gepubliceerd op 07 september 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk
8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 juni 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat als gevolg van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk en het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998 tot uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk, de autonome centra voor algemeen welzijnswerk een sterke evolutie achter de rug hebben met verregaande fusies; dat hun nood aan infrastructuurbehoeften in deze context van schaalvergroting des te dringender wordt;
Overwegende dat er binnen het algemeen welzijnswerk een substantiële residentiële werking is waarvan de infrastructurele noden nog hoger liggen;
Overwegende dat de centra voor algemeen welzijnswerk momenteel geen bijzondere subsidie ontvangen voor de verwerving of het onderhoud van hun huisvesting; dat het niet denkbeeldig is dat een te zware leninglast de financiële leefbaarheid van de centra in het gedrang zou brengen; dat de autonome centra voor algemeen welzijnswerk over geen of zeer beperkte reserves beschikken; dat beschikken over een degelijke infrastructuur een belangrijk kwaliteitscriterium is;
Overwegende dat alleen via financiële ondersteuning in het kader van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden een degelijke en duurzame oplossing voor de dringende infrastructuurbehoeften van de centra voor teleonthaal en de autonome centra voor algemeen welzijnswerk gerealiseerd kan worden;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° initiatiefnemer : de rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° investering : kosten voor bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerkzaamheden, aankoop, uitrusting of apparatuur door initiatiefnemers, met uitzondering van de aankoop van grond;3° investeringssubsidie : subsidie als bijdrage in de kostprijs of de financiering van de investering door een initiatiefnemer;4° subsidiebelofte : verbintenis, die op het lopende begrotingsjaar wordt vastgelegd, om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen;5° subsidiebeslissing : de beslissing die het gedeelte bepaalt van de subsidiebelofte dat voor een bepaalde projectfase wordt voorbehouden;6° project : het deel van de geplande infrastructuur, zoals omschreven in het masterplan, waarvoor de initiatiefnemer een subsidiebelofte of een subsidiebeslissing vraagt;7° projectfase: één van de hoogstens vier delen van een project waarvoor een subsidiebeslissing getroffen kan worden, deze vier delen kunnen zijn : a) de ruwbouw;b) de technische uitrusting;c) de afwerking;d) de uitrusting en de meubilering;8° masterplan : globale en beschrijvende schets met kostenraming van de door de initiatiefnemer geplande infrastructuur afhankelijk van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie;9° nieuwbouw : een nieuwe bouwconstructie met een eigen, autonome en functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden die een ruwbouw bevat;10° uitbreiding : het bouwen van een nieuwe bouwconstructie aan of bij een bestaande constructie die een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden heeft of voor dergelijke bestemming in aanmerking komt en waarbij de nieuwe constructie functioneel aansluit;11° aankoop : de verwerving van een gebouw dat in aanmerking komt voor een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden;12° verbouwing : elke materiële ingreep, met uitzondering van uitbreiding alsmede van de onderhoudswerken of de door slijtage noodzakelijke vervangingswerken, tot verbetering of vernieuwing van een gebouw met een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, of dat voor een dergelijke functionele bestemming in aanmerking komt;13° autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk : een door de Vlaamse Gemeenschap erkend centrum voor algemeen welzijnswerk dat vanuit een eenheid van beheer en beleid een gediversifieerde en verantwoorde hulp- en dienstverlening aanbiedt die ter beschikking staat van alle personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd worden ten gevolge van persoonlijke, relationele, gezins- of maatschappelijke factoren zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk;14° centrum voor teleonthaal : een door de Vlaamse Gemeenschap erkend centrum voor algemeen welzijnswerk dat zich specifiek richt op algemene, persoonlijke, relationele en maatschappelijke problemen via een permanente telefonische bereikbaarheid zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk;15° subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring. HOOFDSTUK II. - Bouwtechnische en bouwfysische normen
Art. 2.De algemene bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van het algemeen welzijnswerk moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn : 1° de regelgeving over de brandveiligheid;2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek;3° de regelgeving over de minimumeisen voor thermische isolatie van woongebouwen;4° de NBN-normen, uitgegeven door het Belgisch Instituut voor Normalisatie vzw en het Belgisch Elektrotechnisch Comité;5° het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming en de regelgeving betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;6° het Algemeen Reglement inzake elektrische installaties;7° de typebestekken, gebruikt door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur;8° de regelgeving over de stedenbouw en ruimtelijke ordening;9° de regelgeving over de milieuvergunningen;10° de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.
Art. 3.De specifieke bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn de volgende : 1° een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk dient gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar te zijn onder meer met het openbaar vervoer;2° de lokalen die door een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk gebruikt worden, zijn enkel bestemd voor het algemeen welzijnswerk en moeten afgezonderd zijn van de lokalen waar andere activiteiten uitgeoefend worden;3° de lokalen voor de ontvangst moeten volledig gescheiden zijn van de lokalen waar de hulp- en dienstverlening plaatsvinden;4° al de lokalen en de installaties moeten voldoen aan de vereisten van algemene hygiëne, comfort en veiligheid;5° de lokalen moeten aangepast zijn aan de hulp- en dienstverleningsdoeleinden en de lokalen waar de ontvangst en de hulp- en dienstverlening plaatsvinden of de opvang gebeurt, moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen het geluid;6° de basisinfrastructuur van een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk bestaat uit de hierna opgesomde lokalen, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn : a) een wachtkamer van 10 m2;b) een secretariaat van 20 m2;c) een multifunctionele ruimte voor extern gebruik van 25 m2;d) een multifunctionele ruimte voor intern gebruik van 20 m2;e) een archief van 10 m2;f) een berging van 5 m2;g) een sanitaire ruimte van 10 m2;h) per voltijds equivalent van de erkende personeelsformatie voor de inhoudelijke medewerkers, 12 m2 werkruimte;7° ingeval een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk voorziet in residentiële opvang, moet het centrum bovendien beschikken over : a) gemeenschappelijke kamers met maximaal 4 bedden per kamer en een nuttige vloeroppervlakte van minstens 6 m2 per bed en individuele kamers met een minimum nuttige vloeroppervlakte van 8 m2;b) een dagverblijfzaal met een nuttige vloeroppervlakte van ten minste 3 m2 per resident en een eetzaal met een nuttige vloeroppervlakte van minstens 1,5 m2 per resident;c) degelijke sanitaire installaties, die ten minste omvatten : - 1 wc per 10 residenten; - 1 bad of een stortbad per 10 residenten; - 1 vaste wastafel met stromend water per 2 bedden voor de residenten die in een gemeenschappelijke kamer verblijven; - 1 vaste wastafel per individuele kamer; - vaste wastafels in de nabijheid van de wc's en de eetzalen geplaatst, om de residenten toe te laten overdag gemakkelijk hun handen te kunnen wassen; d) afzonderlijke woonentiteiten en aparte sanitaire installaties, in het geval dat het centrum zowel mannen als vrouwen met kinderen opvangt.
Art. 4.De specifieke bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van een centrum voor teleonthaal moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn de volgende : 1° de lokalen die door een centrum voor teleonthaal gebruikt worden, zijn enkel bestemd voor het algemeen welzijnswerk en moeten afgezonderd zijn van de lokalen waar andere activiteiten uitgeoefend worden;2° al de lokalen en installaties moeten voldoen aan de vereisten van algemene hygiëne, comfort en veiligheid;3° de lokalen moeten aangepast zijn aan de hulpverleningsdoeleinden en ze moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen het geluid;4° de basisinfrastructuur van een centrum voor teleonthaal bestaat uit de hierna opgesomde lokalen, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn : a) een secretariaat van 20 m2;b) een multifunctionele ruimte van 20 m2;c) een archief van 10 m2;d) een berging van 5 m2;e) een sanitaire ruimte van 2 m2;f) een werkruimte voor vrijwilligers van 20 m2;g) per voltijds equivalent van de erkende personeelsformatie voor de inhoudelijke medewerkers, 12 m2 werkruimte. HOOFDSTUK III. - Subsidiabele oppervlakte
Art. 5.§ 1. De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal : 1° voor een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk: 50 m2 per voltijds equivalent van de erkende personeelsformatie, en bijkomend, in het geval dat het centrum ook voorziet in residentiële opvang, 25 m2 per opvangplaats, aanvaard door de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen;2° voor een centrum voor teleonthaal : 50 m2 per voltijds equivalent van de erkende personeelsformatie. § 2. Bij uitbreiding komt enkel de nieuwgebouwde oppervlakte die tezamen met de oppervlakte van het behouden gedeelte van het bestaande gebouw de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld onder § 1, niet overschrijdt, voor subsidiëring in aanmerking. HOOFDSTUK IV. - Investeringssubsidie
Art. 6.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is voor de sector van het algemeen welzijnswerk vastgesteld op 22.000 frank per m2. § 2. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie als volgt verdeeld : 1° ruwbouw : 35 %;2° technische uitrusting : 25 %;3° afwerking : 30 %;4° uitrusting en meubilering : 10 %. De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, kan andere aangepaste percentages bepalen met evenwel een maximum van : 1° ruwbouw : 45 %;2° technische uitrusting : 35 %;3° afwerking : 40 %;4° uitrusting en meubilering : 20 %.
Art. 7.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de sector van het algemeen welzijnswerk vastgesteld op 20 000 frank per m2. § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering inzake uitbreiding is voor de sector van het algemeen welzijnswerk vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming.
Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding zoals bepaald in § 1 en 2 kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw zoals bepaald in artikel 6.
Art. 8.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwing mag ten hoogste 75 % van het in artikel 7, § 1, bepaalde basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding bedragen.
Art. 9.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop en de daar noodzakelijk bijbehorende verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie zoals bepaald in artikel 6. Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door het comité van aankoop geschatte venale waarde van het gebouw en de met de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en registratierechten of BTW, in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.
Art. 10.In een periode van twintig jaar na de voorlopige oplevering van een investering van nieuwbouw, van uitbreiding, van aankoop met verbouwing of van verbouwing, kan geen investeringssubsidie worden verkregen voor hetzelfde project, ongeacht of de investeringssubsidie is verkregen in een andere sector van de persoonsgebonden aangelegenheden. Enkel als een verbouwing noodzakelijk wordt opgelegd door de gewijzigde regelgeving of door de opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen deze periode een investeringssubsidie voor verbouwing worden verkregen.
Art. 11.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor meubilering en uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
Art. 12.De bedragen zoals bepaald in artikel 6 en 7 worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
Art. 13.Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief BTW wordt vastgesteld met toepassing van artikel 6, 7, 8, 9 en 11 een subsidie voor de BTW tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 7 %. De totale investeringssubsidie wordt dan als volgt berekend: basisbedrag + geldende BTW op het basisbedrag + algemene onkosten à 7 % op het basisbedrag + geldende BTW op de algemene onkosten.
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 juni 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER