , wat betreft de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de preventieve en ambulante gezondheidszorg, » geschrapt;6° in § 4 worden het derde en vierde lid opgeheven.
Art. 32.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 36.§ 1. De investeringswaarborg kan enkel worden verleend als de initiatiefnemer een subsidiebeslissing heeft gekregen. § 2. De investeringswaarborg bedraagt maximaal twee derde van de investeringssubsidie. § 3. De investeringswaarborg heeft enkel betrekking op het effectief uitstaande kapitaalsaldo en op de vervallen intresten, met uitzondering van de moratoire intresten en de intercalaire intresten.
Op het vlak van het effectief uitstaande kapitaalsaldo komt enkel het effectief uitstaande kapitaalsaldo in aanmerking voor de investeringswaarborg, dat niet hoger is dan het effectief uitstaande kapitaalsaldo dat zou overblijven bij een annuïteitenlening met constante rentevoet. § 4. De toepasselijke rentevoet voor de berekening van de gewaarborgde intresten komt ten hoogste overeen met het rendement van lineaire obligaties (OLO's) op tien jaar, zoals berekend door het Rentefonds en gepubliceerd op Reuters pagina SRF/OLOYIELD of opvolgers en in De Tijd, op de datum waarop de financieringsovereenkomst gesloten is, te verhogen met vijftien basispunten. In geval van contractuele herziening van de rentevoet wordt de datum waarop de financieringsovereenkomst gesloten is, vervangen door de datum van de laatste contractuele rentevoetherziening. Als de voormelde data niet op een bankwerkdag vallen, wordt de datum van de eerstvolgende bankwerkdag in aanmerking genomen. »
Art. 33.In hetzelfde besluit wordt in hoofdstuk VI een afdeling 1bis, bestaande uit artikel 36bis tot en met 36septies, ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 1bis. - Procedure
Art. 36bis.De aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg kan door de initiatiefnemer op zijn vroegst ingediend worden op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een subsidiebeslissing. De aanvraag wordt gericht aan het Fonds en wordt met de post verstuurd per aangetekende brief of aan de gemachtigde ambtenaar afgegeven tegen ontvangstbewijs.
De aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg bevat de volgende documenten : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een principieel akkoord inzake een investeringswaarborg aan te vragen;2° het financieel plan voor het project, waarbij wordt aangetoond dat de uitbating ten minste kostendekkend is en een afdoende terugbetalingscapaciteit waarborgt;3° het advies van de financier over het financieel plan voor het project;4° een verklaring van de initiatiefnemer, waarbij hij ermee akkoord gaat om op eenvoudig verzoek van het Fonds met het Fonds een conventionele hypotheek af te sluiten of aan het Fonds een hypothecair mandaat te geven als vermeld in artikel 37, § 4;5° de ontwerpen van financieringsovereenkomst die betrekking hebben op de totale financiering van het project. De ontwerpen van financieringsovereenkomst bevatten een afbetalingskalender die een onderscheid maakt tussen kapitaal en intresten. Als de initiatiefnemer naast een door het Fonds gewaarborgde lening een lening wil sluiten zonder waarborg door het Fonds, legt de initiatiefnemer een ontwerp van financieringsovereenkomst voor inzake een door het Fonds gewaarborgde lening en afzonderlijk een ontwerp van financieringsovereenkomst inzake een lening zonder waarborg door het Fonds.
Art. 36ter.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 36bis, voldoet aan de bepalingen van artikel 36bis. Het Fonds stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de initiatiefnemer, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in artikel 36bis. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Het Fonds vraagt binnen veertien kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of aan een of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds. De ambtenaren en de externe deskundigen kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van de adviesvraag.
Art. 36quater.Het Fonds beslist over het verlenen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg. De initiatiefnemer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van het Fonds.
Een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg houdt in dat het project van de initiatiefnemer in principe in aanmerking komt voor een investeringswaarborg. Een principieel akkoord vermeldt onder meer het project waarop het betrekking heeft, de eventuele opmerkingen en de datum vanaf wanneer het geldig is. Een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg vervalt van rechtswege bij verval van de subsidiebelofte.
Art. 36quinquies.Na de ontvangst van het principieel akkoord inzake de investeringswaarborg kan de initiatiefnemer een aanvraag doen tot het verlenen van de investeringswaarborg voor de uitvoering van zijn project.
De aanvraag tot het verlenen van de investeringswaarborg bevat de volgende documenten : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een aanvraag te doen tot het verlenen van de investeringswaarborg;2° voor de initiatiefnemers die niet onderworpen zijn aan het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin : de laatst goedgekeurde jaarrekening en in voorkomend geval het verslag van de bedrijfsrevisor over de jaarrekening;3° een geactualiseerd financieel plan voor het project, waarbij het advies van de financier is gevoegd;4° de ontwerpen van financieringsovereenkomsten die betrekking hebben op de totale financiering van het project. De ontwerpen van financieringsovereenkomsten bevatten een afbetalingskalender die een onderscheid maakt tussen kapitaal en intresten. Als de initiatiefnemer naast een door het Fonds gewaarborgde lening een lening wil sluiten zonder waarborg door het Fonds, legt de initiatiefnemer een ontwerp van financieringsovereenkomst voor inzake een door het Fonds gewaarborgde lening en afzonderlijk een ontwerp van financieringsovereenkomst inzake een lening zonder waarborg door het Fonds.
Art. 36sexies.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 36quinquies, voldoet aan de bepalingen van artikel 36quinquies. Het Fonds stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de initiatiefnemer, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid.
De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in artikel 36quinquies. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Het Fonds vraagt binnen veertien kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of aan een of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds. De ambtenaren en de externe deskundigen kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de adviesvraag.
Art. 36septies.Het Fonds beslist over het verlenen van de investeringswaarborg. De initiatiefnemer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van het Fonds.
Als een investeringswaarborg is verleend moet de initiatiefnemer, na de voltooiing van het project of van de projectfase, aan het Fonds de definitieve afbetalingskalender bezorgen. »
Art. 34.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 37.§ 1. De duur van de gewaarborgde leningen wordt bepaald naargelang van de vermoedelijke levensduur van de investeringen waarop ze betrekking hebben, maar mag niet langer zijn dan dertig jaar. § 2. De leningen waarop de investeringswaarborg betrekking heeft, moeten door de initiatiefnemer zijn aangegaan bij een financier. § 3. De investeringswaarborg is alleen verleenbaar als uit voorzichtige verwachtingen blijkt dat de financiële slaagkansen van het project zeer reëel zijn. § 4. De investeringswaarborg is alleen verleenbaar als de initiatiefnemer ermee akkoord gaat om op eenvoudig verzoek van het Fonds met het Fonds een conventionele hypotheek af te sluiten of aan het Fonds een hypothecair mandaat te geven, voor de onroerende goederen die betrekking hebben op het project. § 5. De uitbetaling van de waarborg door het Fonds werkt niet bevrijdend ten opzichte van de initiatiefnemer. Door de uitbetaling van de waarborg beschikt het Fonds over een integraal verhaalsrecht op de initiatiefnemer. Door de uitbetaling van de waarborg wordt het Fonds gesubrogeerd in de rechten van de financier, waarbij het Fonds zich echter pas kan beroepen op de zekerheden die de financier heeft ten opzichte van de initiatiefnemer inzake andere schulden dan die welke door het Fonds zijn gewaarborgd, nadat alle andere schulden dan de door het Fonds gewaarborgde schuld zijn aangezuiverd. »
Art. 35.Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 39.§ 1. De investeringswaarborg heeft pas uitwerking vanaf de datum waarop de initiatiefnemer aan het Fonds een bijdrage betaalt die wordt vastgesteld op 0,35 procent van het bedrag van het gewaarborgde krediet, te verhogen met 0,015 procent per jaar looptijd van het krediet. Het Fonds brengt de financier onmiddellijk na de betaling op de hoogte van de betalingsdatum. De initiatiefnemer kan de financier als tussenpersoon laten optreden om die bijdrage te betalen.
