Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 01 september 2006
gepubliceerd op 24 oktober 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden

bron
vlaamse overheid
numac
2006036688
pub.
24/10/2006
prom.
01/09/2006
ELI
eli/besluit/2006/09/01/2006036688/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 SEPTEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, inzonderheid op artikel 7bis, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 26 juli 2006;

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 40.946/1/V, gegeven op 8 augustus 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;2° minister : de minister, bevoegd voor het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;3° ziekenhuis : een voorziening als vermeld in artikel 2 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;4° psychiatrisch ziekenhuis : een ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;5° rust- en verzorgingstehuis : een rust- en verzorgingstehuis als vermeld in de regelgeving ter uitvoering van artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende andere vormen van verzorging;6° psychiatrisch verzorgingstehuis : een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in de regelgeving ter uitvoering van artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende andere vormen van verzorging;7° functie daghospitalisatie binnen een ziekenhuis : een aanwijsbare entiteit binnen de vestigingsplaats van een ziekenhuis, met uitzondering van een psychiatrisch ziekenhuis, waarin verstrekkingen worden verricht als vermeld in de desbetreffende artikelen van de overeenkomst tussen de verplegingsinrichtingen en de verzekeringsinstellingen, zonder dat deze verstrekkingen aanleiding geven tot een ziekenhuisverblijf met overnachting;8° verzorgingsinstelling : een ziekenhuis, een rust- en verzorgingstehuis, een psychiatrisch verzorgingstehuis of een functie daghospitalisatie binnen een ziekenhuis;9° rusthuis : een voorziening als vermeld in artikel 2, 6°, van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor bejaarden;10° regionaal dienstencentrum : een voorziening als vermeld in artikel 8 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;11° lokaal dienstencentrum : een voorziening als vermeld in artikel 6 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;12° dagverzorgingscentrum : een voorziening als vermeld in artikel 10 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;13° centrum voor kortverblijf : een voorziening als vermeld in artikel 12 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;14° voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg : een rusthuis, een regionaal dienstencentrum, een lokaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf; 15° voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap : een van de voorzieningen, met uitzondering van de revalidatiecentra, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, voor zover die voorziening valt onder de bevoegdheid van het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, en voor zover het totale bedrag dat wordt berekend en vastgesteld, exclusief btw en algemene onkosten, naargelang van de aard van de investering, overeenkomstig de bepalingen van het voormelde besluit van 6 juli 1994, hoger is dan het bedrag van 80.000 euro, exclusief btw en algemene onkosten. Dat bedrag van 80.000 euro wordt jaarlijks per 1 januari van rechtswege aangepast aan de bouwindex, waarbij de basisindex de bouwindex is van 1 januari 1994; 16° investeringswaarborg : een alternatieve vorm van investeringswaarborg als vermeld in artikel 7bis van het decreet;17° project : het deel van de geplande infrastructuur, zoals omschreven in het masterplan, waarvoor een investeringswaarborg wordt gevraagd door de initiatiefnemer;18° financier : een kredietinstelling die de vergunning, vermeld in artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, heeft verkregen, en de ermee verbonden vennootschappen in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, alsmede iedere kredietinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Unie en die, in overeenstemming met titel III van de voormelde wet van 22 maart 1993, haar werkzaamheden op het Belgische grondgebied mag uitoefenen;19° leasing : een onopzegbare overeenkomst waarbij een financier of een leasingmaatschappij, op specifieke aanwijzing van de initiatiefnemer en tegen een bepaalde prijs, zorgt voor de nieuwbouw, uitbreiding of verbouwing van een onroerend goed op een grond die eigendom is van de initiatiefnemer en waarop voor de duur van de overeenkomst een recht van opstal wordt gevestigd, met de verplichting om de nieuwbouw, uitbreiding of verbouwing aan de initiatiefnemer in gebruik te geven gedurende de duur van de overeenkomst, en waarbij het recht van opstal uitdooft op het einde van de overeenkomst zodat de initiatiefnemer zonder enige bijkomende vergoeding eigenaar wordt van het onroerend goed. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de sector van de verzorgingsinstellingen, op de sector van de voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg, en op de sector van de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap.

Ter uitvoering van artikel 7bis van het decreet kan door het Fonds een investeringswaarborg verleend worden aan initiatiefnemers voor de uitvoering van hun projecten, onder de voorwaarden, bepaald in het decreet en in dit besluit. HOOFDSTUK III. - De investeringswaarborg

Art. 3.Het principieel akkoord inzake de investeringswaarborg kan enkel worden verleend als de initiatiefnemer voor zijn project over een principieel akkoord beschikt als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.

De leningen waarop de investeringswaarborg betrekking heeft, moeten door de initiatiefnemer zijn aangegaan bij een financier.

De duur van de gewaarborgde leningen wordt bepaald naargelang van de vermoedelijke levensduur van de investeringen waarop ze betrekking hebben, maar mag niet langer zijn dan dertig jaar.

De waarborg is slechts verleenbaar voor zover uit voorzichtige verwachtingen blijkt dat de financiële slaagkansen van het project zeer reëel zijn.

De waarborg is slechts verleenbaar indien de initiatiefnemer akkoord gaat om op eenvoudig verzoek van het Fonds met het Fonds een conventionele hypotheek af te sluiten of aan het Fonds een hypothecair mandaat te geven, wat betreft de onroerende goederen die betrekking hebben op het project. De waarborg is tevens slechts verleenbaar indien de financier akkoord gaat met een pari passu regeling tussen het Fonds en de financier voor de verkoopopbrengst van het goed die toekomt aan het Fonds of aan de financier. Die pari passu regeling geldt als op de onroerende goederen die betrekking hebben op het project een hypotheek werd ingeschreven door het Fonds en een hypotheek door de financier, en als deze onroerende goederen het voorwerp uitmaken van een gedwongen verkoop.

In geval van leasing kan geen investeringswaarborg worden verleend.

Art. 4.De investeringswaarborg heeft enkel betrekking op het effectief uitstaande kapitaalsaldo en op de vervallen intresten, met uitzondering van de moratoire intresten en de intercalaire intresten, nadat alle zakelijke en persoonlijke zekerheden, waarover de financier beschikt ter dekking van de gewaarborgde lening, door de financier zijn uitgewonnen of de oninbaarheid ervan vaststaat. Op het vlak van het effectief uitstaande kapitaalsaldo komt enkel het effectief uitstaande kapitaalsaldo in aanmerking voor de investeringswaarborg dat niet hoger is dan het effectief uitstaande kapitaalsaldo dat zou overblijven bij een annuïteitenlening met constante rentevoet.

De uitbetaling van de waarborg door het Fonds werkt niet bevrijdend ten opzichte van de initiatiefnemer. Door de uitbetaling van de waarborg beschikt het Fonds over een integraal verhaalsrecht op de initiatiefnemer. Door de uitbetaling van de waarborg wordt het Fonds gesubrogeerd in de rechten van de financier, waarbij het Fonds zich echter pas kan beroepen op de zekerheden die de financier heeft ten opzichte van de initiatiefnemer inzake andere leningen dan deze die door het Fonds zijn gewaarborgd, nadat alle andere schulden dan de door het Fonds gewaarborgde lening zijn aangezuiverd.

De investeringswaarborg dekt 90 % van het kapitaalgedeelte van de lening en 90 % van de intresten.

Het maximum aan kapitaalgedeelte dat in aanmerking komt voor de dekking van 90% door de investeringswaarborg, vermeld in het eerste lid, is gelijk aan de subsidiabele kostprijs van het project. De maximale subsidiabele kostprijs van het project bedraagt tien zesde van het totale bedrag dat wordt berekend en vastgesteld op de datum van het bevel tot aanvang van de werken of van het plaatsen van de bestelling, naargelang van de aard van de investering, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen, of overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg, of overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap.

Het niveau van de gewaarborgde intresten, vermeld in het eerste lid, wordt beperkt tot 90 % van de intresten. De toepasselijke rentevoet voor de berekening van die intresten komt ten hoogste overeen met het rendement van lineaire obligaties (OLO's) op tien jaar, zoals berekend door het Rentefonds en gepubliceerd op Reuters pagina SRF/OLOYIELD of opvolgers en in De Tijd op de datum waarop de financieringsovereenkomst gesloten is, te verhogen met vijftien basispunten. In geval van contractuele herziening van de rentevoet wordt de datum waarop de financieringsovereenkomst gesloten is, vervangen door de datum van de laatste contractuele rentevoetherziening. Als voornoemde data niet op een bankwerkdag vallen, wordt de datum van de eerstvolgende bankwerkdag in aanmerking genomen. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het verlenen van een investeringswaarborg

Art. 5.De aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg kan door de initiatiefnemer op zijn vroegst ingediend worden op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. De aanvraag wordt gericht aan het Fonds en wordt met de post verstuurd per aangetekende brief of aan de gemachtigde ambtenaar afgegeven tegen ontvangstbewijs.

De aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg bevat de volgende documenten : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een principieel akkoord inzake een investeringswaarborg aan te vragen;2° het financieel plan voor het project waarbij wordt aangetoond dat de uitbating ten minste kostendekkend is en een afdoende terugbetalingscapaciteit waarborgt;3° het advies van de financier over het financieel plan voor het project;4° een verklaring van de initiatiefnemer waarbij hij akkoord gaat om op eenvoudig verzoek van het Fonds met het Fonds een conventionele hypotheek af te sluiten of aan het Fonds een hypothecair mandaat te geven als vermeld in artikel 3, vijfde lid;5° een verklaring van de financier waarbij hij akkoord gaat met een pari passu regeling als vermeld in artikel 3, vijfde lid, met daarbij de modaliteiten van de pari passu regeling zoals voorgesteld door de financier;6° de ontwerpen van financieringsovereenkomst die betrekking hebben op de totale financiering van het project. De ontwerpen van financieringsovereenkomst bevatten een afbetalingskalender die een onderscheid maakt tussen kapitaal en intresten. Als de initiatiefnemer naast een door het Fonds gewaarborgde lening een lening wil sluiten zonder waarborg door het Fonds, legt de initiatiefnemer een ontwerp van financieringsovereenkomst voor inzake een door het Fonds gewaarborgde lening en afzonderlijk een ontwerp van financieringsovereenkomst inzake een lening zonder waarborg door het Fonds.

Art. 6.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 5, voldoet aan de bepalingen van artikel 5. Het Fonds stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de initiatiefnemer, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in artikel 5. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het Fonds vraagt binnen veertien kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of aan een of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds. De ambtenaren en de externe deskundigen kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van de adviesvraag.

Art. 7.Het Fonds beslist over het verlenen van een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg. De initiatiefnemer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van de gemotiveerde beslissing van het Fonds.

Een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg houdt in dat het project van de initiatiefnemer in principe in aanmerking komt voor een investeringswaarborg. Een principieel akkoord vermeldt onder meer het project waarop het betrekking heeft, de eventuele opmerkingen en de datum vanaf wanneer het geldig is. Een principieel akkoord inzake de investeringswaarborg vervalt van rechtswege bij verval van het principieel akkoord, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.

Art. 8.Uiterlijk negentig kalenderdagen voor de aanvang van de werkzaamheden die betrekking hebben op het project, kan de initiatiefnemer de wijziging aanvragen van het principieel akkoord.

Die aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en bevat de stukken die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag voor het oorspronkelijke principieel akkoord. De aanvraag wordt per aangetekende brief verstuurd naar het Fonds.

Het Fonds stuurt binnen zeven kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de initiatiefnemer, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid.

De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het Fonds vraagt advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of aan één of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds.

Het Fonds beslist over de aanvraag tot wijziging van het principieel akkoord binnen zestig kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag.

De initiatiefnemer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van hetzij het akkoord van het Fonds met de aanvraag, hetzij de gemotiveerde negatieve beslissing.

Art. 9.Na de ontvangst van het principieel akkoord inzake de investeringswaarborg of in voorkomend geval van het akkoord van het Fonds met de wijziging van het principieel akkoord, en nadat hij het bevel heeft gegeven tot aanvang van de werken of de bestelling geplaatst heeft, kan de initiatiefnemer een aanvraag doen tot het verlenen van de investeringswaarborg voor de uitvoering van zijn project.

De aanvraag tot het verlenen van de investeringswaarborg bevat de volgende documenten : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een aanvraag te doen tot het verlenen van de investeringswaarborg;2° voor de initiatiefnemers die niet onderworpen zijn aan het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin : de laatst goedgekeurde jaarrekening en in voorkomend geval het verslag van de bedrijfsrevisor over de jaarrekening;3° een geactualiseerd financieel plan voor het project, vergezeld van het advies van de financier;4° de ontwerpen van financieringsovereenkomsten die betrekking hebben op de totale financiering van het project. De ontwerpen van financieringsovereenkomsten bevatten een afbetalingskalender die een onderscheid maakt tussen kapitaal en intresten. Als de initiatiefnemer naast een door het Fonds gewaarborgde lening een lening wil sluiten zonder waarborg door het Fonds, legt de initiatiefnemer een ontwerp van financieringsovereenkomst voor inzake een door het Fonds gewaarborgde lening en afzonderlijk een ontwerp van financieringsovereenkomst inzake een lening zonder waarborg door het Fonds.

Art. 10.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 9, voldoet aan de bepalingen van artikel 9. Het Fonds stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de initiatiefnemer, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in artikel 9. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het Fonds vraagt binnen veertien kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of aan een of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds. De ambtenaren en de externe deskundigen kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de adviesvraag.

Art. 11.Het Fonds beslist over het verlenen van de investeringswaarborg. De initiatiefnemer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van de gemotiveerde beslissing van het Fonds.

Art. 12.Als de investeringswaarborg wordt verleend, wordt de financieringsovereenkomst medeondertekend door het Fonds, met vermelding van de volgende clausule : « Het Fonds verbindt er zich toe de investeringswaarborg te geven onder de voorwaarden, bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ».

Art. 13.De investeringswaarborg heeft pas uitwerking vanaf de datum waarop de initiatiefnemer, via de financier, een bijdrage betaalt aan het Fonds die wordt vastgesteld op 0,35 procent op het bedrag van het gewaarborgde krediet, te verhogen met 0,015 procent per jaar duurtijd van het krediet.

Die bijdrage wordt gestort binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de medeondertekening door het Fonds. Als die bijdrage niet gestort wordt binnen die termijn, vervalt de investeringswaarborg van het Fonds. Op gemotiveerde aanvraag van de financier kan het Fonds bij wijze van uitzondering afwijken van de vermelde vervaltermijnen.

Art. 14.Voor de wijze waarop stukken ter kennis gebracht worden door de initiatiefnemer aan het Fonds of door het Fonds aan de initiatiefnemer, vermeld in dit hoofdstuk, kan de minister afwijkende regels bepalen die rekening houden met de nieuwste communicatiemiddelen. HOOFDSTUK V. - Toezichtregeling, maatregelen en sancties Afdeling I. - Hypotheek

Art. 15.Als op verzoek van het Fonds een hypotheek in eerste rang wordt ingeschreven, worden de kosten van de inschrijving van die hypotheek door het Fonds ten laste genomen, maximaal voor het bedrag van de overeenkomstig artikel 13 betaalde bijdrage. De kosten van inschrijving die dat bedrag overschrijden, zijn ten laste van de initiatiefnemer. Afdeling II. - Verplichtingen van de initiatiefnemer

Art. 16.De initiatiefnemer voert zijn project uit conform het verleende principieel akkoord of het gewijzigde principieel akkoord.

De initiatiefnemer die niet onderworpen is aan het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, zal jaarlijks en voor de duur van de gewaarborgde lening een kopie van zijn laatst goedgekeurde jaarrekening en in voorkomend geval van het verslag van de bedrijfsrevisor over de jaarrekening aan de financier bezorgen.

De initiatiefnemer die onderworpen is aan het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, zal jaarlijks en voor de duur van de gewaarborgde lening een kopie van het financieel verslag, vermeld in artikel 15 van het voormelde besluit, aan de financier bezorgen.

Art. 17.De initiatiefnemer zal het goed dat betrekking heeft op het project, noch de grond of het terrein waarop het goed zich bevindt, op geen enkele wijze belasten met een zekerheid ten voordele van een derde, tenzij met de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister.

Art. 18.De initiatiefnemer mag de concrete bestemming van het goed dat betrekking heeft op het project niet wijzigen gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die, voor de onroerende goederen, in elk geval minstens twintig jaar bedraagt, behalve na de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister. De minister kan die toestemming alleen verlenen als het goed een bestemming krijgt in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort.

De initiatiefnemer is ertoe gehouden, voor de roerende goederen, gedurende een periode die gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering, en voor de onroerende goederen, gedurende een periode van twintig jaar, elke vervreemding van het goed dat betrekking heeft op het project of elke bezwaring van dat goed met zakelijk recht aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister te onderwerpen. De vervreemding kan in ieder geval niet worden toegestaan als het goed geen bestemming krijgt in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort.

De initiatiefnemer brengt de financier schriftelijk op de hoogte van elke aanvraag die hij indient bij de minister met toepassing van het eerste en het tweede lid.

De initiatiefnemer is ertoe gehouden het goed dat betrekking heeft op het project als een goede huisvader te beheren en te onderhouden gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die, voor de onroerende goederen, in elk geval minstens twintig jaar bedraagt. Afdeling III. - Verplichtingen van de financier

Art. 19.Het Fonds kan altijd van de financier eisen dat de financier aan het Fonds een recent attest bezorgt dat afkomstig is van het bevoegde hypotheekkantoor waaruit blijkt of er op de goederen die betrekking hebben op het project al dan niet een hypotheek werd gevestigd. Als uit het attest blijkt dat door een derde een hypotheek werd gevestigd op de goederen in kwestie zonder de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister, dan kan het Fonds van de financier eisen, tenzij de financier afziet van de verleende investeringswaarborg, dat de financier de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen.

Jaarlijks, voor de verjaardag van de medeondertekening door het Fonds van de financieringsovereenkomst, bezorgt de financier aan het Fonds een kopie van de stukken, vermeld in artikel 16, tweede lid, of in voorkomend geval vermeld in artikel 16, derde lid, of meldt de financier aan het Fonds dat die stukken hem niet werden bezorgd door de initiatiefnemer.

Als blijkt dat de stukken, vermeld in artikel 16, tweede lid, of in voorkomend geval vermeld in artikel 16, derde lid,, niet werden bezorgd door de initiatiefnemer aan de financier, dan kan het Fonds van de financier eisen, tenzij de financier afziet van de verleende investeringswaarborg, dat de financier de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen.

Als blijkt dat de initiatiefnemer zijn project niet heeft uitgevoerd conform het verleende principieel akkoord of het gewijzigde principieel akkoord, dan kan het Fonds van de financier eisen, tenzij de financier afziet van de verleende investeringswaarborg, dat de financier de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen.

De financier zal betreffende de goederen die betrekking hebben op het project geen hypothecair mandaat verkrijgen of omzetten in een hypothecaire inschrijving, noch een hypothecaire inschrijving nemen, noch overgaan tot vervroegde opeising van de lening, zonder voorafgaande toestemming van de minister. Indien de minister niet reageert binnen een termijn van twintig werkdagen, die begint te lopen vanaf de ontvangst van de aanvraag van de financier per aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de minister, op de door de financier gevraagde toestemming, wordt dit gebrek aan reactie gelijkgesteld met zijn hiervoor bedoelde toestemming.

Als de initiatiefnemer de afbetalingskalender niet naleeft, is de financier ertoe gehouden het Fonds binnen een periode van zes weken na de vervaldag per aangetekende brief op de hoogte te brengen.

De financier zal, zonder de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister, vermeld in artikel 18, geen akkoord verlenen aan de initiatiefnemer met betrekking tot een bestemmingswijziging, een vervreemding of een bezwaring met zakelijk recht als vermeld in artikel 18.

Het verlenen van de investeringswaarborg vervalt als de financier een van zijn verplichtingen niet nakomt als vermeld in het eerste lid en in het derde tot en met het zevende lid. Afdeling IV. - Toezicht door de Vlaamse administratie

Art. 20.De bevoegde personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de verplichtingen, vermeld in dit besluit. De initiatiefnemer verleent zijn medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Hij bezorgt aan de personeelsleden, op hun eenvoudig verzoek, de nuttige stukken voor de uitvoering van de toezichtopdracht.

Art. 21.Voor de wijze waarop stukken ter kennis gebracht worden door de initiatiefnemer of de financier aan het Fonds of door het Fonds aan de initiatiefnemer of de financier, vermeld in dit hoofdstuk, kan de minister afwijkende regels bepalen die rekening houden met de nieuwste communicatiemiddelen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 23.De minister, bevoegd voor het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 september 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE

^