gepubliceerd op 15 september 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg
8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 juni 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat door de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999 het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden werd gewijzigd; dat deze wijzigingen een dringende aanpassing van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg noodzakelijk maken;
Overwegende dat het uit rechtvaardigheidsoverwegingen dringend noodzakelijk is om het bedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding meer in overeenstemming te brengen met het bedrag voor de investeringssubsidie voor nieuwbouw;
Overwegende dat door het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, de samenwerkingsverbanden voor de oprichting en het beheer van initiatieven van beschut wonen werden gereglementeerd; dat voor de goede werking van de initiatieven van beschut wonen het dringend noodzakelijk is om de uitbouw mogelijk te maken van de aanloopadressen inzake beschut wonen; dat voor een kwaliteitsvolle uitbouw de investeringssubsidies van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden onontbeerlijk zijn;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° investering : kosten voor bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerkzaamheden, aankoop, uitrusting of apparatuur door initiatiefnemers, met uitzondering van de aankoop van grond;3° investeringssubsidie : subsidie als bijdrage in de kostprijs of de financiering van de investering door een initiatiefnemer;4° subsidiebelofte : verbintenis, die op het lopende begrotingsjaar wordt vastgelegd, om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen;5° subsidiebeslissing : de beslissing die het gedeelte bepaalt van de subsidiebelofte dat voor een bepaalde projectfase wordt voorbehouden;6° project : het deel van de geplande infrastructuur, zoals omschreven in het masterplan, waarvoor de initiatiefnemer een subsidiebelofte of een subsidiebeslissing vraagt;7° projectfase : één van de hoogstens vier delen van een project waarvoor een subsidiebeslissing getroffen kan worden, deze vier delen kunnen zijn : a) de ruwbouw;b) de technische uitrusting;c) de afwerking;d) de uitrusting en de meubilering;8° masterplan : globale en beschrijvende schets met kostenraming van de door de initiatiefnemer geplande infrastructuur afhankelijk van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie;9° nieuwbouw : een nieuwe bouwconstructie met een eigen, autonome en functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden die een ruwbouw bevat;10° uitbreiding : het bouwen van een nieuwe bouwconstructie aan of bij een bestaande constructie die een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden heeft of voor dergelijke bestemming in aanmerking komt en waarbij de nieuwe constructie functioneel aansluit;11° aankoop : de verwerving van een gebouw dat in aanmerking komt voor een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden;12° verbouwing : elke materiële ingreep, met uitzondering van uitbreiding alsmede van de onderhoudswerken of de door slijtage noodzakelijke vervangingswerken, tot verbetering of vernieuwing van een gebouw met een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, of dat voor een dergelijke functionele bestemming in aanmerking komt;13° gezondheidscentrum : een voorziening bestaande uit het geheel van lokalen waarin verscheidene preventieve en ambulante diensten kunnen worden ondergebracht, waaronder een dienst medisch schooltoezicht;14° centrum voor medisch schooltoezicht : een voorziening bestaande uit een geheel van lokalen voor preventieve gezondheidszorg waarin enkel een equipe medisch schooltoezicht gehuisvest is;15° consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen : een voorziening bestaande uit een geheel van lokalen voor preventieve gezondheidszorg waar de profylaxe en de preventie van besmettelijke respiratoire aandoeningen georganiseerd, gecoördineerd en geëvalueerd wordt, die mobiele apparatuur kan bevatten en die deel kan uitmaken van een gezondheidscentrum;16° centrum voor geestelijke gezondheidszorg : een voorziening bestaande uit een geheel van lokalen voor preventieve en ambulante gezondheidszorg waar via een multidisciplinaire aanpak op het vlak van de geestelijke gezondheidszorg aan de patiënt een curatieve zorg verstrekt wordt en tevens terzake preventieve activiteiten ontwikkeld worden en die deel kan uitmaken van een gezondheidscentrum;17° wijkgezondheidscentrum : een voorziening met een geheel van lokalen waar eerstelijnsgezondheidszorg en gezondheidspromotie worden georganiseerd gericht op de bevolking van een geografisch omschreven gebied, met lage drempel en voldoende bereikbaarheid en waar een georganiseerde samenwerking is tussen ten minste huisartsengeneeskunde, een paramedische discipline en een discipline van maatschappelijk werk.18° aanloopadres inzake beschut wonen : een geheel van lokalen ten behoeve van een samenwerkingsverband voor de oprichting en het beheer van initiatieven van beschut wonen waar minstens ruimte is voor vergaderingen, voor individuele en groepsgesprekken, voor dagactiviteiten inzake ontspanning en vorming en voor administratie;19° subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring. HOOFDSTUK II. - Bouwtechnische en bouwfysische normen
Art. 2.De algemene bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de preventieve en de ambulante gezondheidszorg moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn : 1° de regelgeving over de brandveiligheid;2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek;3° de regelgeving over de minimumeisen voor thermische isolatie van woongebouwen;4° de NBN-normen, uitgegeven door het Belgisch instituut voor Normalisatie vzw en het Belgisch Elektrotechnisch Comité;5° het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming en de regelgeving betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;6° het Algemeen Reglement inzake elektrische installaties;7° de typebestekken, gebruikt door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en infrastructuur;8° de regelgeving over de stedenbouw en ruimtelijke ordening;9° de regelgeving over de milieuvergunningen;10° de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.
Art. 3.De specifieke bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van een gezondheidscentrum en een centrum voor medisch schooltoezicht moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn de volgende : 1° Elk gebouw moet in duurzaam en geluidsisolerend materiaal opgetrokken zijn;2° Al de lokalen en installaties moeten voldoen aan de vereisten van algemene hygiëne, geheimhouding van de onderzoeken, comfort en veiligheid;3° Speciale aandacht dient te worden besteed aan natuurlijke en kunstmatige verlichting, luchtverversing, privacy, brandbeveiliging, en aan een regelbare verwarmingsinstallatie aangepast aan de verschillende lokalen;4° De lokalen die door een gezondheidscentrum of centrum voor medisch schooltoezicht gebruikt worden, zijn enkel bestemd voor de preventieve geneeskunde en moeten afgezonderd zijn van de lokalen waar curatieve of expertiseactiviteiten uitgeoefend worden;5° Ze moeten in eenzelfde gebouw gegroepeerd en zodanig ingericht zijn dat er één of meer onderzoekskringlopen bestaan waarbij elke onderzoekskringloop wordt gevormd door een geheel van met elkaar verbonden lokalen, die zo geschikt zijn dat de consultanten er kunnen doorlopen in de volgorde die het geneeskundig onderzoek vereist;6° Wanneer de jaarlijkse activiteit van een kringloop gewoonlijk 5 000 onderzoeken voor medisch schooltoezicht overtreft, moet de kringloop gesplitst worden;7° De schikking van de lokalen van de kringloop moet een vlotte werking van de consultaties mogelijk maken en de gemeenschappelijke lokalen moeten op rationele wijze aangewend kunnen worden;8° Elke onderzoekskringloop bestaat ten minste uit de lokalen die hierna worden opgesomd, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minimumoppervlakten zijn : a) een voorkamer-kleedkamer van minimum 10 m2 bij de ingang van de kringloop, waarbij de deur van de voorkamer-kleedkamer zo dient geconstrueerd te worden dat ze in het slot terugvalt en vanuit het secretariaat geopend moet kunnen worden;b) een wachtkamer van 25 m2 die verduisterd moet kunnen worden;c) een secretariaat en een informaticalokaal die gezamenlijk 20 m2 bedragen, bij gebruik voor verschillende kringlopen dient de gezamenlijke oppervlakte 30 m2 te bedragen;d) een biometrielokaal van 18 m2 met een minimumlengte van 5 m bestemd voor : - algemeen biometrisch onderzoek; - reiniging en sterilisatie van medische instrumenten; - sensoriële onderzoeken; - koel bewaren van vaccins; e) een medisch kabinet van 15 m2 met vaste wastafel voor het klinische onderzoek;f) drie naast elkaar gelegen kleedhokjes van 1,3 m2 die voldoende privacy waarborgen en een of meer gangen van ten minste 1,3 m2 breed, waardoor de consultanten van de kleedhokjes naar de onderzoeklokalen kunnen lopen;g) sanitaire lokalen voor consultanten en personeel, die gemeenschappelijk ter beschikking gesteld mogen worden van de verschillende kringlopen, maar waarbij wel voldoende toiletten en vaste wastafels aanwezig dienen te zijn;h) een polyvalente ruimte van 20 m2;i) een bureau van 20 m2 voor de coördinerend geneesheer;j) een spreekkamer van 12 m2;k) er moet rekening gehouden worden met de uitbouw van een informaticanetwerk.
Art. 4.De specifieke bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn de volgende : 1° Een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen bestaat uit de hierna opgesomde lokalen waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minimumoppervlakten zijn : a) een secretariaat van 25 m2;b) een wachtkamer van 20 m2 met een goede natuurlijke verluchting;c) een kamer van 15 m2 voor tuberculinetests, waarin ook een automatische ontwikkelaar geplaatst wordt, en een vaste wastafel;d) een radiografielokaal van 14 m2 met elektriciteitsleidingen die aangepast zijn aan het grote verbruik van de apparatuur;e) twee kleedhokjes van 1,3 m2;f) één bureau van 20 m2;g) een vergaderzaal van 30 m2;h) een archiefruimte van 15 m2;i) voldoende sanitair voor zowel bezoekers als personeel;j) een afzonderingslokaal van 5 m2;2° De consultatiebureaus met mobiele eenheden dienen bovendien te beschikken over : a) een kamer van 10 m2 voor de technicus;b) een kamer van 12 m2 waar herstellingen uitgevoerd worden;c) een verwarmde garage voor twee grote voertuigen.
Art. 5.De specifieke bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn de volgende : 1° Een centrum voor geestelijke gezondheidszorg dient gemakkelijk toegankelijk te zijn en bereikbaar te zijn onder meer met het openbaar vervoer;2° De lokalen waarin consulten met patiënten plaatsvinden, moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen het geluid;3° De basisinfrastructuur van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg bestaat uit de hierna opgesomde lokalen waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minimumoppervlakten zijn : a) een wachtkamer van 10 m2;b) een secretariaat van 20 m2;c) een multifunctionele ruimte voor extern gebruik van 25 m2;d) een multifunctionele ruimte voor intern gebruik van 20 m2;e) een archief van 10 m2;f) een berging van 5 m2;g) sanitair van 10 m2;h) als in het centrum speltherapie voor kinderen of ergotherapie voor volwassenen wordt georganiseerd, is hiervoor telkens een aangepaste ruimte van 20 m2 nodig;4° Daarnaast dient per voltijds equivalent van de erkende personeelsformatie voor de psychiatrische, de psychologische, de maatschappelijke en aanvullende functies, minimum 16 m2 bureauruimte beschikbaar te zijn.
Art. 6.De specifieke bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van een wijkgezondheidscentrum moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn de volgende : 1° Een wijkgezondheidscentrum dient gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar te zijn met onder meer het openbaar vervoer;2° De disciplinegebonden lokalen waarin de disciplines worden uitgeoefend, moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen geluid;3° De basisinfrastructuur van een wijkgezondheidscentrum bestaat uit de hierna opgesomde lokalen, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minimumoppervlakten zijn : a) algemene lokalen : - een wachtruimte van 12 m2; - een secretariaat van 16 m2; - een archief en berging van samen 10 m2; - een sanitair voor de patiënten en een afzonderlijk sanitair voor het personeel; - een vergaderlokaal van 20 m2; b) disciplinegebonden lokalen waarin de disciplines worden uitgeoefend : - voor de erkende huisartsen : een consultatieruimte van 12 m2 per twee voltijdse equivalenten; - voor de paramedische discipline : een behandelkamer van 10 m2 per twee voltijdse equivalenten; - voor de discipline van maatschappelijk werk : een bureel van 10 m2 per voltijds equivalent.
Art. 7.De specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van een aanloopadres inzake beschut wonen moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn : 1° Het aanloopadres inzake beschut wonen dient gemakkelijk toegankelijk te zijn en bereikbaar te zijn onder meer met het openbaar vervoer;2° Het aanloopadres inzake beschut wonen dient gelokaliseerd te zijn in de lokale leefgemeenschap en in elk geval op voldoende ruime afstand van het ziekenhuis dat deel uitmaakt van het samenwerkingsverband voor de oprichting en het beheer van initiatieven van beschut wonen, zodat er zeker geen rechtstreekse toegang mogelijk is vanuit het aanloopadres inzake beschut wonen naar het domein waarop het ziekenhuis gevestigd is;3° De lokalen waarin individuele gesprekken en teamvergaderingen doorgaan, moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen geluid;4° De basisinfrastructuur van een aanloopadres inzake beschut wonen bestaat uit de hierna opgesomde lokalen, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minimumoppervlakten zijn : a) een secretariaat van 16 m2;b) een multifunctionele ruimte van 24 m2;c) een archief- en/of bergruimte van 5 m2;d) een sanitair van 5 m2. HOOFDSTUK III. - Uitrusting
Art. 8.Tot de extra uitrusting van een gezondheidscentrum en van een centrum voor medisch schooltoezicht die voor een investeringssubsidie in aanmerking komen, behoort een geluidsvrije cabine met audiometer.
Deze cabine kan deel uitmaken van het in artikel 3, 8°, d) genoemde biometrielokaal.
Art. 9.Tot de extra uitrusting van een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen die voor een investeringssubsidie in aanmerking wordt genomen, behoort een radiografietoestel.
Art. 10.Tot de extra uitrusting van een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen met mobiele eenheden, die voor een investeringssubsidie in aanmerking wordt genomen, behoren : 1° een voertuig met vast radiografietoestel;2° een voertuig met verplaatsbaar radiografietoestel. HOOFDSTUK IV. - Subsidiabele oppervlakte
Art. 11.§ 1. De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal : 1° voor een gezondheidscentrum : 330 m2 per kringloop;2° voor een centrum voor medisch schooltoezicht : 330 m2 per kringloop;3° voor een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen : 225 m2 per capaciteitseenheid;4° voor een centrum voor geestelijke gezondheidszorg : 50 m2 per voltijds equivalent;5° voor een wijkgezondheidscentrum : 50 m2 per voltijds equivalent. Een aanloopadres inzake beschut wonen komt slechts voor subsidiëring in aanmerking indien het aanloopadres minimum 15 erkende plaatsen voor beschut wonen omvat. De maximale subsidiabele oppervlakte bedraagt dan 50 m2. Voor het aanloopadres inzake beschut wonen dat meer dan 25 erkende plaatsen voor beschut wonen omvat wordt de maximale subsidiabele oppervlakte van 50 m2 verhoogd met maximaal 2 m2 per erkende plaats boven 25, met een maximale subsidiabele oppervlakte van 200 m2 per aanloopadres inzake beschut wonen. § 2. Bij uitbreiding komt enkel de nieuwgebouwde oppervlakte die tezamen met de oppervlakte van het behouden gedeelte van het bestaande gebouw de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld onder § 1, niet overschrijdt, voor subsidiëring in aanmerking. HOOFDSTUK V. - Investeringssubsidie
Art. 12.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is voor de hele sector van de preventieve en de ambulante gezondheidssector vastgesteld op 22 000 frank per m2. § 2. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie als volgt verdeeld : 1° ruwbouw : 35 %;2° technische uitrusting : 25 %;3° afwerking : 30 %;4° uitrusting en meubilering : 10 %. De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, kan andere aangepaste percentages bepalen met evenwel een maximum van : 1° ruwbouw : 45 %;2° technische uitrusting : 35 %;3° afwerking : 40 %;4° uitrusting en meubilering : 20 %.