Die bijdrage wordt gestort binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de medeondertekening door het Fonds. Als die bijdrage niet gestort wordt binnen die termijn, vervalt de investeringswaarborg van het Fonds. Op gemotiveerde aanvraag van de initiatiefnemer of, als de financier als tussenpersoon optreedt, van de initiatiefnemer of de financier, kan het Fonds bij wijze van uitzondering afwijken van de vermelde vervaltermijnen. § 2. Als op verzoek van het Fonds een hypothecair mandaat of een hypotheek wordt gevestigd, of een hypotheek wordt ingeschreven, worden de daaruit voortvloeiende kosten en lasten door het Fonds ten laste genomen, maximaal voor het bedrag van de betaalde bijdrage, vermeld in § 1. De kosten en lasten die dat bedrag overschrijden, zijn ten laste van de initiatiefnemer. Als de initiatiefnemer niet in de mogelijkheid is die kosten en lasten te betalen, zal het Fonds de betaling voorschieten. In dat laatste geval behoudt het Fonds zich het recht voor om de voorgeschoten bedragen terug te vorderen van de initiatiefnemer.
Het Fonds betaalt de bedragen, met toepassing van het eerste lid, ten laste van het reservefonds van het Fonds, vermeld in artikel 14 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. »
Art. 36.Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 40.§ 1. De initiatiefnemer voert zijn project uit conform de verleende subsidiebeslissingen.
De initiatiefnemer die niet onderworpen is aan het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, zal jaarlijks en voor de duur van de gewaarborgde lening een kopie van zijn laatst goedgekeurde jaarrekening en, in voorkomend geval, van het verslag van de bedrijfsrevisor over de jaarrekening aan de financier bezorgen.
De initiatiefnemer die onderworpen is aan het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, zal jaarlijks en voor de duur van de gewaarborgde lening een kopie van het financieel verslag, vermeld in artikel 15 van het voormelde besluit, aan de financier bezorgen.
De initiatiefnemer zal het goed dat betrekking heeft op het project, noch de grond of het terrein waarop het goed zich bevindt, op geen enkele wijze belasten met een zekerheid ten voordele van een derde, tenzij met de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister. Die verplichting geldt vanaf de aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg. De investeringswaarborg kan niet worden verleend als die verplichting niet wordt nageleefd. Als de investeringswaarborg al werd verleend en die verplichting niet wordt nageleefd, dan vervalt de investeringswaarborg. § 2. Het Fonds kan altijd van de financier eisen dat de financier aan het Fonds een recent attest bezorgt dat afkomstig is van het bevoegde hypotheekkantoor, waaruit blijkt of er op de goederen die betrekking hebben op het project, al dan niet een hypotheek werd gevestigd.
De financier bezorgt jaarlijks, voor de verjaardag van de medeondertekening door het Fonds van de financieringsovereenkomst, aan het Fonds een kopie van de stukken, vermeld in § 1, tweede lid, of, in voorkomend geval, een kopie van de stukken, vermeld in § 1, derde lid, of de financier meldt aan het Fonds dat die stukken hem niet werden bezorgd door de initiatiefnemer. Die jaarlijkse verplichting van de financier gaat voor de eerste maal in op 1 januari 2009.
Als blijkt dat de stukken, vermeld in § 1, tweede lid, of, in voorkomend geval, de stukken, vermeld in § 1, derde lid, niet werden bezorgd door de initiatiefnemer aan de financier, dan kan het Fonds van de financier eisen, tenzij de financier afziet van de verleende investeringswaarborg, dat de financier de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen.
Als blijkt dat de initiatiefnemer zijn project niet heeft uitgevoerd conform de verleende subsidiebeslissingen, dan kan het Fonds van de financier eisen, tenzij de financier afziet van de verleende investeringswaarborg, dat de financier de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen.
De financier zal betreffende de onroerende goederen die betrekking hebben op het project geen hypothecair mandaat verkrijgen of omzetten in een hypothecaire inschrijving, noch een hypothecaire inschrijving nemen, noch tot uitwinning van zijn hypotheek overgaan, noch overgaan tot vervroegde opeising van de op het project betrekking hebbende kredieten, zonder voorafgaande toestemming van de minister. Als, in de voormelde gevallen, de minister niet reageert op een aanvraag tot toestemming vanwege de financier binnen een termijn van twintig werkdagen, die begint te lopen vanaf de ontvangst van de aanvraag die de financier per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs aan de minister verstuurt, wordt dat gebrek aan reactie gelijkgesteld met de hiervoor vermelde toestemming van de minister. De minister kan die termijn van twintig werkdagen met maximum twintig werkdagen verlengen, als wegens uitzonderlijke omstandigheden de minister over de aanvraag tot toestemming niet kan beslissen binnen de oorspronkelijke termijn van twintig werkdagen. De minister deelt die verlenging dan mee aan de financier binnen de oorspronkelijke termijn van twintig werkdagen.
Als de initiatiefnemer de afbetalingskalender niet naleeft, is de financier ertoe gehouden het Fonds binnen een periode van zes weken na de vervaldag per aangetekende brief op de hoogte te brengen. Als de initiatiefnemer de afbetalingskalender niet naleeft, dan kan het Fonds van de financier eisen, tenzij de financier afziet van de verleende investeringswaarborg, dat de financier de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzegt en dat hij dus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen.
Als de financier ervan op de hoogte is dat de initiatiefnemer zonder de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister overgaat tot een belasting met een zekerheid ten voordele van een derde als vermeld in § 1, vierde lid, of tot een bestemmingswijziging, een vervreemding of een bezwaring met zakelijk recht als vermeld in artikel 41, dan is de financier ertoe gehouden het Fonds onmiddellijk op de hoogte te brengen. Het Fonds kan ingevolge dat feit, wat betreft een bestemmingswijziging, een vervreemding of een bezwaring met zakelijk recht als vermeld in artikel 41, van de financier eisen, tenzij de financier afziet van de verleende investeringswaarborg, dat de financier de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzegt en dat hij dus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen.
De investeringswaarborg vervalt als de financier een van zijn verplichtingen niet nakomt als vermeld in het eerste lid en in het derde tot en met het zevende lid. »
Art. 37.Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 41.§ 1. De bevoegde personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de verplichtingen, vermeld in dit besluit. § 2. De initiatiefnemer mag de concrete bestemming van het gesubsidieerde goed niet wijzigen gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die, voor de onroerende goederen, in elk geval minstens twintig jaar bedraagt, behalve na de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister. De minister kan die toestemming alleen verlenen als het gesubsidieerde goed een bestemming krijgt in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort.
Ingeval de investeringswaarborg werd verleend en de gewaarborgde lening nog niet volledig werd afbetaald door de initiatiefnemer, wordt bij elke aanvraag die de initiatiefnemer indient bij de minister met toepassing van het eerste lid, een document gevoegd waarin de financier zich akkoord verklaart met de aanvraag. § 3. De initiatiefnemer is ertoe gehouden, voor de roerende goederen, gedurende een periode die gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering, en voor de onroerende goederen, gedurende een periode van twintig jaar, elke vervreemding van het gesubsidieerde goed of elke bezwaring van het gesubsidieerde goed met zakelijk recht aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister te onderwerpen. De vervreemding kan in ieder geval niet worden toegestaan als het gesubsidieerde goed geen bestemming krijgt in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort.
Ingeval de investeringswaarborg werd verleend en de gewaarborgde lening nog niet volledig werd afbetaald door de initiatiefnemer, wordt bij elke aanvraag die de initiatiefnemer indient bij de minister met toepassing van het eerste lid, een document gevoegd waarin de financier zich akkoord verklaart met de aanvraag. § 4. De initiatiefnemer is ertoe gehouden het gesubsidieerde goed als een goed huisvader te beheren en te onderhouden gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die, voor de onroerende goederen, in elk geval minstens twintig jaar bedraagt. »
Art. 38.Artikel 42 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 42.De investeringssubsidie zal volledig worden teruggevorderd als de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten geheel of gedeeltelijk niet nageleefd worden.
In afwijking van en in vervanging van het eerste lid gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 52 van het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzake subsidies, en de controle door het Rekenhof, de bepalingen van het derde en het vierde lid.
Bij overtreding van de bepalingen van artikel 40, § 1, vierde lid, en artikel 41, § 1, § 2 en § 3, zal de investeringssubsidie worden teruggevorderd voor een bedrag, berekend pro rato van het op het ogenblik van de overtreding nog niet afgelopen gedeelte van de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en tevens pro rato van het gedeelte van de subsidiabele oppervlakte van het gesubsidieerde goed dat een bestemmingswijziging krijgt, vervreemd wordt of bezwaard wordt met een zakelijk recht.
Bij overtreding van de bepaling van artikel 41, § 4, zal de minister de initiatiefnemer aanmanen zich te conformeren aan die bepaling binnen een termijn, bepaald door de minister. Als de initiatiefnemer niet het nodige gevolg geeft aan die aanmaning, zal de investeringssubsidie worden teruggevorderd voor een bedrag, berekend pro rato van het op het ogenblik van de overtreding nog niet afgelopen gedeelte van de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering. »
Art. 39.Aan hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt een artikel 42bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 42bis.Voor de wijze waarop stukken ter kennis gebracht worden door de initiatiefnemer of de financier aan het Fonds of de functioneel bevoegde administratie, of door het Fonds of de functioneel bevoegde administratie aan de initiatiefnemer of de financier, vermeld in dit besluit, kan de minister afwijkende regels bepalen die rekening houden met de nieuwste communicatiemiddelen. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap
Art. 40.Aan artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 2A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 19,885; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het betreffende jaar; I = 3,627. »
Art. 41.In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt het percentage « 7 % » vervangen door het percentage « 10 % » en wordt het cijfer « 1,07 » vervangen door het cijfer « 1,10 ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen
Art. 42.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; ».
Art. 43.In artikel 3, § 1, 7°, van hetzelfde besluit worden de woorden « het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur » vervangen door de woorden « het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken ».
Art. 44.In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt het woord « tien » vervangen door het woord « twintig ».
Art. 45.Aan artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 1A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 8,523; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 december voorafgaand aan het betreffende jaar; I = 2,045. »
Art. 46.Artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 15.Behalve in het geval van aankoop, omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief btw en algemene onkosten wordt vastgesteld met toepassing van artikel 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 13, een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 10 %. De totale investeringssubsidie wordt dan als volgt berekend : basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten à 10 % op het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg
Art. 47.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; ».
Art. 48.In artikel 3, § 1, 7°, van hetzelfde besluit worden de woorden « het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur » vervangen door de woorden « het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken ».
Art. 49.Aan artikel 11 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 2A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 19,885; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het betreffende jaar; I = 3,627. »
Art. 50.In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt het percentage « 7 % » telkens vervangen door het percentage « 10 % ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk
Art. 51.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; ».
Art. 52.In artikel 2, 7°, van hetzelfde besluit worden de woorden « het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur » vervangen door de woorden « het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken ».
Art. 53.Aan artikel 12 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 2A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 19,885; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het betreffende jaar; I = 3,627. »
Art. 54.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt het percentage « 7 % » telkens vervangen door het percentage « 10 % ». HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de kinderopvangsector
Art. 55.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de kinderopvangsector wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; ».
Art. 56.Aan artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 2A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 19,885; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het betreffende jaar; I = 3,627. »
Art. 57.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt het percentage « 7 % » telkens vervangen door het percentage « 10 % ». HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg
Art. 58.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2001, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; ».
Art. 59.Aan artikel 18 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 2A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 19,885; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het betreffende jaar; I = 3,627. »
Art. 60.In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt het percentage « 7 % » telkens vervangen door het percentage « 10 % ». HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand
Art. 61.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; ».
Art. 62.In artikel 2, 7°, van hetzelfde besluit worden de woorden « het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur » vervangen door de woorden « het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken ».
Art. 63.Aan artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 2A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 19,885; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het betreffende jaar; I = 3,627. »
Art. 64.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt het percentage « 7 % » telkens vervangen door het percentage « 10 % ». HOOFDSTUK IX. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 65.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, wordt een punt 28° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 28° agentschap Zorg en Gezondheid : het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Zorg en Gezondheid. »
Art. 66.In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Elke aanvraag tot goedkeuring van een masterplan en tot het verkrijgen van een principieel akkoord voor een bepaald project wordt gericht aan het Fonds, met uitzondering van de aanvraag in de fase van het zorgstrategische plan, vermeld in artikel 10, die ingediend wordt bij het agentschap Zorg en Gezondheid. Voor de wijze waarop stukken ter kennis gebracht worden door de initiatiefnemer aan het Fonds of aan het agentschap Zorg en Gezondheid, of door het Fonds of het agentschap Zorg en Gezondheid aan de initiatiefnemer, vermeld in deze afdeling, kan de minister afwijkende regels bepalen die rekening houden met de nieuwste communicatiemiddelen. »
Art. 67.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden in punt 1°, c), de woorden « de wet van 7 april 1971 houdende oprichting en werking van de Universitaire Instelling Antwerpen » vervangen door de woorden « het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen en het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen »;
Art. 68.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « Om het zorgstrategische plan op te maken, moet de initiatiefnemer gebruikmaken van modellen die door het agentschap Zorg en Gezondheid ter beschikking worden gesteld.De initiatiefnemer kan gebruikmaken van gegevens die het agentschap Zorg en Gezondheid ter beschikking stelt. Het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin kan aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer. »; 2° in het derde lid wordt het woord « Fonds » vervangen door de woorden « agentschap Zorg en Gezondheid ».
Art. 69.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « Het agentschap Zorg en Gezondheid maakt een evaluatienota over de zorgaspecten op.Binnen zeven kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid bezorgt het agentschap Zorg en Gezondheid het zorgstrategische plan aan het Fonds voor het opmaken van een evaluatienota over de financiële aspecten. Het Fonds kan voor het opmaken van die evaluatienota een beroep doen op een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of op een of meer externe deskundigen. De vergoeding van de externe deskundigen is ten laste van de begroting van het Fonds. »; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « Binnen veertig kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid stuurt het agentschap Zorg en Gezondheid in een aangetekende brief de evaluatienota's naar de initiatiefnemer.»; 3° in het derde lid wordt het woord « Fonds » telkens vervangen door de woorden « agentschap Zorg en Gezondheid ».
Art. 70.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt het woord « Fonds » vervangen door de woorden « agentschap Zorg en Gezondheid ».
Art. 71.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : « Bij de Commissie Zorgstrategie voor de voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg is één extern lid afkomstig uit de adviesraad die bevoegd is voor de behandeling van bezwaar- of verweermiddelen inzake de erkenning van voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg.Twee externe leden worden aangesteld wegens hun deskundigheid in ouderenzorg of thuiszorg. »; 2° in § 2 worden de woorden « de begroting van het Fonds » vervangen door de woorden « het agentschap Zorg en Gezondheid »;3° in § 4 wordt het woord « Fonds » telkens vervangen door de woorden « agentschap Zorg en Gezondheid ».
Art. 72.Aan artikel 15, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd : « De beslissing van de minister wordt ter kennis gebracht van het Fonds en per aangetekende brief bezorgd aan de initiatiefnemer. »
Art. 73.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan de eerste zin worden de volgende woorden toegevoegd : « aan het Fonds »;2° in de laatste zin wordt het woord « drie » vervangen door het woord « twee ».
Art. 74.Aan artikel 17 van hetzelfde besluit wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° een verklaring op erewoord, over het project waarvoor een principieel akkoord wordt gevraagd, voor de toepassing van artikel 49. »
Art. 75.In artikel 23 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° worden de woorden « hetzij een coöperatieve vennootschap is » vervangen door de woorden « hetzij een coöperatieve vennootschap, hetzij een publiekrechtelijke rechtspersoon is »;2° een punt 4° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° een verklaring op erewoord, over het project waarvoor een principieel akkoord wordt gevraagd, voor de toepassing van artikel 49. » HOOFDSTUK X. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 76.Aan artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, worden de volgende zinnen toegevoegd : « Die verplichting geldt vanaf de aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg. De investeringswaarborg kan niet worden verleend als die verplichting niet wordt nageleefd. »
Art. 77.In artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 en 7 september 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vijfde lid worden de woorden « met een aantal werkdagen verlengen » vervangen door de woorden « met maximum twintig werkdagen verlengen »;2° tussen het vijfde en het zesde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Het vooraf op de hoogte brengen van het Fonds door de financier, vermeld in het vijfde lid, eerste zin, gebeurt per aangetekende brief tegen afgifte van ontvangstbewijs.In het geval die kennisgeving betrekking heeft op het verkrijgen van een niet in de pari-passuovereenkomst opgenomen hypothecair mandaat of hypothecaire inschrijving of betrekking heeft op de omzetting van een hypothecair mandaat in een hypothecaire inschrijving, wordt het Fonds in dit aangetekend schrijven tevens uitgenodigd voor een vergadering die zal plaatsvinden binnen een termijn van tien dagen, die begint te lopen vanaf de verzending van de aangetekende brief. Vooraleer die vergadering plaatsvindt of voor het verstrijken van die termijn van tien dagen, naar gelang welk feit zich eerst voordoet, zal de financier niet overgaan tot de opgesomde acties die aanleiding geven tot het organiseren van die vergadering. De financier kan op die vergadering de nodige informatie bezorgen aan het Fonds, onder meer over de kredietwaardigheid van de initiatiefnemer. »; 3° het laatste lid wordt vervangen door wat volgt : « De investeringswaarborg vervalt als de financier een van zijn verplichtingen niet nakomt als vermeld in het eerste lid en in het derde tot en met het achtste lid.» HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor rusthuizen, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 78.In artikel 12, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor rusthuizen, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De interne leden behoren tot het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, tot het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid of tot het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. »
Art. 79.Aan artikel 22 van hetzelfde besluit worden de volgende zinnen toegevoegd : « Die verplichting geldt vanaf de aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord over de investeringswaarborg. De investeringswaarborg kan niet worden verleend als die verplichting niet wordt nageleefd. »
Art. 80.Aan artikel 24, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « met een aantal werkdagen verlengen » vervangen door de woorden « met maximum twintig werkdagen verlengen »;2° een tweede lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het vooraf op de hoogte brengen van het Fonds door de financier, vermeld in het eerste lid, eerste zin, gebeurt per aangetekende brief tegen afgifte van ontvangstbewijs.In het geval die kennisgeving betrekking heeft op het verkrijgen van een niet in de pari-passuovereenkomst opgenomen hypothecair mandaat of hypothecaire inschrijving of betrekking heeft op de omzetting van een hypothecair mandaat in een hypothecaire inschrijving, wordt het Fonds in dit aangetekend schrijven tevens uitgenodigd voor een vergadering die zal plaatsvinden binnen een termijn van tien dagen, die begint te lopen vanaf de verzending van de aangetekende brief. Vooraleer die vergadering plaatsvindt of voor het verstrijken van die termijn van tien dagen, naar gelang welk feit zich eerst voordoet, zal de financier niet overgaan tot de opgesomde acties die aanleiding geven tot het organiseren van die vergadering. De financier kan op die vergadering de nodige informatie bezorgen aan het Fonds, onder meer over de kredietwaardigheid van de initiatiefnemer. » HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen
Art. 81.De bepalingen van artikel 37 en 38 zijn ook van toepassing op de investeringssubsidies die verleend werden op basis van de regelgeving die van toepassing was voor het decreet en die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit onder het toepassingsgebied van het decreet vallen.
Voor de investeringssubsidies die betrekking hebben op de aankoop van gronden en die verleend werden op basis van de regelgeving die van toepassing was voor het decreet, geldt de bepaling van § 1 niet. Voor die investeringssubsidies blijven de verplichtingen gelden die door de initiatiefnemer destijds werden aangegaan, met dien verstande dat die verplichtingen in ieder geval beperkt zijn tot een termijn van dertig jaar na het verlenen van de investeringssubsidies en dat in geval van terugvordering van de investeringssubsidies die betrekking hebben op de aankoop van gronden die terugvordering in ieder geval beperkt is tot het bedrag van de verleende investeringssubsidie die betrekking heeft op de aankoop van gronden, waarbij de eventueel gerealiseerde meerwaarde van het onroerende goed niet in rekening wordt gebracht.
De dossiers waarbij de beslissing tot terugvordering van investeringssubsidies werd genomen voor de inwerkingtreding van dit besluit, worden verder behandeld volgens de regels die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 82.Voor de dossiers waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit een subsidiebelofte werd genomen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, zijn artikel 41, 46, 50, 54, 57, 60 en 64 niet van toepassing en gelden de betreffende percentages die van toepassing waren voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit De zorgstrategische plannen die voor 1 januari 2008 werden ingediend bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden aangelegenheden en waarover de Vlaamse minister, bevoegd voor het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, nog geen beslissing heeft genomen voor 1 januari 2008, worden verder behandeld volgens de overeenkomstige procedurestap van de door dit besluit aangepaste procedure voor de behandeling van zorgstrategische plannen.
Artikel 44 is niet van toepassing voor de dossiers waarvoor een subsidiebelofte werd verleend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Voor de dossiers die vallen onder het toepassingsgebied van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden waarvoor geen eerste gebruikstoelage werd vastgelegd voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gelden de nieuwe percentages, vermeld in de artikelen 41, 46 en 50.
Art. 83.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 30 mei 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE