gepubliceerd op 10 september 1999
Besluit van de Vlaamse regering houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 juni 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat door de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999 het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden werd gewijzigd; dat deze wijzigingen een dringende aanpassing van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden noodzakelijk maken, inzonderheid wat betreft de definities en de invoering van procedureregels in geval van leasing;
Overwegende dat het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg in werking is getreden op 1 januari 1999; dat deze inwerkingtreding invloed heeft op het voormelde besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994; dat de begrippen lokaal dienstencentrum, regionaal dienstencentrum en centrum voor kortverblijf werden ingevoerd door het decreet van 14 juli 1998, waardoor een onverwijlde aanpassing van het voormelde besluit van 6 juli 1994 zich opdringt; dat, naar analogie met de voorzieningen voor bejaarden, en met het oog op een beleidsmatig verantwoorde besteding van investeringssubsidies, onverwijld in de reglementering ingeschreven moet worden dat de voorzieningen in de thuiszorg moeten zorgen voor de opmaak van een zorgstrategisch plan;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Fonds : het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;2° instellingen : de instellingen Kind en Gezin en het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, bedoeld in artikel 7 van het decreet;3° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;4° investering : kosten voor bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerkzaamheden, aankoop, uitrusting of apparatuur door initiatiefnemers, met uitzondering van de aankoop van grond;5° programmatie : planning van voorzieningen op basis van geografische, demografische of andere vastgestelde criteria, die voor de verschillende categorieën van investeringen in de onderscheiden reglementeringen worden vastgelegd;6° investeringssubsidie : subsidie als bijdrage in de kostprijs of de financiering van de investering door een initiatiefnemer;7° investeringswaarborg : de waarborg tot terugbetaling van de leningen, voor dat deel van de kapitaalsuitgaven waarvoor geen investeringssubsidie wordt verkregen, die werden aangegaan om de investering te realiseren;8° subsidiebelofte : verbintenis, die op het lopende begrotingsjaar wordt vastgelegd, om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen;9° subsidiebeslissing : de beslissing die het gedeelte bepaalt van de subsidiebelofte dat voor een bepaalde projectfase wordt voorbehouden;10° financier : een bank, spaarbank, een openbare kredietinstelling of een leasingmaatschappij;11° overheid : hetzij de Vlaamse minister, bevoegd voor het geheel of een deel van de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, hetzij de raad van bestuur of, wat betreft het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, een hiertoe door hem gemachtigd ambtenaar van de instellingen zoals bedoeld onder 2°;12° decreet : het decreet van 23 februari 1994 inzake de Infrastructuur voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;13° masterplan : globale en beschrijvende schets met kostenraming van de door de initiatiefnemer geplande infrastructuur, afhankelijk van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie;14° project : het deel van de geplande infrastructuur, zoals omschreven in het masterplan, waarvoor de initiatiefnemer een subsidiebelofte of een subsidiebeslissing vraagt;15° projectfase : één van de hoogstens vier delen van een project waarvoor een subsidiebeslissing getroffen kan worden, deze vier delen kunnen zijn : a) de ruwbouw;b) de technische uitrusting;c) de afwerking;d) de uitrusting en de meubilering;16° financieel plan : een met realistische cijfers onderbouwde projectie van de financiering van de geplande investering waarin eigen middelen, investeringssubsidies, leningen, afschrijvingen, inkomsten en uitgaven worden verwerkt en een raming wordt gemaakt van de exploitatieresultaten;17° nieuwbouw : een nieuwe bouwconstructie met een eigen, autonome en functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, die een ruwbouw bevat;18° uitbreiding : het bouwen van een nieuwe bouwconstructie aan of bij een bestaande constructie die een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden heeft of voor dergelijke bestemming in aanmerking komt en waarbij de nieuwe constructie functioneel aansluit;19° aankoop : de verwerving van een gebouw dat in aanmerking komt voor een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden;20° verbouwing : elke materiële ingreep, met uitzondering van uitbreiding alsmede van de onderhoudswerken of de door slijtage noodzakelijke vervangingswerken, tot verbetering of vernieuwing van een gebouw met een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, of dat voor een dergelijke functionele bestemming in aanmerking komt;21° algemene ziekenhuizen : de ziekenhuizen, bedoeld in artikel 2 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen en met uitzondering van de ziekenhuizen die uitsluitend beschikken over gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), al of niet samen met diensten voor gewone hospitalisatie (kenletter H) of diensten neuropsychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten (kenletter T) of diensten geriatrie (kenletter G);22° lokaal dienstencentrum : een voorziening als bedoeld in artikel 6 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;23° regionaal dienstencentrum : een voorziening als bedoeld in artikel 8 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;24° dagverzorgingscentrum : een voorziening als bedoeld in artikel 10 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;25° centrum voor kortverblijf : een voorziening als bedoeld in artikel 12 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;26° rusthuis : één of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen waar, onder welke benaming ook, aan bejaarden die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting wordt gegeven alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;27° voorziening voor bejaarden : een rusthuis;28° voorziening in de thuiszorg : een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf;29° leasing : een onopzegbare overeenkomst waarbij een financier, op specifieke aanwijzing van de initiatiefnemer en tegen een bepaalde prijs, zorgt voor de nieuwbouw, uitbreiding of verbouwing van een onroerend goed op een grond die eigendom is van de initiatiefnemer en waarop voor de duur van de overeenkomst een recht van opstal wordt gevestigd, met de verplichting om de nieuwbouw, uitbreiding of verbouwing aan de initiatiefnemer in gebruik te geven gedurende de duur van de overeenkomst, en waarbij het recht van opstal uitdooft op het einde van de overeenkomst zodat de initiatiefnemer zonder enige bijkomende vergoeding eigenaar wordt van het onroerend goed;30° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op alle initiatiefnemers die in aanmerking komen voor een investeringssubsidie of een investeringswaarborg. HOOFDSTUK II. - Subsidiebelofte Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 3.Elke aanvraag tot het verkrijgen van een investeringssubsidie of een investeringswaarborg moet gericht worden aan het Fonds of, in voorkomend geval, voor het verkrijgen van een investeringssubsidie, aan de instellingen.
De aanvraag moet, op straffe van onontvankelijkheid, ingediend worden door de bevoegde organen van de initiatiefnemer.
Art. 4.§ 1. De aanvraag tot subsidiebelofte bevat : 1° voor de initiatiefnemers die niet vallen onder 2° tot en met 4° : a) de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een investeringssubsidie en eventueel een investeringswaarborg aan te vragen;b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een ondergeschikt bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, hetzij een coöperatieve vennootschap is;c) de aanvraag tot goedkeuring van het masterplan;2° voor de algemene ziekenhuizen : a) de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een investeringssubsidie en eventueel een investeringswaarborg aan te vragen;b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een ondergeschikt bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, hetzij een instelling beheerst door de wet van 12 augustus 1911 waarbij de rechtspersoonlijkheid verleend wordt aan de universiteiten van Brussel en Leuven of door de wet van 7 april 1971 houdende oprichting en werking van de Universitaire Instelling Antwerpen is;c) de aanvraag tot goedkeuring van het zorgstrategische plan;3° voor de voorzieningen voor bejaarden : a) de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een investeringssubsidie en eventueel een investeringswaarborg aan te vragen;b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een ondergeschikt bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, hetzij het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers is;c) de aanvraag tot goedkeuring van het zorgstrategische plan;4° voor de voorzieningen in de thuiszorg : a) de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om een investeringssubsidie en eventueel een investeringswaarborg aan te vragen;b) de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een ondergeschikt bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk is;c) de aanvraag tot goedkeuring van het zorgstrategische plan; § 2. De aanvraag tot subsidiebelofte kan met de post worden verstuurd met een aangetekende brief of aan de gemachtigde ambtenaar worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. De aanvraag moet ingediend worden in drie exemplaren. In geval van toepassing van § 1, 2° tot en met 4°, wordt het zorgstrategische plan in 8 exemplaren bijgevoegd. Afdeling 2. - Procedure
Onderafdeling A. - Specifieke procedure voor de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg
Art. 5.Voor de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg verloopt de aanvraag tot subsidiebelofte in twee fasen. In een eerste fase moet de initiatiefnemer een plan met de zorgstrategische aspecten van het masterplan ter goedkeuring indienen.
De aanvraag tot goedkeuring van het zorgstrategische plan bevat : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om het zorgstrategische plan goed te keuren en in te dienen, vergezeld van, voor de algemene ziekenhuizen, het advies van de medische raad, bedoeld in artikel 120 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, en eventueel van het advies van het coördinatiecomité, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen;2° het zorgstrategische plan. Het zorgstrategische plan beschrijft ten minste het volgende : 1° de huidige situatie op gebied van zorgaanbod, infrastructuur, ligging en samenwerkingsverbanden;2° de toekomstvisie met betrekking tot diezelfde elementen en de geplande rol in de regio;3° argumenten die de wenselijkheid en haalbaarheid van die toekomstvisie aantonen, op basis van een grondige omgevingsanalyse, met een projectie van zorgbehoeften en zorgaanbod, een afstemming op de andere zorgverstrekkers in de relevante invloedssfeer, en een diepgaande zelfevaluatie van de positie van de initiatiefnemer;4° de voorwaarden die vervuld moeten worden om de nagestreefde visie te realiseren;5° een beschrijving van alle investeringen die de initiatiefnemer in de komende tien jaar wenst te doen, met omschrijving van de doelgroep en de geplande capaciteit per onderdeel. In afwijking van het derde lid, 5°, worden voor dringende investeringen de gegevens, gevraagd in het derde lid, 5°, verstrekt over het project waarvoor de investeringssubsidie wordt gevraagd, met dien verstande dat tevens moet worden aangetoond dat de investering past in de algemene visie op de totaliteit aan investeringen die de initiatiefnemer in de komende tien jaar nog wenst te doen. Onder dringende investeringen worden verstaan : de investeringen die op korte termijn onontbeerlijk zijn om de operationaliteit van de voorziening te vrijwaren. Ze mogen per project in ieder geval niet meer bedragen dan 20 miljoen Belgische frank. De totale som van de dringende investeringen waarvoor gedurende de komende tien jaar een subsidiebelofte wordt aangevraagd, mag per voorziening niet meer bedragen dan een maximaal bedrag, afhankelijk van de grootte van de voorziening. De minister bepaalt de maximale bedragen.
Art. 6.Voor het opmaken van het zorgstrategische plan moet de initiatiefnemer gebruikmaken van modellen die door het Fonds ter beschikking worden gesteld. De initiatiefnemer kan gebruikmaken van gegevens die het Fonds ter beschikking stelt. Het Fonds en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer.
Art. 7.Binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van het zorgstrategische plan bezorgt het Fonds het zorgstrategische plan aan de functioneel bevoegde administratie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Die maakt een evaluatienota over de zorgaspecten op. Binnen dezelfde termijn bezorgt het Fonds het zorgstrategische plan aan één of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds en/of aan één of meer externe deskundigen, voor het opmaken van een evaluatienota over de financiële aspecten. De vergoeding van de externe deskundigen is ten laste van de begroting van het Fonds.
Als een dossier voor een voorziening voor bejaarden of voor een voorziening in de thuiszorg geen document bevat waaruit blijkt dat de in het zorgstrategische plan geplande investeringen passen in de programmatie, bedoeld in artikel 11, § 1, van het decreet, wordt een kopie van de in het eerste lid vermelde stukken toegestuurd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, onderzoekt het dossier en meldt aan de minister, of de geplande investeringen al dan niet passen in de programmatie.
Binnen veertig kalenderdagen nadat de administratie, ambtenaren en/of deskundigen, vermeld in het eerste lid, het zorgstrategische plan hebben ontvangen, stuurt het Fonds in een aangetekende brief de evaluatienota's naar de initiatiefnemer.
De initiatiefnemer beschikt over een termijn van veertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de evaluatienota's, om een reactienota in te dienen bij het Fonds, dan wel om het Fonds te laten weten dat hij een grondige aanpassing van zijn zorgstrategische plan zal doorvoeren. Als de initiatiefnemer besluit het zorgstrategische plan grondig aan te passen, start de procedure van voren af aan.
Art. 8.Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de reactienota, of als binnen de gestelde termijn geen reactienota werd ingediend, binnen vijftien kalenderdagen na het verstrijken van die termijn, bezorgt het Fonds het dossier in kwestie hetzij aan de Commissie Zorgstrategie voor de algemene ziekenhuizen, hetzij aan de CommissieZorgstrategie voor de voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg. De bevoegde commissie geeft het dossier een inschrijvingsdatum. Het dossier bestaat uit : het ingediende zorgstrategische plan, de evaluatienota's en de eventuele reactienota.
Art. 9.In de beide Commissies Zorgstrategie, bedoeld in artikel 8, zitten drie interne en drie externe leden.
De drie interne leden behoren tot het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Ze worden aangesteld door de minister.
Bij de Commissie Zorgstrategie voor de algemene ziekenhuizen is één extern lid afkomstig uit de Vlaamse Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen. Twee externe leden worden aangesteld wegens hun deskundigheid in gezondheidszorg.
Bij de Commissie Zorgstrategie voor de voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg worden de drie externe leden aangesteld wegens hun deskundigheid in ouderenzorg of thuiszorg.
Naargelang van de te behandelen dossiers op de vergaderingen van de beide Commissies Zorgstrategie, worden de externe leden gekozen uit een lijst die de minister heeft goedgekeurd.
De Commissies Zorgstrategie stellen een huishoudelijk reglement op waarin de werking, de aanstelling van de externe leden en de onverenigbaarheden worden geregeld. De minister keurt het huishoudelijk reglement goed.
Het Fonds neemt het secretariaat van de Commissies Zorgstrategie waar.
Het Fonds verstrekt aan de Commissies Zorgstrategie de inlichtingen die voor de werking ervan noodzakelijk zijn.
Art. 10.De Commissies Zorgstrategie, bedoeld in artikel 8, hebben als opdracht de minister te adviseren over de ingediende zorgstrategische plannen.
De betreffende Commissie Zorgstrategie verleent haar advies binnen twee maanden nadat het dossier in kwestie bij haar is ingeschreven. Op gemotiveerd verzoek van de betreffende Commissie Zorgstrategie kan de minister de termijn voor adviesverlening met maximaal één maand verlengen.
Art. 11.Het advies van de Commissie Zorgstrategie wordt, samen met het ingediende zorgstrategische plan, de evaluatienota's en de eventuele reactienota, binnen vijftien kalenderdagen n|$$|Aaa de adviesverlening toegestuurd aan de minister.
De minister neemt een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het zorgstrategisch plan binnen een maand na ontvangst van het advies van de Commissie Zorgstrategie. In geval van toepassing van artikel 7, tweede lid, kan het zorgstrategische plan enkel goedgekeurd worden op voorwaarde dat de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, vastgesteld heeft dat de geplande investeringen passen in de programmatie.
Art. 12.De vergoeding van de externe leden, die vermeld zijn in artikel 9, wordt bepaald door de minister en is ten laste van de begroting van het Fonds.
Art. 13.Na de goedkeuring van het zorgstrategische plan kan de initiatiefnemer in een tweede fase van de aanvraag tot subsidiebelofte het technische en financiële aspect van het masterplan ter goedkeuring voorleggen, overeenkomstig artikel 15 tot en met 18. Deze aanvraag kan met de post worden verstuurd per aangetekende brief of aan de gemachtigde ambtenaar worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. De aanvraag moet ingediend worden in drie exemplaren.
Onderafdeling B. - Gewone procedure
Art. 14.De initiatiefnemers die niet vallen onder de toepassing van artikel 5 tot en met 13 dienen een volledig masterplan in.
Art. 15.De aanvraag tot goedkeuring van het masterplan, bevat het volgende : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer met de beslissing om het masterplan goed te keuren en in te dienen.2° voor de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg : de verwijzing naar het zorgstrategische plan dat de minister heeft goedgekeurd;3° een document waaruit blijkt dat het masterplan uitgevoerd kan worden volgens de bepalingen van artikel 11, § 1, van het decreet;4° het masterplan.
Art. 16.Het masterplan bevat ten minste de volgende onderdelen : 1° een beschrijving van de bestaande infrastructuur, met bijzondere aandacht voor het historische en architectonische belang, de leeftijd, functionaliteit, gebruiksintensiteit, leefbaarheid en energie-efficiëntie;2° een beschrijving van alle investeringen die de initiatiefnemer in de komende tien jaar wenst te doen, met omschrijving van de doelgroep, de geplande capaciteit per onderdeel, de fasering en de geplande uitvoeringstermijnen met kostenraming, voor de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg aan de hand van het door de minister goedgekeurde zorgstrategische plan.Voor kleinere investeringen kan deze beschrijving beperkt blijven tot de relevante gegevens; 3° een schets van de bedoelde investeringswerkzaamheden;4° een financieel plan voor de bedoelde investeringen, gedetailleerd voor het project, vergezeld van de balans, de exploitatierekening en de winst-en-verliesrekening;5° eventueel een opdeling van de bedoelde investeringen in projecten en hun respectieve uitvoeringstermijnen. Voor kleinere investeringen kan de beschrijving, bedoeld in het eerste lid, 2°, beperkt blijven tot de relevante gegevens.
In afwijking van het eerste lid, 2°, worden voor dringende investeringen inzake de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg als bedoeld in artikel 5, vierde lid, de gegevens, gevraagd onder het eerste lid, 2°, verstrekt met betrekking tot het project waarvoor de investeringssubsidie wordt gevraagd. In dat geval moet tevens worden aangetoond dat de investering past in de algemene visie op de totaliteit aan investeringen die de voorziening in de komende tien jaar nog wenst te doen.
Art. 17.Een aanvraag tot subsidiebelofte voor werkzaamheden moet behalve de in artikel 15 gevraagde stukken, bovendien de volgende onderdelen bevatten : 1° het stedenbouwkundig attest nr.2 als dat door de aard van de werkzaamheden vereist is; 2° het advies van de bevoegde brandweerdienst;3° een algemeen vestigingsplan en een uittreksel van het kadastraal plan;4° een voorontwerp van de plannen op schaal 1/100, met vermelding van eventuele uitbreiding in toekomstige projecten;5° een technisch memorandum;6° een verslag over het gevolg dat is gegeven aan de voorafgaande werkvergaderingen en aan de aanbevelingen van de administraties;7° een raming van het project per projectfase;8° de oppervlakteberekening van het project.
Art. 18.Een aanvraag tot subsidiebelofte voor aankoop, moet behalve de in artikel 15 en 17 gevraagde stukken, bovendien het ontwerp van de aankoopakte bevatten. Afdeling 3. - Onderzoek en advies
Art. 19.§ 1. Het Fonds of de instellingen onderzoeken of de aanvraag, bedoeld in artikel 4, en wat betreft de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg, de aanvraag bedoeld in artikel 13, voldoet aan de toepasselijke bepalingen van respectievelijk artikel 4, 13 tot en met 18, en maken een raming van de financiële weerslag van het project op de opeenvolgende begrotingsjaren. § 2. Het Fonds vraagt binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, en wat betreft de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg, na de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 13, advies aan : 1° de functionele administratie over de inhoudelijke aspecten, onder meer over de erkenningsnormen, de programmatie, de initiatiefnemer en de begrotingsweerslag op het activiteitenprogramma bij exploitatie van het project, over de prioriteiten tussen de verschillende aanvragen bij de uitvoering, en, wat de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de thuiszorg betreft, over de conformiteit met het goedgekeurde zorgstrategisch plan;2° de administratie, bevoegd voor de gesubsidieerde infrastructuur, over de technische aspecten en over de kostprijsraming en, als het een aanvraag betreft om een subsidiebelofte te krijgen voor aankoop van gebouwen, over de venale waarde van de gebouwen, van de bebouwde oppervlakte en van de onbebouwde gronden; De instellingen vragen enkel het advies, bedoeld in het eerste lid, 2°. § 3. Deze administraties kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer. Ze bezorgen hun advies binnen zestig kalenderdagen aan het Fonds of aan de instellingen. § 4. In elk geval roepen het Fonds of de instellingen maandelijks een coördinatiecommissie samen. Deze coördinatiecommissie is samengesteld uit de vertegenwoordigers van het Fonds of van de instellingen en van de administraties aan wie het advies, bedoeld in § 2, is aangevraagd.
De inspectie van financiën zal op elke vergadering als raadgever worden uitgenodigd. In het bijzonder zal de inspectie van financiën adviseren over de coherentie van de subsidiebeloften binnen de meerjarenbegroting per sector van de Vlaamse Gemeenschap. De adviezen die zijn uitgebracht volgens de bepalingen van § 2 en 3 van dit artikel zullen telkens op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de coördinatiecommissie geplaatst worden. Deze commissie heeft tot taak in gezamenlijk overleg een ontwerp van beslissing op te maken en aan de overheid voor te leggen. Bij gebrek aan een eensgezind standpunt wordt een advies opgesteld, met vermelding van de verschillende standpunten. Afdeling 4. - {dt}Beslissing{edt} en geldigheidsduur
Art. 20.§ 1. Bij gunstig advies van deze coördinatiecommissie leggen het Fonds of de instellingen binnen vijftien kalenderdagen na het advies, een ontwerp van brief ter ondertekening voor aan de overheid waarbij het masterplan van de initiatiefnemer wordt aanvaard. De aanvaarding van het masterplan is geen verbintenis om een subsidiebelofte te geven voor alle projecten die in het masterplan zijn opgenomen.
Terzelfder tijd wordt aan de overheid een ontwerp van subsidiebelofte ter ondertekening voorgelegd.
De subsidiebelofte vermeldt onder meer het masterplan en het project waarop de subsidiebelofte betrekking heeft, de eventuele opmerkingen en de datum vanaf wanneer de subsidiebelofte geldig is. § 2. Bij ongunstig advies van deze coördinatiecommissie leggen het Fonds of de instellingen binnen vijftien kalenderdagen na het advies, een ontwerp van brief voor aan de overheid, waarin omstandig de redenen zijn opgenomen waarom geen subsidiebelofte gegeven kan worden. § 3. De initiatiefnemer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van hetzij de subsidiebelofte, hetzij de gemotiveerde negatieve beslissing. HOOFDSTUK III. - Subsidiebeslissing Afdeling 1. - Aanvraag subsidiebeslissing
Art. 21.Elke aanvraag om een subsidiebeslissing en eventueel een investeringswaarborg te krijgen voor het globale project of voor de eerste projectfase bevat : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing om, conform de subsidiebelofte, een investeringssubsidie en eventueel een investeringswaarborg aan te vragen;2° eventueel een geactualiseerd financieel plan met het advies van de financier toegevoegd;3° bij een aanvraag om een investeringswaarborg te krijgen : de financieringsovereenkomst die betrekking heeft op de totale financiering van het project; De financieringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, 3°, bevat een afbetalingskalender die bestaat uit twee onderdelen die telkens een onderscheid maken tussen kapitaal en intresten. Deel één heeft betrekking op het gedeelte dat in aanmerking komt voor de investeringswaarborg, deel twee heeft betrekking op het gedeelte dat niet voor de investeringswaarborg in aanmerking komt.
Art. 22.Als het een aanvraag betreft om een subsidiebeslissing te krijgen voor werken, leveringen en diensten, moet het dossier behalve de in artikel 21 gevraagde stukken, ook bevatten : 1° een bijzonder bestek met de volgende onderdelen : a) de voorwaarden voor het gunnen van de opdracht, overeenkomstig de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;b) de voorwaarden voor de uitvoering van de werkzaamheden;c) de technische beschrijving;d) de gedetailleerde opmeting;e) de samenvattende opmeting;f) het model van het inschrijvingsbiljet;2° de algemene plannen op 2 cm/m, de nodige doorsneden en detailtekeningen;3° de raming van de kostprijs per artikel van de samenvattende opmeting;4° de bouwvergunning, of het stedenbouwkundig attest nr.2 en een eensluidend verklaarde akte waaruit blijkt dat voldaan is aan de bepalingen van artikel 12, § 1, derde lid, van het decreet; 5° het verslag van de bevoegde brandweerdienst;6° een document over de bouwrijpheid en de bodemgeschiktheid van het terrein.
Art. 23.Als het een aanvraag is om een investeringssubsidie te krijgen voor aankoop moet het dossier, behalve de in artikel 21 gevraagde stukken, een eensluidend verklaard afschrift van de aankoopbelofte of van de aankoopakte bevatten.
Art. 24.De aanvraag wordt bij het Fonds of bij de instellingen ingediend in drie exemplaren, per aangetekende brief, of wordt tegen ontvangstbewijs afgegeven aan de gemachtigde ambtenaar. Afdeling 2. - Onderzoek en advies
Art. 25.§ 1. Het Fonds of de instellingen onderzoeken of de aanvragen voor een subsidiebeslissing ingediend zijn binnen de geldigheidsduur van de subsidiebelofte.
Als de aanvraag voor een subsidiebeslissing voor het project of voor de eerste projectfase niet binnen de geldigheidsduur van de subsidiebelofte is ingediend, meldt het Fonds of de instelling aan de initiatiefnemer dat de subsidiebelofte vervallen is. § 2. Het Fonds of de instellingen onderzoeken of de aanvragen volledig zijn. Eventueel vragen ze aan de initiatiefnemer om zijn aanvraag binnen dertig kalenderdagen vanaf ontvangst van hun vraag tot vervollediging, te vervolledigen.
Voor de aanvragen voor een subsidiebeslissing tot aankoop die volledig zijn en conform de subsidiebelofte, stellen het Fonds of de instellingen een ontwerp van subsidiebeslissing op. Ze leggen die, binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, ter ondertekening voor aan de overheid. § 3. Voor de overige aanvragen voor een subsidiebeslissing die volledig zijn vragen het Fonds of de instellingen, binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, terzelfder tijd advies aan : 1° de functionele administratie over de conformiteit van de aanvraag met de subsidiebelofte, met de erkenningsnormen en met de kwaliteitsnormen, waarbij dit advies binnen een termijn van negentig kalenderdagen vanaf ontvangst van de adviesaanvraag wordt uitgebracht;2° de administratie, bevoegd voor de gesubsidieerde infrastructuur, over de technische conformiteit van de aanvraag met de subsidiebelofte en met de principes van de wetgeving op de overheidsopdrachten, waarbij dit advies binnen een termijn van negentig kalenderdagen vanaf ontvangst van de adviesaanvraag wordt uitgebracht. Als de aanvraag betrekking heeft op verschillende projectfases adviseert de administratie, genoemd in het eerste lid, 2°, over het percentage van de investeringssubsidie dat per projectfase vrijgegeven wordt. § 4. Als de aanvraag voor een subsidiebeslissing gaat over een verbouwing, uitrusting of meubilering, en in alle dossiers die onder de toepassing vallen van het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen zal het in § 3, 2°, bedoelde advies in het bijzonder de goedkeuring van de in artikel 22, 3°, bedoelde raming van de kostprijs betreffen. § 5. Bij gunstig advies van deze administraties formuleren het Fonds of de instellingen een ontwerp van subsidiebeslissing. Ze leggen dit ontwerp binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies ter ondertekening voor aan de overheid.
De subsidiebeslissing vermeldt het bedrag van de totale investeringssubsidie, eventueel ook de totale investeringswaarborg van het project of de projectfase. In de gevallen, bedoeld in § 4, wordt het bedrag van de investeringssubsidie bepaald aan de hand van de goedgekeurde raming van de kostprijs. § 6. Bij ongunstig advies van deze administraties stellen het Fonds of de instellingen de initiatiefnemer hiervan in kennis per aangetekende brief.
Hierin wordt de initiatiefnemer aangemaand om binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf ontvangst van dit aangetekend schrijven de tekorten in zijn dossier aan te vullen.
Blijft de aanmaning zonder gevolg, dan vervalt de subsidiebelofte van rechtswege als het om een globaal project gaat of om de eerste projectfase. Gaat het om de tweede of een volgende projectfase dan wordt de subsidiebeslissing sine die uitgesteld. De initiatiefnemer wordt hiervan per aangetekende brief in kennis gesteld.
Blijft na de reactie van de initiatiefnemer op de aanmaning het advies ongunstig, dan leggen het Fonds of de instellingen binnen vijftien kalenderdagen een ontwerp van brief aan de overheid voor, waarin omstandig de redenen zijn opgenomen om de subsidiebeslissing te weigeren, als het om een globaal project of om een eerste projectfase gaat, of om de subsidiebeslissing sine die uit te stellen, als het om de tweede of een volgende projectfase gaat. De weigering van de subsidiebeslissing heeft het verval van de subsidiebelofte tot gevolg. § 7. De initiatiefnemer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van hetzij de subsidiebeslissing, hetzij de gemotiveerde negatieve beslissing. Afdeling 3. - Beslissing en geldigheidsduur
Art. 26.§ 1. Na ondertekening van de subsidiebeslissing leggen het Fonds of de instellingen, op naam van de initiatiefnemer, de investeringssubsidie vast. § 2. Als de investeringssubsidie betrekking heeft op verschillende projectfases, bepaalt de overheid op voorhand en per sector het percentage van de investeringssubsidie dat per projectfase vrijgegeven wordt. § 3. Na ontvangst van de subsidiebeslissing is de initiatiefnemer gerechtigd de gunningsprocedure te starten.
Art. 27.§ 1. De initiatiefnemer moet binnen 240 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de subsidiebeslissing, de opdracht gunnen overeenkomstig de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. § 2. Alvorens te gunnen vraagt de initiatiefnemer het advies van de administratie, bevoegd voor de gesubsidieerde infrastructuur. Deze administratie beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen om haar advies uit te brengen aan het Fonds of aan de instellingen. § 3. Teneinde dit advies te kunnen uitbrengen, bezorgt de initiatiefnemer binnen een termijn van 200 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de subsidiebeslissing, de volgende stukken aan het Fonds of aan de instellingen : 1° het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;2° een afschrift van alle biedingen;3° het verslag van de controle van de biedingen;4° de door de initiatiefnemer gemotiveerde keuze van de aannemer;5° het lastenboek. § 4. Als de gevolgde procedure niet in overeenstemming wordt bevonden met de voorschriften van § 1 of van § 3, moet de initiatiefnemer de gunningsprocedure in overeenstemming brengen met de principes van de wetgeving op de overheidsopdrachten. Wanneer deze nieuwe procedure een tweede maal niet in overeenstemming wordt bevonden, vervalt de subsidiebelofte van rechtswege als het om een globaal project of om de eerste projectfase gaat en wordt de subsidiebeslissing sine die uitgesteld als het om de tweede of een volgende projectfase gaat. De initiatiefnemer wordt hiervan per aangetekende brief in kennis gesteld.
Art. 28.Als een investeringswaarborg is verleend moet de initiatiefnemer, na de voltooiing van het project of van de projectfase, aan het Fonds de definitieve afbetalingskalender bezorgen. HOOFDSTUK IV. - Vereffening Afdeling 1. - Ruwbouw, technische uitrusting en afwerking
Art. 29.Een eerste schijf van dertig procent van de investeringssubsidie, of van het percentage van de investeringssubsidie als het om een projectfase gaat, wordt uitbetaald na overlegging door de initiatiefnemer van het aanvangsbevel van het werk en van de eerste vorderingsstaat.
Art. 30.Een tweede en een derde schijf van dertig procent van de investeringssubsidie, of van het percentage van de investeringssubsidie als het om een projectfase gaat, wordt uitbetaald na controle van het werk door de administratie die bevoegd is voor de gesubsidieerde infrastructuur, als blijkt dat meer dan vijftig procent van het werk is uitgevoerd voor de tweede schijf en meer dan vijfenzeventig procent van het werk voor de derde schijf.
Art. 31.Het saldo wordt uitbetaald na de goedkeuring van het werk door de functioneel bevoegde administratie en door de administratie die bevoegd is voor de gesubsidieerde infrastructuur en na overlegging van de volgende stukken door de initiatiefnemer : 1° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;2° de eindafrekening. In geval van verbouwing en in alle dossiers die onder de toepassing vallen van het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen wordt het saldo zo nodig beperkt op basis van de eindafrekening. De op dat moment eventueel te veel ontvangen investeringssubsidie moet worden terugbetaald. Afdeling 2. - Uitrusting en meubilering
Art. 32.Een eerste schijf van vijftig procent van de investeringssubsidie, of van het percentage van de investeringssubsidie als het om een projectfase gaat, wordt uitbetaald na overlegging van de bestelbrieven door de initiatiefnemer.
Art. 33.Het saldo wordt uitbetaald na goedkeuring van de leveringen door de functioneel bevoegde administratie en door de administratie die bevoegd is voor de gesubsidieerde infrastructuur en na overlegging van de volgende stukken door de initiatiefnemer : 1° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;2° de eindafrekening. Het saldo kan worden aangepast op basis van de eindafrekening. De op dat moment eventueel te veel ontvangen investeringssubsidie moet worden terugbetaald. Afdeling 3. - Aankoop
Art. 34.De investeringssubsidie voor aankoop wordt betaald binnen veertig kalenderdagen na versturing van de subsidiebeslissing. Wanneer de subsidiebeslissing is gegeven na overlegging van een aankoopbelofte, wordt de investeringssubsidie betaald binnen veertig kalenderdagen nadat de initiatiefnemer de aankoopakte overgelegd heeft. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen inzake het verstrekken van een investeringssubsidie in geval van leasing voor de nieuwbouw, uitbreiding en verbouwing van voorzieningen voor bejaarden, voorzieningen in de preventieve en ambulante gezondheidszorg, voorzieningen in de kinderdagopvangsector en voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap
Art. 35.§ 1. Een investeringssubsidie kan worden verstrekt als tegemoetkoming van het Fonds in de kosten van leasing voor het oprichten van een nieuwbouw, bestemd als voorziening voor bejaarden, of voor de uitbreiding van een voorziening voor bejaarden of voor de verbouwing van een voorziening voor bejaarden.
Een investeringssubsidie kan worden verstrekt als tegemoetkoming van het Fonds in de kosten van leasing voor het oprichten van een nieuwbouw, bestemd als voorziening in de preventieve en ambulante gezondheidszorg, of voor de uitbreiding van een voorziening in de preventieve en ambulante gezondheidszorg of voor de verbouwing van een voorziening in de preventieve en ambulante gezondheidszorg.
Een investeringssubsidie kan worden verstrekt als tegemoetkoming van de instelling Kind en Gezin in de kosten van leasing voor het oprichten van een nieuwbouw, bestemd als voorziening in de kinderdagopvangsector, of voor de uitbreiding van een voorziening in de kinderdagopvangsector of voor de verbouwing van een voorziening in de kinderdagopvangsector.
Een investeringssubsidie kan worden verstrekt als tegemoetkoming van de instelling Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap in de kosten van leasing voor het oprichten van een nieuwbouw, bestemd als voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap, of voor de uitbreiding van een voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap of voor de verbouwing van een voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap. § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 1 tot en met 34, met uitzondering van artikel 18, 23, 26, § 3, en 34, gelden de volgende bepalingen voor het verstrekken van de investeringssubsidie, bepaald in § 1. § 3. Bij de aanvraag om een subsidiebeslissing wordt het ontwerp van overeenkomst van leasing gevoegd. Deze ontwerp-overeenkomst bevat volgende gegevens : 1° een bepaling waardoor de tegemoetkoming van het Fonds, of eventueel van de instelling Kind en Gezin of van de instelling Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, in de leasingovereenkomst door het Fonds of eventueel de instelling Kind en Gezin of de instelling Vlaamse Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap gestort wordt aan de initiatiefnemer met de verplichting om deze tegemoetkoming enkel te gebruiken voor het project waarvoor het is bedoeld;2° een bepaling volgens welke de gebouwen of verbouwingen, bestemd als voorziening voor bejaarden, voorziening in de preventieve en ambulante gezondheidszorg, voorziening in de kinderdagopvangsector, of voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap, worden opgericht op een onroerend goed dat eigendom is van de initiatiefnemer en waarop voor de duur van de overeenkomst een recht van opstal wordt gevestigd dat uitdooft op het einde van de overeenkomst zodat de initiatiefnemer zonder enige bijkomende vergoeding eigenaar wordt van de gebouwen of verbouwingen;3° de wijze van terbeschikkingstelling van het onroerend goed aan de financier;4° de verbintenis van de financier op het onroerend goed gebouwen of verbouwingen voor een voorziening voor bejaarden, voorziening in de preventieve en ambulante gezondheidszorg, voorziening in de kinderdagopvangsector of voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap op te richten, die voldoen aan de voor dergelijke voorzieningen geldende erkenningsnormen;5° het ogenblik waarop de gebouwen of verbouwingen ter beschikking van de initiatiefnemer zullen worden gesteld;6° de verbintenis vanwege de financier, dat geen werken zullen worden uitgevoerd, behoudens uitdrukkelijke goedkeuring van de detailplannen, lastenkohiers en prijzen door de initiatiefnemer;7° de verbintenis vanwege de financier om de principes van de wetgeving op de overheidsopdrachten na te leven. Bij de aanvraag om een subsidiebeslissing wordt ook een document gevoegd waarin een vergelijking gemaakt worden tussen de kosten van het project bij gewone financiering en de kosten van het project bij leasing.
Op vraag van één of meerdere financiers kunnen modelovereenkomsten inzake leasing ter principiële goedkeuring aan het Fonds of eventueel de instelling Kind en Gezin of de instelling Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap worden voorgelegd. § 4. Na ontvangst van de subsidiebeslissing is de initiatiefnemer gerechtigd om met de financier een definitieve overeenkomst van leasing af te sluiten.
Deze overeenkomst wordt, wat betreft de voorzieningen voor bejaarden en de voorzieningen in de preventieve en ambulante gezondheidszorg, medeondertekend door het Fonds, met vermelding van volgende clausule : « Het Fonds verbindt zich ertoe de investeringssubsidie te verstrekken onder de voorwaarden, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. ».
Deze overeenkomst wordt, wat betreft de voorzieningen in de kinderdagopvangsector, medeondertekend door de instelling Kind en Gezin, met vermelding van volgende clausule : « De instelling Kind en Gezin verbindt zich ertoe de investeringssubsidie te verstrekken onder de voorwaarden, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. ».
Deze overeenkomst wordt, wat betreft de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, medeondertekend door de instelling Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, met vermelding van volgende clausule : « De instelling Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap verbindt zich ertoe de investeringssubsidie te verstrekken onder de voorwaarden, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. ». § 5. In geval van leasing kan geen investeringswaarborg worden verleend. HOOFDSTUK VI. - Investeringswaarborg Afdeling 1. - De omvang
Art. 36.§ 1. De investeringswaarborg kan enkel worden verleend als de initiatiefnemer een subsidiebeslissing heeft gekregen. § 2. De investeringswaarborg bedraagt twee derde van de maximum investeringssubsidie. § 3. De investeringswaarborg heeft enkel betrekking op het uitstaande kapitaalsaldo en de vervallen intresten, met uitzondering van de moratoire intresten en de intercalaire intresten. § 4. De toepasselijke rentevoet voor de berekening van de gewaarborgde intresten komt ten hoogste overeen met het rendement van lineaire obligaties (OLO's) op vijf jaar zoals berekend door het Rentefonds en gepubliceerd op Reuters pagina SRFJ of opvolgers en in de financieel economische tijd en dit op datum van het afsluiten van de financieringsovereenkomst.
In geval van contractuele herziening van de rentevoet, wordt de datum van het afsluiten van de financieringsovereenkomst vervangen door de datum van de laatste contractuele rentevoet herziening.
Als voornoemde data niet op een bankwerkdag vallen, wordt de datum van de eerstvolgende bankwerkdag in aanmerking genomen. Afdeling 2. - Voorwaarden
Art. 37.De duur van de gewaarborgde leningen moet bepaald worden naargelang van de vermoedelijke levensduur van de investeringen waarop ze betrekking hebben en mag niet meer belopen dan dertig jaar.
Art. 38.Als de investeringswaarborg wordt toegekend, wordt de financieringsovereenkomst medeondertekend door het Fonds, met vermelding van de volgende clausule : « Het Fonds verbindt er zich toe de investeringswaarborg te geven onder de voorwaarden, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. ».
Art. 39.§ 1. De investeringswaarborg heeft pas uitwerking vanaf de datum waarop de financier een bijdrage betaalt aan het Fonds die wordt vastgesteld op 0,35 procent op het bedrag van het gewaarborgde krediet te verhogen met 0,015 procent per jaar duurtijd van het krediet. § 2. Deze bijdrage wordt gestort binnen dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van de medeondertekening door het Fonds. Als deze bijdrage niet gestort wordt binnen de termijn, vervalt de investeringswaarborg van het Fonds. Op gemotiveerde aanvraag van de financier kan het Fonds bij wijze van uitzondering afwijken van de genoemde vervaltermijnen.
Art. 40.§ 1. De financier zal geen hypothecair mandaat verlijden, noch een hypothecaire inschrijving nemen, noch overgaan tot vervroegde opeising van de lening zonder schriftelijke toestemming van het Fonds. § 2. Als de initiatiefnemer de afbetalingskalender niet naleeft, is de financier ertoe gehouden, het Fonds binnen een periode van zes weken na de vervaldag, per aangetekende brief op de hoogte te brengen. § 3. De initiatiefnemer zal het goed waarvoor de investeringssubsidie werd toegekend, noch de grond of het terrein waarop het goed zich bevindt, op geen enkele wijze belasten met een zekerheid ten voordele van een derde, tenzij met schriftelijke toestemming van het Fonds. § 4. Het verlenen van de investeringswaarborg vervalt als aan één van de bepalingen van dit artikel niet is voldaan. HOOFDSTUK VII. - Controle- en strafmaatregelen
Art. 41.§ 1. De initiatiefnemer is verplicht alle documenten die verband houden met de aanbesteding en de gunning gedurende vijf jaar te bewaren. Deze documenten kunnen steeds worden gecontroleerd. Ze moeten voorgelegd worden aan de bevoegde inspecteurs als die daarom verzoeken. § 2. De initiatiefnemer mag de bestemming van het gesubsidieerde goed niet wijzigen gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die in elk geval minstens twintig jaar bedraagt, behalve na de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de overheid. § 3. De initiatiefnemer is ertoe gehouden gedurende een periode van twintig jaar elke vervreemding van het goed of elke bezwaring van het goed met zakelijk recht aan de voorafgaande goedkeuring van het Fonds of van de instellingen te onderwerpen. Geen vervreemding is toegestaan als de bestemming van het goed niet behouden blijft.
Voor de bijzondere uitrusting van de beschutte werkplaatsen, van de centra voor beroepsopleiding, van de oriënteringscentra en van de revalidatiecentra kan in een bijzondere regeling worden voorzien. § 4. De initiatiefnemer is ertoe gehouden het goed als een goed huisvader te beheren en te onderhouden.
Art. 42.De investeringssubsidie zal volledig worden teruggevorderd als de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten geheel of gedeeltelijk niet nageleefd worden.
Voor de bijzondere uitrusting van de beschutte werkplaatsen, van de centra voor beroepsopleiding, van de oriënteringscentra en van de revalidatiecentra kan in een afwijkende regeling worden voorzien. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 43.Het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 1994, 5 april 1995, 23 september 1997 en 10 maart 1998, wordt opgeheven.
Art. 44.De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 juni 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER