Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 maart 2021
gepubliceerd op 29 april 2021

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van een aantal besluiten van de Vlaamse Regering over de ondersteuning van personen met een handicap

bron
vlaamse overheid
numac
2021041306
pub.
29/04/2021
prom.
05/03/2021
ELI
eli/besluit/2021/03/05/2021041306/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MAART 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van een aantal besluiten van de Vlaamse Regering over de ondersteuning van personen met een handicap


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, 1°, artikel 8, 2° en 3°, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 8, 5°, artikel 8, 7°, 11° en 13°, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 13, derde lid, gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2013, artikel 17, 18 en 19, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, en artikel 19/4, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016; - het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap, artikel 4, derde lid, artikel 10, eerste lid, artikel 11 en 16, eerste lid.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 17/12/2020. - De Raad van State heeft advies 68.624/1 gegeven op 8 februari 2021 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

Artikel 1.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. De aanvraag, vermeld in artikel 1, wordt ingediend op een formulier waarvan het model vastgesteld is door het agentschap. Het formulier wordt aan het agentschap bezorgd met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het formulier met de post wordt bezorgd, is het ondertekend door de persoon met een handicap of door zijn wettelijke vertegenwoordiger.".

Art. 2.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 3.In artikel 10bis, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 en 26 april 2019, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Binnen dertig dagen na de dag waarop de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, kan de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger met een gemotiveerd verzoekschrift aan het agentschap vragen om zijn voornemen in heroverweging te nemen. In dat verzoekschrift kan de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger vragen om door de adviescommissie, vermeld in artikel 29, gehoord te worden. De aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger bezorgt het gemotiveerde verzoekschrift aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het verzoekschrift met de post bezorgd wordt, ondertekent de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger dat verzoekschrift en wordt het aangetekend verstuurd.".

Art. 4.In artikel 28 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en 10 mei 2019, wordt een paragraaf 4bis ingevoegd, die luidt als volgt: " § 4bis. Het agentschap betaalt aan de multidisciplinaire teams, vermeld in artikel 22, een vergoeding van 50 euro voor de afname van de storend gedragsschaal, vermeld in artikel 4 van het ministerieel besluit van 26 november 2018 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, voor de vaststelling van ernstige gedragsstoornissen in het kader van de bepaling van een zorggroep als vermeld in bijlage 2 bij besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, als het agentschap voor de persoon in kwestie met een handicap geen resultaten heeft van een afname van het zorgzwaarte-instrument, vermeld in artikel 1, 24°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap

Art. 5.In artikel 10, § 5, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "een periode van maximaal drie maanden" vervangen door de zinsnede "maximaal 92 dagen";2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Het PAB kan worden aangewend om kortdurende woonondersteuning of kortdurende dagondersteuning te vergoeden die wordt verleend door een van de volgende zorgaanbieders: 1° een zorgaanbieder die door het agentschap is vergund conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap; 2° een zorgaanbieder die geregistreerd is bij het agentschap conform artikel 7, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders."; 3° er worden een vierde en een vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Het PAB kan ook worden aangewend om kortdurende dagondersteuning die wordt geboden door groene zorginitiatieven als vermeld in artikel 7, tweede lid, van het voormelde besluit van 24 juni 2016, die bij het agentschap geregistreerd zijn, te vergoeden. Het PAB kan worden aangewend om maximaal 36 mobiele begeleidingen als vermeld in artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, of maximaal 51 ambulante begeleidingen als vermeld in artikel 1, 2°, van het voormelde besluit, te vergoeden per kalenderjaar als ze worden geboden door een multifunctioneel centrum of door een zorgaanbieder als vermeld in het derde lid, 1°. ".

Art. 6.In artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, 1°, worden tussen het woord "agentschap" en het woord "over" de woorden "of geregistreerd is bij het agentschap" ingevoegd;2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap

Art. 7.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 februari 2018, 9 december 2011, 14 december 2018 en 26 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 7° wordt opgeheven; 2° punt 8° wordt vervangen door wat volgt: "8° adviesrapport: een adviesrapport als vermeld in artikel 9, § 3, 6°, dat een gespecialiseerd multidisciplinair team opmaakt;".

Art. 8.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de inleidende zin vervangen door de volgende zinnen: "Het gespecialiseerde multidisciplinair team waarop de persoon met een handicap met een verzoek om materiële bijstand een beroep doet, zorgt voor de persoonlijke adviesverlening.Dat advies omvat:"; 2° in paragraaf 3 wordt punt 7° vervangen door wat volgt: "7° het adviesrapport, vermeld in punt 6°, of de adviesrapporten, vermeld in artikel 11, § 3, 2°, bezorgen aan het agentschap en, als dat gevraagd wordt, een afschrift ervan bezorgen aan het KOC;".

Art. 9.Artikel 13 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 13.§ 1. De aanvraag van materiële bijstand wordt gemotiveerd in een adviesrapport. In dat adviesrapport wordt aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden voor het krijgen van een tegemoetkoming in de kosten van materiële bijstand en worden ook alle elementen aangebracht om het doeltreffende en doelmatige gebruik van de materiële hulp die al eerder is toegekend, te evalueren. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger in de volgende gevallen de aanvraag van materiële bijstand motiveren, behalve als het agentschap een adviesrapport vraagt: 1° de aanvraag van een tegemoetkoming voor een hulpmiddel of een aanpassing waarvoor in de refertelijst of in de refertelijst bis is aangegeven dat ze in aanmerking komen voor een vereenvoudigde aanvraagprocedure, behalve als het een eerste aanvraag van materiële bijstand sinds 1 januari 2002 betreft;2° de aanvraag van een tegemoetkoming voor hetzelfde of een vergelijkbaar hulpmiddel of voor dezelfde of een vergelijkbare aanpassing als het agentschap de kosten al ten laste heeft genomen voor het hulpmiddel of de aanpassing, ongeacht of het hulpmiddel of de aanpassing is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis;3° de aanvraag van een tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud of herstel van een hulpmiddel of een aanpassing.Bij de motivatie wordt een factuur of een offerte gevoegd als het agentschap daarom vraagt; 4° als het agentschap een beslissing heeft genomen over de tenlasteneming van materiële bijstand, maar de aankopen, leveringen of werken niet hebben plaatsgevonden binnen de termijnen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 1°, en een nieuwe aanvraag voor hetzelfde hulpmiddel of dezelfde aanpassing wordt ingediend. De aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger bezorgt de motivatie aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als de motivatie met de post wordt bezorgd, wordt die ondertekend door de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger. § 3. Het agentschap kan andere gevallen dan de gevallen, vermeld in paragraaf 2, vaststellen, waarin afgeweken kan worden van de bepalingen van paragraaf 1. Het agentschap kan in die gevallen vaststellen op welke wijze de aanvraag gemotiveerd moet worden. § 4. Voor de aanvraag van een tegemoetkoming in incontinentiemateriaal wordt in afwijking van paragraaf 1 geen adviesrapport gevraagd, maar wordt een medisch attest bezorgd aan het agentschap.

Het agentschap bepaalt de inhoud van het attest, de disciplines van artsen die het attest moeten invullen, en de bewijsstukken die moeten worden toegevoegd.".

Art. 10.Aan artikel 16/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de refertelijst of de refertelijst bis niet voorziet in een tegemoetkoming in de kosten van herstel van een hulpmiddel, kan het agentschap de herstelkosten volledig of gedeeltelijk ten laste nemen, rekening houdend met de volgende aspecten: 1° de verwachte resterende gebruiksduur van het hulpmiddel;2° de kostprijs van de herstelling ten aanzien van de kostprijs van de aankoop van een nieuw hulpmiddel; 3° de restwaarde van het hulpmiddel ten aanzien van de kostprijs van de herstelling.".

Art. 11.Artikel 18 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 18.Het agentschap kan materiële bijstand ten laste nemen die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit, maar die niet is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis, op voorwaarde dat de bijzondere bijstandscommissie, vermeld in artikel 31, een gunstige beslissing neemt.

In afwijking van het eerste lid kan het agentschap de kosten van herstel van een hulpmiddel ten laste nemen als dat niet is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis, zonder een gunstige beslissing als vermeld in het eerste lid. Het agentschap beslist over de tenlasteneming conform artikel 16/1, zesde lid.".

Art. 12.Artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 26 april 2019, wordt opgeheven.

Art. 13.In artikel 31 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1, 1°, wordt de zinsnede ", met uitzondering van de aanvragen van een tegemoetkoming in de kosten van herstel als in de refertelijst of de refertelijst bis geen tegemoetkoming is opgenomen" toegevoegd;2° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "paragraaf 1, 3°, " vervangen door de zinsnede "paragraaf 1, 2°, ". HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap

Art. 14.In artikel 9, § 3, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017, wordt punt 9° vervangen door wat volgt: "9° vervoer, behalve als de kosten van vervoer als een onderdeel van de kosten van de ondersteuning worden aangerekend;". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap

Art. 15.In artikel 2, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, worden de woorden "tot het eerste leerjaar" vervangen door de woorden "tot en met het eerste leerjaar".

Art. 16.In artikel 12 van het hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "1° /1 besluit van 20 april 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld;"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede ", met uitzondering van minderjarigen en personen die een voortzetting van de jeugdhulpverlening hebben gevraagd als vermeld in artikel 18, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp," opgeheven; 3° tussen het tweede lid en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Als een persoon gebruikmaakt van rechtstreeks toegankelijke hulp, kan hij niet gebruikmaken van ondersteuning als vermeld in artikel 8, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap."; 4° in het bestaande derde lid, 1°, dat het vierde lid, 1°, wordt tussen het woord "handicap" en het woord "of" de zinsnede "en de personen voor wie conform artikel 7 tot en met 10 van het besluit van 20 april 2018 een budgetcategorie is vastgesteld" ingevoegd;5° aan het bestaande derde lid, 2°, dat het vierde lid, 2°, wordt, wordt de zinsnede "of na de aanvraag tot herziening van het aantal zorggebonden punten dat het agentschap heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met 10 van het besluit van 20 april 2018" toegevoegd; 6° aan het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° de persoon met een handicap bij wie het agentschap geen beslissing heeft genomen over de terbeschikkingstelling van een budget dat is vastgesteld conform artikel 3 tot en met 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering."; 7° in het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "derde lid" vervangen door de woorden "vierde lid";8° in het bestaande vijfde lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "derde lid" vervangen door de woorden "vijfde lid" en worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "vierde lid"; 9° er wordt een zevende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van artikel 13, eerste lid tot met het derde lid, van dit besluit kunnen de personen met een handicap aan wie het agentschap conform artikel 13 tot en met artikel 23 van het besluit van 24 juni 2016 zorggebonden punten heeft toegekend, maar die conform artikel 10, § 2, en 11/1, § 2, eerste lid, van het besluit van 20 april 2018 naar rechtstreeks toegankelijke hulp zijn toegeleid, aanspraak maken op maximaal zestig nachten verblijf, al of niet in combinatie met dagopvang, per jaar, boven op het maximum van acht personeelspunten per persoon per kalenderjaar, vermeld in artikel 13, eerste lid, van dit besluit, of het maximum van zeven personeelspunten per jaar, vermeld in artikel 13, tweede lid, van dit besluit.". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget

Art. 17.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 8 juni 2018 en 10 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 7° /1 wordt vervangen door wat volgt: "7° /1 jeugdhulpverlening: de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening die is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of die is toegewezen door het agentschap, en die bestaat uit een van de volgende vormen van ondersteuning: a) de niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die wordt geboden door een multifunctioneel centrum voor minderjarigen als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;b) de ondersteuning die wordt geboden met de inzet van persoonsvolgende middelen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden;c) de ondersteuning die wordt geboden door een centrum voor ernstige gedrags- en emotionele stoornissen als vermeld in artikel 27/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp en die bestaat uit een typemodule verblijf voor minderjarigen met een GES+-problematiek of een typemodule contextbegeleiding kortdurend intensief; d) een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 19/2 van het decreet van 7 mei 2004;"; 2° punt 24° wordt vervangen door wat volgt: "24° zorgzwaarte-instrument: het zorgzwaarte-instrument dat het agentschap ontwikkeld heeft, dat wetenschappelijk gevalideerd is en dat bestaat uit vragenlijsten die toelaten om eenduidig en objectiveerbaar de zorgzwaarte van iedere meerderjarige persoon met een handicap uit te drukken in de parameters begeleiding, die de nood aan ondersteuning door personen overdag uitdrukt, en permanentie, die de nood aan aanwezigheid van en toezicht door personen overdag uitdrukt;".

Art. 18.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 8.De aanvrager bezorgt het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering met de post of elektronisch aan het agentschap op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het ondersteuningsplan met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager dat plan.

De dienst Ondersteuningsplan of de dienst maatschappelijk werk bezorgt het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering elektronisch aan het agentschap op de wijze die het agentschap bepaalt. De voormelde diensten bewaren een ondertekend exemplaar.".

Art. 19.In artikel 12, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt punt 3° opgeheven.

Art. 20.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 13.De nood aan ondersteuning wordt geobjectiveerd aan de hand van het zorgzwaarte-instrument.

Het zorgzwaarte-instrument wordt afgenomen door een persoon, hierna een inschaler te noemen, die aan al de volgende voorwaarden voldoet: 1° de inschaler beschikt over een diploma van bachelor of master in de gedrags-, sociale of psychosociale wetenschappen of over een diploma van bachelor of master in de ergotherapeutische wetenschappen;2° de inschaler beschikt over een certificaat dat het agentschap uitreikt na de beëindiging van een opleiding tot inschaler die het agentschap geeft.Het certificaat wordt jaarlijks verlengd na de deelname aan een intervisie die het agentschap organiseert.

Als er onder de leden van de staf van een multidisciplinair team, vermeld in artikel 24, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, geen lid is dat beschikt over een certificaat als vermeld in het tweede lid, 2°, kan het multidisciplinair team voor de afname van het zorgzwaarte-instrument een beroep doen op een persoon die niet behoort tot de staf, maar wel voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid.".

Art. 21.In artikel 27, § 2, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Binnen dertig dagen na de dag waarop de aanvrager de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, kan de aanvrager met een gemotiveerd verzoekschrift aan het agentschap vragen om zijn voornemen in heroverweging te nemen. De aanvrager bezorgt het gemotiveerde verzoekschrift aan het agentschap aangetekend met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het verzoekschrift met de post bezorgd wordt, ondertekent de aanvrager dat verzoekschrift.".

Art. 22.In artikel 29 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd: "De aanvrager bezorgt de vragenlijst aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt.Als de vragenlijst met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager de vragenlijst."; 2° in het tweede lid wordt het woord "toevoegen" vervangen door de woorden "bezorgen aan het agentschap".

Art. 23.Aan artikel 32, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd: "De aanvrager bezorgt de vragenlijst aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als de vragenlijst met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager de vragenlijst.".

Art. 24.Aan artikel 33, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd: "De aanvrager bezorgt het aanvraagformulier aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het aanvraagformulier met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager het aanvraagformulier.".

Art. 25.Artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016, 10 mei 2019 en 24 april 2020, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 37.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° agentschap Opgroeien: het agentschap Opgroeien, vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 oktober 2008 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien;2° intersectoraal zorgnetwerk: een intersectoraal zorgnetwerk als vermeld in artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015 betreffende het intersectorale zorgnetwerk en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, wat betreft de prioritair toe te wijzen hulpvragen;3° een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod: een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod als vermeld in artikel 67, tweede lid, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp. § 2. Het agentschap stelt de budgetten voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning binnen de grenzen van de middelen die zijn vastgelegd op zijn begroting voor de toekenning van budgetten aan meerderjarigen, onmiddellijk na de toewijzing ervan ter beschikking aan de volgende personen met een handicap: 1° de personen met een handicap aan wie een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is toegewezen met toepassing van hoofdstuk 4, afdeling 1, van dit besluit;2° de personen met een handicap aan wie een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is toegewezen met toepassing van hoofdstuk 4, afdeling 2, van dit besluit;3° de personen met een handicap aan wie een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is toegewezen met toepassing van artikel 33 van dit besluit;4° de personen met een handicap bij wie de regionale prioriteitencommissie maatschappelijke noodzaak heeft vastgesteld als vermeld in artikel 23;5° de personen met een handicap aan wie op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning een persoonlijke-assistentiebudget is toegekend, met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of is toegewezen door het agentschap, conform de modaliteiten, vermeld in het derde lid. Als een persoonlijke-assistentiebudget wordt toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp nadat een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan het agentschap is bezorgd of nadat het agentschap een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning heeft toegewezen, wordt onmiddellijk na de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of na de toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld conform het derde lid.

Het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking kan worden gesteld aan de personen, vermeld in het eerste lid, 5°, of vermeld in het tweede lid, wordt vastgesteld op basis van de volgende elementen: 1° het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat is toegewezen;2° het bedrag van het persoonlijke-assistentiebudget dat is toegekend;3° als de betrokken persoon met een handicap gebruikt maakt van een intersectoraal zorgnetwerk of gebruikmaakt van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod, wordt naast de elementen, vermeld in punt 1° en 2°, ook rekening gehouden met het bedrag van de subsidies die het agentschap Opgroeien heeft betaald voor die jeugdhulpverlening. De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt op welke wijze het bedrag van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking kan worden gesteld op basis van de elementen, vermeld in het derde lid, wordt vastgesteld. Het bedrag van het budget dat ter beschikking wordt gesteld, kan nooit hoger zijn dan het bedrag van het budget dat is toegewezen. § 3. Het agentschap stelt het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat is toegewezen aan de personen met een handicap die op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), ter beschikking conform het tweede tot en met het vijfde lid.

Het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking kan worden gesteld, wordt vastgesteld op basis van de volgende elementen: 1° het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat is toegewezen;2° de jeugdhulpverlening, vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), waarvan gebruikgemaakt is;3° de resultaten van de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 12, tweede lid, 2°, opgenomen in het multidisciplinair verslag dat de aanvrager aan het agentschap heeft bezorgd in het kader van de aanvraag van het toegewezen budget;4° als de betrokken persoon met een handicap gebruik maakt van een intersectoraal zorgnetwerk of gebruikmaakt van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod, wordt naast de elementen, vermeld in punt 1° tot en met 3°, rekening gehouden met het bedrag van de subsidies die het agentschap Opgroeien heeft betaald voor die jeugdhulpverlening. De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt op welke wijze het bedrag van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking wordt gesteld op basis van de elementen, vermeld in het tweede lid, wordt vastgesteld. Het bedrag van het budget dat ter beschikking wordt gesteld, kan nooit hoger zijn dan het bedrag van het budget dat is toegewezen.

Het budget wordt op zijn vroegst ter beschikking gesteld met ingang van 1 juli van het jaar waarin de betrokken persoon met een handicap eenentwintig jaar wordt, op voorwaarde dat de persoon met een handicap in dat jaar en voorafgaand aan de terbeschikkingstelling gebruikmaakt van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c).

Als de persoon met een handicap op het moment van de aanvraag gebruikmaakt van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), maar het agentschap nog geen budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning heeft toegewezen op 1 juli van het jaar waarin de persoon met een handicap eenentwintig jaar wordt, wordt het budget onmiddellijk na de toewijzing van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld, op voorwaarde dat de betrokken persoon met een handicap in het jaar waarin het budget wordt toegewezen en ter beschikking wordt gesteld en voorafgaand aan de terbeschikkingstelling gebruikmaakt van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c).".

Art. 26.In hoofdstuk 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016, 10 mei 2019 en 24 april 2020, wordt een artikel 37/0 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 37/0.§ 1.Het agentschap kan binnen de grenzen van de middelen die jaarlijks zijn vastgelegd op zijn begroting voor de toekenning van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap die resteren na de terbeschikkingstelling van een budget aan de personen met een handicap, vermeld in artikel 37, § 2 en § 3, het toegewezen budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking stellen aan personen met een handicap voor wie een prioriteitengroep als vermeld in artikel 23 is toegekend.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt jaarlijks hoe de resterende middelen, vermeld in het eerste lid, verdeeld moeten worden over de prioriteitengroepen, vermeld in artikel 23. § 2. Als het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning conform paragraaf 1 ter beschikking gesteld kan worden, en het budget toegewezen is nadat een procedure doorlopen is als vermeld in het tweede lid, en de budgetcategorie van het budget dat toegewezen is, niet is vastgesteld conform artikel 17 tot en met 21, wordt de budgetcategorie voorafgaand aan de terbeschikkingstelling opnieuw vastgesteld conform artikel 17 tot en met 21 op basis van de vraag, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, en op basis van het resultaat van de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning als vermeld in het multidisciplinaire verslag, vermeld in artikel 12, tweede, lid, 2°, dat aan het agentschap is bezorgd in het kader van de aanvraag van het toegewezen budget. De beslissing tot toewijzing van de nieuw vastgestelde budgetcategorie vervangt de eerdere beslissing tot toewijzing. Het agentschap stelt de nieuw vastgestelde budgetcategorie ter beschikking.

Onder de procedures, vermeld in het eerste lid, worden de volgende procedures verstaan: 1° de procedure om een budget aan te vragen, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, en in artikel 33 van dit besluit;2° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 35 van dit besluit;3° de procedure, vermeld in artikel 32 van dit besluit;4° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering, zoals van toepassing op 30 april 2018;5° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;6° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 11/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld;7° de procedure, vermeld in artikel 3, § 4, en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood. Als de budgetcategorie van het budget dat conform paragraaf 1 ter beschikking gesteld kan worden, vastgesteld is conform artikel 6 tot en met 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering, wordt het budget aangepast dat is toegewezen conform tabel 9 die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. De beslissing tot toewijzing van het aangepaste budget vervangt de eerdere beslissing tot toewijzing. Het agentschap stelt het aangepaste budget ter beschikking.".

Art. 27.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020, wordt een hoofdstuk 8/2, dat bestaat uit artikel 37/3 tot en met artikel 37/11, ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 8/2. Samenloop van aanvragen van een budget

Art. 37/3.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° besluit van 10 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering;2° besluit van 24 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;3° budget: een budget voor niet rechtsreeks toegankelijks zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;4° definitieve terbeschikkingstelling: de terbeschikkingstelling van een budget voor een periode van onbeperkte duur;5° reguliere budgetbepaling: het budget dat het agentschap bepaalt in het kader van een van de volgende procedures: a) de procedure om een budget aan te vragen, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, en artikel 33 van dit besluit;b) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 35 van dit besluit;c) de procedure, vermeld in artikel 32 van dit besluit;d) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van 10 juni 2016, zoals van toepassing op 30 april 2018;e) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016;f) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 11/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld;g) de procedure, vermeld in artikel 3, § 4, en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood.

Art. 37/4.Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de toewijzing van een budget op basis van een reguliere budgetbepaling en het agentschap al eerder een beslissing heeft genomen over de toewijzing van een budget en dat budget nog niet ter beschikking is gesteld, wordt de eerdere beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning opgeheven met behoud van de toepassing van artikel 35, § 3.

Art. 37/5.Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de toewijzing en de definitieve terbeschikkingstelling van een budget met toepassing van artikel 33 en als dat budget hoger is dan het budget dat het agentschap heeft toegewezen op basis van een reguliere budgetbepaling naar aanleiding van een eerdere aanvraag, wordt de beslissing tot toewijzing naar aanleiding van de eerdere vraag opgeheven.

Art. 37/6.Als het agentschap een beslissing over de toewijzing en terbeschikkingstelling van een budget heeft genomen met toepassing van artikel 2 tot en met artikel 12 van het besluit van 24 juni 2016, wordt de beslissing tot toewijzing van een budget dat conform artikel 3 tot en met artikel 15 van dit besluit voor 1 januari 2017 is aangevraagd of de beslissing tot toewijzing van een budget met toepassing van artikel 2 tot en met 15 van het besluit van 10 juni 2016, opgeheven als het budget dat is toegewezen en ter beschikking is gesteld, hoger is.

Art. 37/7.Als het agentschap een beslissing over de definitieve terbeschikkingstelling van een budget heeft genomen en nadien een beslissing neemt over de toewijzing van een budget op basis van een reguliere budgetbepaling en als dat budget lager is dan het budget dat ter beschikking is gesteld, wordt dat lagere budget ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling heeft genomen. De beslissing tot toewijzing en terbeschikkingstelling van het hogere budget wordt opgeheven met ingang van de eerste dag van vierde maand die volgt op maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling heeft genomen.

Art. 37/8.Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de definitieve terbeschikkingstelling van een budget dat is toegewezen op basis van een reguliere budgetbepaling, en als dat budget hoger is dan het budget dat al ter beschikking was gesteld op het moment van de nieuwe beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling van een budget, wordt die eerdere beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling opgeheven.

Art. 37/9.Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de definitieve terbeschikkingstelling van een budget en het nadien een beslissing neemt over de toewijzing en de definitieve terbeschikkingstelling van een budget met toepassing van artikel 33, wordt de eerdere beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling van een budget opgeheven.

Art. 37/10.Als het agentschap een beslissing over de toewijzing van een budget heeft genomen op basis van een aanvraag tot herziening die is ingediend met toepassing van artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016, en een beslissing heeft genomen over de toewijzing en terbeschikkingstelling van een budget conform artikel 10 tot en met 11/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld, en als het budget, vermeld in artikel 11/1, § 1, eerste lid, van het voormelde besluit van 20 april 2018, hoger is dan het budget dat gevraagd is met toepassing van artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016, wordt de beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling van dat lagere budget opgeheven.

Art. 37/11.In dit artikel wordt verstaan onder aanvraag tot herziening: een aanvraag tot herziening als vermeld in een van de volgende bepalingen: 1° artikel 35 van dit besluit;2° artikel 16, tweede lid, van het besluit van 10 juni 2016, zoals van toepassing op 30 april 2018;3° artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016;4° artikel 11/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld. De afhandeling van de aanvraag van een budget die wordt ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15 van dit besluit, of van de aanvraag tot herziening wordt opgeschort als de aanvraag van een budget wordt ingediend in het kader van een van de volgende procedures: 1° de procedure, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, van dit besluit;2° de procedure, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2, van dit besluit;3° de procedure, vermeld in artikel 33 van dit besluit;4° de aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 6, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood. De aanvraag van een budget die wordt ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15, of de aanvraag tot herziening wordt verder afgehandeld als de aanvraag van een budget die wordt ingediend in het kader van een van de procedures, vermeld in het tweede lid, wordt afgewezen.

Als de aanvraag van een budget die wordt ingediend in het kader van een van de procedures, vermeld in het tweede lid, wordt goedgekeurd, wordt de aanvraag van een budget die wordt ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15, of de aanvraag tot herziening van rechtswege stopgezet.

Als de aanvraag van een budget is ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15 en er voordat die aanvraag is afgehandeld opnieuw een aanvraag conform artikel 3 tot en met artikel 15 wordt ingediend, wordt de eerdere aanvraag van een budget van rechtswege stopgezet.

Een deelvraag als vermeld in artikel 7, derde lid, wordt van rechtswege stopgezet als de budgetcategorie die conform artikel 17 tot en met artikel 21 wordt vastgesteld voor de voormelde deelvraag, dezelfde is als de budgetcategorie die is vastgesteld voor de totale aanvraag of als de prioriteitengroep die wordt toegekend voor de deelvraag, dezelfde is als de prioriteitengroep die wordt toegekend voor de totale aanvraag.".

Art. 28.In artikel 56 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "De beslissing tot toekenning van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a), b) of d), van dit besluit, die is genomen met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of de beslissing van het agentschap tot toewijzing van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a), b) of d), van dit besluit, vervalt met ingang van de eerste dag van de vijfde maand die volgt op de datum van de beslissing over de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning aan personen met een handicap als vermeld in het derde lid, artikel 37, § 2, eerste lid, 5°, en § 3, eerste lid."; 2° het zesde lid wordt vervangen door wat volgt: "De personen met een handicap die aan al de volgende voorwaarden voldoen en vanaf het jaar 2020 in aanmerking komen voor de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning conform artikel 37, § 1, derde tot en met zevende lid, zoals van toepassing op 31 december 2020, hoeven niet te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 37, § 1, vierde lid, zoals van toepassing op 31 december 2020: 1° ze zijn geboren in het jaar 1998 of vroeger;2° ze maakten op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruik van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) of b);3° ze hebben voor 1 januari 2020 een aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ingediend; 4° het agentschap heeft voor 1 januari 2020 geen beslissing tot toewijzing van een budget naar aanleiding van de aanvraag, vermeld in punt 3°, genomen."; 3° tussen het zesde en het zevende lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Personen met een handicap die op het ogenblik van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) of b), en die voldoen aan al de volgende voorwaarden, moeten in afwijking van artikel 37, § 3, vierde of vijfde lid, in het jaar 2020 gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) en b), om in aanmerking te komen voor de terbeschikkingstelling conform artikel 37, § 3, van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning: 1° ze zijn in het jaar 2020 21 jaar of ouder geworden;2° ze hebben na 1 januari 2020 en voor 17 juli 2020 een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering ingediend bij het agentschap dat het agentschap heeft goedgekeurd voor 17 juli 2020; 3° het multidisciplinaire verslag, vermeld in artikel 12, is uiterlijk op 31 december 2020 aan het agentschap bezorgd."; 4° er wordt een tiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De personen met een handicap die op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, c), van dit besluit, of gebruik maakten van ondersteuning voor personen met een handicap met ernstig externaliserend of internaliserend storend gedrag waarvan de impact dermate groot is dat er nood is aan continue, hoofdzakelijk residentiële ondersteuning met een semi-gesloten karakter, die werd geboden door een multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2019, komen conform artikel 37, § 1, derde lid tot en met zevende lid, van dit besluit, zoals van toepassing op 31 december 2020, in het jaar 2020 in aanmerking voor de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als ze in het jaar 2020 gebruik maakten van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), van dit besluit.".

Art. 29.De bijlage bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap

Art. 30.In artikel 25 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.De bijdrage mag niet meer bedragen dan het basisbedrag, verhoogd met de zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte waarop de gebruiker recht heeft krachtens het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid.

In afwijking van het eerste lid mag het bedrag voor de gebruiker die geboren is voor 1 januari 2019, niet hoger zijn dan de kinderbijslag, verhoogd met de leeftijdstoeslag en de zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte waarop de gebruiker recht heeft krachtens het voormelde decreet van 27 april 2018."; 2° in paragraaf 3, tweede lid en derde lid, wordt de zinsnede "de gewone kinderbijslag, verhoogd met de bijslag voor leeftijd en handicap waarop die gebruiker recht heeft in de kinderbijslagregeling" vervangen door de zinsnede "de maximale bijdrage, vermeld in paragraaf 2";3° in paragraaf 4 worden de woorden "de kinderbijslag waarop die gebruiker recht heeft in de kinderbijslagregeling" vervangen door de zinsnede "de maximale bijdrage, vermeld in paragraaf 2". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders

Art. 31.In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, 11 januari 2019 en 28 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het percentage "11,94 %" vervangen door het percentage "10,35%";2° in paragraaf 3, wordt het vijfde lid, 3°, vervangen door wat volgt: "3° vanaf het kalenderjaar 2022: 65%".

Art. 32.Aan artikel 24, 10°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", in voorkomend geval met inbegrip van de kosten van vervoer" toegevoegd.

Art. 33.In artikel 25, vijfde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017, wordt de zin "Deze regeling is van toepassing tot en met 31 december 2019." opgeheven. HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten

Art. 34.In artikel 20/0 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018, wordt tussen het woord "subsidie-eenheid" en de woorden "zijn berekend" de zinsnede ", met uitzondering van de subsidie-eenheid die is opgericht door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of door een publiekrechtelijke rechtspersoon of een instelling van openbaar nut.," ingevoegd.

Art. 35.Aan artikel 13, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, worden de woorden "en wordt niet toegekend aan de personeelsleden van een subsidie-eenheid die is opgericht door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of door een publiekrechtelijke rechtspersoon of een instelling van openbaar nut." toegevoegd. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden

Art. 36.In artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Het aanvraagdocument, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt ingediend door de persoon met een handicap, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn bewindvoerder in het geval, vermeld in het vierde lid.Het aanvraagdocument kan bezorgd worden met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap vaststelt. Als het document met de post wordt bezorgd, wordt het ondertekend door de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger en in het geval, vermeld in het vierde lid, door de bewindvoerder."; 2° er worden een vijfde en een zesde lid toegevoegd, die luiden als volgt: De beslissing van het agentschap tot toewijzing van ondersteuning aan een unit voor geïnterneerden vervalt in de volgende gevallen: 1° met ingang van de eerste dag van de vijfde maand die volgt op maand waarin het agentschap de beslissing heeft genomen over de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;2° als er binnen een jaar vanaf de datum van de beslissing geen individuele dienstverleningsovereenkomst is gesloten als vermeld in artikel 9 van het besluit van 4 februari 2011, over de ondersteuning van een unit voor geïnterneerden;3° vanaf het ogenblik van de definitieve invrijheidstelling, vermeld in artikel 77 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, behalve in het geval, vermeld in artikel 11, tweede lid, van dit besluit;4° als de geïnterneerde persoon opnieuw verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 11, eerste lid, 3°, van dit besluit.5° vanaf de dag van het overlijden van de geïnterneerde persoon;6° als het agentschap een beslissing heeft genomen als vermeld in artikel 6, § 3, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders, behalve als een individuele dienstverleningsovereenkomst is gesloten als vermeld in artikel 9 van het besluit van 4 februari 2011, over de ondersteuning aan een unit voor geïnterneerden. In afwijking van het vijfde lid, 4°, vervalt de beslissing van het agentschap tot toewijzing van ondersteuning aan een unit voor geïnterneerden niet als gedurende drie maanden vanaf de ingangsdatum van de individuele dienstverleningsovereenkomst over de ondersteuning aan een unit voor geïnterneerden, die ondersteuning wordt gecombineerd met een verblijf of een gedeeltelijk verblijf in een inrichting als vermeld in artikel 11, eerste lid, 3°. ". HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld

Art. 37.Aan artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Als het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1 tot en met 3 is vastgesteld, voor de personen met een handicap voor wie met toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 een budgetcategorie is vastgesteld, meer dan 15 % lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, wordt het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1 tot en met 3 is vastgesteld, verhoogd totdat het verschil met de zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, 15 % bedraagt.".

Art. 38.In artikel 11, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, worden de woorden "of lager" telkens opgeheven.

Art. 39.In artikel 11/1, § 1, vierde lid, 2° en 3°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, worden de woorden "of lager" opgeheven.

Art. 40.Artikel 11/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood

Art. 41.In artikel 2, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood wordt de zinsnede "budgetcategorie X" vervangen door de zinsnede "budgetcategorie 16".

Art. 42.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het aanvraagdocument kan aan het agentschap bezorgd worden met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt.Als het met de post wordt bezorgd, wordt het ondertekend doorde aanvrager ."; 2° in paragraaf 4 wordt tussen de zinsnede "artikel 4, § 3," en het woord "bezorgd" de zinsnede "op de wijze, vermeld in artikel 8 van het besluit van 27 november 2015" ingevoegd. HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders

Art. 43.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° een project dat de bevoegde overheid subsidieert via de samenwerkingsovereenkomsten "opdracht in het kader van de uitbouw van een gedeelte van het zorgtraject voor geïnterneerde personen binnen de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg" of "opdracht in het kader van de uitbouw voor het werkingsgebied Vlaanderen van een gedeelte van het zorgtraject voor gedetineerde en geïnterneerde seksuele plegers met een medium-riskprofiel binnen de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg" als het een geïnterneerde persoon betreft met een vermoeden van handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004;".

Art. 44.Aan artikel 3 van hetzelfde besluit worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 3. Als een geïnterneerde persoon met een handicap die verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°, een aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4, indient bij het agentschap, wordt de aanvraag van een budget waarover het agentschap nog geen beslissing heeft genomen op de datum van de aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4, van rechtswege stopgezet. De beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget vervalt vanaf de datum van de aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4. § 4. Als het agentschap een budget ter beschikking stelt dat is toegewezen naar aanleiding van een aanvraag van een budget van een geïnterneerde persoon die verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°, van dit besluit, of die een individuele dienstverleningsovereenkomst heeft gesloten als vermeld in artikel 9 van dit besluit, wordt de nood aan zorg en ondersteuning binnen een periode van drie maanden vanaf de datum van de beslissing over de terbeschikkingstelling van het budget opnieuw geobjectiveerd door een multidisciplinair team conform artikel 13 van het besluit van 27 november 2015. Als de nood aan zorg en ondersteuning niet binnen de voormelde periode van drie maanden opnieuw wordt geobjectiveerd, wordt de terbeschikkingstelling stopgezet met ingang van de eerste dag van de zevende maand die volgt op de maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling van het budget heeft genomen. De beslissing tot toewijzing wordt opgeheven met ingang van dezelfde dag.

Het agentschap stelt op basis van de ondersteuningsfuncties en frequenties, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit van 27 november 2015, dat is bezorgd in het kader van de aanvraag van een budget, vermeld in het eerste lid, en op basis van het resultaat van de nieuwe objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in het eerste lid, een budgetcategorie vast conform artikel 17 tot en met artikel 21 van het besluit van 27 november 2015. De beslissing tot toewijzing van die budgetcategorie vervangt de eerdere beslissing over de toewijzing van een budget.

Als de budgetcategorie, die wordt vastgesteld conform het tweede lid, lager is dan de budgetcategorie van het budget, vermeld in het eerste lid, dat ter beschikking is gesteld, wordt de nieuwe budgetcategorie toegewezen en ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling heeft genomen.

Als de budgetcategorie, die wordt vastgesteld conform het tweede lid, hoger is dan de budgetcategorie van het budget, vermeld in het eerste lid, dat ter beschikking gesteld is, wordt die budgetcategorie onmiddellijk toegewezen en ter beschikking gesteld.".

Art. 45.In artikel 6, § 3, vijfde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° vanaf het ogenblik van de definitieve invrijheidstelling, vermeld in artikel 77 van de wet van 5 mei 2014, behalve als een individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 9 van dit besluit, is aangegaan en een budget is toegewezen of aangevraagd of binnen drie maanden na de datum van de definitieve invrijheidstelling een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering als vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit 27 november 2015, aan het agentschap is bezorgd;"; 2° er worden een punt 5° en een punt 6° toegevoegd, die luiden als volgt: "5° vanaf de dag van het overlijden van de geïnterneerde persoon; 6° vanaf de datum van de beslissing van het agentschap tot toewijzing van ondersteuning als vermeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden.".

Art. 46.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt een artikel 6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 6/1.Als er binnen een jaar vanaf de datum van de beslissing, vermeld in artikel 6, § 3, vierde lid, tot toewijzing van een module ondersteuning als vermeld in de tabel die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, een nieuwe aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4, wordt ingediend en als er op de datum van die aanvraag geen individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 9, is geregistreerd bij het agentschap of het agentschap conform artikel 8 geen goedkeuring heeft verleend om een individuele dienstverleningsovereenkomst te sluiten, vervangt de beslissing van het agentschap die is genomen naar aanleiding van de nieuwe aanvraag, de beslissing die het agentschap heeft genomen naar aanleiding van de vorige aanvraag. De termijn van een jaar, vermeld in artikel 6, § 3, vijfde lid, 1°, begint opnieuw te lopen vanaf de datum van de beslissing van het agentschap over de nieuwe aanvraag.".

Art. 47.Aan artikel 9 van hetzelfde besluit wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Gedurende een periode van drie maanden vanaf de datum van de goedkeuring van het agentschap, vermeld in artikel 8, kan de ondersteuning, vermeld in de module ondersteuning, vermeld in de tabel die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, die het agentschap heeft toegewezen, gecombineerd worden met een verblijf of een gedeeltelijk verblijf in een inrichting als vermeld in artikel 2.".

Art. 48.Aan artikel 13, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", behalve als een budget is toegewezen of is aangevraagd of als binnen drie maanden na de datum van de definitieve invrijheidstelling een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering als vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit 27 november 2015, aan het agentschap is bezorgd." toegevoegd. HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 betreffende de huur van hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbedieningen voor personen met een snel degeneratieve aandoening

Art. 49.In artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 betreffende de huur van hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbedieningen voor personen met een snel degeneratieve aandoening wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. De diensten die conform artikel 357 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming erkend zijn als indicatiesteller in het kader van de mobiliteitshulpmiddelen met het oog op de opmaak van de medische voorschriften snel degeneratieve aandoening en de rolstoeladviesrapporten en die het agentschap conform artikel 24 van het besluit van 24 juli 1991 erkend heeft als multidisciplinair team en die bijkomend erkend zijn als gespecialiseerd multidisciplinair team voor de toekenning van individuele materiële bijstand, worden van rechtswege bijkomend erkend als gespecialiseerd multidisciplinair team voor snel degeneratieve aandoeningen.".

HOOFDSTUK. 15. - Slotbepalingen

Art. 50.Voor de toepassing van artikel 639, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming worden de personen met een handicap die conform artikel 11/1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld met ingang van 1 januari 2020 en die toegeleid zijn naar rechtstreeks toegankelijke hulp, van rechtswege beschouwd als personen die het gebruik van de niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vrijwillig hebben stopgezet vóór 1 januari 2020.

Art. 51.In afwijking van artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget, zoals van kracht na de inwerkingtreding van artikel 20 van dit besluit, mogen de personen die voor de inwerkingtreding van artikel 20 van dit besluit beschikken over een certificaat dat het agentschap heeft uitgereikt na de beëindiging van een opleiding tot inschaler en dat is verlengd na de deelname aan een intervisie die het agentschap organiseert, maar geen diploma van bachelor of master in de gedrags-, sociale of psychosociale wetenschappen of geen diploma van bachelor of master in de ergotherapeutische wetenschappen hebben, blijven optreden als inschaler.

Art. 52.In dit artikel wordt verstaan onder het besluit van 20 april 2018: het besluit van de Vlaamse regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgeten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld.

Voor de personen met een handicap die conform artikel 10, § 2, eerste lid, en artikel 11/1, § 2, van het besluit van 20 april 2018 zijn toegeleid naar rechtstreeks toegankelijk hulp en voor wie het totaal aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld conform artikel 10, § 1, van het besluit van 20 april 2018 meer dan 15 % lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, van het besluit van 20 april 2018, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit, wordt het verschil beperkt tot maximaal 15 %.

Als het aantal zorggebonden punten dat is berekend is conform het tweede lid hoger is dan de ondergrens van het aantal zorggebonden punten voor budgetcategorie 1, conform tabel 2, die is opgenomen in de bijlage die bij het besluit van 20 april 2018 is gevoegd, wordt conform artikel 10, § 2, derde tot en vijfde lid, van het besluit van 20 april 2018 een budgetcategorie vastgesteld. Het agentschap wijst deze budgetcategorie toe als een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en stelt dit budget ter beschikking met ingang van 1 januari 2021.

Art. 53.Het aantal personeelspunten waarvoor voorzieningen die op 1 november 2019 ondersteuning boden aan de personen met een handicap, vermeld in artikel 52 van dit besluit, conform artikel 11/1, § 2, tweede lid, van het besluit van 20 april 2018 zijn erkend voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp, wordt verminderd met het aantal personeelspunten dat was toegekend om de ondersteuning van de personen, vermeld in artikel 52 van dit besluit, voor te zetten binnen rechtstreeks toegankelijke hulp.

Art. 54.Als een geïnterneerde persoon met een handicap op de datum van de inwerkingtreding van artikel 36 van dit besluit ondersteund wordt door een unit voor geïnterneerden als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden, en een beslissing heeft over de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijk zorg en ondersteuning die het agentschap heeft genomen voor de datum van inwerkingtreding van artikel 36 van dit besluit, wordt de beslissing over de toewijzing en de beslissing over de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijk zorg en ondersteuning opgeheven met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de datum van inwerkingtreding van artikel 36 van dit besluit.

Art. 55.Artikel 5, 6, 25, 26, 28, met uitzondering van punt 4°, artikel 29, artikel 31, 1°, en artikel 52 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 16, 1°, 4° en 5°, artikel 28, 4°, artikel 33 en artikel 37 tot en met 39 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 30 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 35 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2019.

Artikel 34 heeft uitwerking met ingang van 27 augustus 2018.

Artikel 50 heeft uitwerking met ingang van 31 december 2019.

Art. 56.De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 maart 2021.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE


Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^