Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 december 2008
gepubliceerd op 06 maart 2009

Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap

bron
vlaamse overheid
numac
2009200844
pub.
06/03/2009
prom.
12/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/12/2009200844/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, artikel 64, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 4 juli 2008, artikel 168, vervangen bij het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, en artikel 181bis, § 1, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999;

Gelet op het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, artikel VI.9.17 en VI.9.18, ingevoegd bij het decreet van 14 maart 2008;

Gelet op het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, artikel 6, § 4;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 januari 2003 en 8 december 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 2008;

Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 25 september 2008;

Gelet op protocol nr. 24 van 7 oktober 2008 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het Vlaams onderhandelingscomité voor het hoger onderwijs;

Gelet op het advies nr. 45.398/1 van de Raad van State, gegeven op 20 november 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° SCIE : Science Citation Index Expanded;2° SSCI : Social Science Citation Index;3° AHCI : Arts and Humanities Citation Index;4° STP : Science & Technology Database, onderdeel van ISI ProceedingsSM-index;5° SSHP : Social Sciences & Humanities Database, onderdeel van ISI ProceedingsSM-index; 6° VABB-SHW : het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand - Sociale en Humane Wetenschappen, vermeld in artikel VI.9.17 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de studenten, de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen; 7° publicatie SCIE of SSCI met impactfactor : een publicatie, verschenen in een tijdschrift, verwerkt voor de SCIE of SSCI, waarvan een impactfactor berekend kan worden, toegewezen aan een van de volgende publicatietypes 'Article, Letter, Note, Review';8° publicatie SCIE of SSCI zonder impactfactor : een publicatie, verschenen in een tijdschrift, verwerkt voor de SCIE of SSCI, waarvan geen impactfactor berekend kan worden, toegewezen aan een van de volgende publicatietypes 'Article, Letter, Note, Review';9° publicatie AHCI : een publicatie, verschenen in een tijdschrift, verwerkt voor de AHCI, toegewezen aan een van de volgende publicatietypes 'Article, Letter, Note, Review', exclusief de publicaties van SCIE of SSCI die al geteld worden;10° proceeding STP of SSHP : een proceeding verwerkt voor de ISI ProceedingsSM-index met onderdelen STP en SSHP, toegewezen aan een van de volgende publicatietypes 'Article, Letter, Note, Review en Proceedings paper', exclusief de publicaties van SCIE, SSCI of AHCI die al geteld worden;11° publicatie VABB-SHW : een publicatie, verwerkt voor het VABB-SHW, exclusief alle publicaties, verwerkt voor de SCIE, SSCI, AHCI, STP of SSHP.12° citatie : een verwijzing in een publicatie, verschenen in een tijdschrift, verwerkt voor de SCIE of de SSCI, toegewezen aan een van de volgende publicatietypes 'Article, Letter, Note, Review' naar een andere publicatie, verschenen in een tijdschrift, verwerkt voor de SCIE of de SSCI, toegewezen aan een van de volgende publicatietypes 'Article, Letter, Note, Review';13° impactfactor : de impactfactor van een tijdschrift, verwerkt voor de SCIE of de SSCI, zoals gepubliceerd in de Journal Citation Reports;14° discipline : een van de volgende dertien vakgebieden in de technische, natuur- en levenswetenschappen en drie deelgebieden in de sociale en humane wetenschappen : a) A - Agronomie en omgevingswetenschappen;b) Z - Biologie (op het organisme- en het supraorganismevlak);c) B - Biowetenschappen (algemene, cellulaire en subcellulaire biologie;genetica); d) R - Biomedisch onderzoek;e) I - Klinische en experimentele geneeskunde I (algemene en interne geneeskunde);f) M - Klinische en experimentele geneeskunde II (niet-interne vakken);g) N - Neuro- en gedragswetenschappen;h) C - Chemie;i) P - Fysica;j) G - Aard- en ruimtewetenschappen;k) E - Technische wetenschappen;l) H - Wiskunde;n) X - Multidisciplinaire tijdschriften;n) S - Sociale wetenschappen I;o) O - Sociale wetenschappen II;p) U - Arts & humanities.15° sociale en humane wetenschappen : de categorieën S, O en U zoals vermeld in 14°.»

Art. 2.Aan hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk Iter toegevoegd, bestaande uit de artikelen 1ter tot en met 1sepdecies, dat luidt als volgt : "Hoofdstuk Iter Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand - Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW) Afdeling I. - De dekkingsgraad en de inhoud van het VABB-SHW

Art. 1ter.Voor het VABB-SHW worden de publicaties verwerkt die afkomstig zijn van onderzoekers, verbonden aan Vlaamse universiteiten en hogescholen, en die behoren tot de disciplines van de sociale en humane wetenschappen.

Art. 1quater.Om opgenomen te worden in het VABB-SHW moet een publicatie aan de volgende criteria (ondergrens) voldoen : 1° publiek toegankelijk zijn;2° op een ondubbelzinnige manier identificeerbaar zijn via een ISBN- of ISSN-nummer;3° een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe inzichten of aan de toepassing ervan;4° voor verschijnen beoordeeld zijn in een aantoonbaar peer-reviewproces door wetenschappers die expert zijn in de betrokken (deel)discipline(s).Peer review moet uitgevoerd worden door een editorial board, door een vast leescomité, door externe referees of door een combinatie van die types. Afdeling II. - Het Gezaghebbend Panel

Art. 1quinquies.§ 1. Voor het wetenschappelijk beheer van het VABB-SHW richt de Vlaamse Regering een Gezaghebbend Panel op, bestaande uit ten minste twaalf en ten hoogste achttien onderzoekers die verbonden zijn aan de Vlaamse universiteiten en hogescholen, die werkzaam zijn in de sociale en humane wetenschappen en die in hun onderzoeksdomein een internationale erkenning genieten.

De leden van het Gezaghebbend Panel worden voor hernieuwbare perioden van vier jaar aangesteld door de Vlaamse Regering uit een dubbeltal, voorgedragen door de associatiebesturen, die ervoor zorgen dat daarbij voor elke associatie minstens één lid wordt voorgedragen vanuit de universiteit die van de associatie deel uitmaakt. Elk associatiebestuur wint daarbij het advies in van de onderzoeksraad van de universiteit die er deel van uitmaakt. Bij de voordracht nemen de associatiebesturen alle noodzakelijke maatregelen om een objectieve kwaliteitsbeoordeling mogelijk te maken. Inzonderheid zullen de associatiebesturen aantonen dat de voorgestelde personen in hun vakgebied een algemene internationale erkenning genieten.

De samenstelling van het Gezaghebbend Panel waarborgt dat de leden de verschillende wetenschappelijke disciplines uit de sociale en humane wetenschappen vertegenwoordigen, zoals bedoeld in artikel 3, § 3, 3° van dit besluit.

Minstens twee leden zijn verbonden aan een Vlaamse hogeschool. § 2. Het Gezaghebbend Panel wordt beschouwd als een adviesorgaan als vermeld in het decreet van 13 juli 2007 houdende bevordering van een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. § 3. De Vlaamse Regering wijst onder de leden een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter aan.

Art. 1sexies.Het Gezaghebbend Panel stelt een reglement van orde vast dat pas uitvoerbaar is na bekrachtiging door de Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid.

Na bekrachtiging wordt het reglement van orde gepubliceerd op de website van het Steunpunt O&O-Indicatoren.

Art. 1septies.Het Gezaghebbend Panel kan een beroep doen op deskundigen die als een autoriteit in hun discipline of disciplines worden erkend.

Art. 1octies.Het Gezaghebbend Panel wordt technisch en administratief ondersteund door het Steunpunt O&O-Indicatoren. In de beheersovereenkomst, gesloten tussen de Vlaamse Regering en het Steunpunt O&O-Indicatoren, worden daarvoor de nodige bepalingen opgenomen.

Art. 1novies.Het Gezaghebbend Panel brengt aan de Vlaamse Regering een eerste maal voor 31 december 2010 en vervolgens jaarlijks voor 1 juni schriftelijk verslag uit van de werkzaamheden van het afgelopen jaar. Afdeling III. - Eerste versie van het VABB-SHW

Art. 1decies.§ 1. De wetenschappelijke selectie van de publicaties die worden opgenomen in de eerste versie van het VABB-SHW vindt plaats volgens de procedure, vermeld in § 2 tot en met § 7 : § 2. In overleg met de associaties en het Gezaghebbend Panel legt het Steunpunt O&O-Indicatoren uiterlijk op 31 december 2008 de architectuur van het VABB-SHW vast, met inbegrip van de bibliografische gegevens van de publicaties die daarin worden opgenomen en de wijze waarop die moeten worden aangeleverd. § 3. Voor de eerste versie van het VABB-SHW bezorgt elke associatie uiterlijk op 1 september 2009 aan het Steunpunt O&O-Indicatoren de bibliografische gegevens van publicaties die in de periode 2000-2008 werden gepubliceerd met een affiliatie van een instelling die deel uitmaakt van de betrokken associatie en waarvan het associatiebestuur van oordeel is dat ze aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze behoren tot een discipline van de sociale en humane wetenschappen;2° ze voldoen aan de criteria vermeld in artikel 1quater. Het associatiebestuur onderscheidt bij de aanlevering van de gegevens de volgende publicatietypes : 1° artikelen in tijdschriften;2° boeken als auteur;3° boeken als editor;4° artikelen of gedeelten in boeken;5° artikelen in proceedings die geen special issues van tijdschriften of edited boeken zijn; § 4. Het Steunpunt O&O-Indicatoren levert uiterlijk op 1 november 2009 aan het Gezaghebbend Panel de lijst van titels van alle tijdschriften waarin publicaties verschenen zijn die door de associaties werden bezorgd onder het publicatietype "artikelen in tijdschriften", vermeld in § 3, 1°.

Het Steunpunt O&O-Indicatoren levert uiterlijk op 1 december 2009 aan het Gezaghebbend Panel de lijst van alle uitgevers van boeken die door de associaties werden bezorgd onder het publicatietype "boeken als auteur", "boeken als editor" of "artikelen of gedeelten in boeken", vermeld in § 3, 2° tot en met 4°.

Het Steunpunt O&O-Indicatoren levert uiterlijk op 1 december 2009 aan het Gezaghebbend Panel de bibliografische gegevens van publicaties die door de associaties werden bezorgd onder het publicatietype "artikelen in proceedings die geen special issues van tijdschriften of edited boeken zijn", vermeld in § 3, 5°. § 5. Op basis van de lijsten van tijdschrifttitels en uitgevers, vermeld in § 4, deelt het Gezaghebbend Panel uiterlijk op 1 oktober 2010 aan de Vlaamse minister bevoegd, voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, aan de associaties en aan het Steunpunt O&O-Indicatoren de lijst mee van tijdschrifttitels en van de uitgevers waarvan artikelen of boeken worden opgenomen in het VABB-SHW. Zonder afbreuk te doen aan de criteria, vermeld in artikel 1quater kan het Gezaghebbend Panel verschillende kwaliteitslabels toekennen aan de tijdschrifttitels en de uitgevers.

Op basis van de bibliografische gegevens, vermeld in § 4, van publicaties die behoren tot het publicatietype, vermeld in § 3, 5°, deelt het Gezaghebbend Panel uiterlijk op 1 oktober 2010 aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, aan de associaties en aan het Steunpunt O&O-Indicatoren mee welke publicaties worden opgenomen in het VABB-SHW onder het publicatietype, vermeld in § 3, 5°. § 6. Het Steunpunt O&O-Indicatoren publiceert de lijst van de tijdschrifttitels en van de uitgevers, vermeld in § 5, op zijn website. § 7. Het Steunpunt O&O-Indicatoren stelt de eerste versie van het VABB-SHW op, rekening houdend met de lijst van tijdschrifttitels en uitgevers en met de meegedeelde publicaties, vermeld in § 5, die behoren tot het publicatietype, vermeld in § 3, 5°.

Art. 1undecies.Uiterlijk op 1 december 2010 maakt het Steunpunt O&O-Indicatoren de eerste versie van het VABB-SHW via een webapplicatie minstens voor alle associaties en de Vlaamse overheid toegankelijk. Afdeling IV. - Uitbreiding en jaarlijkse actualisering van het

VABB-SHW

Art. 1duodecies.§ 1. De wetenschappelijke selectie van de publicaties voor de jaarlijkse actualisering van het VABB-SHW vanaf het begrotingsjaar t = 2011 verloopt volgens de procedure,vermeld in § 2 tot en met § 6. § 2. In elk jaar (t-1) levert elke associatie voor 1 april aan het Steunpunt O&O-Indicatoren de bibliografische gegevens van publicaties die in het jaar (t-2) werden gepubliceerd met een affiliatie van een instelling die deel uitmaakt van de betrokken associatie en waarvan het associatiebestuur van oordeel is dat ze beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° ze behoren tot een discipline van de sociale en humane wetenschappen;2° ze voldoen aan de criteria vermeld in artikel 1quater. Het associatiebestuur onderscheidt bij de aanlevering van de gegevens de volgende publicatietypes : 1° artikelen in tijdschriften;2° boeken als auteur;3° boeken als editor;4° artikelen of gedeelten in boeken;5° artikelen in proceedings die geen special issues van tijdschriften of edited boeken zijn; De publicaties die in het jaar (t-3) werden gepubliceerd en die niet werden aangeleverd in het jaar (t-2), kunnen nog aangeleverd worden in het jaar (t-1). § 3. Het Steunpunt O&O-Indicatoren levert uiterlijk op 1 juni van het jaar (t-1) aan het Gezaghebbend Panel de lijst van titels van alle tijdschriften waarin publicaties verschenen zijn die door de associaties werden bezorgd onder het publicatietype "artikelen in tijdschriften", vermeld in § 2, 1°.

Het Steunpunt O&O-Indicatoren levert uiterlijk op 1 juni van het jaar (t-1) aan het Gezaghebbend Panel de lijst van alle uitgevers van boeken die door de associaties werden bezorgd onder het publicatietype "boeken als auteur", "boeken als editor" of "artikelen of gedeelten in boeken", vermeld in § 2, 2° tot en met 4°.

Het Steunpunt O&O-Indicatoren levert uiterlijk op 1 juni van het jaar (t-1) aan het Gezaghebbend Panel de bibliografische gegevens van publicaties die door de associaties werden bezorgd onder het publicatietype "artikelen in proceedings die geen special issues van tijdschriften of edited boeken zijn", vermeld in § 2, 5°. § 4. Op basis van de lijsten van tijdschrifttitels en van uitgevers, vermeld in § 3, deelt het Gezaghebbend Panel uiterlijk op 1 oktober van het jaar (t-1) aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor hetwetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, aan de associaties en aan het Steunpunt O&O-Indicatoren de geactualiseerde lijst mee van tijdschrifttitels en van de uitgevers waarvan resp. artikelen, boeken worden opgenomen in het VABB-SHW. Zonder afbreuk te doen aan de criteria, vermeld in artikel 1quater, kan het Gezaghebbend Panel verschillende kwaliteitslabels toekennen aan de tijdschrifttitels en de uitgevers.

Op basis van de aangeleverde bibliografische gegevens, vermeld in § 3, van publicaties die behoren tot het publicatietype, vermeld in § 2, 5°, deelt het Gezaghebbend Panel uiterlijk op 1 oktober van het jaar (t-1) aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, aan de associaties en aan het Steunpunt O&O-Indicatoren mee welke publicaties worden opgenomen in het VABB-SHW onder het publicatietype, vermeld in § 2, 5°. § 5. Het Steunpunt O&O-Indicatoren publiceert de lijst van tijdschrifttitels en van de uitgevers, vermeld in § 4, op zijn website. § 6. Het Steunpunt O&O-Indicatoren stelt de actualisering van het VABB-SHW op, rekening houdend met de lijst van tijdschrifttitels en uitgevers, vermeld in § 4, en met de publicaties, vermeld in § 4, die behoren tot het publicatietype, vermeld in § 2, 5°.

Art. 1terdecies.Uiterlijk op 31 december van het jaar (t-1) maakt het Steunpunt O&O-Indicatoren de actualisering van het VABB-SHW via een webapplicatie minstens voor alle associaties en de Vlaamse overheid toegankelijk.

Art. 1quaterdecies.§ 1. Het Gezaghebbend Panel stelt een werkgroep samen die de uitbreiding van het VABB-SHW verder uitwerkt, waarbij het eindresultaat welomlijnde definities omvat van publicatietypes die niet behoren tot de publicatietypes, vermeld in artikel 1decies § 3, 1° tot en met 5°, maar wel geschikt zijn om deel uit te maken van het VABB-SHW-telschema en voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 1quater. § 2. Tegen uiterlijk 30 juni 2010 en na toetsing van de technische haalbaarheid met het Steunpunt O&O-Indicatoren deelt het Gezaghebbend Panel aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, de lijst van publicatietypes, vermeld in § 1, mee. § 3. De publicatietypes, vermeld in § 2, worden tegen uiterlijk 1 januari 2012, mee opgenomen in een tweede versie van het VABB-SHW. Het Gezaghebbend Panel formuleert hiertoe een voorstel van uitbreiding van het VABB-SHW-telschema tegen uiterlijk 31 december 2010. Afdeling V. - Regeling van materiële vergissingen

Art. 1quindecies.Het Gezaghebbend Panel stelt een procedure vast voor de melding en de behandeling van verzoeken van de associaties tot rechtzetting van materiële vergissingen en onjuistheden die vastgesteld worden in de beslissingen, vermeld in artikel 1decies, § 5 en artikel 1duodecies, § 4.

Die procedure maakt deel uit van het reglement van orde, vermeld in artikel 1sexies. Afdeling VI. - Kwaliteitszorg

Art. 1sedecies.De Vlaamse Regering laat om de drie jaar en een eerste maal in de loop van 2012 de kwaliteit van het VABB-SHW doorlichten, waarbij ten minste de volgende elementen worden beoordeeld : 1° de al dan niet toewijzing van de publicaties aan een discipline van de sociale en humane wetenschappen;2° de mate waarin de publicaties die worden verwerkt in het VABB-SHW aan de criteria, vermeld in artikel 1quater, voldoen en de mate waarin de publicaties die werden afgewezen door het Gezaghebbend Panel, er niet aan voldoen.

Art. 1sepdecies.§ 1. Voor de beoordeling stelt de Vlaamse Regering een evaluatiepanel samen, dat bestaat uit ten minste vijf leden die werken in disciplines van sociale en humane wetenschappen, waarvan minstens één persoon in het gebied van wetenschapsstudies werkt, en die een internationale erkenning in hun onderzoeksdomein genieten.

Geen van de leden van het evaluatiepanel werkt op het ogenblik van de aanstelling in België. § 2. Het evaluatiepanel wordt beschouwd als een adviesorgaan als vermeld in het decreet van 13 juli 2007 houdende bevordering van een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. § 3. De Vlaamse Regering wijst onder de leden een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter aan.

Art. 1octadecies.Het evaluatiepanel stelt een rapport op met zijn bevindingen en aanbevelingen en bezorgt dat aan de Vlaamse Regering.

Het rapport van het evaluatiepanel, eventueel samen met de reacties van het Gezaghebbend Panel en van het Steunpunt O&O-Indicatoren, wordt door de Vlaamse Regering, eventueel samen met haar beleidsconclusies, bezorgd aan het Vlaams Parlement. »

Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 2.§ 1. De overheidsbijdrage in de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen van de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap is voor het begrotingsjaar 2008 gelijk aan het bedrag, ingeschreven onder de basisallocaties EE 3309B, EE 4002 B, EE 4003B, EE 4464B en FG 4464D van de aangepaste uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008, of aan het bedrag, ingeschreven onder die basisallocaties zoals het werd aangepast bij de decreten houdende aanpassing van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008. § 2. Vanaf het begrotingsjaar 2009 wordt het bedrag, vermeld in § 1, binnen de perken van de begrotingskredieten jaarlijks geïndexeerd volgens de formule die bij decreet wordt vastgesteld voor de indexering van de werkingsuitkering van de universiteiten en hogescholen. »

Art. 4.In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 januari 2003, en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden na de woorden "begrotingsjaar 2003" de woorden "tot en met 2007" ingevoegd;2° er wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : " § 1bis.Vanaf het begrotingsjaar 2008 wordt de overheidsbijdrage aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen onder de universiteiten verdeeld volgens een jaarlijks te becijferen procentuele verdeelsleutel die wordt afgerond op twee cijfers na de komma na afloop van de berekening. De met toepassing van die verdeelsleutel verkregen bedragen worden afgerond op het honderdtal.

Vanaf het begrotingsjaar 2008 wordt een minimumdrempel toegepast voor de Universiteit Hasselt en de Katholieke Universiteit Brussel, als hun berekende procentuele aandeel lager ligt dan die minimumdrempel, als vermeld in artikel 3, § 11 en § 11bis.

Als voor de Universiteit Hasselt of voor de Katholieke Universiteit Brussel de minimumdrempel toegepast moet worden, worden na voorafname voor de Universiteit Hasselt of de Katholieke Universiteit Brussel de berekende overheidsbijdragen aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen voor de andere universiteiten overeenkomstig herschaald, zoals bepaald in § 11bis. »; 3° § 2, § 3 en § 4 worden vervangen door wat volgt : " § 2.De procentuele verdeelsleutel wordt berekend volgens twee onderdelen, waarvan het eerste onderdeel, hierna onderdeel A genoemd, in 2003 90 % van de resterende middelen omvat, in 2004 80 %, van 2005 tot en met 2007 70 %, in 2008 68,50 %, in 2009 67 %, en daarna afneemt met 1 % per jaar. In 2012 telt onderdeel A mee voor 64 %. Het aandeel voor het tweede onderdeel, hierna onderdeel B genoemd, stijgt van 10 % in 2003 naar 20 % in 2004 en bedraagt 30 % van 2005 tot en met 2007.

In 2008 telt onderdeel B mee voor 31,50 %, in 2009 voor 33 % en neemt daarna toe met 1 % per jaar. In 2012 telt onderdeel B mee voor 36 %.

gewicht per onderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

gA

0,700

0,685

0,670

0,660

0,650

0,640

gB

0,300

0,315

0,330

0,340

0,350

0,360


Het berekende aandeel van elke universiteit volgens de twee onderdelen A en B bedraagt : BERu = gA x Au + gB x Bu, waarbij : 1° BERu : het procentuele aandeel volgens de twee onderdelen A en B voor universiteit u;2° gA, gB : de gewichten, vermeld in de bovenstaande tabel, voor elk van de twee onderdelen;3° Au, Bu : de aandelen van universiteit u in de onderdelen A en B, vermeld in artikel 3, § 3, § 8 en § 8bis. § 3. Onderdeel A van de verdeelsleutel is het gewogen gemiddelde van de volgende vier elementen : 1° het procentuele aandeel van iedere universiteit, tot en met begrotingsjaar 2007 uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, in het aantal bachelor- en initiële masterdiploma's, inclusief tweedecyclusdiploma's, afgeleverd in een financierbare studierichting tijdens de vier afgesloten academiejaren, vermeld in § 4.De diploma's krijgen een wegingsfactor die gelijk is aan het puntengewicht van hun studiegebied overeenkomstig artikel 23 van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen; 2° het procentuele aandeel van iedere universiteit, tot en met begrotingsjaar 2007 uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, in het brutoaantal doctoraatsdiploma's en het aantal gewogen doctoraatsdiploma's (met toepassing van dezelfde wegingsfactor als de wegingsfactor, vermeld in 1°), die tijdens de vier afgesloten academiejaren, vermeld in § 4, werden afgeleverd.Op het brutoaantal doctoraatsdiploma's wordt een weging van 0,25 toegepast, op het gewogen aantal doctoraatsdiploma's wordt een weging van 0,75 toegepast. 3° een parameter die berekend wordt rekening houdend met het volgende : a) tot en met begrotingsjaar 2007 het procentuele aandeel van iedere universiteit, uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, in de jaarlijkse werkingsuitkeringen die overeenkomstig artikel 130 van hetzelfde decreet van 12 juni 1991 werden toegekend tijdens de vier kalenderjaren, vermeld in § 4, die aan het begrotingsjaar voorafgaan.b) vanaf het begrotingsjaar 2008 tot en met het begrotingsjaar 2010 komt het derde element overeen met het procentuele aandeel van iedere universiteit in de jaarlijkse werkingsuitkeringen en het wetenschappelijk personeelsbestand van de Vlaamse universiteiten, vermeld in § 4.In het begrotingsjaar 2008 wordt een weging van 0,75 toegepast op het procentuele aandeel van de jaarlijkse werkingsuitkeringen en een weging van 0,25 op het procentuele aandeel van het wetenschappelijk personeelsbestand. In het begrotingsjaar 2009 wordt op beide elementen een weging van 0,50 toegepast. In het begrotingsjaar 2010 wordt een weging van 0,25 toegepast op het procentuele aandeel van de jaarlijkse werkingsuitkeringen en een weging van 0,75 op het procentuele aandeel van het wetenschappelijk personeelsbestand. c) Vanaf het begrotingsjaar 2011 wordt alleen rekening gehouden met het procentuele aandeel van iedere universiteit in het wetenschappelijk personeelsbestand. Onder wetenschappelijk personeelsbestand worden de volgende twee factoren verstaan, beide gewogen met een weging van 0,50 : a) de som van de volgende personeelsleden, in voltijdse equivalenten begrepen en geteld op 1 februari van het betreffende referentiejaar : 1) het zelfstandig academisch personeel en het assisterende academisch personeel, als vermeld in artikel 64 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;2) het bijzonder academisch personeel;b) de som van de volgende personeelsleden, in voltijdse equivalenten begrepen en geteld op 1 februari van het betreffende referentiejaar : 1) het zelfstandig academisch personeel en het assisterende academisch personeel, als vermeld in artikel 64 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, tewerkgesteld in de sociale en humane wetenschappen;2) het bijzonder academisch personeel, tewerkgesteld in de sociale en humane wetenschappen. In afwijking van artikel 1, 15°, wordt onder humane en sociale wetenschappen verstaan : de disciplines Historische wetenschappen, Kunstwetenschappen (incl. Archeologie), Letteren (inclusief informatie-, documentatie-, bibliotheek- en archiefwetenschappen), Theologie, bijbel- en godsdienstwetenschappen, Wijsbegeerte (inclusief moraalwetenschappen), Rechtswetenschappen (inclusief notariaat), Criminologie, Economie en toegepaste economie, Psychologie, Pedagogische wetenschappen en didactiek, Politieke en sociale wetenschappen en Sociale gezondheidswetenschappen.

Onder bijzonder academisch personeel wordt verstaan : a) de doctoraatsbursalen en de postdoctorale onderzoekers met een beurs die werken in de instelling en bezoldigd worden ten laste van andere bronnen dan de werkingsuitkeringen, mits zij onder toepassing van de RSZ vallen; b) de wetenschappelijke personeelsleden, bezoldigd ten laste van andere bronnen dan de werkingsuitkeringen, en de wetenschappelijke personeelsleden die werken in de universiteiten, maar rechtstreeks betaald worden door een van de volgende instellingen : FWO-Vlaanderen, IWT;VIB, IMEC, IBBT, VITO. De personeelsleden die rechtstreeks door VIB, IMEC, IBBT of VITO worden betaald, zijn ingeschreven in de personeelsdatabank van de universiteit. De strategische onderzoekscentra betalen voor hen overhead aan de betrokken instelling.

De gegevens voor de berekening van de parameter 'wetenschappelijk personeelsbestand' worden aangeleverd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad na een gezamenlijke validatie ervan door de universiteiten, de overheid en de commissarissen die het toezicht uitoefenen op de universiteiten; 4° een parameter "mobiliteit en diversiteit", zijnde het procentuele aandeel van elke universiteit, tot en met het begrotingsjaar 2007 uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, in het aantal eerste aanstellingen in een graad van het zelfstandig academisch personeel van : a) personen die gepromoveerd zijn tot doctor aan een andere universiteit dan de aanstellende universiteit;b) personen die aan de aanstellende universiteit gepromoveerd zijn tot doctor, maar gedurende de laatste vijf jaar ten minste drie jaar geen deel hebben uitgemaakt van het personeel bij die universiteit of een andere universiteit, bij een universitair ziekenhuis, een hogeschool, een publieke onderzoeksorganisatie of een onderzoeksorganisatie die structurele financiering krijgt vanuit de Vlaamse begroting;c) personen van het vrouwelijk geslacht. Onder eerste aanstelling als vermeld in het eerste lid, wordt verstaan de indiensttreding bij de universiteit in een van de graden van het zelfstandig academisch personeel conform hoofdstuk IV, afdeling 3 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.

Bij de bepaling van het aantal aanstellingen : 1° wordt geen rekening gehouden met dubbeltellingen, in de zin dat een persoon die bij de aanstelling aan een universiteit voldoet aan twee criteria, vermeld in het eerste lid, 4°, eenmaal wordt geteld;2° worden het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen, de Universitaire Faculteit Sint-Ignatius Antwerpen en de Universitaire Instelling Antwerpen als één universiteit (Universiteit Antwerpen) beschouwd;3° worden alleen aanstellingen van ten minste 80 % aan de universiteit in rekening genomen, inclusief gemengde aanstellingen aan enerzijds de universiteit en anderzijds : a) het daaraan verbonden academisch ziekenhuis.Voor de toepassing van deze bepaling wordt het Universitair Ziekenhuis Gent respectievelijk het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, beschouwd als verbonden met de Universiteit Gent respectievelijk de Universiteit Antwerpen; b) het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen;c) het IWT;d) de strategische onderzoekscentra (IBBT, IMEC, VITO en VIB). De gegevens voor de berekening van deze parameter 'mobiliteit en diversiteit' worden aangeleverd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad na een gezamenlijke validatie ervan door de universiteiten, de overheid en de commissarissen die het toezicht uitoefenen op de universiteiten.

Om de onderlinge weging van de vier vermelde elementen te verrichten worden de volgende factoren toegepast ten opzichte van het totaal van de onderdelen A en B :

gewicht per element van onderdeel A

2007

2008

2009

2010

2011

2012

gA1

0,245

0,250

0,250

0,250

0,250

0,250

gA2

0,350

0,350

0,350

0,350

0,350

0,350

gA3

0,091

0,071

0,042

0,020

0,010

0,000

gA4

0,014

0,014

0,028

0,040

0,040

0,040

Som = gA

0,700

0,685

0,670

0,660

0,650

0,640


Het aandeel van onderdeel A van elke universiteit, uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, wordt berekend aan de hand van de volgende formule tot en met begrotingsjaar 2007 : Au = [gA1 x TCDu / sigmai (TCDi) +gA2 x Du/ sigmaiDi + gA3 x Wu / sigmai(Wi) + gA4 x Pu / sigmai (Pi)] / gA, waarbij het volgende geldt : 1° Au : het procentuele aandeel van universiteit u in onderdeel A;2° TCDi : het totale aantal gewogen bachelor- en initiële masterdiploma's van universiteit i;3° Di : het totale aantal gewogen doctoraten van universiteit i;4° Wi : de werkingsuitkeringen van universiteit i;5° Pi : de personeelsaantallen, vermeld in het vierde element van universiteit i;6° gA1, gA2, gA3, gA4 : de gewichten, vermeld in de bovenstaande tabel, voor elk van de vier elementen;7° de sommatie i loopt over de universiteiten, uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel. Vanaf het begrotingsjaar 2008 wordt het aandeel van onderdeel A van elke universiteit berekend aan de hand van de volgende formule : Au = [ gA1 x BMDu / sigmai (BMDi) +gA2 x Du / sigmai (Di) + gA3 x WPu / deltai (WPi) + gA4 x Pu / sigmai (Pi) ] / gA, waarbij het volgende geldt : 1° Au : het procentuele aandeel van universiteit u in onderdeel A;2° BMDi : het totale aantal gewogen bachelordiploma's en initiële masterdiploma's van universiteit i;3° Di : het totaal aantal gewogen doctoraten van universiteit i;4° WPi : de werkingsuitkeringen en het aantal leden van het academisch personeel, vermeld in het derde element, van universiteit i;5° Pi : het aantal personeelsleden, vermeld in het vierde element, van universiteit i;6° gA1, gA2, gA3, gA4 : de gewichten, vermeld in de bovenstaande tabel, voor elk van de vier elementen;7° de sommatie i loopt over alle universiteiten. § 4. Voor de becijfering van de verdeelsleutel voor het begrotingsjaar t, vermeld in § 3, worden in rekening gebracht : het aantal bachelor- en initiële masterdiploma's, inclusief tweedecyclusdiploma's, en het aantal diploma's van de graad van doctor in de academiejaren [(t-6)-(t-5)] tot en met [(t-3)-(t-2)].

Voor de becijfering van het derde element, vermeld in § 3, 3°, voor het begrotingsjaar 2008 worden in rekening gebracht : het bedrag van de werkingsuitkering van de begrotingsjaren 2006, 2005 en 2004 en het wetenschappelijk personeelsbestand van 2007. Voor het begrotingsjaar 2009 worden in rekening gebracht : het bedrag van de werkingsuitkering van de begrotingsjaren 2006 en 2005 en het wetenschappelijk personeelsbestand van 2008 en 2007. Voor het begrotingsjaar 2010 worden in rekening gebracht : het bedrag van de werkingsuitkering van het begrotingsjaar 2006 en het wetenschappelijk personeelsbestand van 2009, 2008 en 2007. Voor de becijfering van het derde element, vermeld in § 3, 3°, in het begrotingsjaar 2011 worden in rekening gebracht : het wetenschappelijk personeelsbestand van de begrotingsjaren (t-4) tot en met (t-1).

Om het aantal aanstellingen vast te stellen voor het vierde element, vermeld in § 3, 4°, wordt een glijdend tijdsvenster genomen van het begrotingsjaar (t-5) tot en met (t-2), voorafgaand aan het begrotingsjaar t. »; 4° § 5 wordt opgeheven.5° § 6 wordt vervangen door wat volgt : "Als twee of meer Vlaamse associaties een reële bijdrage leveren aan de wetenschappelijke begeleiding en materiële ondersteuning van de voorbereiding van een proefschrift met het oog op het behalen van een diploma van doctor, kunnen de betrokken universiteiten een overeenkomst sluiten voor de fractionele aanrekening van het diploma met het oog op de bepaling van het procentuele aandeel, vermeld in § 3, 2°, met dien verstande dat de som van de fracties altijd gelijk is aan een eenheid vooraleer toepassing wordt gemaakt van de wegingsfactor, vermeld in § 3, 2°.»; 6° in § 8 worden na de woorden "verdeelsleutel wordt" de woorden "tot en met het begrotingsjaar 2007" toegevoegd;7° er worden een nieuwe § 8bis, § 8ter, § 8quater en § 8quinquies toegevoegd, die luiden als volgt : " § 8bis.Vanaf begrotingsjaar 2008 wordt onderdeel B van de verdeelsleutel berekend als het procentuele aandeel van elke universiteit in elk van de twee elementen, vermeld in artikel 4, § 8ter en § 8quater, die als criteria voor kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek worden beschouwd : publicaties en citaties. § 8ter. Bij het aantal publicaties wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën van publicaties : a) publicaties SCIE of SSCI met impactfactor;b) publicaties SCIE of SSCI zonder impactfactor;c) publicaties AHCI;d) proceedings STP en SSHP;e) publicaties VABB-SHW. De publicaties, vermeld in e) worden in rekening gebracht vanaf 1 januari 2011.

Voor elke categorie wordt het procentuele aandeel van elke universiteit berekend.

De gewichten van de categorieën a) tot en met d), worden bepaald door het relatieve aandeel publicaties binnen elke categorie ten opzichte van het totale aantal publicaties, vermeld in a) tot en met d), te vermenigvuldigen met 100 % in de begrotingsjaren 2008 tot en met 2010, en met (100 % - gVABB) vanaf het begrotingsjaar 2011, waarbij gVABB het gewicht is van de publicaties, vermeld in e).

Om dat aandeel te berekenen worden de publicaties, vermeld in d), meegeteld met een gewicht 0,50.

Het gewicht gVABB wordt bepaald op 15 % vanaf het begrotingsjaar 2011.

Vanaf het begrotingsjaar 2012 kan het gewicht gVABB jaarlijks door de Vlaamse Regering worden gewijzigd.

Voor een wijziging van het gewicht vanaf het begrotingsjaar t moet het Gezaghebbend Panel uiterlijk op 1 juni van het jaar t-1 een voorstel formuleren aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid.

Voor de berekening van het procentuele aandeel van elke universiteit in de categorie a) wordt de volgende verfijnde telling toegepast : 1° Binnen elke discipline wordt per universiteit het aandeel berekend in de som van de impactfactoren die horen bij de publicaties in die discipline, waardoor de nadruk ligt op publiceren in tijdschriften met een hoge impactfactor.Vervolgens wordt op twee manieren een gewogen som gemaakt van die aandelen. Beide wegingen tellen mee voor de helft : a) enerzijds een weging over de disciplines naar rato van hun aandeel in het totale aantal publicaties (waardoor binnen elk van de disciplines de nadruk ligt op publiceren in tijdschriften met een hoge impactfactor voor die discipline);b) anderzijds een weging over de disciplines naar rato van hun aandeel in de som van de impactfactoren die horen bij de publicaties (waardoor de nadruk ligt op publicaties in algemene tijdschriften met een hoge impactfactor voor het geheel van alle disciplines).2° Publicaties in tijdschriften die tot verschillende disciplines behoren, worden met gelijke fracties aan die disciplines toegewezen.3° Als impactfactor die bij een publicatie in een bepaald tijdschrift hoort, geldt het gemiddelde van de beschikbare impactfactoren van dat tijdschrift voor alle jaren uit het glijdende tijdsvenster, vermeld in § 9, tweede lid.4° De categorieën b), c) en d) worden bruto geteld.5° Om het procentuele aandeel van elke universiteit in de categorie e) te bepalen, wordt het VABB-SHW telschema toegepast, vermeld in § 8quinquies. § 8quater. Voor de weging van onderdeel B wordt op de beide elementen, vermeld in § 8bis, een weging van 0,50 toegepast binnen onderdeel B, of de volgende gewichten ten opzichte van het totaal van de onderdelen A en B :

gewicht per element van onderdeel B

2007

2008

2009

2010

2011

2012

gB1

0,150

0,1575

0,165

0,170

0,175

0,180

gB2

0,150

0,1575

0,165

0,170

0,175

0,180

Som = gB

0,300

0,3150

0,330

0,340

0,350

0,360


Het aandeel van onderdeel B van elke universiteit, wordt vanaf 2008 berekend aan de hand van de volgende formule : Bu = [ gB1 x [gPSSI x BSSIu + gPAH x BAHu + gPR x BPRu + gPSS x BSSu] + gB2 x Cu / sigmai (Ci) ] / gB, waarbij het volgende geldt : 1° Bu : het procentuele aandeel in onderdeel B van elke universiteit u;2° P : het totale aantal publicaties van alle universiteiten;met gewicht 0,5 voor de proceedings; met P = PSSI + PAH + 0,50 * PR + PSS; 3° Cu : het totale aantal citaties naar alle publicaties van universiteit u;4° PSSIu : het totale aantal publicaties SCIE of SSCI met impactfactor van universiteit u;met PSSI = sigmai (PSSIi); 5° PAHu : het totale aantal publicaties AHCI van universiteit u;met PAH = sigmai (PAHi); 6° PRu : het totale aantal proceedings STP of SSHP van universiteit u; met PR = sigmai (PRi); 7° PSSu : het totale aantal publicaties SCIE of SSCI zonder impactfactor van universiteit u;met PSS = sigmai (PSSi); 8° gPSSI : het gewicht van de parameter PSSI = PSSI / P;9° gPAH : het gewicht van de parameter PAH = PAH / P;10° gPR : het gewicht van de parameter PR = 0,50 * PR / P;11° gPSS : het gewicht van de parameter PSS = PSS / P;12° de sommatie i loopt over alle universiteiten;13° BSSIu, BAHu, BPRu, BSSu : de procentuele aandelen van de universiteit u voor de vier publicatieparameters in onderdeel B; BAHu = PAHu / PAH BPRu = PRu / PR BSSu = PSSu / PSS BSSIu = 0,50 x sigmad [(Pd / P) x (Iu,d / Id)] + 0,50 x sigmad [(Id / I) x (Iu,d / Id)], waarbij : a) Pi,j,d : het totale aantal publicaties van universiteit i in tijdschrift j in discipline d;b) Pd : het totale aantal publicaties van alle betrokken universiteiten i in alle tijdschriften j in discipline d, fractioneel toegewezen : sigmai sigmaj(d) (Pi,j,d / Nj,d);c) P : het totale aantal publicaties van alle betrokken universiteiten in alle disciplines in alle jaren : sigmad (Pd);d) Ij,d : de impactfactor van tijdschrift j in discipline d;e) Nj,d : het aantal disciplines waarin tijdschrift j uit discipline d is ingedeeld;f) Ii,d : de som van de impactfactoren van de tijdschriften j die horen bij alle publicaties p(i,j,d) van universiteit i in discipline d, fractioneel toegewezen : sigmaj(d) sigmap(i,j,d) (Ij,d / Nj,d);g) Id : de som van de impactfactoren die horen bij alle publicaties van alle betrokken universiteiten i in discipline d, fractioneel toegewezen : sigmai (Ii,d);h) I : de som van de impactfactoren die horen bij alle publicaties van alle betrokken universiteiten over alle disciplines d in alle jaren : sigmad (Id);i) Pu : het totaal aantal publicaties van universiteit u;j) de sommatie d loopt over alle disciplines;k) de sommatie i loopt over alle universiteiten;l) de sommatie j(d) loopt over alle tijdschriften in discipline d. § 8quinquies. Het VABB-SHW-telschema wordt vastgelegd door de Vlaamse Regering, na advies van het Gezaghebbend Panel en toetsing door een panel van onderzoekers die niet in België werken, conform artikel VI.9.17, § 2, van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Dit panel van onderzoekers die niet in België werken, bestaat uit ten minste vijf leden die werken in disciplines van de sociale en humane wetenschappen, van wie minstens één persoon in het gebied van wetenschapsstudies, en die allen een internationale erkenning in hun onderzoeksdomein genieten.

Uiterlijk op 1 juni 2010 formuleert het Gezaghebbend Panel hiertoe een eerste voorstel voor het VABB-SHW-telschema, met het oog op toepassing vanaf het begrotingsjaar 2011, aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid.

Als het Gezaghebbend Panel geen voorstel geformuleerd heeft tegen uiterlijk 1 juni 2010, wordt het VABB-SHW-telschema vanaf het begrotingsjaar 2011 als volgt vastgelegd : 1° artikelen, verschenen in tijdschriften, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 1;2° boeken als auteur, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 4;3° boeken als editor, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 2;4° artikelen of gedeelten in boeken, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 1;5° artikelen in proceedings die geen special issues van tijdschriften of edited boeken zijn en die verwerkt worden in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht van 0,50; Vanaf het begrotingsjaar 2012 kan het VABB-SHW-telschema jaarlijks door de Vlaamse Regering worden gewijzigd.Voor een wijziging van het VABB-SHW telschema vanaf het begrotingsjaar t moet het Gezaghebbend Panel uiterlijk op 1 juni van het jaar t-1 een voorstel formuleren aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs, en de Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid. »; 8° in § 10 worden de woorden "het jaar na" vervangen door het woord "met";9° § 11 wordt vervangen door wat volgt : " § 11.De overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds van de Katholieke Universiteit Brussel bedraagt vanaf het jaar 2003 tot en met 2007 jaarlijks 0,23 % van de overheidsbijdrage in de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.

Vanaf begrotingsjaar 2008 bedraagt de overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds van de Katholieke Universiteit Brussel jaarlijks minstens 0,23 % (MinKUB) van de overheidsbijdrage in de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. Als uit de berekeningen blijkt dat het procentuele aandeel van de Katholieke Universiteit Brussel in de totale overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds meer bedraagt dan de vastgelegde minimumdrempel, komt de overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds van de Katholieke Universiteit Brussel overeen met het berekende percentage. 10° er wordt een § 11bis ingevoegd, die luidt als volgt : § 11bis.De overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds van de UHasselt bedraagt vanaf begrotingsjaar 2008 jaarlijks minstens 2,16 % (MinUHasselt) van de overheidsbijdrage in de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. Als uit de berekeningen blijkt dat het procentueel aandeel van de UHasselt in de totale overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds meer bedraagt dan de vastgelegde minimumdrempel, komt de overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds van de UHasselt overeen met het berekende percentage.

Het percentage van de totale overheidsbijdrage dat elke universiteit ontvangt, wordt als volgt berekend : 1° formule 1 : PER_KUB = MAX (MinKUB;BER_KUB) 2° formule 2 : PER_UHasselt = MAX (MinUHasselt;BER_UHasselt) 3° formule 3 : COR = (1 - PER_KUB x dKUB - PER_UHasselt x dHas )/(1 - BER_KUB x dKUB - BER_UHasselt x dHas), waarbij : a) dKUB = 0 als BER_KUB > 0,0023 en dKUB =1 in het andere geval;b) dHas = 0 als BER_UHasselt > 0,0216 en dHas = 1 in het andere geval.4° formule 4 : PERu = BERu x COR, waarbij : a) PERu : het percentage van het te verdelen bedrag dat gaat naar universiteit u;b) COR : de correctie ten gevolge van het niet overschrijden van de minimumdrempel door de Katholieke Universiteit Brussel en/of UHasselt. Het percentage van de totale overheidsbijdrage dat elke universiteit ontvangt, wordt berekend aan de hand van het volgende recursief algoritme : 1° doorloop formule 1 tot formule 4;2° ga naar 5° als PER_KUB => 0,0023 en PER_UHasselt => 0,0216; 3° Stel BER_KUB = PER_KUB als PER_KUB < 0.0023 en BER_UHasselt = PER_UHasselt als PER_UHasselt < 0,0216; 4° Ga naar 1°;5° Stop.»; 11° in § 12 worden na de woorden "initiële masterdiploma's" de woorden "inclusief tweedecyclusdiploma's," toegevoegd;12° in § 13 worden de woorden "Steunpunt O&O Statistieken" vervangen door de woorden "Steunpunt O&O-Indicatoren";13° in § 13 worden de zinnen "Het steunpunt legt de gegevens ter validatie voor aan de stuurgroep, die door de Vlaamse Regering bij dit steunpunt werd ingesteld.In geval de stuurgroep geen consensus bereikt over de validatie, neemt de minister bevoegd voor hoger onderwijs de beslissing. De minister deelt de beslissingen mee aan de universiteiten en aan het steunpunt. » geschrapt; 14° er worden een § 14, § 15 en § 16 toegevoegd, die luiden als volgt : " § 14.Voor de verdeling van de overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds van het begrotingsjaar 2008 worden de gegevens van onderdeel B over alle jaren waarvoor ze worden verzameld, eenmalig gevalideerd. Daartoe bezorgen de universiteiten aan het Steunpunt O&O-Indicatoren de gegevens van de publicaties die zijn verwerkt in de bronbestanden, vermeld in artikel 1, 1°, maar die niet zijn opgenomen in de door het Steunpunt O&O-Indicatoren aangemaakte gegevensbestanden. Het Steunpunt O&O-Indicatoren onderzoekt uitgaande van de oorspronkelijke datasets of : 1° de gemelde publicatie vergeten was bij een vorige validatie;2° de gemelde publicatie later toegevoegd werd door de producent van de bronbestanden bij de backlogaanpassingen. Alleen de publicaties, vermeld in punt 1°, worden in aanmerking genomen bij de hervalidatie. Er wordt ook telkens nagegaan door het Steunpunt O&O-Indicatoren op welk moment de producent een publicatie via de backlog heeft toegevoegd zodat steeds op objectieve gronden kan worden aangetoond wanneer de databaseproducent een publicatie buiten het gehanteerde tijdsvenster heeft toegevoegd. Het Steunpunt O&O-Indicatoren legt die gegevens ter validatie voor aan de stuurgroep, die door de Vlaamse Regering bij het steunpunt werd ingesteld. Als de stuurgroep geen consensus bereikt over de validatie, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, een beslissing. De minister deelt de beslissingen mee aan de universiteiten en aan het Steunpunt O&O-Indicatoren. § 15. Vanaf het begrotingsjaar 2009 legt het Steunpunt O&O-Indicatoren de gegevens voor de berekening van het onderdeel B die betrekking hebben op het laatste en voorlaatste jaar ter validatie voor aan de stuurgroep, die door de Vlaamse Regering bij het steunpunt werd ingesteld. Als de stuurgroep geen consensus bereikt over de validatie, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid een beslissing. De minister deelt de beslissingen mee aan de universiteiten en aan het Steunpunt O&O-Indicatoren. § 16. De universiteiten worden in staat gesteld om bezwaren en opmerkingen te formuleren binnen een vervaltermijn van 15 kalenderdagen, die ingaat de dag na de goedkeuring van de gevalideerde gegevens zoals bepaald in § 14 en § 15. In het bijzonder wordt het recht geregeld om zich bij de behartiging van zijn belangen in het verkeer met het Steunpunt O&O-Indicatoren te laten bijstaan door een raadsman. Het Steunpunt O&O-Indicatoren bepaalt ten laatste 3 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit de procedurele regelen overeenkomstig dewelke de bezwaren en de opmerkingen worden behandeld.

Deze procedurele regelen worden bekrachtigd door de Vlaamse Regering.

Het Steunpunt O&O-Indicatoren richt hiertoe een bezwarencommissie op, die een advies formuleert aan het Steunpunt O&O-Indicatoren. Ingeval het Steunpunt O&O-Indicatoren geen consensus bereikt over de behandeling van het bezwaar, neemt de minister bevoegd voor wetenschaps- en innovatiebeleid een beslissing. De minister deelt de beslissing mee aan de universiteiten en aan het Steunpunt O&O-Indicatoren. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 3bis.De jaarlijkse graduele verhoging respectievelijk afbouw van het gewicht van de citaties binnen het onderdeel B, vermeld in artikel VI.9.18, § 2, tweede lid, van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, bedraagt 0,05 en dit tot ten hoogste 0,70 in het geval van verhoging en tot het initiële gewicht van 0,50 in het geval van afbouw. »

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 4bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 4bis.In uitvoering van artikel 168 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap legt de Vlaamse Regering jaarlijks de verdeelsleutel, vermeld in artikel 3, § 1, en het indexeringspercentage, vermeld in artikel 2, § 2, vast en maakt de overheidsbijdrage aan het Bijzondere Onderzoeksfonds bekend die elke universiteit ontvangt waarbij voor de begrotingsjaren 2008 en 2009 de opgenomen en geïndexeerde bedragen, vermeld in artikel 4, § 1, afzonderlijk worden vermeld. »

Art. 7.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2006, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 6.§ 1 Vanaf het begrotingsjaar 2007 voegt het universiteitsbestuur, vanuit de aan de universiteit ter beschikking staande middelen, inclusief de gewone werkingsuitkeringen, een bedrag toe aan het Bijzonder Onderzoeksfonds, dat ten minste gelijk is aan het met toepassing van artikel 2, § 2, geïndexeerde bedrag van de eigen aanvullende bijdrage, die in 2006 werd toegekend. § 2. In het begrotingsjaar 2008 mag het universiteitsbestuur, overeenkomstig artikel 6, § 4, van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen, een aanvullend bedrag van maximaal 29,50 % van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds transfereren naar de werkingsuitkering voor de dekking van de gewone uitgaven, op voorwaarde dat het bedrag bestemd wordt voor : 1° de loonkosten van de voltijdse leden van het zelfstandig academisch personeel die werden aangesteld of benoemd voor 1 januari 2007, en overeenkomstig een door het universiteitsbestuur bepaalde regeling in hoofdzaak een onderzoeksopdracht en daarnaast slechts een beperkte onderwijsopdracht ten belope van ten hoogste zestig lesuur per semester toegewezen krijgen;2° de loonkosten van de leden van het zelfstandig academisch personeel met een minimale aanstellingsomvang van 80 %, die overeenkomstig een door het universiteitsbestuur bepaalde regeling in hoofdzaak een onderzoeksopdracht en daarnaast slechts een beperkte onderwijsopdracht in de vorm van hoorcolleges of seminaries, van ten hoogste zestig lesuur per semester, gemiddeld over drie jaar, toegewezen krijgen;3° de loonkosten van leden van het zelfstandig academisch personeel aangesteld in de graad van docent in het tenure track stelsel, vermeld in artikel 64, tweede lid, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij het decreet van 4 juli 2008 betreffende het onderwijs XVIII;4° de gewone uitgaven, in het bijzonder de werking van de diensten voor onderzoekscoördinatie.Daarvoor mag maximaal 2 % van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds uitgetrokken worden.

Vanaf het begrotingsjaar 2009 bepaalt de Vlaamse Regering jaarlijks het maximale percentage van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds dat mag worden getransfereerd met dien verstande dat het percentage nooit lager kan zijn dan het percentage van het vorige begrotingsjaar. § 3. Vanaf het begrotingsjaar 2009 kunnen de ter uitvoering van § 2, 2°, getransfereerde middelen niet meer worden aangewend voor de dekking van de loonkosten van leden van het zelfstandig academisch personeel die vanaf 2009 voor het eerst worden aangesteld of benoemd in de graad van docent, tenzij het docenten in het tenure track stelsel betreft. § 4. De docenten in het tenure track stelsel, van wie de loonkosten ter uitvoering van § 2, 3°, worden getransfereerd, moeten aan de volgende criteria voldoen : 1° ze zijn op het ogenblik van de aanstelling minder dan zeven jaar gepromoveerd;2° hun aanstelling heeft minstens een omvang van 0,80 VTE.»

Art. 8.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 januari 2003 en van 8 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° worden de woorden "ten minste 27 %" vervangen door "een gedeelte";2° in 2° worden de woorden", zonder de bedragen die nodig zijn voor de aanschaf van apparatuur en de installatie ervan" geschrapt;3° in 3° worden de woorden "ten minste 18 %" vervangen door de woorden "een gedeelte";4° in 3° worden de woorden", zonder de bedragen die nodig zijn voor de aanschaf van apparatuur en de installatie ervan" geschrapt;5° in het derde lid worden de woorden "2°, 3°, 4°, 6° en 7°" vervangen door de woorden "2°, 3°, 4° en 6°".

Art. 9.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikel 6, § 3" worden vervangen door "artikel 6, § 2, 2°";2° de woorden "voltijdse ZAP-mandaten" worden vervangen door "ZAP-mandaten met een minimale aanstellingsomvang van 80 %,";3° de woorden "ten belope van ten hoogste 9 studiepunten op jaarbasis" worden vervangen door de woorden "in de vorm van hoorcolleges en seminaries, ten belope van ten hoogste zestig lesuur per semester, gemiddeld over drie jaar.»; 4° het derde gedachtestreepje wordt vervangen door wat volgt : "- die middelen kunnen worden besteed aan aansluitend hernieuwbare mandaten met een looptijd tussen één en vijf jaar.De maximale totale looptijd is tien jaar, uitgezonderd voor de mandaten bedoeld in artikel 15, waarvan de totale looptijd meer dan 10 jaar mag bedragen. »

Art. 10.In artikel 10, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, worden de woorden "voor wat de Universiteit Antwerpen betreft beslist de Raad UA inzake de toewijzing van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds op advies van de gemeenschappelijke onderzoeksraad Universiteit Antwerpen" opgeheven.

Art. 11.In artikel 11, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 6 § 3" vervangen door de woorden "artikel 6, § 2,".

Art. 12.In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 januari 2003 en van 8 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.Het universiteitsbestuur rapporteert jaarlijks over het gebruik van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds overeenkomstig de voorschriften daarover, vermeld in het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen en in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 betreffende de boekhouding, de jaarrekening, het rekeningenstelsel en de controle voor de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. »; 2° in § 4 wordt de zin "Een belangrijk element bij de beoordeling is de kwaliteit van de geproduceerde doctoraatsproefschriften.» vervangen door de zin : "Een belangrijk punt van aandacht in de externe beoordeling is de wijze waarop de universiteiten de kwaliteit van de doctoraatsvoorbereiding bewaken en verbeteren. »; 3° er wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 6.Bij de evaluatie van het tenure track stelsel, vermeld in artikel 64, tweede lid, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, wordt bijzondere aandacht besteed aan de ontwikkeling van de verhouding tussen het aantal docenten in het tenure track stelsel en het totale aantal docenten, aan de invloed van het tenure track stelsel op de blijvende verhoging van het aantal ZAP-vacatures, en aan de beoordelingswijze van de mandaathouders in het tenure track stelsel. »

Art. 13.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.De opbrengsten en de kosten van het Bijzonder Onderzoeksfonds worden elk jaar verwerkt in de algemene boekhouding en in de jaarrekening van de universiteiten volgens de voorschriften van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 betreffende de boekhouding, de jaarrekening, het rekeningenstelsel en de controle voor de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. »; 2° in § 2 worden de woorden "de percentages bedoeld in artikel 8, 2°, 3° en 6° en artikel 6, 3°" vervangen door de woorden "het percentage, vermeld in artikel 8, 6°".

Art. 14.Aan artikel 14ter, § 6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De overheadkosten kunnen worden besteed aan de vergoeding van kosten (werkingskosten en loonkosten) die rechtstreeks verbonden zijn aan het beheer van de ten laste van de Methusalemmiddelen bekostigde onderzoeksprojecten, of aan de vergoeding van centrale beheerskosten en algemene exploitatiekosten van de universiteit. »

Art. 15.In artikel 14novies, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006, worden de woorden "vanaf het vierde jaar" vervangen door de woorden "vanaf het derde jaar".

Art. 16.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 6 § 3" vervangen door de woorden "artikel 6, § 2,".

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.

Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 december 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Mevr. P. CEYSENS

^