Art. 13.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de gehele sector van de preventieve en de ambulante gezondheidssector vastgesteld op 20 000 frank per m2. § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering inzake uitbreiding is voor de hele sector van de preventieve en de ambulante gezondheidssector vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding zoals bepaald in § 1 en 2 kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw zoals bepaald in artikel 12.
Art. 14.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwing mag ten hoogste 75 % van het in artikel 13, § 1, bepaalde basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding bedragen.
Art. 15.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop en de daar noodzakelijk bijbehorende verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie zoals bepaald in artikel 12, § 1. Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door het comité van aankoop geschatte venale waarde van het gebouw en de met de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en registratierechten of BTW, in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.
Art. 16.In een periode van twintig jaar na de voorlopige oplevering van een investering van nieuwbouw, van uitbreiding, van aankoop met verbouwing of van verbouwing, kan geen investeringssubsidie worden verkregen voor hetzelfde project, ongeacht of de investeringssubsidie is verkregen in een andere sector van de persoonsgebonden aangelegenheden. Enkel als een verbouwing noodzakelijk wordt opgelegd door de gewijzigde regelgeving of door de opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen deze periode een investeringssubsidie voor verbouwing worden verkregen.
Art. 17.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de bijzondere uitrusting, zoals omschreven in artikelen 8, 9 en 10, bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor meubilering en uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
Art. 18.De bedragen zoals bepaald in artikelen 12 en 13 worden jaarlijks op I januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
Art. 19.Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief BTW wordt vastgesteld met toepassing van artikelen 12, 13, 14, 15 en 17, een subsidie voor de BTW tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 7 %. De totale investeringssubsidie wordt dan als volgt berekend : basisbedrag + geldende BTW op het basisbedrag + algemene onkosten à 7 % op het basisbedrag + geldende BTW op de algemene onkosten. HOOFDSTUK VI. - Specifieke subsidiëringsvoorwaarden voor de wijkgezondheidscentra
Art. 20.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen dienen de wijkgezondheidscentra tevens te voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 21 tot en met 24.
Art. 21.Het centrum, bedoeld in artikel 1, 17°, is gelegen in een gemeente die meer ontvangt dan het gewaarborgde trekkingsrecht zoals bepaald in het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Tevens is het centrum gelegen in een achtergestelde buurt zoals afgebakend in het door de Vlaamse Gemeenschap goedgekeurde beleidsplan van de betrokken gemeente of in het door de Vlaamse Gemeenschap goedgekeurde beleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 14 mei 1996.
Art. 22.De verlening van de geneeskundige en paramedische prestaties gebeurt door een systeem van forfaitaire betalingen, zoals bepaald in artikel 52, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art. 23.Het wijkgezondheidscentrum waakt erover dat, in het bijzonder de meest kwetsbare groepen, gelijke kansen op en gelijke toegang tot de gezondheidszorg krijgen. Om dit aan te tonen dient het centrum, met betrekking tot de ingeschreven patiënten, aan het volgende criterium te beantwoorden.
De verhouding van rechthebbenden en gerechtigden met verhoogde verzekeringstegemoetkoming als bedoeld in artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ten opzichte van het totale aantal bij het centrum ingeschreven rechthebbenden en gerechtigden, moet hoger liggen dan het landelijk gemiddelde voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, na standaardisering voor leeftijd en geslacht.
Art. 24.Elk jaar brengt het wijkgezondheidscentrum verslag uit bij de administratie Gezondheidszorg van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap over het beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikelen 21 tot en met 23.
Als de administratie Gezondheidszorg vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan één of meerdere van de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, wordt dit beschouwd als een bestemmingswijziging als bedoeld in artikel 41, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. HOOFDSTUK Vll. - Slotbepalingen
Art. 25.Het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 november 1998, wordt opgeheven.
Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 juni 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER