Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 03 januari 2005
gepubliceerd op 20 januari 2005

Omzendbrief OOP 30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2005000006
pub.
20/01/2005
prom.
03/01/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


3 JANUARI 2005. - Omzendbrief OOP 30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Ter informatie : Aan de dames en heren Burgemeesters, Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld I. DOELSTELLINGEN VAN DE WETGEVER. 1. Met de wetten van 13 mei 1999, 7 mei 2004 en 17 juni 2004 heeft de wetgever aan de gemeenten een grotere autonomie willen toekennen in hun politionele bevoegdheden. Vier essentiële wijzigingen werden doorgevoerd : - De invoeging in de nieuwe gemeentewet van artikel 119bis, dat aan de gemeenten de mogelijkheid biedt tot het opleggen van administratieve sancties (voor het beteugelen van inbreuken op de politiereglementen en -verordeningen); - De invoeging, in het artikel 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet, van het begrip « openbare overlast » in de bevoegdheden van de gemeentelijke administratieve politie; - Het recht van de burgemeester om bij hoogdringendheid en wanneer de uitbater de uitbatingvoorwaarden niet naleeft, de voorlopige sluiting van een instelling of de schorsing van een vergunning uit te spreken (art. 134ter NGW); - De mogelijkheid voor de burgemeester om een instelling voorlopig te sluiten omwille van de openbare orde (art. 134quater NGW).

I.1. Artikel 119bis : de gemeentelijke administratieve sancties. 2. Met het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties zijn de gemeenten voortaan in staat om sneller en efficiënter de strijd tegen de « kleine criminaliteit » op hun grondgebied aan te binden; maar ook tegen bepaalde verstoringen van de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de openbare rust alsook de openbare overlast op hun grondgebied. Ze zijn niet meer afhankelijk noch van de parketten voor het vervolgen van de inbreuken noch van strafgerechten voor het opleggen van de straffen.

Daarbij biedt dit systeem aan de gemeenten de mogelijkheid het gevoel van straffeloosheid tegen te gaan dat mogelijk leeft bij de bevolking, bij de politiediensten alsook bij de dader of het slachtoffer van een overtreding. De gemeentelijke administratieve sanctie dient inderdaad binnen een relatief korte termijn te worden opgelegd : zes maanden na het plegen van de feiten. In de mate dat het tijdsverloop tussen de inbreuk en de sanctie afneemt en effectief een sanctie volgt op een overtreding, zal de overtreder sneller het verband leggen tussen beiden. 3. Door de werkoverlast bij de parketten zijn deze niet meer bij machte het groot aantal overgemaakte processen-verbaal te behandelen en zijn zij genoodzaakt een belangrijk deel van de processen-verbaal, opgesteld naar aanleiding van overtredingen van politiereglementen, te seponeren.Evenzo heeft het groot aantal zaken welke voor de rechtbank worden gebracht, tot gevolg dat deze over lange periodes worden behandeld en dat de sancties lange tijd na het begaan van de feiten worden opgelegd. Hierdoor is het voor de gemeenten onmogelijk hun reglementen en politieverordeningen afdwingbaar te maken. Als gevolg hiervan kan de burger de indruk krijgen dat de feiten onbestraft blijven en kan de politie de indruk krijgen dat hun werk nutteloos is.

Met de gemeentelijke administratieve sancties wordt aan de gemeenten een instrument ter beschikking gesteld om hieraan tegemoet te komen. 4. De wet voorziet 4 types administratieve sancties : - De administratieve boete van maximum 250 euro. - De administratieve schorsing van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning. - De administratieve intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning. - De tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een instelling.

I.2. De « openbare overlast ». 5. Door dit begrip in de nieuwe gemeentewet in te voegen, heeft de wetgever de bevoegdheid van de gemeenten op gebied van administratieve politie willen uitbreiden. Vóór de inwerkingtreding van de wet van 13 mei 1999, hadden de gemeenten die bijvoorbeeld een discotheek wilden sluiten wegens de onrust veroorzaakt door het gedrag van haar bezoekers, daartoe niet altijd de bevoegdheid. De Raad van State heeft de mogelijkheden van lokale acties steeds beperkt door te eisen dat er een overtreding van « de materiële orde » was, opdat er geldig een politiemaatregel getroffen kon worden. Wanneer het gedrag van de bezoekers geen inbreuk pleegde op de openbare rust of veiligheid, maar wel een reële hinder veroorzaakte (overmatig alcoholgebruik, drugsgebruik, handel in verdovende middelen) had de Raad van State steeds de uitspraak gedaan dat het ging om verstoring van de morele orde, en dat administratieve politiemaatregelen getroffen door de burgemeester dit type probleem niet konden behandelen.

De wetgever heeft bevestigd dat de beteugeling van de openbare overlast wel degelijk tot de opdrachten van de lokale politie behoorde. Hij heeft evenwel geen definitie van dit begrip gegeven.

Ik ben van mening dat de openbare overlast onderscheiden moet worden van andere klassieke bestanddelen van het begrip openbare orde. 6. De openbare overlast heeft betrekking op, voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt. Men kan openbare overlast beschouwen als lichte vormen van verstoring van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid.

Dit begrip vervolledigt het systeem van de administratieve sancties en de nieuwe bevoegdheden die toegekend zijn aan de burgemeester, om gedragingen te beteugelen die niet als zeer ernstig beschouwd worden maar die in het dagelijks leven als bijzonder hinderlijk worden ervaren (zonder hiervoor beroep te moeten doen op de strafgerechten).

II. DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES. 7. Om het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties te kunnen toepassen dienen de gemeenten voorafgaandelijk : - Hun politiereglement aan te passen. - Gemeentelijke ambtenaren aanduiden om de inbreuken vast te stellen. - Een ambtenaar aanduiden om de administratieve boetes op te leggen.

II.1. De aanpassing van het politiereglement. 8. De gemeenten dienen in hun politiereglement te bepalen welke gedragingen zullen gesanctioneerd worden (« kleine criminaliteit », ordeverstoring, openbare overlast).Geen enkele overtreding kan met een administratieve sanctie beteugeld worden indien zij niet opgenomen is in het politiereglement.

De gedragingen die beschouwd worden als ordeverstoring zijn reeds opgenomen in de gemeentelijke reglementen, doch de gemeenten kunnen deze aanvullen door de gedragingen te omschrijven welke als openbare overlast worden beschouwd.

II.1.1. De openbare overlast. 9. Hieronder volgt een opsomming, louter bij wijze van voorbeeld, van enkele gedragingen die een openbare overlast kunnen vormen en die het voorwerp zouden kunnen zijn van een administratieve sanctie : a) Het gebruik van electrische grasmachines of met warmtemotoren en zaagmachines op zondag.b) Het buitenzetten van vuilniszakken vóór een bepaald uur.c) Handel en bezit van schadelijke middelen zoals lachgas.d) Het opzettelijk aanrichten van schade aan planten in openbare parken en plantsoenen.e) Het laten baden van huisdieren in visvijvers of waters van openbare parken en plantsoenen of hen de sierdieren te laten beschadigen.f) Het verbranden van stoffen die een sterk prikkelende geur verspreiden.g) De overschrijding van het maximum aantal personen in een inrichting die toegankelijk is voor het publiek.h) Het hinderen van het verkeer door een hond niet aan de lijn te houden.i) Het bedekken van straatnaamborden en huisnummers.j) Het aanbrengen van aanplakkingen op plaatsen waar dit niet toegelaten is.k) Het zonder voorafgaande schriftelijke toestemming aanbrengen van bedradingen, toestellen of andere verbindingen, uitgaande van een privé-initiatief.l) Het opstellen van woonwagens op plaatsen die daarvoor niet worden ingericht.m) Het voeren van wilde of verwilderde dieren.n) Het aanbieden van afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten.o) Het bedelen van reclamedrukwerk in leegstaande panden of in brievenbussen waarop een zelfklever werd aangebracht die aangeeft dat de bewoner geen reclamedrukwerk wenst te ontvangen.p) De verkoop of het gebruik van rotjes of vuurwerk bij bepaalde gelegenheden, op bepaalde uren of op bepaalde plaatsen.q) Urineren op openbare plaatsen. II.1.2. Depenalisering van strafrechtelijke inbreuken. 10. De gemeenten kunnen in hun reglement een reeks inbreuken opnemen die gedepenaliseerd zijn.De wet van 17 juni 2004 heft inderdaad de overtredingen op van de eerste vier klassen van het Strafwetboek (Titel X van Boek II) alsook de besluitwet van 29 december 1945, houdende verbod tot het aanbrengen van opschriften op den openbaren weg. Sommige van de gedragingen die het voorwerp uitmaken van deze bepalingen worden door de burger als zeer storend ervaren, doch er wordt op strafrechtelijk gebied vaak geen gevolg aan gegeven. Daarom heeft de wetgever beslist deze inbreuken uit het strafrecht te halen en de beteugeling ervan toe te vertrouwen aan de gemeenten. Andere inbreuken zijn verouderd en niet meer van toepassing. Voortaan moet elke gemeente oordelen of zij het opportuun acht bedoelde inbreuken op te nemen in haar politiereglement. In voorkomend geval zal de omschrijving van de inbreuken moeten geactualiseerd worden.

Nachtlawaai bijvoorbeeld wordt gedepenaliseerd en kan dus opgenomen worden in het reglement, voor zover de gewestelijke overheden hun bevoegdheden hen verleend bij artikel 6, § 1, II, 1° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 (1) tot hervorming der instellingen hier niet hebben uitgeoefend.

Volgende inbreuken kunnen eveneens worden opgenomen in het reglement, daar ze gedepenaliseerd worden : - Voor diegenen wiens plicht het is : nalaten de voetpaden of openbare plaatsen te reinigen. - Het belemmeren van openbare plaatsen door er materialen, steigers of andere voorwerpen achter te laten of er uitgravingen te doen. - Zaken op de openbare weg gooien, plaatsen of achterlaten, die door hun val of omwille van ongezonde uitwasemingen schade kunnen veroorzaken. - Voor wie er de hoede over heeft : kwaadaardige of wilde dieren laten loslopen. - Voor de eigenaars van honden : het opruien of niet in bedwang houden van de hond, wanneer deze voorbijgangers aanvalt of achtervolgt, zelfs indien dit geen kwaad of schade tot gevolg heeft. - Vrijwillig het roerend goed van anderen beschadigen of vernielen. - Opschriften, affiches, pamfletten, zelfklevers of fotokopieën aanbrengen op openbare plaatsen, zonder vooraf de toelating te hebben verkregen van de bevoegde overheid.

II.1.3. Het verbod van dubbele aantijging. 11. Er dient onderlijnd dat een reglement uitsluitend gedragingen kan beogen die als zodanig nog niet gesanctioneerd worden door de toepassing van een andere norm.De wet verbiedt de dubbele aantijging.

Wanneer de federale of regionale wetgever reeds een sanctie voorziet voor een bepaalde gedraging, is de gemeente niet meer bevoegd hiervoor een administratieve sanctie te voorzien of op te leggen.

In dat opzicht dient vermeld, dat de huidige politiereglementen van sommige gemeenten ten onrechte sancties voorzien voor gedragingen die reeds door een hogere norm worden gesanctioneerd. Deze gemeenten worden aangespoord om, ter gelegenheid van de wijziging van hun politiereglementen, hieraan te verhelpen of de gedragingen preciezer te omschrijven. 12. Niets belet echter administratieve sancties te voorzien voor een anders gekwalificeerd gedrag.Het gaat hier dan niet meer om een dubbele aantijging, maar om een samenloop van overtreding. Bepaalde gedragingen kunnen een overtreding inhouden zowel vanuit strafrechtelijk als vanuit administratief standpunt.

II.1.4. De « gemengde » inbreuken. 13. Nieuw in de wet van 17 juni 2004 is het feit dat de gemeenten, indien zijn het opportuun achten, inbreuken in hun politiereglementen kunnen opnemen die strafrechtelijk blijven maar die ze administratiefrechtelijk kunnen sanctioneren.Dit is een wettelijke afwijking op het principiële verbod van dubbele aantijging.

Het gaat hier om volgende artikelen : - artikel 327-330 : bedreigingen met een aanslag op personen of op eigendommen en valse inlichtingen betreffende ernstige aanslagen; - artikel 398 : opzettelijke slagen en verwondingen; - artikel 448 : beledigingen; - artikel 461 en artikel 463 : gewone diefstal; - artikel 526 : vernieling of beschadiging van graven, monumenten, kunstvoorwerpen; - artikel 537 : vernieling en verwoesting van bomen en enten; - artikel 545 : grachten dempen, hagen afhakken of uitrukken, afsluitingen vernielen en verplaatsing of verwijdering van grenspalen en hoekbomen. 14. Indien de gemeenten deze inbreuken wensen te beteugelen, is het niet nodig deze in het politiereglement opnieuw te omschrijven.Een verwijzing naar deze bepalingen kan volstaan (bijvoorbeeld : een geldboete van x euro zal verschuldigd zijn door iedere persoon die een inbreuk begaat op artikel y van het Strafwetboek).

Voor de meergemeentenpolitiezones, is het sterk aanbevolen dat elke gemeente die deel uitmaakt van dezelfde zone, hetzelfde politiereglement zou aannemen. Dit zal de taak van de politieambtenaren, die bevoegd zijn voor de vaststelling van deze inbreuken, aanzienlijk vergemakkelijken. In het andere geval zouden ze immers systematisch moeten nagaan of op het grondgebied waarop ze opereren, een inbreuk wordt vervolgd en op welke wijze. Een voorafgaand overleg tussen de betrokken gemeenten is hier dan ook noodzakelijk; de politieraad van de meergemeentenpolitiezone kan hierin een essentiële rol spelen en terzake advies geven. 15. Het opnemen van gelijke bepalingen in de politiereglementen betreffende deze inbreuken wordt aangeraden, om voor de magistraat de beslissing om al dan niet te vervolgen te vergemakkelijken. II.1.5. Keuze van de sanctie. 16. De gemeenten dienen vervolgens te kiezen of deze inbreuken op de politiereglementen het voorwerp zullen uitmaken van een administratieve of van een strafrechtelijke sanctie. Vóór het in voege treden van de wet van 13 mei 1999, konden deze overtredingen uitsluitend strafrechtelijk worden gesanctioneerd.

Vandaag kunnen de gemeenten ofwel de ene ofwel de andere sanctie voorzien, maar ze zijn wel verplicht een keuze te maken : voor eenzelfde overtreding mogen ze niet tegelijk zowel een strafrechtelijke als een administratieve sanctie voorzien. Indien ze voor een strafrechtelijke sanctie opteren, zijn ze afhankelijk van de parketten en van de strafgerechten voor het opleggen ervan.

Ook al wordt de keuze of een bepaalde overtreding gesanctioneerd zal worden door een administratieve of door een strafrechtelijke sanctie overgelaten aan het oordeel van de gemeenteraad, toch dient men er de aandacht op te vestigen dat een administratieve sanctie talrijke voordelen biedt : - de sanctie kan in verhouding tot de gepleegde feiten bepaald worden; - de gebruikte procedure om de sanctie op te leggen is sneller; - de administratieve sancties kunnen beter afgestemd worden op de situatie van de overtreder : sancties als de schorsing of de administratieve intrekking van een toelating of de sluiting van een instelling, hebben soms meer afschrikkingkracht dan een boete; - de gemeente heeft de controle over de sanctieprocedure; - de gemeente beschikt over een vrijheid van oordeel wat de keuze van de administratieve sanctie betreft en, in geval van een boete, wat het bedrag ervan betreft.

Het is mogelijk dat eenzelfde reglement zowel strafrechtelijke als administratieve sancties bevat.

II.1.6. Bepalen van de administratieve sanctie. 17. Wanneer de gemeente voor een administratieve sanctie kiest, moet ze nog bepalen welke administratieve sanctie ze wil opleggen. De gemeenteraad kan kiezen tussen 4 soorten administratieve sancties : - de administratieve geldboete van maximum 250 euro en 125 euro voor minderjarigen vanaf 16 jaar; - de administratieve schorsing van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve intrekking van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve sluiting van een instelling, tijdelijk of definitief.

Het komt erop aan om te kiezen voor de sanctie die het best overeenstemt met een bepaald gedrag of verzuim. Het is nodig en wenselijk om een straf te bepalen die nauw aansluit bij de begane overtreding. 18. Bij deze beslissing dient rekening gehouden te worden met het orgaan dat bevoegd zal zijn om de sanctie op te leggen : de administratieve geldboete valt onder de bevoegdheid van de « aangewezen ambtenaar », terwijl de andere sancties worden opgelegd door het College van burgemeester en schepenen. Daaruit volgt dat men dient te vermijden dat eenzelfde inbreuk wordt bestraft met verschillende soorten administratieve sancties. Daarom is het de begane inbreuk die bepaalt welke autoriteit bevoegd is om de sanctie op te leggen. Hetzelfde gedrag kan echter aanleiding geven tot verschillende sancties in geval van herhaling.

Voorbeeld : de gemeente verleent aan een plaatselijke jeugdbeweging de toelating om een activiteit te organiseren op de openbare weg. Het gaat om een wekelijkse activiteit op maandag. Indien wordt vastgesteld dat de jeugdbeweging zich niet houdt aan de opgelegde voorwaarden, kan de gemeente in eerste instantie een administratieve geldboete opleggen. Bij een tweede inbreuk kan zij dan beslissen om de toelating in te trekken, mits de overtreder vooraf een waarschuwing heeft ontvangen. 19. Nieuw in de wet van 17 juni 2004, is de mogelijkheid om thans ook een gemeentelijke administratieve sanctie op te leggen aan minderjarigen vanaf 16 jaar.In dit geval mag de administratieve geldboete echter niet méér dan 125 euro bedragen. Dit is dus een afwijking van de regels van het gemeenrecht die bepalen dat aan minderjarigen tot 18 jaar enkel een maatregel van bewaring, behoeding en opvoeding kan worden opgelegd, zoals bepaald in artikel 37, § 1, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.

II.2. Het vaststellen van de inbreuk. 20. De wet van 13 mei 1999 voorzag dat enkel politieambtenaren of hulpagenten van politie overtredingen van de reglementen konden vaststellen. De wet van 17 juni 2004 breidt de categorie van personen uit die bevoegd zijn om deze overtredingen vast te stellen. Men dient hier echter onderscheid te maken tussen inbreuken die uitsluitend het voorwerp kunnen zijn van administratieve sancties en andere inbreuken.

De eerste soort inbreuken, welke uitsluitend het voorwerp kunnen zijn van administratieve sancties, mogen vastgesteld worden door : - Politieambtenaren of hulpagenten van politie in een proces-verbaal. - Gemeentelijke ambtenaren en ambtenaren van vervoersmaatschappijen in een vaststelling. 21. Men dient te vermelden dat bewakingsagenten, daartoe aangesteld door de gemeenteraad, bij een politieambtenaar of een hulpagent van politie aangifte kunnen doen van bepaalde overtredingen.Deze aangiften kunnen slechts betrekking hebben op « de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich op het openbaar domein bevinden ». De wet van 17 juni 2004 zoals ze werd gepubliceerd op 23 juli 2004, heeft het ten onrechte over de activiteiten bedoeld in artikel 1, § 1, 1e lid, 5° van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten.

In werkelijkheid gaat het om de activiteiten bedoeld in artikel 1, § 1, 1e lid, 6° van de wet van 10 april 1990, waarvan de titel is : « wet tot regeling van de private veiligheid ». Een erratum zal gepubliceerd worden.

De bewakingsagenten mogen geen vaststellingen doen en hun aangifte heeft dezelfde waarde als deze van iedere burger die getuige is van een of andere overtreding, doch zij kunnen voor de gemeente wel een opdracht van toezicht uitvoeren.

Voor het vaststellen van overtredingen die niet uitsluitend het voorwerp kunnen zijn van administratieve sancties, zijn enkel politieambtenaren of hulpagenten van politie bevoegd. Het betreft de zogenaamde « gemengde » inbreuken (niet gedepenaliseerde inbreuken, die toch het voorwerp kunnen zijn van administratieve sancties) en inbreuken die strafrechtelijk worden gesanctioneerd.

II.2.1. Voorwaarden waaraan de gemeentelijke ambtenaren moeten voldoen. 22. Wat de gemeentelijke ambtenaren betreft, voorziet de wet dat deze moeten aangewezen worden door de gemeente en moeten voldoen aan de minimale voorwaarden opgelegd door de Koning inzake selectie, rekrutering, opleiding en bevoegdheid.23. Het Koninklijk besluit dat de minimale voorwaarden vastlegt waaraan de gemeentelijke ambtenaren gelast met het vaststellen van de inbreuken op de politiereglementen moeten voldoen, bepaalt dat deze ambtenaren : - ten minste 18 jaar moeten zijn; - nog geen enkele strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen - minstens beschikken over : 1. ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs 2.ofwel een getuigschrift van het lager secundair onderwijs en een ervaring van vijf jaar ten dienste van een gemeente, die nuttig is voor het uitoefenen van de functie - een opleiding dienen te volgen van 40 uur gedurende een maximale periode van tien dagen; deze opleiding omvat vier onderdelen : 1. wetgeving met betrekking tot de gemeentelijke administratieve sancties met bijzondere aandacht voor de verplichtingen van de vaststeller, diens bevoegdheden en verantwoordelijkheden en de rechten en plichten van burgers op voor het publiek toegankelijke plaatsen en heterdaadsituaties;2. conflictbeheersing;3. het vaststellen van de overtredingen en de redactie van de vaststelling;4. de werkingsbeginselen van de politiediensten. De opleiding zal verstrekt worden door erkende opleidinginstellingen voor de vorming van hulpagenten.

Wat tenslotte de ambtenaren van vervoersmaatschappijen betreft, voorziet de wet dat zij moeten behoren tot één van de door de Koning bepaalde categorieën. Het Koninklijk besluit dat deze categorieën vastlegt is echter nog niet goedgekeurd.

II.2.2. Kenmerken van de vaststelling. 24. Het proces-verbaal is een determinerend element in de behandeling van het dossier.Het moet duidelijk zijn, nauwkeurig en volledig, temeer daar bij de kennisgeving van het dossier door de aangewezen ambtenaar, een afschrift ervan wordt overgemaakt aan de persoon die er het voorwerp van uitmaakt. Aan de hand van het proces-verbaal moet de aangewezen ambtenaar de sanctie kunnen opleggen. Er moet dan ook met de nodige zorgvuldigheid gewerkt worden bij het opstellen ervan. 25. Het proces-verbaal moet volgende elementen bevatten : - De naam, voornaam, graad, korps, en handtekening van de opsteller van het proces-verbaal; - De dag, datum, plaats en uur van het zich voordoen van het feit en van de vaststelling van het feit; - De correcte beschrijving van het vastgestelde feit; - De bepaling van het gemeentereglement waarvan het vastgestelde gedrag een overtreding is; - De naam, voornaam, wettelijk adres, eventueel de feitelijke verblijfplaats, datum en geboorteplaats van de persoon die het voorwerp uitmaakt van het proces-verbaal; - De eventuele opmerkingen die de overtreder tegenover de politie heeft gemaakt of de verklaring die hij eventueel heeft afgelegd, met vermelding van de gebruikte taal. - Het administratieve adres van de ambtenaar die aangewezen werd om kennis te nemen van de zaak; - Het adres van de ouders, of één van hen, of van de voogd als de overtreder minderjarig is.

Indien het proces-verbaal onvoldoende gegevens bevat, kan de aangewezen ambtenaar de politiediensten verzoeken deze gegevens eventueel na bijkomend onderzoek, nog toe te voegen aan het dossier.

De vaststellingen van de gemeentelijke ambtenaren en de ambtenaren van vervoersmaatschappijen moeten aan dezelfde voorwaarden van klaarheid en precisie voldoen en even volledig zijn als een proces-verbaal.

Een model van proces-verbaal wordt als bijlage bij deze omzendbrief gevoegd.

Volledigheidshalve wens ik te benadrukken dat de wet geen bijzondere bewijskracht verleent aan deze processen-verbaal, wat betekent dat ze enkel informatieve waarde hebben.

II.3. De procedure tot opleggen van een administratieve sanctie.

II.3.1. Te volgen procedure voor de boetes. 26. De gemeente moet de ambtenaar aanduiden die bevoegd is voor het opleggen van de administratieve geldboetes. De ambtenaar wordt aangewezen door de gemeenteraad. (Artikel 1 van het Koninklijk besluit van 7 januari 2001 tot vaststelling van de procedure tot aanwijzing van de ambtenaar en tot inning van de boetes in uitvoering van de wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, Belgisch Staatsblad van 2 februari 2001).

De wet bepaalt dat de ambtenaar die de boete oplegt niet dezelfde mag zijn als die welke de overtreding vaststelt. Daar de politieambtenaren en hulpagenten van politie bevoegd zijn om de inbreuken vast te stellen, is het dus uitgesloten dat een lid van de lokale politie deze functie zou uitoefenen.

Het Koninklijk besluit van 7 januari 2001 bepaalt dat de gemeenteontvanger eveneens uitgesloten is voor deze functie. Dit ligt voor de hand, aangezien de opbrengst van de geldboetes ten goede komt aan de gemeentekas. 27. Indien binnen een gemeentelijke administratie noch de gemeentesecretaris, noch een andere ambtenaar van het niveau waarvoor een universitair diploma van de tweede graad of een gelijkgesteld diploma vereist is, beschikbaar zijn, kan de gemeenteraad aan de provincieraad vragen om een ambtenaar ter beschikking te stellen.Wat betreft de voorwaarden van zijn aanwerving en de vergoeding die hem zal uitbetaald worden, dient vooraf een overeenkomst gemaakt te worden tussen de gemeente en de provincie. Indien verscheidene gemeenten met dit probleem worden geconfronteerd, kunnen zij een gemeenschappelijke vraag aan de provincie richten om een ambtenaar aan te wijzen.

Het overmaken van het proces-verbaal of de vaststelling. 28. De wet bepaalt dat, wanneer een inbreuk uitsluitend voorwerp kan zijn van een administratieve sanctie, de vaststelling dient te worden overgemaakt aan de ambtenaar belast met het opleggen van de boete.Er is geen termijn voorzien voor deze overmaking. Aangezien de boete echter opgelegd moet worden binnen een termijn van zes maanden na het plegen van de feiten en de maatregel tot doel heeft de overtreders snel te sanctioneren, is het wenselijk de vaststelling zo spoedig mogelijk aan de ambtenaar over te maken. 29. Indien de feiten zowel een strafrechtelijke als een administratieve inbreuk vormen (samenloop van overtreding), dient men het principe « non bis in idem » te respecteren, dit wil zeggen dat men dient te vermijden dat twee sancties voor eenzelfde overtreding worden opgelegd.In dat geval heeft de strafrechtelijke procedure voorrang op de administratieve procedure en wordt het originele proces-verbaal overgemaakt aan de procureur des Konings, binnen een termijn van 15 dagen na het vaststellen van de feiten. Een kopie wordt toegestuurd aan de ambtenaar belast met het opleggen van de boete.

Ook al maakt artikel 119bis er geen gewag van, toch is het raadzaam aan de procureur des Konings een termijn van een maand te verlenen om aan de ambtenaar te melden of er een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek wordt opgestart en of er vervolging wordt ingesteld. Als de procureur des Konings binnen deze termijn niet heeft geantwoord kan een administratieve sanctie worden opgelegd. Het betreft hier een termijn van verval. Wat betekent dat het parket geen vervolging meer kan instellen na afloop ervan.

Voor de gemengde inbreuken voorziet de wet een bijzondere afstemming tussen de Procureur des Konings en de ambtenaar belast met het opleggen van de sanctie. (artikel 119bis NGW, § 8) 30. Voor de zwaarste overtredingen (bedreiging met een aanslag, opzettelijke slagen en verwondingen, beledigingen en gewone diefstal) kan de ambtenaar enkel een administratieve geldboete opleggen, indien de procureur des Konings binnen een termijn van twee maanden heeft laten weten dat hijzelf geen gevolg aan de feiten zal geven en dat een boete aangewezen is. Indien de procureur des Konings binnen deze termijn geen bericht heeft gelaten, kan de inbreuk nog uitsluitend strafrechtelijk behandeld worden en kan geen administratieve boete meer worden opgelegd. 31. Voor de minder ernstige gemengde inbreuken (vernieling of beschadiging van graven, monumenten, kunstvoorwerpen, vernieling van bomen, ...), kan de ambtenaar een boete opleggen na afloop van de termijn van een maand volgend op de ontvangst van het proces-verbaal, behalve wanneer de procureur des Konings hem heeft gemeld dat een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt opgestart, dat er vervolging wordt ingesteld of dat hij het dossier seponeert bij gebrek aan voldoende bewijslast.

Antwoordt de procureur des Konings niet binnen deze termijn, dan kan enkel nog een administratieve sanctie worden opgelegd.

Voorafgaand aan het in werking treden van de politiereglementen en -verordeningen, zal een overleg met de diensten van de procureur des Konings, van het rechtsgebied waaronder de gemeente valt, aangewezen zijn om de nodige afspraken te maken, zeker wanneer ook administratieve sancties kunnen opgelegd worden voor overtredingen van bepaalde artikelen uit het Strafwetboek.

Het Openbaar Ministerie beschikt over een termijn van één of twee maanden om hun reactie (al dan niet) te laten kennen en er kan geen administratieve sanctie worden opgelegd vóór het verstrijken ervan.

Niets verhindert echter dat de ambtenaar belast met het opleggen van de boete in deze tussentijd de procedure reeds zou opstarten, zodat ook de termijn van vijftien dagen waarbinnen de overtreder zijn verweer kan doen gelden reeds kan beginnen lopen. Wanneer het openbaar Ministerie alsnog te kennen zou geven de zaak naar zich toe te trekken, volstaat het de administratieve procedure gewoon stop te zetten. 32. De aangewezen ambtenaar start de procedure op bij een ter post aangetekend schrijven;een model hiervan wordt toegevoegd in bijlage.

De termijn van 15 dagen voor het indienen van de verweermiddelen, vangt aan op de datum van de aangetekende zending.

De aangetekende zending dient alle vermeldingen te bevatten voorzien in artikel 119bis, § 9, 1e lid, 1°, 2°, 3°, 4°, en een afschrift van het proces-verbaal dient bij de zending te worden gevoegd op straffe van nietigheid van de procedure. Een « fout » kan evenwel nog worden rechtgezet binnen een termijn van zes maand. Na deze termijn kan er geen sanctie meer worden opgelegd. De wet voorziet inderdaad geen reden tot opschorting van de verjaringstermijn. 33. In het kader van de administratieve sancties heeft de gemeenteraad de mogelijkheid om in een bemiddelingsprocedure te voorzien.Voor minderjarigen boven 16 jaar is deze procedure verplicht. Het gaat hier om een nieuwe bemiddelingsprocedure op zich, die geen verband houdt met de reeds bestaande bemiddeling in strafzaken.

Zoals aangehaald in artikel 119ter, heeft de bemiddelingsprocedure juist als doel aan de overtreder de kans te bieden om de aangebrachte schade te vergoeden of herstellen. Indien tot vergoeding of herstellen wordt overgegaan, kan de ambtenaar overwegen om een minder zware boete of helemaal geen sanctie op te leggen.

De wet legt geen formaliteiten op voor deze bemiddelingsprocedure. Om reden van bewijskracht zal er minstens een schriftelijke weerslag dienen te bestaan van deze bemiddelingspoging. Voor het overige staat het de gemeenten vrij de concrete stappen hiervan in hun reglement op te nemen. Niets belet dat de bemiddelingsprocedure zou gevoerd worden door een andere persoon of instantie dan de ambtenaar die specifiek werd aangeduid om de administratieve geldboete op te leggen.

Bij het toepassen van de bemiddelingsprocedure, dient men voor ogen te houden dat de verjaringstermijn voor het opleggen van de boete betrekkelijk kort is. Deze procedure mag immers niet als resultaat hebben dat de dader ontsnapt aan de administratieve boete. Om tijd te winnen lijkt het mij aangewezen om de bemiddelingsprocedure op te nemen in de opstartbrief voor de administratieve procedure. De ambtenaar zou aan de overtreder bij voorbeeld kunnen vragen om, binnen een termijn van vijftien dagen, ofwel te bewijzen dat de aangebrachte schade hersteld is ofwel verweermiddelen in te dienen.

De gemeenten zijn dus niet verplicht deze procedure te voorzien indien de dader van het feit meerderjarig is; ze kunnen eveneens beslissen deze slechts voor bepaalde inbreuken toe te passen.

Verweermiddelen van de overtreder. 34. Binnen een termijn van vijftien dagen kan de overtreder de verweermiddelen die hij wil gebruiken schriftelijk indienen.Indien het bedrag van de boete hoger ligt dan 60 euro kan de overtreder vragen om zich mondeling te verdedigen; de ambtenaar is verplicht hem te horen en bepaalt de dag waarop hij uitgenodigd wordt. Het is wenselijk dit verhoor te laten plaatsvinden binnen de vijftien dagen.

Het is eveneens van belang dat de beslissing zo snel mogelijk wordt genomen. De wet beoogt immers de tijd tussen de inbreuk en de sanctie zo kort mogelijk te houden, wat de doeltreffendheid van de straf ten goede komt. Dit vraagt evenwel een snelle beslissing vanwege de aangewezen ambtenaar.

Bij ontstentenis van een mondeling verweer - bijvoorbeeld doordat de boete die de aangewezen ambtenaar voorziet, lager is dan 60 euro - geniet de overtreder van de rechten van de verdediging zoals uiteengezet in § 9 van het artikel 119bis. 35. Wanneer in de administratieve procedure een minderjarige ouder dan 16 jaar betrokken is, moet deze verplicht worden bijgestaan door een advocaat.De stafhouder van de orde der advocaten dient hiervan in kennis te worden gesteld. Een afschrift van dit bericht van kennisgeving aan de stafhouder wordt bij het dossier van rechtspleging gevoegd.

In de nieuwe wet wordt bepaald dat de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand overgaan tot de toewijzing van een advocaat, uiterlijk binnen de twee werkdagen te rekenen van het bericht van kennisgeving. Daarenboven dienen ingeval van belangenconflict, de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand erop toe te zien dat de betrokkene verdedigd wordt door een andere advocaat dan degene op wie zijn vader en moeder, voogd of personen die hem onder hun bewaring hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht een beroep gedaan hebben.

Er dient te worden opgemerkt dat in de Nederlandse tekst sprake is van « een strafbaar feit » terwijl de Franse tekst gewag maakt van « une infraction »; er kan mijns inziens geen misverstand over bestaan dat de verplichte bijstand van een advocaat voorgeschreven is zowel in gevallen van gemengde inbreuken als bij louter administratiefrechtelijke inbreuken. Een verschillende behandeling van de minderjarigen naargelang de aard van de inbreuken zou immers niet te verantwoorden zijn.

Beslissing van de ambtenaar. 36. Bij het bepalen van het bedrag van de geldboete moet de aangewezen ambtenaar (vaak de « sanctionerende ambtenaar » genoemd) rekening houden met het proportionaliteitsbeginsel.De sanctie moet worden opgelegd in verhouding tot de ernst van de gevolgen van de overtreding. Wanneer verschillende feiten worden gepleegd die leiden tot één overtreding, kan er toch slechts één geldboete worden opgelegd. Bij herhaling kan het bedrag van de boete worden aangepast maar mag 250 euro niet overschrijden.

De boete die door de aangewezen ambtenaar wordt opgelegd, moet in verhouding staan tot de overtreding. Voor een lichte overtreding is het aangewezen niet de maximale sanctie toe te passen. In dit geval zal de sanctie slechts dienen om de overtreder erop te wijzen dat hij een fout heeft begaan en dat zulk gedrag in de toekomst niet meer gewenst wordt. Wanneer het betreffende gedrag zich toch herhaalt, zal de sanctie worden aangepast (verhoogd).

Een model van beslissing bevindt zich in bijlage van deze omzendbrief.

Kennisgeving van de administratieve geldboete. 37. De aangewezen ambtenaar brengt de betrokkene per aangetekend schrijven op de hoogte van de beslissing.Overeenkomstig artikel 109 van de nieuwe gemeentewet, moet de kennisgeving getekend worden door de burgemeester en mede ondertekend door de gemeentesecretaris.

Bij de kennisgeving van de beslissing wordt een overschrijvingsformulier of een stortingsformulier gevoegd dat door de belanghebbende gebruikt kan worden, tevens wordt aan de overtreder meegedeeld dat de boete ook kan betaald worden in handen van de gemeenteontvanger.

De beslissing heeft uitvoerende kracht na het verstrijken van een termijn van één maand na haar kennisgeving aan de betrokkene, tenzij deze beroep heeft aangetekend bij de politierechtbank.

Beroep. 38. Het nieuwe artikel 601ter, door de wet van 13 mei 1999 ingevoegd in het Gerechtelijk Wetboek, verleent uitdrukkelijk de bevoegdheid aan de politierechtbanken om kennis te nemen van het beroep, dat aangetekend werd tegen de administratieve geldboete opgelegd door de aangewezen ambtenaar.De beslissing van de politierechter is een beslissing in laatste aanleg. De aanwending van buitengewone rechtsmiddelen, zoals het cassatieberoep, blijft wel mogelijk.

De belanghebbende kan beroep aantekenen wanneer hij niet akkoord gaat met de opgelegde sanctie.

De gemeente kan slechts beroep aantekenen indien de aangewezen ambtenaar een provincieambtenaar is en enkel indien deze geen sanctie heeft opgelegd.

De beroepsprocedure die door de belanghebbende gevolgd moet worden, is de gewone procedure voor de politierechtbank. De politierechter beoordeelt de wettigheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete. Het beroep moet ingesteld worden bij verzoekschrift, binnen een termijn van één maand na de kennisgeving. De gewone termijnregelingen van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.

Het beroep wordt ingeleid bij een eenvoudig verzoekschrift. De beroepsprocedure schorst de uitvoerbaarheid van de beslissing.

De wet spreekt zich niet uit of het de strafrechtelijke procedure of de civielrechtelijke procedure is die moet gevolgd worden voor de politierechtbank. In navolging van andere beroepsprocedures met betrekking tot de administratieve sancties, dient ervan uitgegaan te worden dat het de civielrechtelijke procedure betreft.

Indien de politierechter de straf bevestigt, vallen de kosten van het beroep ten laste van de veroordeelde. 39. Minderjarigen kunnen beroep aantekenen tegen de beslissing tot opleggen van een administratieve boete, door een gratis verzoekschrift in te dienen bij de jeugdrechter, in het kader van een open debat dat toelaat de sanctie alsnog te vervangen door een maatregel van toezicht, bescherming of opvoeding. II.3.2. Te volgen procedure voor de andere administratieve sancties opgelegd door het College van burgemeester en schepenen. 40. De wet biedt de mogelijkheid om nog andere administratieve sancties op te leggen, die dienen voorzien te zijn in het gemeentelijk reglement.Het betreft volgende sancties : - de administratieve schorsing van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve intrekking van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve sluiting van een instelling, tijdelijk of definitief.

Deze opsomming is limitatief. Geen enkele andere administratieve sanctie is mogelijk.

Indien de gemeentelijke overheid een vergunning heeft afgeleverd, bijvoorbeeld voor het uitbaten van een terras op de openbare weg, dan kan het College van burgemeester en schepenen deze vergunning intrekken, als administratieve sanctie, ingeval er inbreuken werden vastgesteld. Er moet een duidelijke link gelegd worden tussen de vastgestelde inbreuk en de erop volgende sanctie.

Het overmaken van het proces-verbaal of de vaststelling. 41. Het originele proces-verbaal dient overgemaakt te worden aan het College van burgemeester en schepenen.Artikel 123, 12°, en artikel 119bis, § 2 van de nieuwe gemeentewet, duiden inderdaad het College van burgemeester en schepenen aan als bevoegd orgaan voor de het opleggen van de administratieve schorsing of intrekking van een vergunning of toelating en voor de administratieve sluiting van een instelling.

Beslissing en uitvoering. 42. In artikel 119bis, § 4, wordt voorzien dat deze administratieve sancties moeten worden voorafgegaan door een waarschuwing dat er een inbreuk werd vastgesteld en dat, bij een volgende inbreuk of wanneer de inbreuk wordt gehandhaafd, een sanctie zal opgelegd worden.Deze waarschuwing moet een uittreksel bevatten van het overtreden reglement of verordening.

Bij het bepalen van de sanctie moet het College rekening houden met het proportionaliteitsbeginsel. De sanctie wordt opgelegd in verhouding tot de ernst van de gevolgen van de inbreuk. Wanneer verschillende feiten worden gepleegd die leiden tot één overtreding, kan er toch maar één geldboete worden opgelegd. Bij herhaling zal de aard of de duur van de sanctie kunnen worden aangepast.

Overeenkomstig artikel 109 van de nieuwe gemeentewet dient de kennisgeving van de sanctie te worden getekend door de burgemeester en mede ondertekend door de gemeentesecretaris. Het is aangewezen de kennisgeving bij een ter post aangetekend schrijven over te maken.

Verweermiddelen en beroep. 43. De wet van 13 mei 1999 heeft niet voorzien in de wijze waarop het recht van verdediging door de overtreder kan worden gevrijwaard.Het zou evenwel verkeerd zijn daaruit te besluiten dat het College het recht heeft om een administratieve sanctie op te leggen, zonder daarbij aan de belanghebbende de garanties te bieden die erkend zijn door de internationale verdragen waarbij België zich heeft aangesloten.

Ik raad bijgevolg de gemeentebesturen aan om de voorschriften die bevat zijn in § 9 van het nieuwe artikel 119bis (voor de boetes), mutatis mutandis toe te passen.

De wet heeft ook niet voorzien in een specifieke mogelijkheid tot beroep. Het beroep zal daarom moeten worden ingesteld bij de Raad van State op basis van het algemeen administratief recht.

IIl. NIEUWE POLITIEMAATREGELEN VOOR DE BURGEMEESTER. 44. Ik vestig er uw aandacht op dat het hier maatregelen van bestuurlijke politie betreft in de zin van artikel 3, 1°, van de wet op het politieambt, en niet van administratieve sancties.De uitvoeringsbesluiten zijn niet onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de administratieve sancties.

De wet heeft twee specifieke uitvoeringsbesluiten voorzien die verschillende doelstellingen hebben : - Het nieuwe artikel 134ter verleent aan de burgemeester de bevoegdheid om een politiemaatregel te nemen die bestaat in de voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning. Het betreft hier een dringende procedure tengevolge van het niet respecteren door de uitbater van de uitbatingvoorwaarden en niet door verstoring van de openbare orde. - Het nieuwe artikel 134quater verleent aan de burgemeester de bevoegdheid om een politiemaatregel te nemen die bestaat in de voorlopige sluiting van een instelling, doordat de openbare orde wordt verstoord buiten een instelling die toegankelijk is voor het publiek en dit tengevolge van gedragingen die zich voordoen binnen in de instelling.

IIl.1. Algemene regels voor de 2 procedures 45. De beslissing wordt genomen door de burgemeester en moet worden bekrachtigd door het College van burgemeester en schepenen op « de eerstvolgende vergadering », meer bepaald op de eerste vergadering die volgt op de beslissing.Indien dit niet gebeurt, zal de maatregel vervallen.

De maatregel is in elk geval van tijdelijke aard. Zelfs als hij door het College wordt bekrachtigd, kan hij de termijn van 3 maand niet overschrijden. Op het einde van deze termijn wordt hij « van rechtswege » opgeheven. Deze termijn kan bijgevolg niet worden verlengd door de burgemeester of het College voor wat dezelfde feiten betreft. