gepubliceerd op 10 juni 1999
Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties
13 MEI 1999. - Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de nieuwe gemeentewet
Art. 2.In artikel 119 van de nieuwe gemeentewet worden het vierde en het zevende lid opgeheven.
Art. 3.In dezelfde wet wordt een artikel 119bis, luidend als volgt, ingevoegd : «
Art. 119bis.§ 1. De raad kan straffen stellen op de overtreding van zijn reglementen en verordeningen, tenzij een wet, decreet of ordonnantie daarin heeft voorzien. Die straffen mogen de politiestraffen niet te boven gaan.
De strafrechtelijke geldboeten die door de thans geldende reglementen en verordeningen bepaald zijn en hoger zijn dan door deze wet is geoorloofd, worden van rechtswege verminderd tot het maximum van de politiegeldboeten. § 2. De raad kan eveneens, tenzij een wet, decreet of ordonnantie reeds voorzien heeft in een strafsanctie of een administratieve sanctie, de volgende administratieve sancties stellen op de overtreding van zijn reglementen en verordeningen : 1° de administratieve geldboete met een maximum van 10 000 frank;2° de administratieve schorsing van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning;3° de administratieve intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning;4° de administratieve sluiting van een instelling die tijdelijk of definitief kan zijn. De administratieve geldboete wordt opgelegd door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen, hierna te noemen « de ambtenaar ». Die ambtenaar mag niet dezelfde zijn als degene die op grond van § 6 de strafbare feiten vaststelt.
De hierboven bedoelde schorsing, intrekking en sluiting worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen. § 3. De raad kan op dezelfde inbreuken van zijn reglementen en verordeningen niet tezelfdertijd in een strafsanctie én een administratieve sanctie voorzien, maar slechts in één van beide. § 4. De in paragraaf 2, eerste lid, 2° tot en met 4°, gestelde sancties kunnen eerst worden opgelegd nadat de overtreder voorafgaand een waarschuwing heeft ontvangen. Deze waarschuwing bevat een uittreksel van het overtreden reglement of de overtreden verordening. § 5. De administratieve sanctie is proportioneel in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden, en in functie van eventuele herhaling.
De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op hetzelfde reglement of dezelfde verordening zal het voorwerp uitmaken van één enkele administratieve sanctie, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten. § 6. De overtredingen worden bij proces-verbaal vastgesteld door een politieambtenaar of door een hulpagent van politie. § 7. Indien de feiten zowel een strafrechtelijk als een administratiefrechtelijk delict vormen, wordt het origineel van het proces-verbaal toegestuurd aan de procureur des Konings. Een afschrift wordt overgezonden aan de ambtenaar.
Indien de overtreding enkel met een administratieve sanctie strafbaar is, wordt het origineel van het proces-verbaal uitsluitend aan de ambtenaar overgezonden. § 8. In het in § 7, eerste lid, bedoelde geval beschikt de procureur des Konings over een termijn van één maand, te rekenen van de dag van de ontvangst van het origineel van het proces-verbaal, om de ambtenaar in te lichten dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart of een strafrechtelijke vervolging werd ingesteld. Deze mededeling doet de mogelijkheid vervallen voor de ambtenaar om een administratieve geldboete op te leggen. Vóór het verstrijken van deze termijn kan de ambtenaar geen administratieve geldboete opleggen, behoudens voorafgaande mededeling door de procureur des Konings dat deze geen gevolg aan het feit wenst te geven. Na het verstrijken van deze termijn kunnen de feiten enkel nog administratiefrechtelijk worden gesanctioneerd. § 9. Wanneer de ambtenaar beslist dat er reden is om de administratieve procedure aan te vatten, deelt hij de overtreder door middel van een ter post aangetekend schrijven mee : 1° de feiten met betrekking tot dewelke de procedure is opgestart;2° dat de overtreder de gelegenheid heeft, om, binnen de vijftien dagen te rekenen van de datum van kennisgeving van het aangetekend schrijven, zijn verweermiddelen uiteen te zetten bij een ter post aangetekend schrijven, en dat hij het recht heeft om bij deze gelegenheid de ambtenaar om een mondelinge verdediging van zijn zaak te verzoeken;3° dat de overtreder het recht heeft om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman;4° dat de overtreder het recht heeft zijn dossier te consulteren;5° een afschrift van het in § 6 bedoelde proces-verbaal, gevoegd als bijlage. De ambtenaar bepaalt in voorkomend geval de dag waarop de overtreder uitgenodigd wordt de mondelinge verdediging van zijn zaak voor te dragen.
Indien de ambtenaar van oordeel is dat er een geldboete moet worden opgelegd die niet hoger is dan 2 500 frank, heeft de overtreder niet het recht om een mondelinge verdediging van zijn zaak te verzoeken. § 10. Na verloop van de termijn, vermeld in § 9, 2°, of vóór het verstrijken van deze termijn, wanneer de overtreder te kennen geeft de feiten niet te betwisten of in voorkomend geval na de mondelinge verdediging van de zaak door de overtreder of zijn raadsman, kan de ambtenaar de door de politieverordening voorziene administratieve geldboete opleggen.
Deze beslissing wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de overtreder.
De ambtenaar kan geen administratieve geldboete opleggen na het verstrijken van een termijn van zes maanden, te rekenen van de dag waarop het feit werd gepleegd, de mogelijke beroepsprocedures niet inbegrepen. § 11. De beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van een termijn van één maand vanaf haar kennisgeving, behoudens wanneer hoger beroep wordt aangetekend overeenkomstig § 12. § 12. De gemeente, in het geval van beslissing tot het niet-opleggen van een administratieve geldboete, of de overtreder, kan binnen een termijn van één maand vanaf de kennisgeving bij de politierechtbank bij verzoekschrift hoger beroep instellen tegen de beslissing.
De politierechter beoordeelt de wettigheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete.
Hij kan de beslissing van de ambtenaar hetzij bevestigen, hetzij hervormen.
Geen hoger beroep staat open tegen de beslissing van de politierechtbank.
Onverminderd de voorgaande leden, zijn de bepalingen van het gerechtelijk wetboek toepasselijk op het beroep bij de politierechtbank. § 13. De Koning regelt bij een in ministerraad overlegd besluit de procedure tot aanwijzing door de gemeente van de ambtenaar gelast met het opleggen van de administratieve geldboete, alsmede de wijze van inning van de administratieve geldboete.
De administratieve geldboeten worden geïnd ten bate van de gemeente. ».
Art. 4.Artikel 123 van dezelfde wet wordt aangevuld met een 12°, luidend als volgt : « 12° het opleggen van de in artikel 119bis, § 2, bedoelde schorsing, intrekking of sluiting ».
Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 134ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 134ter.Behoudens wanneer de bevoegdheid om in geval van hoogdringendheid een voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning uit te spreken door een bijzondere regelgeving is toevertrouwd aan een andere overheid, kan de burgemeester wanneer elke verdere vertraging een ernstig nadeel zou kunnen berokkenen, die maatregelen nemen wanneer de voorwaarden van de uitbating van de instelling of van de vergunning niet worden nageleefd en nadat de overtreder de mogelijkheid werd geboden zijn verweermiddelen naar voren te brengen.
Die maatregelen vervallen dadelijk indien zij door het college van burgemeester en schepenen in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.
Zowel de sluiting als de schorsing kunnen een termijn van drie maanden niet overschrijden. Na verloop van deze termijn wordt de beslissing van de burgemeester van rechtswege geheven. ».
Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 134quater ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 134quater.Indien de openbare orde rond een voor het publiek toegankelijke inrichting wordt verstoord door gedragingen in die inrichting, kan de burgemeester besluiten deze te sluiten, voor de duur die hij bepaalt.
Die maatregelen zullen onmiddellijk ophouden uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen worden bevestigd.
De sluiting mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. De beslissing van de burgemeester wordt opgeheven bij het verstrijken van die termijn. ».
Art. 7.Artikel 135, § 2, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « 7° het nemen van de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het gerechtelijk wetboek
Art. 8.In deel III, hoofdstuk IIIbis van het gerechtelijk wetboek wordt een artikel 601ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 601ter.De politierechtbank neemt kennis van : 1° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen overeenkomstig artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet;2° het beroep tegen de beslissing tot het niet-opleggen van een administratieve geldboete door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen overeenkomstig artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet;3° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie door de ambtenaar, daartoe door de Koning aangewezen, voor feiten omschreven in de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden.».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS ________ Nota (1) Zitting 1998-1999 : Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken.- Wetsontwerp, nr. 2031/1. - Amendementen, nrs. 2031/2 en 3. - Verslag, nr. 2031/4. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 2031/5. - Amendementen, nr. 2031/6. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 2031/7.
Parlementaire Handelingen : 1 april 1999.
Senaat Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1355/1. - Verslag, nr. 1-1355/2. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1-1355/3. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 1-1355/4.
Parlementaire Handelingen : 21 en 22 april 1999.