gepubliceerd op 30 juni 2004
Decreet houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzake subsidies, en de controle door het Rekenhof
7 MEI 2004. - Decreet houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzake subsidies, en de controle door het Rekenhof (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzake subsidies, en de controle door het Rekenhof.
TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° algemenebepalingenwet : de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof;2° vorderingen : vastgestelde rechten ten bate als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van de algemenebepalingenwet;3° verplichtingen : verworven rechten ten laste uit hoofde waarvan kan worden vereffend, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, b), van de algemenebepalingenwet;4° kaderdecreet : het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003;5° IVA zonder rechtspersoonlijkheid : intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 6 van het kaderdecreet;6° IVA met rechtspersoonlijkheid : intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 10 van het kaderdecreet;7° publiekrechtelijk vormgegeven EVA : publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen als bedoeld in artikel 13 van het kaderdecreet;8° privaatrechtelijk vormgegeven EVA : privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen als bedoeld in artikel 29 van het kaderdecreet;9° Vlaamse Gemeenschap : het geheel van de in artikel 3, § 1, 1°, genoemde overheden;10° Vlaamse overheid : het geheel van de in artikel 3, § 1, genoemde overheden.
Art. 3.§ 1. Dit decreet is van toepassing op : 1° de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en de Vlaamse ministeries die overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van het kaderdecreet bestaan uit : a) de departementen van de Vlaamse ministeries;b) de binnen de Vlaamse ministeries opgerichte IVA zonder rechtspersoonlijkheid;2° de IVA met rechtspersoonlijkheid;3° de publiekrechtelijk vormgegeven EVA. § 2. De bepalingen van artikel 33 van dit decreet met betrekking tot de jaarrekening, en de bepalingen van titel VI, hoofdstuk V, met betrekking tot de externe controle zijn eveneens van toepassing op de privaatrechtelijk vormgegeven EVA, onverminderd specifieke wettelijke of decretale regelingen. § 3. De bepalingen van titel VI, hoofdstuk V, met betrekking tot de externe controle, zijn eveneens van toepassing op de openbare instellingen die door de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest worden opgericht of die eronder ressorteren, onverminderd specifieke wettelijke of decretale regelingen.
Als openbare instelling wordt beschouwd die instelling die cumulatief aan de onderstaande drie substantiële criteria voldoet : 1° het betreft een entiteit die tot stand gebracht is met als specifiek doel te voorzien in behoeften van algemeen belang, en die door de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest georganiseerd zou zijn en van het algemeen bestuur deel zou hebben uitgemaakt, indien de overheid het niet verkieslijk zou hebben geacht ze een specifieke beheerswijze te geven;2° de instelling bezit rechtspersoonlijkheid;3° door de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of andere Vlaamse publiekrechtelijke instellingen die eronder ressorteren, worden : a) ofwel de werkzaamheden in hoofdzaak rechtstreeks of onrechtstreeks gefinancierd;b) ofwel toezicht uitgeoefend op het beheer;c) ofwel de leden van de directie, de raad van bestuur of de raad van toezicht voor meer dan de helft aangewezen. § 4. Hoofdstuk I van titel VII van dit decreet is eveneens van toepassing op subsidies die worden toegekend door een rechtspersoon met middelen welke die rechtspersoon op zijn beurt rechtstreeks of onrechtstreeks als subsidie heeft verkregen vanwege de Vlaamse overheid, behalve als hij bij decreet vrijgesteld is van een verantwoording voor de aanwending van deze subsidies.
TITEL II. - Bepalingen gemeenschappelijk voor de begrotingen, de boekhouding en de algemene rekening
Art. 4.Een begrotings- en boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december daaropvolgend.
Art. 5.In de begroting worden alle ontvangsten en uitgaven opgenomen.
In de boekhouding en in de algemene rekening moeten alle verrichtingen opgenomen worden.
TITEL III. - Bepalingen inzake de begrotingen HOOFDSTUK I. - Bepalingen inzake de meerjarenplanning en meerjarenbegrotingen
Art. 6.§ 1. Uiterlijk drie maanden na haar eedaflegging legt de Vlaamse regering de budgettaire doelstellingen vast die nageleefd dienen te worden. Tevens worden de maatregelen vastgelegd die nodig zijn om de begroting uit te voeren binnen de begrotingsdoelstellingen. § 2. Uiterlijk zes maanden na haar eedaflegging legt de Vlaamse regering per homogeen beleidsdomein als bedoeld in artikel 2 van het kaderdecreet een beleidsnota over aan het Vlaams Parlement. De beleidsnota's vermelden ten minste : 1° de strategische doelstellingen voor de regeerperiode die aangeven welke de uiteindelijk beoogde maatschappelijke effecten van het overheidsoptreden op het betrokken beleidsdomein zijn en de indicatoren aan de hand waarvan het bereiken van de strategische doelstellingen zal worden gemeten;2° de operationele doelstellingen voor de regeerperiode die aangeven welke instrumenten door de overheid in het betrokken beleidsdomein zullen worden ingezet en de outputindicatoren en -kengetallen aan de hand waarvan de realisatie van de vooropgestelde prestaties zal worden gemeten. De verschillende beleidsnota's dienen te passen in de door de Vlaamse regering goedgekeurde begrotingsdoelstellingen.
Samen met de beleidsnota's wordt een meerjarenbegroting ingediend. De meerjarenbegroting vertaalt de genomen beleidsopties in een meerjarig budgettair perspectief en geeft een prognose weer van de budgetevolutie voor elk van de jaren van de legislatuur. § 3. Jaarlijks legt de Vlaamse regering op uiterlijk 31 mei een beleidseffectenrapport over aan het Vlaams Parlement. Hierin : 1° worden de realisaties van de beleidsopties gedurende het vorige begrotingsjaar geëvalueerd aan de hand van de in § 2, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde indicatoren en kengetallen;2° worden op grond van deze evaluatie en eventueel gewijzigde omstandigheden de in de beleidsnota's opgenomen meerjarenplanning en de meerjarenbegroting bijgesteld;3° wordt de prognose van de budgetevolutie uitgebreid tot een bijkomend jaar.
Art. 7.Wanneer het bereiken van de budgettaire jaar- en/of meerjarendoelstelling in gevaar dreigt te komen, stelt de Vlaamse regering de maatregelen voor die het bereiken van de budgettaire doelstellingen moeten verzekeren.
In afwachting van de hieruit voortvloeiende aanpassing van de begroting door het Vlaams Parlement kan de Vlaamse regering tijdelijke maatregelen nemen, inzonderheid het bepalen van verbintenissen-, verplichtingen- en kaslimieten.
Deze maatregelen worden onmiddellijk aan het Vlaams Parlement en aan het Rekenhof meegedeeld. HOOFDSTUK II. - Bepalingen inzake de jaarlijkse machtigende begrotingen Afdeling I. - Opmaak, doel en inhoud van de jaarlijkse machtigende
begrotingen
Art. 8.De machtigende begrotingen worden jaarlijks opgemaakt.
Ze worden ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd en aangepast aan de gewijzigde omstandigheden, strategische doelstellingen en/of operationele doelstellingen.
Art. 9.Met de jaarlijkse begrotingen en de aanpassingen hieraan : 1° worden de ontvangsten en de uitgaven voor het desbetreffend jaar geraamd;2° wordt de machtiging verleend om die ontvangsten en uitgaven te realiseren overeenkomstig de van kracht zijnde wetten, decreten en besluiten.
Art. 10.§ 1. De jaarlijkse machtigende begrotingen omvatten : 1° wat de ontvangsten betreft : een raming van de vorderingen ten opzichte van debiteuren die tijdens het begrotingsjaar zullen ontstaan;2° wat de uitgaven betreft : a) de verbinteniskredieten tot beloop waarvan tijdens het begrotingsjaar verbintenissen ten laste mogen worden aangegaan;b) de verplichtingkredieten tot beloop waarvan tijdens het begrotingsjaar verplichtingen ten opzichte van crediteuren kunnen worden geboekt ingevolge verbintenissen die in dat jaar of in vorige jaren zijn ontstaan of aangegaan. § 2. Voor de recurrente vorderingen en verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken, worden de ontvangsten en uitgaven slechts begroot voor de bedragen die opeisbaar zullen worden tijdens het begrotingsjaar. § 3. De gezamenlijke ontvangsten zijn bestemd voor de gezamenlijke uitgaven. Afdeling II. - Structuur van de jaarlijkse machtigende begrotingen
Art. 11.§ 1. De jaarlijkse machtigende begrotingen van de Vlaamse overheid worden opgedeeld overeenkomstig de volgens artikel 2 van het kaderdecreet onderscheiden homogene beleidsdomeinen en de hiermee volgens artikel 3 van het kaderdecreet samengaande organisatievorm.
Per homogeen beleidsdomein worden de volgende elementen opgenomen : 1° de begroting voor het Vlaams ministerie, opgedeeld in volgende structurele afdelingen : a) een structurele afdeling met betrekking tot het ministerieel kabinet, met inbegrip van de beleidsraad;b) een structurele afdeling met betrekking tot het departement;c) een structurele afdeling met betrekking tot een IVA zonder rechtspersoonlijkheid.Als verschillende dergelijke IVA tot eenzelfde ministerie behoren, wordt per IVA zonder rechtspersoonlijkheid een afzonderlijke structurele afdeling opgenomen; d) een structurele afdeling met betrekking tot dotaties aan IVA met rechtspersoonlijkheid, aan publiekrechtelijk vormgegeven EVA of aan andere instanties.2° de begroting voor een IVA met rechtspersoonlijkheid.Als verschillende IVA met rechtspersoonlijkheid werkzaam zijn op eenzelfde beleidsdomein, wordt per IVA met rechtspersoonlijkheid een afzonderlijke begroting op- genomen; 3° de begroting voor een publiekrechtelijk vormgegeven EVA.Als verschillende publiekrechtelijk vormgegeven EVA werkzaam zijn op eenzelfde beleidsdomein, wordt per publiekrechtelijk vormgegeven EVA een afzonderlijke begroting opgenomen.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde begrotingen voor de Vlaamse ministeries, eventueel aangevuld met begrotingsposten die door hun aard of oorsprong niet toebedeeld kunnen worden aan een bepaald beleidsdomein, vormen samen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De in § 1, eerste lid, 1°, genoemde structurele afdelingen van de begrotingen van de Vlaamse ministeries en de in § 1, eerste lid, 2° en 3°, genoemde begrotingen van IVA met rechtspersoonlijkheid en van publiekrechtelijk vormgegeven EVA worden verder opgedeeld in volgende functionele afdelingen : 1° een functionele afdeling met betrekking tot de ontvangsten en uitgaven voor het personeel;2° een functionele afdeling met betrekking tot de ontvangsten en uitgaven voor de eigen werking;3° functionele afdelingen met betrekking tot de ontvangsten en uitgaven voor de uitvoering van het beleid.Per beleidsveld wordt een afzonderlijke functionele afdeling ingeschreven.
Bij een departement van een Vlaams ministerie hebben de onder 1° en 2° genoemde functionele afdelingen tevens betrekking op de voorbereiding, de aansturing, de monitoring en de voortgangscontrole van het beleid. § 3. De in § 2 genoemde functionele afdelingen kunnen volgende secties omvatten : 1° een sectie begrotingsontvangsten;2° een sectie begrotingsuitgaven.
Art. 12.§ 1. In de in artikel 11, § 3, 2°, genoemde sectie begrotingsuitgaven van de functionele afdelingen wordt het krediet voor uitgaven bedoeld in artikel 10, § 1, 2°, zowel wat de verbintenis- als de verplichtingkredieten betreft, gevormd door : 1° een vast krediet dat door het Vlaams Parlement wordt gemachtigd;2° een variabel krediet dat gevormd wordt op basis van de in de loop van het begrotingsjaar effectief geboekte vorderingen.Het gedeelte hiervan dat op het einde van het begrotingsjaar niet werd aangewend voor het aangaan van verbintenissen of het boeken van verplichtingen, wordt overgedragen naar het volgend begrotingsjaar en gevoegd bij het variabel krediet dat in dat volgend jaar zal worden gevormd.
Vaste en variabele kredieten kunnen niet worden samengevoegd noch onderling worden herverdeeld. § 2. Voor de toepassing van § 1, 2°, bepaalt een decreet de ontvangsten die hiervoor, in afwijking van artikel 10, § 3, worden toegewezen, en de bestemming die aan het op basis van deze ontvangsten gevormde variabel krediet mag worden gegeven. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden binnen dewelke dubieuze of oninvorderbaar geworden vorderingen, zoals bedoeld in artikel 28, §§ 2 en 3, op het uitgavenkrediet worden gecorrigeerd. § 4. In de sectie begrotingsuitgaven van de daartoe bestemde functionele afdelingen van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden per IVA met rechtspersoonlijkheid en per publiekrechtelijk vormgegeven EVA afzonderlijke dotaties ingeschreven. § 5. De ontvangsten en uitgavenkredieten worden nader gedetailleerd in ramingstaten die als bijlage bij de begroting worden gevoegd, en die inhoudelijk verduidelijkt en verantwoord worden in de memorie van toelichting bij de begroting. In de ramingstaten worden de ontvangsten en uitgavenkredieten per functionele afdeling opgedeeld volgens de beoogde doelstellingen, en per doelstelling volgens de te gebruiken instrumenten. Per instrument wordt het krediet verder opgedeeld en geduid in overeenstemming met het genormaliseerd boekhoudplan zoals bepaald in artikel 22.
Art. 13.Binnen de Vlaamse Gemeenschap, de IVA met rechtspersoonlijkheid en de publiekrechtelijk vormgegeven EVA kunnen bij decreet reservefondsen worden opgericht. De reservefondsen kunnen worden opgericht op het niveau van de functionele afdeling of van de structurele afdeling. De binnen de Vlaamse Gemeenschap opgerichte reservefondsen kunnen het niveau van de structurele afdeling of het niveau van het beleidsdomein overstijgen.
Het decreet tot oprichting van een reservefonds bepaalt de voorwaarden tot spijziging en de aanwendingsmogelijkheden van het reservefonds.
Het Vlaams Parlement machtigt jaarlijks in de begroting de spijziging van het reservefonds als een begrotingsuitgave, bedoeld in artikel 11, § 3, 2°. De aanwending van het reservefonds wordt jaarlijks in de begroting gemachtigd als een begrotingsontvangst, bedoeld in artikel 11, § 3, 1°.
De memorie van toelichting bij de machtigende begroting geeft voor elk reservefonds een overzicht van de toestand en de bewegingen op het reservefonds.
Art. 14.De kredieten voor uitgaven worden door de departementen aangewend overeenkomstig de delegatieregeling.
De kredieten voor uitgaven worden door de IVA zonder rechtspersoonlijkheid aangewend overeenkomstig de delegatieregeling en de bepalingen van de beheersovereenkomst.
De kredieten voor uitgaven worden door de IVA met rechtspersoonlijkheid aangewend overeenkomstig het oprichtingsdecreet, de delegatieregeling en de bepalingen van de beheersovereenkomst.
De kredieten voor uitgaven worden door de publiekrechtelijk vormgegeven EVA aangewend overeenkomstig het oprichtingsdecreet en de bepalingen van de beheersovereenkomst.
Het op het einde van het begrotingsjaar niet aangewende gedeelte van het vast krediet voor uitgaven wordt geannuleerd.
Art. 15.De memorie van toelichting bevat een verantwoording van de ontvangsten en uitgaven aan de hand van outputindicatoren, kengetallen en andere niet-financiële informatie. Ze plaatst de jaarlijkse begroting in een meerjarig perspectief door ze te situeren ten opzichte van de in artikel 6, § 2, bedoelde meerjarenbegroting. Afdeling III. - Indiening en goedkeuring van de jaarlijkse machtigende
begrotingen
Art. 16.§ 1. Het ontwerp van begroting en het ontwerp van aanpassing van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap en van een IVA met rechtspersoonlijkheid, alsook de verantwoordende ramingstaten en de memorie van toelichting, worden opgesteld door de Vlaamse regering.
Het ontwerp van begroting en het ontwerp van aanpassing van de begroting van een publiekrechtelijk vormgegeven EVA, alsook de verantwoordende ramingstaten en de memorie van toelichting, worden opgesteld en aan de Vlaamse regering bezorgd door de raad van bestuur van dat EVA. § 2. De ontwerpen van begroting en de ontwerpen van aanpassing van de begroting, zowel van de Vlaamse Gemeenschap, van de IVA met rechtspersoonlijkheid als van de publiekrechtelijk vormgegeven EVA, worden, samen met de verantwoordende ramingstaten en de memorie van toelichting, door de Vlaamse regering ingediend bij het Vlaams Parlement uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat voor wat de initiële begroting betreft, en uiterlijk op 31 mei van het lopend jaar voor wat de in artikel 8, tweede lid, bedoelde aanpassing van de begroting betreft. § 3. In de gevallen, bedoeld in artikel 20 moet de Vlaamse regering binnen vijftien kalenderdagen na haar beslissing een ontwerp van decreet tot aanpassing van de begroting samen met een memorie van toelichting aan het Vlaams Parlement overleggen.
Art. 17.Gelijktijdig met de indiening ervan bij het Vlaams Parlement bezorgt de Vlaamse regering van elk ontwerp van decreet houdende de begroting, de aanpassing van de begroting, of de toekenning van voorlopige uitgavenkredieten, als bedoeld in artikel 19, een afschrift aan het Rekenhof.
In voorkomend geval deelt het Rekenhof zijn opmerkingen over deze ontwerpen van decreet, ramingstaten en/of memorie van toelichting mee aan het Vlaams Parlement, met afschrift aan de Vlaamse regering.
Art. 18.De jaarlijkse machtigende begrotingen en de aanpassingen hieraan worden bij decreet goedgekeurd door het Vlaams Parlement.
De initiële begrotingen worden door het Vlaams Parlement goedgekeurd uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat. De aangepaste begrotingen bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden door het Vlaams Parlement goedgekeurd uiterlijk op 30 juni van het lopend jaar.
De in artikel 12, § 5, genoemde ramingstaten en de daarin opgenomen detaillering van de globale kredietenveloppen maken geen deel uit van de machtiging door het Vlaams Parlement.
Art. 19.Als een begroting niet voor de aanvang van het begrotingsjaar kan worden goedgekeurd, worden bij decreet voorlopige uitgavenkredieten geopend om de werking van de diensten te waarborgen.
Die kredieten mogen niet aangewend worden voor nieuwe uitgaven waarvoor bij decreet voorheen geen machtiging werd verleend.
De voorlopige uitgavenkredieten bedragen per maand één twaalfde van het vast uitgavenkrediet van het verlopen begrotingsjaar. Ze worden verhoogd met de in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde variabele kredieten.
De Vlaamse regering dient hiertoe een ontwerp van decreet in bij het Vlaams Parlement. Het decreet bepaalt de termijn waarop de voorlopige uitgavenkredieten betrekking hebben.
Het decreet tot toekenning van voorlopige uitgavenkredieten vervalt door de goedkeuring van het initiële begrotingsdecreet.
Art. 20.§ 1. In dringende gevallen, veroorzaakt door uitzonderlijke of onvoorzienbare omstandigheden, kan de Vlaamse regering, bij gemotiveerde beraadslaging, machtiging verlenen tot het aangaan van verbintenissen en het boeken van verplichtingen boven de limiet van de begrotingskredieten of, bij ontstentenis van kredieten, ten belope van het door de beraadslaging vastgesteld bedrag.
De boekingen van verbintenissen en verplichtingen die de beraadslaging toestaat, worden afzonderlijk geregistreerd in de boekhouding.
De tekst van de beraadslagingen wordt onmiddellijk aan het Vlaams Parlement en het Rekenhof meegedeeld. Als het Rekenhof opmerkingen heeft, bezorgt het die binnen drie werkdagen aan het Vlaams Parlement. § 2. De bij de beslissing bedoelde machtigingen worden opgenomen in een decreetsontwerp waarbij de nodige kredieten worden geopend.
De beraadslaging moet in de volgende gevallen het voorwerp uitmaken van een decreetsontwerp ad hoc : 1° wanneer de beslissing betrekking heeft op een bedrag van ten minste 5 miljoen euro; 2° wanneer de beslissing machtiging verleent voor een uitgave van ten minste 500.000 euro, die ten minste 15 procent vertegenwoordigt van het krediet ten laste waarvan die uitgave wordt aangerekend.
Iedere uitvoering van de beslissing wordt opgeschort tot het in het tweede lid bedoelde decreetsontwerp ad hoc is ingediend.
Wanneer beslissingen achtereenvolgens betrekking hebben op hetzelfde krediet, worden de bedragen waarvoor zij machtiging verlenen, samengeteld voor de toepassing van deze bepalingen. § 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing op de beslissingen die machtiging verlenen voor uitgaven waarvoor kredieten zijn uitgetrokken in een reeds ingediend decreetsontwerp.
Paragraaf 2, derde lid, is niet van toepassing wanneer de Vlaamse regering beslist bepaalde andere kredieten te blokkeren ten belope van het in de beslissing vastgestelde bedrag; in de beslissing worden de geblokkeerde kredieten aangegeven.
Art. 21.In de periode tussen 15 oktober en 15 december van een begrotingsjaar kan de Vlaamse regering voor de begroting van de Vlaamse Gemeenschap of van een IVA met rechtspersoonlijkheid, en de raad van bestuur voor de begroting van een publiekrechtelijk vormgegeven EVA, de in de begroting gemachtigde investeringskredieten, wat het vast krediet betreft zoals bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, herverdelen tussen de functionele afdelingen. De Vlaamse regering bepaalt wat onder het begrip investeringskredieten moet verstaan worden.
Die herverdelingen zijn onderworpen aan onderstaande voorwaarden : 1° ze moeten beperkt blijven tot de functionele afdelingen van eenzelfde beleidsdomein;2° ze mogen niet uitgevoerd worden van een functionele afdeling waarvan de kredieten bestemd zijn voor beleidsuitvoering, naar een functionele afdeling waarvan de kredieten bestemd zijn voor uitgaven met betrekking tot het personeel of de eigen werking van een organisatorische entiteit;3° ze mogen maximaal vijftien procent bedragen van het laatste door het Vlaams Parlement gemachtigde krediet.Dit percentage moet in acht worden genomen voor elk van de bij de herverdeling betrokken functionele afdelingen. Wanneer meerdere herverdelingen worden uitgevoerd moeten de bedragen ervan worden samengevoegd om de maximumgrens te bepalen.
De beslissing tot herverdeling moet binnen vijftien kalenderdagen meegedeeld en verantwoord worden door de Vlaamse regering aan het Vlaams Parlement, met afschrift aan het Rekenhof. Voor een herverdeling binnen de begroting van een publiekrechtelijk vormgegeven EVA bezorgt de raad van bestuur haar beslissing en verantwoording binnen drie werkdagen aan de Vlaamse regering.
De herverdeling dient door het Parlement te worden bekrachtigd, uiterlijk via het in artikel 37, § 2, genoemde decreet tot goedkeuring van de algemene rekeningen.
TITEL IV. - Bepalingen inzake de boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 22.De Vlaamse overheid voert een economische boekhouding met een analytische component, op basis waarvan de begrotingsopvolging en -rapportering permanent kan worden verzekerd.
De begrotingsopvolging heeft tot doel een permanente voortgangscontrole en -rapportering te waarborgen van de ontvangsten en uitgaven voorzien in de jaarlijkse machtigende begroting.
De boekhouding wordt gevoerd op basis van een genormaliseerd boekhoudplan, vastgesteld overeenkomstig de algemenebepalingenwet.
De Vlaamse regering bepaalt de gemeenschappelijke en verplichte basisstructuur van de analytische componenten, van toepassing voor de Vlaamse overheid.
Art. 23.§ 1. De boekhouding en de jaarrekening geven een getrouw beeld van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de Vlaamse overheid. § 2. In de boekhouding worden alle verrichtingen opgenomen die een impact hebben op de bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen, van welke aard ook, van de Vlaamse overheid. § 3. De boekhouding wordt gevoerd volgens de gebruikelijke regels van de dubbele boekhouding.
Art. 24.Er wordt, in dezelfde vorm als het rekeningenstelsel, een jaarlijkse inventaris opgesteld van alle activa en passiva van het vermogen.
De rekeningen worden in overeenstemming gebracht met de inventaris.
Art. 25.Alle verrichtingen worden gestaafd met een verantwoordingsstuk waarnaar ze verwijzen.
Kleine verrichtingen in ontvangsten of uitgaven waarvoor geen factuur vereist is, kunnen dagelijks geboekt worden door middel van een gezamenlijke inschrijving.
Art. 26.Alle boekhoudstukken worden methodisch bewaard gedurende een periode van tien jaar, die aanvangt op de eerste januari volgend op het jaar waarop het boekhoudstuk betrekking heeft. Voor stukken die niet dienen als bewijs tegen derden, wordt de bewaringstermijn beperkt tot minimum drie jaar. HOOFDSTUK II. - Bepalingen in verband met de aanrekening
Art. 27.Elke verrichting wordt gehecht aan het boekjaar waarin ze zich voordoet en wordt zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde geboekt.
Een verbintenis die overeenkomstig het eerste lid aan een bepaald jaar moet gehecht worden kan hierop uiterlijk tot 31 december van dat jaar geboekt worden.
Verplichtingen die voortvloeien uit diensten of prestaties die geleverd zijn in het vorige boekjaar mogen in het volgend jaar, tot de voorlopige afsluiting, op het vorig boekjaar worden geboekt.
Correctieboekingen ingevolge de in artikel 41 genoemde financiële controle in het kader van de afsluiting van het boekjaar blijven mogelijk zolang de algemene rekeningen niet overeenkomstig artikel 32, § 2, aan het Rekenhof zijn toegestuurd.
Correctieboekingen ingevolge de in artikel 44 genoemde externe controle in het kader van de afsluiting van een boekjaar blijven mogelijk zolang de algemene rekeningen niet definitief zijn goedgekeurd.
Art. 28.§ 1. Een vordering of een verplichting is vastgesteld als tegelijk voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° er is een verantwoordingsstuk voorhanden;2° de identiteit van de schuldenaar, respectievelijk de schuldeiser, is bepaalbaar;3° er bestaat een verplichting tot betalen;4° het bedrag is nauwkeurig bepaald of, als het een verplichting betreft, bepaalbaar. § 2. Als er bij vorderingen aanwijzingen zijn dat het bedrag niet inbaar is ten opzichte van de debiteur, dan wordt een dubieuze vordering geboekt. § 3. Een vordering kan geheel of gedeeltelijk geannuleerd worden in de volgende gevallen : 1° op grond van verantwoordingsstukken die een correctie ten opzichte van de eerder geboekte vordering rechtvaardigen of waaruit de uitdoving door verjaring blijkt;2° in geval van onrentabiliteit van de invorderingsprocedure voor een niet-fiscale vordering.De beslissing hierover wordt genomen : a) voor de Vlaamse Gemeenschap en voor een IVA met rechtspersoonlijkheid : door de Vlaamse regering;b) voor een publiekrechtelijk vormgegeven EVA : door de raad van bestuur. Deze instanties vaardigen hiertoe algemene richtlijnen uit. Op basis van die richtlijnen kunnen ze hun bevoegdheid delegeren; 3° in geval van onrentabiliteit van de invorderingsprocedure voor een fiscale vordering waarvan het bedrag, met inbegrip van alle opcentiemen, verhogingen, boeten, intresten en kosten, maximaal 15 euro bedraagt.De beslissing hierover wordt genomen door de Vlaamse regering die hiervoor algemene richtlijnen uitvaardigt en op basis daarvan haar bevoegdheid kan delegeren aan het hoofd van het departement, van het IVA zonder rechtspersoonlijkheid, van het IVA met rechtspersoonlijkheid of aan het hoofd of de gedelegeerd bestuurder van het publiekrechtelijk vormgegeven EVA dat belast is met de vaststelling van de heffing.
Art. 29.§ 1. Vooraleer een verbintenis wordt aangegaan, wordt het bedrag ervan vastgelegd ten opzichte van het verbinteniskrediet.
Verbintenissen met een weerkerend effect over verschillende jaren worden slechts vastgelegd ten belope van het bedrag van de verplichtingen die hieruit in de loop van het begrotingsjaar zelf zullen ontstaan. De vastlegging gebeurt : 1° voor het eerste jaar : vóór het aangaan van de verbintenis;2° voor de volgende jaren : bij het begin van het boekjaar. In de overige gevallen worden de verbintenissen onmiddellijk vastgelegd voor het totale bedrag van de verplichtingen die eruit voortkomen, ongeacht de uitvoeringstermijn. § 2. Van de bepalingen van § 1, eerste lid, kan worden afgeweken voor overeenkomsten waarvan het bedrag een door de Vlaamse regering te bepalen som niet overschrijdt.
Een verbintenis wordt geannuleerd als er geen verplichting meer uit kan ontstaan. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn op de annulatie van verbintenissen.
TITEL V. - Bepalingen inzake de rapportering en de algemene rekeningen
Art. 30.Elke rekenplichtige van de Vlaamse overheid maakt over de door hem uitgevoerde thesauriële afhandeling zoals bedoeld in artikel 40, tweede lid, 3°, een rekening op : 1° ten minste eenmaal per jaar met afsluiting op 31 december;2° bij vaststelling van een tekort;3° op de datum waarop hij zijn functie van rekenplichtige neerlegt. Deze rekening wordt uiterlijk na één maand bezorgd aan het Rekenhof.
Bij nalatigheid, onvermogen of overlijden van de rekenplichtige wordt de rekening ambsthalve opgemaakt door de in artikel 42 vermelde instantie.
Art. 31.§ 1. De Vlaamse regering voor de Vlaamse Gemeenschap en de IVA met rechtspersoonlijkheid, en de raad van bestuur voor een publiekrechtelijk vormgegeven EVA, rapporteren jaarlijks aan het Vlaams Parlement en aan het Rekenhof over de stand van uitvoering van de begroting en over het resultaat en de vermogensbestanddelen, vastgesteld op basis van de economische boekhouding.
De Vlaamse regering coördineert de rapportering voor de publiekrechtelijk vormgegeven EVA. § 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 22, tweede lid, met betrekking tot het permanent opvolgen van de ontvangsten en uitgaven voorzien in de jaarlijkse machtigende begroting, worden volgende periodieke tussentijdse rapporteringen voorzien : 1° op het einde van het eerste kwartaal : een tussentijdse resultatenrekening;2° op het einde van het tweede kwartaal : a) een tussentijdse uitvoeringsrekening van de begroting;b) een tussentijdse resultatenrekening;c) een tussentijdse balans.3° op het einde van het derde kwartaal : a) een tussentijdse uitvoeringsrekening van de begroting;b) een tussentijdse resultatenrekening. De Vlaamse regering stelt de regels en modaliteiten vast voor de periodieke tussentijdse afsluitingen en rapporteringen.
Art. 32.§ 1. De algemene rekeningen van de Vlaamse Gemeenschap, die opgesteld zijn op basis van de rekeningen van elk departement en van de IVA zonder rechtspersoonlijkheid, en de algemene rekeningen van de IVA met rechtspersoonlijkheid, worden opgesteld door de Vlaamse regering. Met het oog hierop bezorgen de voormelde entiteiten hun rekeningen vóór 1 maart volgend op het boekjaar waarop ze betrekking hebben, aan de diensten van het Vlaams ministerie, bevoegd voor het financieel en budgettair beleid, die belast zijn met de opmaak en consolidatie van de algemene rekeningen.
De algemene rekening van een publiekrechtelijk vormgegeven EVA wordt opgesteld door de raad van bestuur van dat EVA. Ze wordt vóór 1 maart volgend op het boekjaar waarop ze betrekking heeft, door de raad van bestuur bezorgd aan de Vlaamse regering. § 2. De algemene rekeningen van de Vlaamse Gemeenschap, van de IVA met rechtspersoonlijkheid en van de publiekrechtelijk vormgegeven EVA worden uiterlijk op 31 maart volgend op het boekjaar waarop ze betrekking hebben, door de Vlaamse regering toegestuurd aan het Rekenhof. § 3. Het Rekenhof bezorgt de algemene rekeningen met zijn opmerkingen vóór 31 mei volgend op het boekjaar waarop ze betrekking hebben aan het Vlaams Parlement.
Het Rekenhof bezorgt zijn opmerkingen tevens aan de Vlaamse regering en, als ze betrekking hebben op de algemene rekening van een publiekrechtelijk vormgegeven EVA, aan de raad van bestuur van dat EVA.
Art. 33.Binnen de twee maanden na goedkeuring ervan bezorgen de privaatrechtelijk vormgegeven EVA hun jaarrekeningen, opgesteld en goedgekeurd in overeenstemming met de bepalingen van het op hen van toepassing zijnde private vennootschaps- of verenigingrecht, aan het Rekenhof.
Art. 34.De Vlaamse regering bepaalt de wijze van consolidatie van de rekeningen.
De geconsolideerde rekening wordt ter kennisgeving aan het Vlaams Parlement als bijlage bij het ontwerp van decreet van algemene rekeningen gevoegd.
Art. 35.Het ontwerp van decreet van de algemene rekening van de Vlaamse Gemeenschap en het ontwerp van decreet van de algemene rekeningen van de IVA met rechtspersoonlijkheid worden opgesteld door de Vlaamse regering.
Het ontwerp van decreet van de algemene rekening van de publiekrechtelijk vormgegeven EVA wordt opgesteld en aan de Vlaamse regering bezorgd door de raad van bestuur van dat EVA. De ontwerpen van decreet van algemene rekeningen zowel van de Vlaamse Gemeenschap, van de IVA met rechtspersoonlijkheid als van de publiekrechtelijk vormgegeven EVA worden uiterlijk op 15 september volgend op het boekjaar waarop ze betrekking hebben, door de Vlaamse regering ingediend bij het Vlaams Parlement.
Gelijktijdig met de indiening bij het Vlaams Parlement bezorgt de Vlaamse regering een afschrift van de ontwerpen van decreet van de algemene rekeningen en een afschrift van de geconsolideerde rekening aan het Rekenhof. In voorkomend geval deelt het Rekenhof zijn opmerkingen over de ontwerpen van decreet van algemene rekeningen mee aan het Vlaams Parlement.
Art. 36.Het boekjaar wordt voorlopig afgesloten met het opmaken van een algemene rekening. Dat gebeurt na de opstelling van de jaarlijkse inventaris van alle activa en passiva en nadat de rekeningen hiermee in overeenstemming zijn gebracht.
Art. 37.§ 1. De algemene rekeningen bestaan uit : 1° een jaarrekening die de volgende elementen bevat : a) de balans op 31 december;b) de resultatenrekening, opgesteld op basis van de kosten en de opbrengsten van het afgelopen boekjaar;2° de rapportering over de uitvoering van de jaarlijkse machtigende begroting, opgesteld in dezelfde vorm als de begroting;3° een toelichting bij de balans, de resultatenrekening, de rapportering van de uitvoering van de jaarlijkse machtigende begroting, en bij de realisatie van de in artikel 12, § 5, bedoelde raming-staten bij de begroting, waarin een aansluiting tussen de budgettaire en bedrijfseconomische rapportering is opgenomen. § 2. Het boekjaar wordt definitief afgesloten bij de decretale goedkeuring van de algemene rekeningen en na de boekhoudkundige verwerking van de bestemming van het bedrijfseconomisch resultaat van het boekjaar door het Vlaams Parlement uiterlijk op 31 oktober van het volgend jaar.
Art. 38.Op het einde van elk jaar wordt voor de geconsolideerde Vlaamse overheid een rekening opgesteld overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap.
TITEL VI. - Bepalingen inzake het financiële toezicht HOOFDSTUK I. - Budgetcontrolling
Art. 39.§ 1. De Vlaamse regering houdt toezicht op de uitvoering van de begroting.
Zij bepaalt de houding ten opzichte van de decreetvoorstellen en de van het Vlaams Parlement uitgaande amendementen, waarvan de aanneming een weerslag zou kunnen hebben hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven.
Aan het voorafgaande akkoord van de minister die binnen de Vlaamse regering de bevoegdheid heeft over het begrotingsbeleid, wordt voorgelegd, elk voorstel dat ter beslissing aan de Vlaamse regering wordt voorgelegd en waardoor ofwel de ontvangsten ofwel de uitgaven beïnvloed kunnen worden.
De Vlaamse regering organiseert een begrotings- en beheerscontrole en zij doet hiervoor een beroep op de Inspectie van Financiën die haar ter beschikking wordt gesteld en onder haar gezag staat.
De Inspecteurs van Financiën voeren hun opdracht uit op stukken en ter plaatse. Ze hebben toegang tot alle dossiers en alle archieven van de Vlaamse overheid en ontvangen van deze overheid alle inlichtingen die zij vragen. § 2. De Inspectie van Financiën ondersteunt de besluitvorming door : 1° het verstrekken van adviezen over de financiële en budgettaire gevolgen van voorgenomen beslissingen zowel in het stadium van de voorbereiding, als in dat van de uitvoering van de begroting;2° het formuleren van aanbevelingen, op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse regering, over alle fasen van de beleidscyclus, in het bijzonder over de beleidsvoorbereiding, de regelgeving, de beleidsuitvoering, de monitoring en de rapportering van de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie;3° het bewaken van zowel de jaarlijkse als de meerjarige budgettaire doelstellingen van de Vlaamse regering en van de naleving van de begrotingsnormering;4° het verstrekken van adviezen, wat de financiële en budgettaire aspecten betreft, bij de totstandkoming en bij de evaluatie van de uitvoering van de met de verzelfstandigde agentschappen afgesloten beheersovereenkomsten of samenwerkingsovereenkomsten;5° het vaststellen van normen en standaarden waaraan de beheerscontrolefunctie in de departementen en de verzelfstandigde agentschappen minimaal beantwoordt;6° het uitvoeren van begrotingsonderzoeken bij de departementen en de verzelfstandigde agentschappen op verzoek van de minister die binnen de Vlaamse regering de bevoegdheid heeft over het begrotingsbeleid.De Inspectie beschikt daartoe over de ruimste onderzoeksbevoegdheid. § 3. De Inspectie van Financiën rapporteert aan de door de Vlaamse regering aangeduide leden. HOOFDSTUK II. - Interne controle
Art. 40.De financiële afhandeling van dossiers is onderworpen aan de interne controle, vastgesteld in artikel 33 van het kaderdecreet.
Bij de inrichting van de processen voor de financiële afhandeling van dossiers wordt ten minste een functiescheiding ingesteld tussen : 1° de inhoudelijke afhandeling van het dossier, 2° de boekhoudkundige verwerking ervan, 3° de thesauriële afhandeling;deze omvat uitsluitend het in opdracht uitvoeren van inningen en betalingen, en het registreren van deze verrichtingen in de boekhouding. HOOFDSTUK III. - Financiële controle en certificering
Art. 41.Vooraleer de algemene rekeningen ter goedkeuring worden ingediend, moeten ze worden gecertificeerd door een onafhankelijke instantie, die geen deel uitmaakt van het interne controleproces.
Het certificeringsonderzoek omvat : 1° een toezicht op de goede werking van de interne controleprocedures;2° steekproefsgewijze dossiercontroles a posteriori die gedurende het boekjaar worden uitgevoerd.De omvang van de steekproef moet in verhouding staan tot het financiële risico.
De met de financiële controle en certificering belaste instantie heeft toegang tot alle informatie en documenten. Ze is ertoe gemachtigd om vastgestelde fouten te laten corrigeren.
Art. 42.De financiële controle en certificering wordt voor de ganse Vlaamse overheid uitgevoerd door de diensten van het Vlaams ministerie, bevoegd voor het financieel en budgettair beleid, die belast zijn met de opmaak en consolidatie van de algemene rekeningen. HOOFDSTUK IV. - Interne Audit
Art. 43.De entiteit Interne Audit van de Vlaamse Gemeenschap oefent met betrekking tot de financiële processen voor de ganse Vlaamse overheid de opdrachten uit die zijn bepaald in artikel 34 van het kaderdecreet.
De activiteiten van de entiteit Interne Audit kunnen nooit gericht zijn op het certificeren van de algemene rekeningen of van rekeningen ten behoeve van andere subsidiërende overheden. HOOFDSTUK V. - Externe controle
Art. 44.Het Rekenhof is bevoegd ten aanzien van de Vlaamse overheid, de privaatrechtelijk vormgegeven EVA, en de in artikel 3, § 3, bedoelde openbare instellingen.
Het Rekenhof kan hun rekeningen in zijn Boek van Opmerkingen publiceren.
Art. 45.Het Rekenhof oefent op budgettair en boekhoudkundig vlak een informatieopdracht uit ten behoeve van het Vlaams Parlement.
Het Vlaams Parlement kan het Rekenhof gelasten de wettigheid en de regelmatigheid van sommige uitgaven te onderzoeken, alsook financiële audits en onderzoeken van beheer uit te voeren, binnen de departementen, agentschappen en openbare instellingen die aan de controle van het Hof zijn onderworpen.
Art. 46.Het Rekenhof heeft permanent en onmiddellijk toegang tot de boekhoudkundige verrichtingen en budgettaire aanrekeningen, zowel voor de verbinteniskredieten als voor de verplichtingkredieten. Het brengt elke overtreding van de begrotingsdecreten zonder verwijl ter kennis van het Vlaams Parlement.
Art. 47.Het Rekenhof kan zich te allen tijde alle documenten en inlichtingen, van welke aard ook, doen verstrekken die betrekking hebben op het beheer en het budgettair en comptabel proces van de departementen, agentschappen en openbare instellingen die met toepassing van artikel 44 aan zijn controle zijn onderworpen, of die het nodig acht om zijn opdrachten te kunnen vervullen.
Het Rekenhof kan in de voormelde entiteiten een controle ter plaatse organiseren.
Het Rekenhof stelt zich rechtstreeks in verbinding met de bevoegde minister.
De bevoegde overheid is verplicht binnen een termijn van ten hoogste één maand te antwoorden op de opmerkingen van het Rekenhof. Deze termijn kan verlengd worden door het Rekenhof.
TITEL VII. - Bepalingen inzake de toekenning van subsidies, prijzen en giften HOOFDSTUK I. - Bepalingen inzake de toekenning en de controle op de aanwending van subsidies
Art. 48.Onder een subsidie vanwege de Vlaamse overheid dient te worden verstaan : elke vorm van financiële ondersteuning die door een tot deze overheid behorende instantie wordt verstrekt voor een door derden georganiseerde activiteit die het algemeen belang dient, ongeacht de benaming die aan die ondersteuning wordt gegeven, en ongeacht de benaming of de aard van de akte waarmee ze wordt toegekend, met uitsluiting evenwel van de dotaties die door de Vlaamse Gemeenschap worden verstrekt aan : 1° het Vlaams Parlement;2° de Vlaamse IVA met rechtspersoonlijkheid;3° de Vlaamse publiekrechtelijk vormgegeven EVA;4° de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De financiële ondersteuning kan bestaan uit de toekenning van gelden of uit het verlenen van voordelen in natura onder de vorm van het uitvoeren van werkzaamheden, het overdragen van goederen of het verstrekken van diensten waarvan de financiële lasten gedragen worden door de Vlaamse overheid.
Art. 49.De toekenning van een subsidie is gebaseerd op een wederzijdse overeenkomst waarbij de begunstigde van de subsidie aanvaardt de beoogde activiteit van algemeen belang uit te voeren en de subsidieverstrekker aanvaardt hiervoor een financiële ondersteuning te leveren.
Een subsidie kan enkel worden toegekend op basis van een decreet.
Art. 50.§ 1. Een subsidie kan toegekend worden aan : 1° een natuurlijk persoon die optreedt in eigen naam, of aan zijn lasthebber;2° een vereniging of instantie zonder rechtspersoonlijkheid. Elke natuurlijke of rechtspersoon die ten opzichte van de subsidiërende instantie optreedt als vertegenwoordiger van die vereniging of instantie kan hoofdelijk en onverdeeld aansprakelijk worden gesteld bij alle betwistingen of terugvorderingen met betrekking tot de toegekende subsidie; 3° een rechtspersoon. Begunstigden kunnen voor de realisatie van een activiteit een samenwerkingsverband vormen dat als dusdanig evenwel niet in de plaats treedt van de erin coöpererende begunstigden. § 2. De subsidies kunnen worden toegekend : 1° hetzij als een rechtstreekse subsidiëring aan een primaire begunstigde;2° hetzij als een getrapte of onrechtstreekse subsidiëring aan een secundaire begunstigde door bemiddeling van een rechtspersoon die optreedt als subsidiërende tussenpersoon door subsidies die hij zelf rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangt door te geven aan een andere begunstigde.
Art. 51.§ 1. Een subsidie kan toegekend worden in de volgende gevallen : 1° als een algemene werkingssubsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten voortvloeiend uit een structurele activiteit die een continu en permanent karakter vertoont. Een algemene werkingssubsidie kan betrekking hebben op : a) hetzij de volledige activiteit van de begunstigde;b) hetzij een afgescheiden deelactiviteit;2° als een projectsubsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de specifieke kosten voortvloeiend uit een activiteit die zowel qua opzet of doelstelling als in tijd kan worden afgebakend. Afhankelijk van het opzet of de doelstelling van een project kan de subsidie betrekking hebben op : a) specifieke personeels- en werkingskosten;b) een specifieke investering. § 2. Een algemene werkingssubsidie kan worden toegekend aan alle begunstigden, genoemd in artikel 50, § 1, eerste lid.
Een projectsubsidie kan worden toegekend aan alle begunstigden, genoemd in artikel 50, § 1.
Art. 52.De Vlaamse regering stelt de regels vast betreffende de toekenning en de verantwoording van de subsidies, en betreffende de onverenigbaarheden. Zij stelt tevens de nadere modaliteiten inzake de controle op de aanwending van de subsidies vast.
Art. 53.Tenzij anders is bepaald in een decreet of reglementaire bepaling kan een subsidie slechts toegekend worden als de aanvraag of het voorstel vanwege de begunstigde ervan voorafgaat aan de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft of, als de aanvraag of het voorstel een reeds lopende activiteit betreft, ten vroegste vanaf de datum waarop de aanvraag of het voorstel werd ontvangen.
Art. 54.§ 1. De verantwoording over het gebruik van een subsidie omvat : 1° een functionele verantwoording waarbij aangetoond wordt dat, en eventueel in welke mate, de activiteit waarvoor de subsidie werd toegekend, gerealiseerd is;2° een financiële verantwoording waarbij aangetoond wordt welke kosten werden gemaakt voor de realisering van de activiteit waarvoor de subsidie werd toegekend en welke opbrengsten de begunstigde in het kader van deze activiteit heeft verworven, hetzij uit de activiteit zelf, hetzij uit andere bronnen. § 2. In afwijking van § 1 moet geen verantwoording gegeven worden, noch functioneel noch financieel, over het gebruik van statutaire lidmaatschapsbijdragen van de Vlaamse overheid aan intergewestelijke, intercommunautaire, nationale of internationale organisaties, tenzij anders is bepaald bij het aangaan van het lidmaatschap. § 3. Tenzij anders is bepaald in de subsidiebeslissing moet in afwijking van § 1 geen verantwoording gegeven worden, noch functioneel noch financieel, over het gebruik van een subsidie voor een benefietproject dat als doelstelling heeft een winst te genereren die volledig afgestaan wordt aan een of meer derden-beneficianten. § 4. In afwijking van § 1, 2°, moet geen financiële verantwoording gegeven worden over het gebruik van subsidies, toegekend aan kunstenaars, vertalers van literaire werken, literaire prospectoren in het buitenland of sportlui, telkens in hun hoedanigheid van natuurlijk persoon, ter ondersteuning van hun artistiek-culturele of sportieve prestaties.
Art. 55.§ 1. Tenzij anders is bepaald in een organieke regeling of in de beslissing tot toekenning van een subsidie, wordt de financiële afrekening van een subsidie verricht op basis van de kosten en opbrengsten die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit. § 2. Een algemene werkingssubsidie mag aangewend worden om de kosten te dekken die uit de structurele werking in kwestie voortvloeien.
Behoudens afwijking door de decreetgever, kan de subsidie niet meer bedragen dan de gemaakte kosten.
Voorzover de begunstigden een jaarrekening voorleggen en voorzover de opbrengsten de kosten overtreffen, kan een reserve worden aangelegd, overeenkomstig de door de Vlaamse regering te bepalen modaliteiten. § 3. Een projectsubsidie mag enkel aangewend worden om kosten te dekken die uit het project voortvloeien.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag een projectsubsidie aangewend worden om winst te realiseren, op voorwaarde dat in de subsidiebeslissing uitdrukkelijk bepaald is dat de subsidie toegekend wordt voor een benefietproject. HOOFDSTUK II. - Bepalingen inzake prijzen
Art. 56.Onder een prijs vanwege de Vlaamse overheid dient te worden verstaan : elke vorm van financiële tegemoetkoming door de Vlaamse overheid ten gunste van derden als waardering of beloning voor door hen geleverde prestaties.
De prijs kan bestaan uit het toekennen van gelden of uit het verlenen van een voordeel in natura waarvan de financiële last gedragen wordt door de Vlaamse Gemeenschap, door een IVA met rechtspersoonlijkheid of door een publiekrechtelijk vormgegeven EVA.
Art. 57.De toekenning van een prijs is gebaseerd op een eenzijdige handeling vanwege de Vlaamse overheid, zonder dat de begunstigde ertoe gehouden is de prijs te aanvaarden.
Een prijs kan enkel uitgereikt worden op basis van een organieke regeling ingevolge een federale wet of een decreet van het Vlaams Parlement waarbij de prijs wordt ingesteld, en de eventuele uitvoeringsbesluiten ervan.
Aan de toekenning van een prijs mag geen enkele verantwoording vanwege de begunstigde verbonden worden.
Art. 58.Terugvordering van een toegekende prijs is slechts mogelijk als is aangetoond dat de begunstigde ervan bedrieglijke informatie heeft verstrekt over de prestaties waarvoor de prijs werd toegekend, of dat de omstandigheden waaronder de prestaties werden geleverd strijdig waren met op dat ogenblik geldende wettelijke bepalingen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen inzake giften
Art. 59.Onder een gift vanwege de Vlaamse overheid dient te worden verstaan : elke vorm van overdracht van middelen door de Vlaamse overheid ten gunste van derden, los van enige specifieke waardering van prestaties, en los van enige door de begunstigde te organiseren activiteit van algemeen nut.
De gift kan betrekking hebben op de overdracht van gelden of op de overdracht van roerende of onroerende goederen door de Vlaamse Gemeenschap, door een IVA met rechtspersoonlijkheid of door een publiekrechtelijk vormgegeven EVA.
Art. 60.De toekenning van een gift kan enkel gebeuren bij een decreet.
Aan de toekenning van een gift mag geen enkele verantwoording vanwege de begunstigde verbonden worden.
TITEL VIII. - Bepalingen inzake de verjaring
Art. 61.De bepalingen van de artikelen 15 en 16 van de algemenebepalingenwet zijn eveneens van toepassing op de IVA met rechtspersoonlijkheid en op de publiekrechtelijk vormgegeven EVA. TITEL IX. - Slotbepalingen
Art. 62.De Vlaamse regering wordt belast met de uitvoering van dit decreet. Ze dient hiertoe de nodige reglementaire besluiten en administratieve maatregelen te nemen.
Art. 63.Worden opgeheven : 1° de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, voor de aangelegenheden geregeld in dit decreet;2° de artikelen 5 en 6 van het decreet van 8 juli 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1996;3° artikel 3, eerste lid, 1°, tweede lid en derde lid, en artikel 5 van het decreet van 22 december 2000 houdende oprichting van een Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven.
Art. 64.§ 1. Met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op de organisatie van de controle door het Rekenhof blijven de in artikel 63, 1° en 2°, bedoelde bepalingen evenwel van toepassing voor de op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet bestaande rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, en die nog niet werden omgevormd tot een van de in artikel 3, § 1, bedoelde overheden, of tot een privaatrechtelijk vormgegeven EVA. § 2. De in artikel 63, 1°, genoemde wet van 16 maart 1954 blijft tevens van toepassing voor wat betreft de bevoegdheden van de commissarissen bedoeld in de artikelen 55, 57 en 109 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
Art. 65.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2007.
De Vlaamse regering kan de bepalingen aanduiden die op een latere door haar vast te stellen datum in werking zullen treden, voorzover dat niet in strijd is met de algemenebepalingenwet. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 mei 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN _______ Nota (1) Zitting 2003-2004 Stukken.- Ontwerp van decreet, nr. 2132-1. - Verslag aan het Rekenhof, nr. 2132-2. - Verslag, nr. 2132-3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, nr. 2132-4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 en 29 april 2004.