gepubliceerd op 08 juli 2019
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van een aantal besluiten van de Vlaamse Regering over de ondersteuning van personen met een handicap
10 MEI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van een aantal besluiten van de Vlaamse Regering over de ondersteuning van personen met een handicap
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 7, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2013, 25 april 2014 en 15 juli 2016, artikel 8, 1°, 2° en 3°, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, en 7°, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 7, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2013, 25 april 2014 en 15 juli 2016 en artikel 17, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014.
Gelet op het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap, artikel 10, eerste lid en artikel 16, eerste lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuur ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 26 februari 2019;
Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen die op 9 april 2019 bij de Raad van State is ingediend met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. -Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Artikel 1.In artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en 8 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het bedrag "300 euro" vervangen door het bedrag "425 euro";2° in paragraaf 3 wordt het bedrag "75 euro" vervangen door het bedrag "150 euro". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuur ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen
Art. 2.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuur ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° de wooneenheden alleen ter beschikking gesteld worden aan personen met een handicap die voldoen aan een van de volgende voorwaarden: a) minstens beschikken over een toewijzing tot ondersteuningsveld Z66, als vermeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 maart 2012 houdende vaststelling van de ondersteuningsvelden dat is bepaald conform artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;b) een persoonlijkeassistentiebudget krijgen;c) behoren tot een van de zorggroepen, vermeld in artikel 21, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en beschikken over een beslissing tot toewijzing van een persoonsvolgend budget van het VAPH; d) bij rolstoelafhankelijkheid voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 van het ministerieel besluit van 26 november 2018 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden en beschikken over een beslissing tot toewijzing van een persoonsvolgend budget van het VAPH;". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget
Art. 3.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 en 8 juni 2018, wordt een punt 5/1° ingevoegd dat luidt als volgt: "5/1° dienst maatschappelijk werk: een erkende dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds als vermeld in artikel 14 van het decreet Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;".
Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: " In het geval, vermeld in artikel 10, tweede lid, is de datum van aanvraag, in afwijking van het eerste lid, de datum waarop de aanvrager zich aanmeldt bij de dienst Ondersteuningsplan of bij de dienst maatschappelijk werk."; 2° in paragraaf 1, zesde lid, worden de woorden "door de dienst Ondersteuningsplan of door de persoon met een handicap" vervangen door de zinsnede "door de dienst Ondersteuningsplan, door de dienst maatschappelijk werk of door de persoon met een handicap".
Art. 5.In artikel 6, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan" en de woorden " De organisaties" de woorden "of door een dienst maatschappelijk werk" ingevoegd.
Art. 6.In artikel 9, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan, " en de woorden "beoordeelt het agentschap" de woorden "of van een dienst maatschappelijk werk" ingevoegd.
Art. 7.In artikel 10, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan" en de woorden "het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering" de woorden "of van een dienst maatschappelijk werk " ingevoegd.
Art. 8.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan" en de woorden "of als het oordeelt" de woorden "of van een dienst maatschappelijk werk " ingevoegd.
Art. 9.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 10.Artikel 20 en 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 20.Voor elk van de gevraagde ondersteuningsfuncties, met uitzondering van oproepbare permanentie, waarvoor de persoon met een handicap financiering vraagt aan het agentschap wordt op basis van de frequenties, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 3 tot en met 7 die zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Als psychosociale begeleiding wordt gevraagd, wordt voor de berekening van het overeenstemmende aantal zorggebonden punten, voor maximaal twee uren een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 6, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en wordt in afwijking van het eerste lid, het aantal zorggebonden punten voor de overige uren vastgesteld conform tabel 7, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het eerste lid wordt geen aantal zorggebonden punten vastgesteld voor woonondersteuning of dagondersteuning als de budgetcategorie die overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, lager is dan budgetcategorie 3, conform tabel 2 die is opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
Als er verschillende ondersteuningsfuncties worden gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld voor de verschillende gevraagde ondersteuningsfuncties, opgeteld.
Als oproepbare permanentie wordt gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten voor oproepbare permanentie, vermeld in tabel 8, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, opgeteld bij het resultaat van de optelsom, vermeld in het derde lid.
Art. 21.De budgetcategorie die maximaal kan worden toegekend, wordt bepaald door de budgetcategorie die conform tabel 2 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd correspondeert met het totaal van de zorggebonden punten die zijn vastgesteld conform artikel 20, te vergelijken met de budgetcategorie die conform de voormelde tabel 2 overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie.
Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag hoger is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met de vastgestelde waarden voor de parameters begeleiding en permanentie worden toegekend.
Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag lager is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag worden toegekend.".
Art. 11.Aan artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 en 24 februari 2017, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "Als een persoonlijke-assistentiebudget wordt toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp nadat een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan het agentschap werd bezorgd of nadat het agentschap een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning heeft toegewezen wordt onmiddellijk na de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of na de toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget, een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld voor een bedrag van de budgetcategorie die is toegewezen en die het bedrag van het persoonlijke-assistentiebudget dat is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, niet overschrijdt.".
Art. 12.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018, wordt een hoofdstuk 8/1 dat bestaat uit artikel 37/1 en artikel 37/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 8/1 Financiering van de diensten maatschappelijk werk
Art. 37/1.Het agentschap verleent aan de landsbonden vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen subsidies voor de begeleiding bij de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, vermeld in artikel 6, tweede lid, van dit besluit, door de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen die bij de landsbond zijn aangesloten.
Art. 37/2.Het totale maximumbedrag van de subsidies, vermeld in artikel 37/1, is 750.000 euro (zevenhonderdvijftigduizend euro) per jaar.
De subsidies, vermeld in het eerste lid, worden over de landsbonden verdeeld rekening houdend met het aantal ondersteuningsplannen persoonsvolgende financiering die aan het agentschap zijn bezorgd en die zijn opgemaakt met begeleiding van een dienst maatschappelijk werk van de ziekenfondsen die bij de landsbond zijn aangesloten.".
Art. 13.In artikel 56 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016, 24 februari 2017 en 8 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid vervangen door wat volgt: "Artikel 37, § 1, eerste lid, 4°, treedt in werking op 1 januari 2017 voor de personen met een handicap aan wie op het moment van de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning een persoonlijkeassistentiebudget is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of is toegewezen door het agentschap."; 2° er wordt een achtste lid toegevoegd dat luidt als volgt: "Artikel 37/1 en 37/2 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.".
Art. 14.De bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering
Art. 15.In artikel 27/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt: "Als het gaat om jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, kan het agentschap, in afwijking van het tweede lid, een budget ter beschikking stellen als de jeugdhulpverlening is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp maar er nog geen gebruik van wordt gemaakt.". 2° in paragraaf 1 wordt het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, vervangen door wat volgt: "Voor de terbeschikkingstellingen, vermeld in het tweede lid en derde lid, gelden de volgende fasen: 1° in 2017 wordt het budget ter beschikking gesteld aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1994 of vroeger en die in 2017 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening;2° in 2018 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1996 of vroeger en die in 2018 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of aan wie in 2018 jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, is toegekend; 3° in 2019 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1998 of vroeger en die in 2019 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of aan wie in 2019 jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, is toegekend." HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders
Art. 16.In artikel 3, § 5, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders worden het vierde en het vijfde lid vervangen door wat volgt: "In afwijking van het eerste lid worden het aantal extra personeelspunten, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, en het bedrag van de vergoeding voor de organisatiegebonden kosten, vermeld in paragraaf 4, eerste lid, voor een zorgaanbieder die conform van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap wordt vergund door het agentschap, voor het kalenderjaar waarin de vergunning wordt verleend, vastgesteld op basis van de zorggebonden punten en de bedragen die budgethouders tijdens dat kalenderjaar bij de zorgaanbieder besteden.
Voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend, worden de extra personeelspunten waarop de zorgaanbieder, vermeld in het vierde lid, conform paragraaf 3, recht heeft, bepaald door het gemiddelde te berekenen van de extra personeelspunten waarop de zorgaanbieder recht heeft voor het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend en voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend. Het bedrag van de vergoeding van de organisatiegebonden kosten wordt bepaald door het gemiddelde te berekenen van de vergoedingen voor organisatiegebonden kosten waarop de vergunde zorgaanbieder conform paragraaf 4, recht heeft voor het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend en voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend.". HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten
Art. 17.In artikel 29/6, § 2, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 wordt de zinsnede ", en die op 31 december 2016 de ondersteuning van de FAM of de thuisbegeleidingsdienst niet combineerden met een persoonlijke-assistentiebudget" vervangen door de woorden "of aan wie een budget is ter beschikking gesteld.". HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld
Art. 18.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 8° en punt 9° worden opgeheven;2° er wordt een punt 13° toegevoegd dat luidt als volgt: "13° zorgzwaarte: de mate waarin een persoon ondersteuning nodig heeft om zo adequaat mogelijk te kunnen functioneren in het dagelijkse leven.Het gaat daarbij om de ondersteuning die een persoon nodig heeft om te kunnen leven volgens de gangbare normen en gebruiken binnen de sociaal-maatschappelijke context waarin de persoon leeft. De zorgzwaarte wordt uitgerukt in de parameter begeleiding, die de nood aan ondersteuning door personen overdag uitdrukt en de parameter permanentie, die de nood aan aanwezigheid van en toezicht door personen overdag uitdrukt.".
Art. 19.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven.
Art. 20.Artikel 6 tot en met 11 van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt: "
Art. 6.Het agentschap herrekent het aantal zorggebonden punten dat is bepaald conform artikel 2 van dit besluit voor de personen die aan al de navolgende voorwaarden voldoen: 1° ze zijn op 31 december 2016 ondersteund door een FAM met de subsidies die een FAM ontvangt conform hoofdstuk 4 van het besluit van 26 februari 2016 of met inzet van de middelen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 houdende maatregelen om tegemoet te komen aan de noodzaak tot leniging van dringende behoeften van personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016, of ze zijn op die datum ondersteund door een thuisbegeleidingsdienst;2° het agentschap heeft hen een aantal zorggebonden punten toegekend als vermeld in artikel 2 van dit besluit;3° ze hebben geen beslissing van het agentschap ontvangen over de terbeschikkingstelling van een budget: a) na het doorlopen van de procedure om een budget aan te vragen, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, en in hoofdstuk 5 van het besluit van 27 november 2015;b) met toepassing van artikel 32 van het besluit van 27 november 2015;c) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering zoals van toepassing op 30 april 2018;d) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering;e) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016 van de zorggebonden punten, vermeld in artikel 2 van dit besluit;f) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 19, eerste lid, 1°, van dit besluit;4° het agentschap heeft met toepassing van artikel 32 van het besluit van 27 november 2015 beslist dat de noodsituatie niet tijdelijk van aard is.
Art. 7.In dit artikel wordt verstaan onder: 1° ondersteuningsvorm: een van de navolgende diensten waarvoor de FAM erkend is op 31 december 2016: a) een dienst voor zelfstandig wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten zoals van toepassing op 31 december 2016; b) een dienst voor zelfstandig wonen als vermeld in punt a), en als een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;c) een dienst voor begeleid wonen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;d) een dienst voor beschermd wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap;e) een tehuis, met toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de residentiële en semi-residentiële voorzieningen voor personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;f) een dagcentrum, met toepassing van het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;g) een tehuis voor kortverblijf voor meerderjarigen, met toepassing van het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kortverblijf ten behoeve van gehandicapten, zoals van toepassing op 31 december 2016;h) een geïntegreerde woonproject, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiëring van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap;2° individuele dienstverleningsovereenkomst: de individuele dienstverleningsovereenkomst die bij het agentschap is geregistreerd oor het jaar 2016. Het agentschap gaat bij de herrekening, vermeld in artikel 6, voor de ondersteuning die op 31 december 2016 is geboden door het FAM of de thuisbegeleidingsdienst, uit van het zorggebruik dat resulteert uit de vertaling die de FAM en thuisbegeleidingsdiensten conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016, hebben gemaakt van de ondersteuning die ze bieden aan meerderjarige personen met een handicap, in ondersteuningsfuncties als vermeld in artikel 1, 14°, van het besluit van 27 november 2015, met vermelding van de frequentie, vermeld in artikel 7, eerste lid, 8°, van het voormelde besluit zoals deze werd geconsolideerd op 1 december 2017.
Het agentschap kan verder onderzoek instellen als het bij nazicht van de gegevens, vermeld in het tweede lid, voor een FAM of een thuisbegeleidingsdienst een van de volgende elementen vaststelt: 1° de ondersteuning die gemiddeld aan de cliënten van een ondersteuningsvorm wordt geboden is niet mogelijk of is niet realistisch;2° er zijn voor de ondersteuning die is geboden door een FAM of een thuisbegeleidingsdienst procentueel grote afwijkingen tussen de gegevens, vermeld in het tweede lid, en de gegevens, vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomsten, en de gegevens die bij het agentschap zijn geregistreerd over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden;3° er zijn voor het aantal cliënten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst procentueel grote afwijkingen tussen de gegevens, vermeld in het tweede lid, en de gegevens, die in de individuele dienstverleningsovereenkomsten zijn vermeld en de gegevens die bij het agentschap zijn geregistreerd over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden;4° als er in het kader van de vertaling van de ondersteuning oproepbare permanentie in aanmerking is genomen, en van de volgende elementen: a) het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor een FAM of een thuisbegeleidingsdienst oproepbare permanentie heeft in aanmerking genomen is hoger dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM's of thuisbegeleidingsdiensten;b) er wordt oproepbare permanentie in aanmerking genomen voor cliënten waarvoor de FAM of een thuisbegeleidingsdienst in het kader van de inschatting van de zorgzwaarte conform artikel 15 van het besluit van 24 juni 2016 een waarde lager dan drie heeft ingeschat voor de parameter permanentie;c) er wordt oproepbare permanentie in aanmerking genomen voor cliënten van de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c) tot en met h);5° het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor dagondersteuning in aanmerking is genomen hoger is dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM of thuisbegeleidingsdiensten;6° het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor woonondersteuning in aanmerking is genomen hoger is dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM of thuisbegeleidingsdiensten;7° er wordt dagondersteuning in aanmerking genomen voor de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c) of d);8° er wordt woonondersteuning in aanmerking genomen voor de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c), d), of f). Als het agentschap een of meerdere elementen, vermeld in het derde lid, vaststelt voor een vergunde zorgaanbieder die op 31 december 2016 is erkend als een FAM of als een thuisbegeleidingsdienst, overlegt het agentschap met de betrokken vergunde zorgaanbieder.
Het gebruik van ondersteuning dat in aanmerking is genomen voor de uitwerking van de budgetten conform hoofdstuk 3 is het zorggebruik, vermeld in het tweede lid behalve als het agentschap een nader onderzoek heeft ingesteld als vermeld in het derde lid en de vergunde zorgaanbieder geen afdoende verklaring kan geven voor de afwijkingen die het agentschap heeft vastgesteld. Als de vergunde zorgaanbieder geen afdoende verklaring kan geven voor de vastgestelde afwijkingen, stelt het agentschap het gebruik van ondersteuning voor de cliënten van de vergunde zorgaanbieder die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, vast op basis van de volgende elementen: 1° de ondersteuning en de frequentie van ondersteuning vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomsten;2° de gegevens die over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden, geregistreerd zijn bij het agentschap;3° de facturen over financiële bijdragen, vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap voor het jaar 2016;4° de facturen over de woon- en leefkosten, vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016, voor het jaar 2016.
Art. 8.Het agentschap gaat bij de herrekening, vermeld in artikel 6, voor de zorgzwaarte, uit van de inschattingen van de zorgzwaarte die de FAM's en thuisbegeleidingsdiensten hebben uitgevoerd conform artikel 15 van het besluit van 24 juni 2016.
Art. 9.Het agentschap stelt voor de personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, een budgetcategorie vast, als vermeld in tabel 1 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd conform artikel 10.
Art. 10.§ 1. Het agentschap stelt een aantal zorggebonden punten vast voor elke ondersteuningsfunctie die voor een persoon conform artikel 7 in aanmerking is genomen, met uitzondering van oproepbare permanentie.
Dat gebeurt op basis van de frequenties die conform artikel 7 voor de ondersteuningsfuncties in aanmerking zijn genomen conform tabel 3 tot en met tabel 7, die zijn opgenomen in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.
Als voor een persoon conform artikel 7 psychosociale begeleiding in aanmerking is genomen wordt voor de berekening van het overeenstemmende aantal zorggebonden punten, voor maximaal twee uren een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 6, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en wordt in afwijking van het eerste lid, het aantal zorggebonden punten voor de overige uren vastgesteld conform tabel 7, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het eerste lid wordt geen aantal personeelspunten vastgesteld voor woonondersteuning of dagondersteuning als de budgetcategorie die conform tabel 2, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met de inschatting van de zorgzwaarte, vermeld in artikel 8, voor de parameters begeleidingsintensiteit en permanentie lager is dan budgetcategorie 3.
Als er conform artikel 7 verschillende ondersteuningsfuncties in aanmerking zijn genomen wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld voor de verschillende gevraagde ondersteuningsfuncties, opgeteld.
Als oproepbare permanentie wordt gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten voor oproepbare permanentie, vermeld in tabel 8, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, opgeteld bij het aantal zorggebonden punten dat conform het eerste tot en met het vierde lid is vastgesteld. § 2. Als het totaal aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld conform paragraaf 1 lager is dan de ondergrens van het aantal zorggebonden punten voor budgetcategorie 1, conform tabel 2, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, wordt geen budgetcategorie vastgesteld.
Voor de personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, en die op 31 december 2016 de ondersteuning van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst combineren met een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016, wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld conform paragraaf 1 voor de toepassing van het eerste lid samengevoegd met de zorggebonden punten die resulteren uit de vertaling van het persoonlijkeassistentiebudget conform artikel 4 tot en met 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten.
Behalve in het geval, vermeld in het eerste lid, wordt een budgetcategorie vastgesteld op basis van een vergelijking tussen de volgende budgetcategorieën: 1° de budgetcategorie die conform tabel 2, die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met het totaal van de zorggebonden punten die zijn vastgesteld conform paragraaf 1, in het geval, vermeld in het tweede lid en de zorggebonden punten die resulteren uit de vertaling conform artikel 4 tot en met 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;2° de budgetcategorie die conform de voormelde tabel 2 overeenstemt met de inschatting van de zorgzwaarte, vermeld in artikel 8, voor de parameters begeleidingsintensiteit en permanentie. Als de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, hoger is dan de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 2°, in aanmerking genomen.
Als de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, lager is dan de budgetcategorie, vermeld in tweede lid, 2°, wordt de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, in aanmerking genomen. § 3. Als de optelsom van het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1en paragraaf 2 is vastgesteld voor alle personen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 6, hoger is dan de optelsom van het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, voor deze personen, wordt het aantal zorggebonden punten dat voor die personen conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld verminderd met een aantal zorggebonden punten dat wordt berekend door het verschil tussen de voormelde optelsommen te delen door het aantal personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6 en waarvoor conform paragraaf 1 en paragraaf 2 een budgetcategorie is vastgesteld.
Als de optelsom van het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld voor alle personen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 6, lager is dan de optelsom van het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, voor deze personen, wordt het aantal zorggebonden punten dat voor die personen conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld verhoogd met een aantal zorggebonden punten dat wordt berekend door het verschil tussen de voormelde optelsommen te delen door het aantal personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6 en waarvoor conform paragraaf 1 en paragraaf 2 een budgetcategorie is vastgesteld.
Art. 11.§ 1. Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, niet meer dan 15 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat er geen verschil is met het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld. § 2. Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, meer dan 15 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 het aantal zorggebonden punten waarover die persoon conform artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, beschikt, naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat het verschil met de zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, 15 % bedraagt.
Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, 20 of minder dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten dat werd vastgesteld conform het eerste lid, met ingang van 1 januari 2024 aangepast zodat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld.
Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, meer dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten dat werd vastgesteld conform het eerste lid in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027 naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld.".
Art. 21.In hetzelfde besluit worden een artikel 11/1 tot en met artikel 11/4, ingevoegd die luiden als volgt: "
Art. 11/1.§ 1. Het agentschap deelt de beslissing tot toewijzing van het aantal zorggebonden punten, dat is vastgesteld conform artikel 10 mee aan de persoon met een handicap.
Het aantal zorggebonden punten, dat is vastgesteld conform artikel 10 wordt gefaseerd in de tijd aangepast en ter beschikking gesteld.
In het geval, vermeld in artikel 11, § 1, wordt het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 op 1 januari 2020, 1 januari 2021, 1 januari 2022 en 1 januari 2023 naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in het eerste lid, en het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2.
In het geval vermeld in artikel 11, § 2, wordt het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld, als volgt gefaseerd in de tijd aangepast: 1° het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt op 1 januari 2020, 1 januari 2021, 1 januari 2022 en 1 januari 2023, naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, en naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd met 15 en het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit;2° als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, 20 of minder dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt dit aantal zorggebonden punten na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°, met ingang van 1 januari 2024 verder aangepast zodat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld;3° als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, meer dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°, op 1 januari 2024, 1 januari 2025, 1 januari 2026 en 1 januari 2027 naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld en het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°. § 2. De personen met een handicap die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, maar voor wie conform artikel 10, § 2, eerste lid geen budgetcategorie is vastgesteld worden met ingang van 1 januari 2020 toegeleid naar rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap. De beslissing van het agentschap waarbij hen een aantal zorggebonden punten als vermeld in artikel 2 van dit besluit ter beschikking is gesteld vervalt op 1 januari 2020.
De vergunde zorgaanbieders die op 31 december 2016 erkend waren als een FAM of een thuisbegeleidingsdienst en die op die datum ondersteuning bieden aan de personen met een handicap, vermeld in het eerste lid, worden met ingang van 1 januari 2020, van rechtswege erkend voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2 van het voormelde besluit van 22 februari 2013 voor het aantal personeelspunten dat nodig is om de ondersteuning van de personen, vermeld in het eerste lid, voort te zetten binnen rechtstreeks toegankelijke hulp.
Art. 11/2.Als de personen met een handicap aan wie het agentschap een aantal zorggebonden punten heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met artikel 11/1, aanspraak willen maken op meer zorggebonden punten dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, moeten ze een herziening van de beslissing vragen conform artikel 35, § 1, van het besluit 27 november 2015.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, groter is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, legt het agentschap het dossier voor aan de regionale prioriteitencommissie, vermeld in artikel 23 van het besluit van 27 november 2015, voor het deel van de budgetcategorie dat het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11, § 1, overschrijdt.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, kunnen de betrokkenen nog gedurende drie maanden vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing na herziening, beschikken over het deel van de zorggebonden punten dat de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen, overschrijdt.
Art. 11/3.Als de personen met een handicap aan wie het agentschap een aantal zorggebonden punten heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met artikel 10, aanspraak willen maken op meer zorggebonden punten dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, moeten ze een herziening van de beslissing vragen conform artikel 35, § 1, van het besluit 27 november 2015.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, groter is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, legt het agentschap het dossier voor aan de regionale prioriteitencommissie, vermeld in artikel 23 van het besluit van 27 november 2015, voor het deel van de budgetcategorie dat het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11, § 1, overschrijdt.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, kunnen de betrokkenen nog gedurende drie maanden vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing na herziening, beschikken over het deel van de zorggebonden punten dat de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen, overschrijdt.
Art. 11/4.Het agentschap bezorgt na afloop van elke fase van de bijstelling van het aantal zorggebonden punten dat het agentschap heeft toegekend aan de meerderjarige personen met een handicap die op 31 december 2016 gebruikmaakten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst, een verslag aan de Vlaamse Regering waarin het agentschap uiteenzet in welke mate de voormelde meerderjarige personen met een handicap met een gelijkaardig zorggebruik op 31 december 2016 en een gelijkaardige zorgzwaarte op dat ogenblik kunnen beschikken over een gelijkaardig aantal zorggebonden punten. De Vlaamse Regering kan op basis van dit verslag beslissen tot het nemen van verdere stappen met het oog op de gelijke behandeling van de de meerderjarige personen met een handicap die op 31 december 2016 gebruikmaakten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst.".
Art. 22.In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen de woorden "lager" en "is" worden de woorden "of % hoger" ingevoegd;2° de zinsnede ", zonder dat de betrokken persoon met een handicap daarvoor meer zorggebonden punten moet inzetten dan de zorggebonden punten, vermeld in voormelde individuele dienstverleningsovereenkomsten" wordt opgeheven.
Art. 23.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage toegevoegd die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders
Art. 24.In artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders wordt de datum "1 december 2018" telkens vervangen door de datum "1 januari 2019". HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 25.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019 met uitzondering van artikel 11, 13 en 15 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2018 en artikel 9, 10, en 14, die in werking treden op 1 januari 2020 en artikel 12 dat in werking treedt op de datum die de Vlaamse Regering bepaalt.
Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 mei 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld