Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 december 2003
gepubliceerd op 04 mei 2004

Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling, voor de jaren 2004 en 2005, van de lijst van vrijwilligersactiviteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035514
pub.
04/05/2004
prom.
05/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/05/2004035514/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling, voor de jaren 2004 en 2005, van de lijst van vrijwilligersactiviteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, inzonderheid op artikel 13;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 ter uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 september 2003;

Gelet op het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van dertig dagen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 14 november 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector;2° besluit : het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector;3° kansarmen : personen die in een toestand verkeren van maatschappelijke uitsluiting op meerdere terreinen, onder meer materieel, en die weinig mogelijkheden hebben om die positie te verbeteren;4° psychosociale moeilijkheden : problemen van psychologische of sociale aard die geen medische oorzaak hebben of die niet het gevolg zijn van verslavingsproblemen;5° algemene informatieactiviteiten : a) informatieverstrekking die niet gespecialiseerd is en die betrekking heeft op alle aspecten van het persoonlijk en maatschappelijk leven;b) het vormen van een klankbord voor hulpvragers met een behoefte om te praten over alle problemen of probleemsituaties die zij ervaren;6° administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;7° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;8° organisatie : een vrijwilligersorganisatie die erkend werd krachtens het decreet.

Art. 2.De activiteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen, hebben betrekking op de volgende thema's : 1° humanisering van instellingen : activiteiten die tot doel hebben de kwaliteit van het leven te verbeteren van personen die in instellingen verblijven, zoals zieken, bejaarden, gedetineerden, geïnterneerden en personen met een handicap, waarbij het persoonlijke contact centraal staat;2° palliatieve verzorging : activiteiten die tot doel hebben een zo goed mogelijke levenskwaliteit te waarborgen aan terminale patiënten en hun naastbestaanden om een menswaardig heengaan mogelijk te maken;3° intergenerationele solidariteit : activiteiten met betrekking tot de solidariteit tussen zorgbehoevende ouderen en jongeren;4° interculturele initiatieven : activiteiten die ijveren voor de integratie van migranten, vluchtelingen en asielzoekers;5° activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand geboden wordt aan zieken, personen met een handicap en zwaar zorgbehoevenden, ter ondersteuning van thuisverzorgers of ter vervanging van familie, vrienden of partner;6° laagdrempelige algemene informatieactiviteiten, gericht op jongeren, die via directe communicatiemethodes de weerbaarheid van de jongeren helpen verhogen;7° laagdrempelige activiteiten waarbij kansarmen actief betrokken worden om hun zelfredzaamheid te bevorderen, en om hun zelfwaardegevoel en kansen op zelfontplooiing te verhogen;8° laagdrempelige activiteiten waarbij mensen met psychosociale moeilijkheden actief geholpen worden om hun zelfredzaamheid en hun kansen op zelfontplooiing te verhogen.

Art. 3.De kosten die in verband met de activiteiten bedoeld in artikel 2, voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen, zijn de volgende : 1° verzekeringskosten : alle verzekeringspremies voorzover ze beantwoorden aan de vereisten die worden gesteld in artikel 9 van het decreet en in artikel 7 van het besluit;2° werkingskosten : alle bewezen kosten : a) die verband houden met de activiteiten, voorzover voor de uitvoering van die activiteiten geen beroep kan worden gedaan op een ruimere ondersteunende organisatiestructuur;b) die voortvloeien uit de vorming van vrijwilligers.

Art. 4.De maximumsubsidie die op basis van de kosten vermeld in artikel 3, aan een organisatie kan worden toegekend, bedraagt 7400 euro per jaar.

De toewijzing van de subsidie per organisatie gebeurt op basis van de volgende criteria : 1° het beschikbare begrotingskrediet;2° het aantal organisaties dat voor een subsidie in aanmerking komt;3° het aangevraagde subsidiebedrag en de motivering ervan;4° als het beschikbare begrotingskrediet voldoende groot is, wordt een minimumsubsidie van 5000 euro toegekend, tenzij het aangevraagde subsidiebedrag lager is;5° het resterende begrotingskrediet wordt onder de in aanmerking komende organisaties verdeeld op basis van het aantal vrijwilligers die de organisaties in de loop van het jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, hebben ingezet voor de in artikel 2 vermelde activiteiten en voor wie een ondertekende afsprakennota bestaat, met uitsluiting van de vrijwilligers die administratieve functies, bestuurlijke functies of beleidsfuncties in de organisatie verrichten;6° de verdeling van het resterende krediet per organisatie gebeurt volgens de hierna vermelde coëfficiënten die verbonden zijn aan het aantal vrijwilligers die de organisaties inzetten overeenkomstig 5° : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7° organisaties die in het vorige werkjaar een winst hebben geboekt die meer bedraagt dan het voor het huidige werkjaar aangevraagde subsidiebedrag, komen niet in aanmerking voor een subsidie;8° organisaties die de subsidie die hen is toegekend voor een werkjaar niet verantwoorden, worden het volgende werkjaar uitgesloten van subsidie.

Art. 5.Voor organisaties die al twee jaar gesubsidieerd werden met betrekking tot de voorgestelde activiteiten, moet het aantal in te zetten vrijwilligers minstens twintig bedragen.

De minister kan een afwijking toestaan op dit minimumaantal op basis van één of meer van de volgende redenen : 1° de maatschappelijke behoefte van de doelgroep;2° de noodzaak tot gebruik van bijzondere methodieken;3° de actuele behoefte aan geschikte vrijwilligers met vermelding van de stappen die ondernomen worden om het vrijwilligerswerk binnen de specifieke werking van de organisatie te promoten.

Art. 6.Een organisatie dient haar subsidieaanvraag in aan de hand van een formulier waarvan het model als bijlage bij dit besluit is gevoegd en dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° de identiteit van de organisatie;2° het aantal vrijwilligers dat ingezet wordt voor de in artikel 2 vermelde activiteiten met uitsluiting van de vrijwilligers die administratieve functies, bestuurlijke functies of beleidsfuncties in de organisatie verrichten;3° het aantal bezoldigde personeelsleden, ingezet voor de opdrachten, bepaald in artikel 6 van het decreet;4° de erkenningsdatum en eventueel de datum van hernieuwing van de erkenning;5° een overzicht van het aantal vrijwilligers, ingezet voor het bereiken van de doelstellingen gedurende de aangegeven werkingsjaren;6° een overzicht van de verwachte inkomsten voor het werkjaar waarvoor de subsidies aangevraagd worden;7° een gedetailleerde raming van de kosten, vermeld in artikel 3;8° het gevraagde subsidiebedrag;9° het activiteitenprogramma dat bestaat uit : a) een situering van de activiteiten binnen één of meer van de prioritaire thema's, bepaald in artikel 2;b) een beschrijving van de doelgroep;c) een concrete weergave van de activiteiten.

Art. 7.Om ontvankelijk te zijn, moet de subsidieaanvraag beantwoorden aan de bepalingen van artikel 6 en voor 31 maart met een aangetekende brief bij de administratie aankomen.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, wordt ze voor 15 april door de administratie aan de organisatie teruggezonden met vermelding van de reden.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2005.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij ons beslut van de Vlaamde regering van houdende vaststelling van de lijst van subsidiabele vrijwilligersactiviteiten.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER

^