gepubliceerd op 17 april 2018
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de erkenningsprocedure waarbij de beoefenaars van de tandheelkunde ertoe worden gemachtigd een bijzondere beroepstitel te dragen
7 MAART 2018. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de erkenningsprocedure waarbij de beoefenaars van de tandheelkunde ertoe worden gemachtigd een bijzondere beroepstitel te dragen
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de gecoördineerde
wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
10/05/2015
pub.
01/07/2015
numac
2015009275
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet die naturalisaties verleent
type
wet
prom.
10/05/2015
pub.
01/07/2015
numac
2015009277
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet die naturalisaties verleent
type
wet
prom.
10/05/2015
pub.
01/07/2015
numac
2015009276
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet die naturalisaties verleent
sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, artikel 88;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III sluiten houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/1996 pub. 05/06/1997 numac 1997022130 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders sluiten tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 oktober 2017;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 28 november 2017;
Gelet op het decreet van 7 januari 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/01/2016 pub. 12/02/2016 numac 2016029074 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap sluiten houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap, artikel 4;
Gelet op de "gendertest", op 26 juli 2017 uitgevoerd met toepassing van artikel 4, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 januari 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/01/2016 pub. 12/02/2016 numac 2016029074 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap sluiten houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het kader samenwerkingsakkoord van 27 februari 2014Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/02/2014 pub. 19/05/2014 numac 2014203119 bron waalse overheidsdienst Kaderakkoord tot samenwerking tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het inter-Franstalig overleg inzake gezondheid en bijstand aan personen en betreffende gemeenschappelijke principes die op deze laatsten van toepassing zijn sluiten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het overleg tussen Franstaligen inzake gezondheidsbeleid en bijstand aan personen en de gemeenschappelijke beginselen die in deze aangelegenheden toepasselijk zijn, artikel 12;
Overwegende dat het in artikel 12, § 2, van het kadersamenwerkingsakkoord bedoelde overleg niet kan plaatsvinden aangezien het in artikel 8 van dat akkoord bedoelde overlegorgaan nog niet samengesteld is;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de erkenningsprocedure waarbij de beoefenaars van de tandheelkunde ertoe worden gemachtigd een bijzondere beroepstitel te dragen, met het oog op rechtszekerheid, moet worden vastgesteld, en dat de erkenningscommissie bijgevolg moet worden samengesteld, gelet op het verstrijken van de overgangsperiode die op 31 december 2015 werd vastgesteld door het protocol gesloten op 15 mei 2014 tussen de Federale staat, de Vlaamse gemeenschap, de Franse gemeenschap, het Waals gewest, de Duitstalige gemeenschap, de Franse gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, met betrekking tot de uitoefening van de aan de deelstaten toegewezen bevoegdheden op het vlak van gezondheidszorg tijdens de overgangsperiode in het kader van de bijzondere wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200341 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014021007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten met betrekking tot de Zesde Staatshervorming;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 62.618/2, op 4 januari 2018 gegeven met toepassing op artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister-President;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° "Minister" : de Minister die bevoegd is voor de erkenning van de gezondheidszorgverstrekkers;2° "Administratie" : de Algemene Directie Niet Verplicht onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;3° "wet" : gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;4° "erkenning" : de erkenning bedoeld in artikel 88 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;5° "commissie" : de commissie voor de erkenning van de beoefenaars van de tandheelkunde bedoeld in artikel 2 van dit besluit;6° "kandidaat" : de kandidaat voor een erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel in de tandeelkunde;7° "stagemeester" : de beoefenaar van de tandheelkunde, die verantwoordelijk is voor de stages en die als dusdanig erkend is overeenkomstig de geldende criteria;8° "stagedienst" : de dienst waarin de stage van de kandidaat volledig of gedeeltelijk plaatsvindt en die daartoe erkend is, overeenkomstig de geldende criteria;9° "coördinerende stagemeester" : de stagemeester die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het geheel van de opleiding van de kandidaat wanneer deze meer dan één stagemeester heeft;10° "representatieve beroepsverenigingen" : de representatieve beroepsverenigingen die beantwoorden aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 5/1 van het koninklijk besluit van 10 november 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/1996 pub. 05/06/1997 numac 1997022130 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders sluiten tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel. HOOFDSTUK 2. - Erkenningscommissie Afdeling 1. - Samenstelling en opdrachten
Art. 2.Bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap, wordt een erkenningscommissie ingesteld voor elk van de bijzondere beroepstitels van de beoefenaars van de tandheelkunde.
Art. 3.De commissie is samengesteld uit : 1° ten minste drie en ten hoogste zes beoefenaars van de tandheelkunde, die sedert ten minste drie jaar een academisch ambt bekleden in de betrokken specialiteit en op een lijst van dubbeltallen worden voorgedragen door de Scholen voor Tandheelkunde;2° een aantal beoefenaars van de tandheelkunde, gelijk aan het aantal beoefenaars bedoeld sub 1°, die een ervaring van ten minste drie jaar hebben en die erkend zijn als houder van de betrokken bijzondere beroepstitel en op een lijst van dubbeltallen door de representatieve beroepsverenigingen worden voorgedragen. De Commissie kan eveneens, als zij dit nuttig acht, een beroep doen op deskundigen. Deze hebben een adviserende stem.
Voor elk werkend lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd onder dezelfde voorwaarden als de werkende leden.
Art. 4.De Commissie heeft als opdracht : 1° de Minister een advies geven over elke aanvraag om goedkeuring, verlenging of wijziging van het stageplan dat door de kandidaat wordt ingediend;2° toezicht houden op de uitvoering van het stageplan van de kandidaten in al zijn bestanddelen;3° de Minister een advies verstrekken over elke aanvraag om erkenning van een bijzondere beroepstitel en over de vraagstukken in verband met die erkenning;4° de Minister een advies geven over elke intrekking van een erkenning, toegekend op grond van artikel 88 van de wet;5° op eigen initiatief of op aanvraag van de minister een advies geven over elk vraagstuk betreffende de erkenning van een bijzondere beroepstitel van beoefenaar van de tandheelkunde;6° de in hoofdstuk 4 bedoelde controle uitoefenen op alle beoefenaars van de tandheelkunde die een bijzondere beroepstitel dragen. Afdeling 2. - Werking
Art. 5.§ 1. De leden van de commissie worden door de Minister voor een hernieuwbare termijn van vier jaar benoemd.
Op het einde van het mandaat, oefenen de leden hun ambt uit totdat hun mandaat wordt hernieuwd of, in voorkomend geval, totdat in hun vervanging wordt voorzien, met toepassing van het eerste lid. § 2. De Minister kan het mandaat beëindigen van het lid van de commissie dat duidelijk blijk heeft gegeven van gebrek aan regelmatigheid in het bijwonen van de vergaderingen of van gebrek aan belangstelling voor de opdrachten die hem werden toevertrouwd.
Het lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan het werd benoemd, is van ambtswege ontslagnemend.
In geval van overlijden, ontslag of intrekking van het mandaat van een lid, benoemt de Minister een nieuw lid, om het lopend mandaat te voleindigen, § 3. Bij de eerste vergadering volgend op de benoeming van de leden van de commissie, kiest deze, uit haar leden, een voorzitter alsook een ondervoorzitter. § 4. De administratie neemt het secretariaat van de commissie waar. § 5. De leden van de commissie alsook de deskundigen die krachtens artikel 4, derde lid, worden uitgenodigd, hebben recht op : 1° een presentiegeld van tien euro per halve dag;de leden-ambtenaren kunnen daar alleen aanspraak op maken voor zover hun aanwezigheid op de vergaderingen prestaties buiten hun normale diensturen tot gevolg hebben; 2° de terugbetaling van de reiskosten, toegekend overeenkomstig de regeling die geldt voor de personeelsleden van rang 12 van het ministerie van de Franse Gemeenschap.Het maximumbedrag van de vergoeding stemt overeen met de prijs van een spoorwegticket eerste klasse.
De leden van de commissie worden ertoe gemachtigd hun motorvoertuig te gebruiken voor de reizen die noodzakelijk zijn voor hun deelneming aan de vergaderingen van de commissie. Ze genieten een vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat door de Franse Gemeenschap zou zijn betaald als de gemeenschappelijke vervoermiddelen zouden zijn gebruikt.
De Franse Gemeenschap dekt de risico's niet die voortvloeien uit het gebruik, door haar personeelsleden, van hun persoonlijke voertuig.
Art. 6.§ 1. De vergaderingen van de commissie worden voorgezeten door de voorzitter, of, bij diens afwezigheid, door de ondervoorzitter. Als beide afwezig zijn, worden de vergaderingen door het oudste lid voorgezeten. § 2. De commissie beraadslaagt en beslist alleen geldig als minstens de helft van de leden aanwezig is.
Indien het quorum niet bereikt is, roept de voorzitter, of, bij diens afwezigheid, de ondervoorzitter, een nieuwe vergadering, met dezelfde agenda, bijeen. De commissie beraadslaagt en beslist dan geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 3. De commissie spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter, of, bij diens afwezigheid, van de ondervoorzitter, beslissend. § 4. De adviezen van de commissie moet in feite en in rechte met redenen worden omkleed. § 5. De beraadslaging van de commissie is geheim. § 6. De commissie stelt een huishoudelijk reglement vast, dat met de wijzigingen ervan, de Minister ter goedkeuring wordt voorgelegd. HOOFDSTUK 3. - Erkenning Afdeling 1. - Stage
Art. 7.§ 1. De kandidaat, gemachtigd de tandheelkunde in België uit te oefenen, stuurt de administratie zijn stageplan ter goedkeuring toe met vermelding van de stages die hij wenst te volgen, door middel van een formulier waarvan het model in de bijlagen I of Ibis, naargelang van het geval, voorkomt, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg volgens het ter beschikking van de administratie gestelde proces.
De aanvraag wordt uiterlijk drie maanden na het begin van de stage ingediend.
De kandidaat voegt bij zijn aanvraag om goedkeuring van het stageplan de volgende documenten : 1° het afschrift van het diploma in de tandheelkunde;2° het bewijs dat hij ertoe wordt gemachtigd de tandheelkunde in België uit te oefenen;3° het attest dat hij in aanmerking komt bij een universiteit voor de discipline waarvoor de aanvraag wordt ingediend;4° het onderwerp van de scriptie;5° een exemplaar, voor elk deel van de stage, van de schriftelijke opleidingsovereenkomst die gesloten is met de stagemeester of de verantwoordelijke instelling en die betrekking heeft op de bezoldiging die wordt vastgesteld door de Minister bevoegd voor de volksgezondheid;6° het programma praktische opleiding met een stagemeester. § 2. Wanneer de kandidaat meer dan één stagemeester heeft, moet één van hen als coördinerende stagemeester dienst doen.
De coördinerende stagemeester heeft als opdracht de kandidaat te begeleiden bij het opstellen van zijn stageplan en het geheel van zijn opleiding te coördineren. De coördinerende stagemeester moet worden erkend in dezelfde discipline als deze die bedoeld is door de kandidaat, en deze moet zijn stage bij hem voleindigen.
De coördinerende stagemeester moet een globale beoordeling formuleren die de erkenningscommissie in staat stelt te oordelen of de kandidaat aan de opleidingscriteria heeft voldaan en of hij de discipline onafhankelijk en onder zijn verantwoordelijkheid kan uitoefenen. § 3. De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om goedkeuring van het stageplan binnen een termijn van dertig dagen.
Indien het stageplan gedurende de eerste drie maanden van de opleiding wordt ingediend, wordt de stageperiode berekend vanaf de datum waarop de opleiding werkelijk is begonnen; als het later wordt ingediend, wordt de datum van het aangetekend schrijven of van de elektronische aanvraag beschouwd als de datum van het begin van de stage.
Art. 8.Wanneer het dossier volledig is, stuurt de administratie dit voor advies aan de erkenningscommissie.
Wanneer het dossier onvolledig is, verzoekt de administratie de betrokkene haar de ontbrekende documenten mee te delen. Als de kandidaat zijn dossier niet binnen de drie maanden na de aanvraag heeft vervolledigd, sluit de administratie de aanvraag af en brengt daar de kandidaat bij aangetekend schrijven op de hoogte van.
De commissie onderzoekt het dossier van de aanvraag op grond van de voorwaarden die ter uitvoering van de wet vastgesteld worden.
Art. 9.De commissie spreekt zich uit over het stageplan of elke andere vraag in verband met de stage binnen zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier door de administratie.
De commissie doet uitspraak op stukken. Indien haar advies afwijkt van het ingediende plan, wordt het in beraad gehouden. In dat geval wordt de kandidaat ten minste veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, opgeroepen.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Art. 10.Als het advies van de Commissie over het stageplan gunstig is, keurt de Minister of diens afgevaardigde het stageplan goed.
De administratie deelt de kandidaat de beslissing binnen een termijn van dertig dagen mee.
Art. 11.§ 1. Bij ongunstig advies, brengt daar de administratie de kandidaat bij aangetekend schrijven op de hoogte van binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies.
Wanneer de kandidaat het ongunstig advies van de commissie niet betwist, neemt de Minister of diens afgevaardigde zijn beslissing over het stageplan. § 2. Als het ongunstig advies van de commissie wordt betwist, kan de kandidaat de administratie een nota sturen met zijn met redenen omklede opmerkingen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dat geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op verzoek van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om haar alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behoudens in dringende gevallen, wordt hij minstens veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, verwittigd.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede beslissing, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan haar oorspronkelijke advies bevestigen of een nieuw advies op grond van nieuwe gegevens uitbrengen. § 3. De Minister of diens afgevaardigde neemt zijn beslissing op grond van het laatste advies van de Commissie. § 4. De administratie deelt de kandidaat de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen mee.
Wanneer de beslissing negatief is, wordt ze aan de aanvrager bij aangetekend schrijven meegedeeld.
Art. 12.Bij aanvang van zijn stage, gebruikt de kandidaat een stageboekje dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld, waarin hij alle gedurende zijn opleiding uitgevoerde werkzaamheden moet vermelden. Dat behoorlijk ingevulde boekje wordt elk jaar aan de commissie toegestuurd, door toedoen van de administratie, binnen de zes maanden volgend op de dag waarop de stage is begonnen en wordt door en nieuw boekje vervangen.
Wanneer de kandidaat het boekje niet binnen de voormelde termijn meedeelt, wordt de betrokken stageperiode ongeldig verklaard.
De kandidaat is er bovendien toe verplicht elk jaar de commissie een verslag over het verloop van zijn opleiding mee te delen.
Art. 13.Het stageplan kan alleen met de voorafgaande toestemming van de Minister of diens afgevaardigde worden gewijzigd.
De aanvraag om wijziging van het stageplan wordt bij de administratie ingediend door middel van een formulier waarvan het model in bijlage 1 of in bijlage Ibis, naargelang van het geval, wordt vermeld, dat ofwel bij aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg volgens het door de administratie ter beschikking gestelde proces.
Na advies van de commissie neemt de minister of diens afgevaardigde zijn beslissing.
De artikelen 7, § 3, eerste lid, en 8 tot 11, zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 14.Een onderbreking van de stage mag in geen geval de totale duur van de opleiding verkorten. Wanneer de kandidaat zijn opleiding onderbreekt, moet hij onmiddellijk de commissie daarvan in kennis stellen en de reden van de onderbreking vermelden.
De kandidaat heeft het recht, gedurende zijn opleiding, zijn stage, zonder verlenging, te onderbreken gedurende de wettelijke duur van het moederschapsverlof, zoals bepaald in de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, alsook gedurende de wettelijke duur van het verlof voor palliatieve verzorging, zoals bepaald in de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
De kandidaat heeft eveneens het recht, gedurende zijn werkelijke opleiding, deze om medische redenen te onderbreken.
In alle gevallen moet de commissie de maximumduur van de onderbreking zonder verlenging van de stage bepalen.
De kandidaat deelt de administratie een medisch attest mee dat de reden van de onderbreking aantoont. De kandidaat doet, in onderlinge overeenstemming met zijn stagemeester, een voorstel tot verlenging van de stage. Het voorstel tot verlenging wordt de Minister ter goedkeuring voorgelegd, die daarover beslist na advies van de commissie.
De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om verlenging van de stage binnen een termijn van dertig dagen en legt die om advies aan de commissie voor.
De commissie spreekt zich uit over de aanvraag om verlenging van de stage binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag.
De Minister of diens afgevaardigde neemt een beslissing over de aanvraag om verlenging van de stage op grond van het advies van de commissie.
De administratie deelt de beslissing aan de kandidaat mee binnen een termijn van dertig dagen.
Art. 15.De kandidaat en de stagemeester kunnen de stageovereenkomst niet eenzijdig wijzigen, noch de stageovereenkomst vroegtijdig beëindigen.
Art. 16.In geval van een meningsverschil tussen een kandidaat en zijn stagemeester kan zowel de een als de ander het geschil aanhangig maken bij de commissie.
De commissie hoort beide partijen. Indien één of beide partijen niet verschijnen, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij een met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Indien het geschil blijft bestaan, belast de commissie een onderzoekscommissie, samengesteld uit één of meer van haar leden en uit een ambtenaar van de administratie, met een onderzoek. In voorkomend geval kan die opdracht op de plaats van de stage worden uitgevoerd.
De commissie brengt een advies uit na kennis te hebben genomen van het verslag dat door de onderzoekscommissie wordt opgemaakt. Ze deelt haar advies aan de kandidaat en aan de stagemeester mee binnen een termijn van dertig dagen en legt dit aan de Minister ter goedkeuring voor.
Art. 17.§ 1. Wanneer de stagemeester oordeelt dat de kandidaat niet geschikt is voor de gekozen discipline, of ongewenst is geworden in zijn dienst, deelt hij zulks mede aan de kandidaat en aan de commissie, met opgave van de redenen waarop hij zijn oordeel steunt.
De commissie hoort beide partijen. Indien één of beide partijen niet verschijnen, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Indien de stagemeester bij zijn standpunt blijft, belast de commissie, binnen de zestig dagen volgend op de hoorzitting, een onderzoekscommissie, samengesteld uit een of meer van haar leden en uit een ambtenaar van de administratie, met een onderzoek. In voorkomend geval, kan die opdracht op de plaats van de stage worden uitgevoerd.
Nadat de commissie kennis heeft genomen van het onderzoeksverslag, adviseert ze ofwel de stage of een deel van de stage te beëindigen, ofwel een andere stagemeester aan te wijzen. In dit laatste geval bepaalt zij in hoeverre de stage die werd gevolgd bij de stagemeester die een negatieve beoordeling heeft uitgebracht in aanmerking komt voor de berekening van de totale duur van de stage die voor de discipline vereist wordt.
De commissie deelt haar advies aan de stagemeester en aan de kandidaat binnen dertig dagen mee. De Minister of diens afgevaardigde neemt een beslissing. § 2. Wanneer de Minister of diens afgevaardigde beslist een stagemeester te vervangen, stelt de kandidaat een nieuwe stagemeester voor. In onderlinge overeenstemming met de nieuwe stagemeester, legt de kandidaat een wijziging van het stageplan aan de Minister of diens afgevaardigde ter goedkeuring voor, na advies van de commissie. Die wijziging wordt aan de administratie gericht door middel van een formulier waarvan het model in bijlage I of Ibis, naar gelang van het geval, wordt vermeld, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg volgens het proces dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld.
Indien de nieuwe stagemeester, gedurende de voortgezette stage, eveneens een ongunstig advies uitbrengt, kan de commissie adviseren de kandidaat niet toe te laten zijn stage in de discipline in kwestie voort te zetten. De administratie brengt daar de kandidaat op de hoogte van binnen dertig dagen bij aangetekend schrijven. Het advies van de commissie wordt de Minister ter goedkeuring voorgelegd.
Wanneer de kandidaat het ongunstig advies van de commissie niet betwist, beslist de Minister of diens afgevaardigde over het stopzetten van de opleiding van de kandidaat.
Als de kandidaat het ongunstig advies van de commissie betwist, kan hij de administratie een nota meedelen met zijn met redenen omklede opmerkingen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dit geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op verzoek van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behalve in dringende gevallen wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan op de hoogte gebracht.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan bij haar oorspronkelijke advies blijven of een nieuw advies uitbrengen op grond van nieuwe gegevens.
De Minister of diens afgevaardigde neemt zijn beslissing op grond van het laatste advies van de commissie.
De administratie deelt de betrokkene de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen mee. Wanneer de beslissing negatief is, wordt ze bij aangetekend schrijven meegedeeld. Afdeling 2. - Erkenning
Art. 18.De aanvraag om erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel wordt, na het beëindigen van de stage, bij de administratie ingediend door middel van een formulier waarvan het model in bijlage II vermeld wordt, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel via elektronische weg volgens het proces dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld.
De aanvraag om erkenning gaat vergezeld van : 1° een attest van slagen voor de specifieke universitaire opleiding;2° een afschrift van de scriptie die in het kader van de specifieke opleiding wordt opgesteld;3° een autonomie-attest, uitgereikt door de laatste stagemeester of de coördinerende stagemeester;4° het laatste stageboekje en elk ander document dat de commissie in staat stelt de waarde van de kandidaat te beoordelen. Het dossier van de aanvraag omvat ook elk ander bewijsstuk dat bevestigt dat de kandidaat aan de erkenningscriteria voldoet.
De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om erkenning binnen een termijn van dertig dagen.
Art. 19.Wanneer het dossier volledig is, zendt de administratie dit voor advies aan de erkenningscommissie.
Wanneer het dossier onvolledig is, verzoekt de administratie de betrokkene haar de ontbrekende documenten te bezorgen. Indien de kandidaat zijn dossier niet binnen de drie maanden na de aanvraag vervolledigt, kan de administratie de aanvraag afsluiten en brengt dan de kandidaat daar bij aangetekend schrijven op de hoogte van.
Art. 20.De commissie spreekt zich uit over de aanvraag om erkenning binnen de negentig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier door de administratie.
De commissie vergelijkt de meegedeelde gegevens met deze die gedurende de opleiding werden opgenomen. Indien de commissie een gebrek aan overeenstemming vaststelt, kan zij het uitbrengen van haar advies uitststellen. In dit geval verzoekt ze de betrokkene aanvullende gegevens te bezorgen en kan hem uitnodigen om te worden gehoord bij één van haar latere vergaderingen.
De administratie deelt die beslissing aan de kandidaat binnen en termijn van dertig dagen mee. Behalve in dringende gevallen, wordt de kandidaat minstens veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, uitgenodigd.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Indien de kandidaat, die behoorlijk wordt opgeroepen, niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan ook adviseren dat de opleiding gedurende een bepaalde tijd moet worden voortgezet om te voldoen aan de erkenningscriteria.
De commissie doet uitspraak op grond van de beoordeling van het theoretische gedeelte, het klinische gedeelte en de scriptie.
Art. 21.§ 1. Bij gunstig advies van de commissie, neemt de Minister of diens afgevaardigde zijn beslissing op grond van dat advies.
Als het advies van de commissie ongunstig is, brengt de administratie de kandidaat bij aangetekend schrijven daarvan op de hoogte binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. § 2. Wanneer de kandidaat het ongunstige advies van de commissie niet betwist, neemt de Minister of diens afgevaardigde zijn beslissing op verzoek van de kandidaat. § 3. Als de kandidaat het ongunstig advies van de commissie betwist, kan hij de administratie een nota meedelen met zijn met redenen omklede opmerkingen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dit geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op verzoek van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behalve in dringende gevallen wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan op de hoogte gebracht.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan bij haar oorspronkelijke advies blijven of een nieuw advies uitbrengen op grond van nieuwe gegevens.
De Minister of diens afgevaardigde doet uitspraak op grond van het laatste advies van de commissie.
Art. 22.De administratie deelt de aanvrager de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen mee. Wanneer de beslissing negatief is, wordt deze de aanvrager bij aangetekend schrijven meegedeeld. HOOFDSTUK 4. - Controle, opschorting, afzien en intrekking van de erkenning van een bijzondere beroepstitel Afdeling 1. - Controle
Art. 23.§ 1. Vóór het einde van elke cyclus van zes jaar, deelt de beoefenaar van de tandheelkunde de commissie de inlichtingen mee die aantonen dat de criteria voor het behoud van de erkenning in acht worden genomen. § 2. De commissie behoudt zich in ieder geval het recht voor de naleving van de voorwaarden voor het behoud van de erkenning indien nodig en op eigen initiatief te controleren. De betrokkene wordt daar bij aangetekend schrijven op de hoogte van gebracht. § 3. De beoefenaar van de tandheelkunde, bedoeld in paragraaf 1 of 2, naargelang van het geval, die niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, wordt opgeroepen om zich vóór de commissie te verantwoorden. Behoudens in dringende gevallen, wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier zal worden onderzocht, op de hoogte daarvan gebracht.
De belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde deelt de commissie de documenten mee die aantonen dat de voorwaarden voor het behoud van de erkenning van de bijzondere beroepstitel worden nageleefd, binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling. De commissie kan die termijn verlengen wanneer de betrokkene zich op uitzonderlijke en met redenen omklede omstandigheden beroept.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Op zijn verzoek of op verzoek van zijn raadsman, kan de betrokkene in zijn administratieve dossier inzage krijgen gedurende de termijn waarover hij krachtens het tweede lid beschikt. § 4. De beoefenaar van de tandheelkunde die geen afdoende verantwoording voor de commissie aflegt, moet zich schikken naar de criteria voor het behoud van de erkenning binnen een termijn die hem door de commissie ter kennis wordt gebracht, met een maximum van twee jaar.
Indien de betrokkene, binnen een hem opgelegde termijn, niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, trekt de minister de erkenning overeenkomstig de in artikel 27 bedoelde procedure in. Afdeling 2. - Opschorting en afzien
Art. 24.Een beoefenaar van de tandheelkunde kan vragen aan de Minister, via de administratie, om zijn erkenning gedurende een periode van maximum zes jaar op te schorten. Dit verzoek kan eenmalig worden verlengd voor drie opeenvolgende jaren vanaf de eerste aanvraag. Ongeacht deze verlenging mag de totale duur van de opschorting de zes jaar niet overschrijden.
De administratie zendt de aanvraag om opschorting voor advies aan de erkenningscommissie over.
De artikelen 9 tot 11 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 25.De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning met toepassing van artikel 24 werd opgeschort, richt aan de administratie een schriftelijke aanvraag om zijn erkenning weer in werking te stellen vóór het einde van de toegekende opschortingsperiode.
De administratie zendt de aanvrager een bericht van ontvangst van zijn aanvraag om terugwinning binnen een termijn van dertig dagen.
De artikelen 10 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 26.De beoefenaar van de tandheelkunde die niet meer wenst de erkenning te genieten, moet de administratie schriftelijk verwittigen.
In dit geval trekt de Minister of diens afgevaardigde de erkenning in.
De administratie brengt de kandidaat bij aangetekend schrijven daarvan op de hoogte binnen een termijn van dertig dagen.
De beoefenaar van de tandheelkunde die van het voordeel van de erkenning heeft afgezien, kan te allen tijde een nieuwe aanvraag om erkenning indienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2. HOOFDSTUK 5. - Intrekking van de erkenning
Art. 27.§ 1. Wanneer de beoefenaar van de tandheelkunde aan de criteria voor de erkenning of het behoud van de erkenning niet meer beantwoordt, trekt de Minister of diens afgevaardigde, ofwel op eigen initiatief ofwel op voorstel van de commissie, de erkenning in.
Vóór elke maatregel tot intrekking van de erkenning, brengt de administratie de betrokkene op de hoogte daarvan bij aangetekend schrijven en vraagt het advies van de commissie aan.
De betrokkene kan de administratie een nota met zijn met redenen omklede opmerkingen meedelen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het aangetekend schrijven.
Wanneer de betrokkene de maatregel niet betwist, doet de commissie uitspraak op stukken.
Als de betrokkene de maatregel betwist, deelt hij zijn opmerkingen mee binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het aangetekend schrijven. De commissie onderzoekt het dossier.
Op zijn verzoek of op verzoek van de commissie, wordt de betrokkene door de commissie gehoord om alle nuttige inlichtingen te bezorgen.
Behoudens in dringende gevallen, wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier zal worden onderzocht, op de hoogte daarvan gebracht.
De betrokkene kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De betrokkene kan, op zijn verzoek of op verzoek van zijn raadsman, inzage krijgen in zijn administratieve dossier, gedurende de periode waarover hij krachtens paragraaf 1, derde lid en zesde lid, beschikt.
De Minister of diens afgevaardigde spreekt zich uit over de aanvraag van betrokkene op grond van het door de commissie uitgebrachte advies. § 2. De administratie deelt de betrokkene de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen.
Wanneer de beslissing negatief is, wordt deze bij aangetekend schrijven aan betrokkene meegedeeld. § 3. De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning werd ingetrokken, kan te allen tijde een nieuwe aanvraag om erkenning indienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 28.De adviezen die in de bij dit besluit geregelde aangelegenheid tussen 1 januari 2016 en de datum van benoeming van de in artikel 2 van dit besluit bedoelde leden werden uitgebracht door de Franstalige leden van de commissies ingesteld krachtens artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 10 november 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/1996 pub. 05/06/1997 numac 1997022130 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders sluiten, worden geacht uitgebracht te zijn door de in hoofdstuk 2 van dit besluit ingestelde commissie.
Art. 29.De dossiers waarvan het onderzoek op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds aan de gang is, worden overeenkomstig dit besluit behandeld.
Art. 30.De artikelen 3, 2°, 6 en 7, 1° tot 3°, hoofdstuk 3, die de artikelen 9 tot 32 van het koninklijk besluit van 10 november 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/1996 pub. 05/06/1997 numac 1997022130 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders sluiten tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel, omvatten, worden opgeheven.
Art. 31.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 32.De Minister bevoegd voor de erkenning van de gezondheidszorgberoepen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 maart 2018.
Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE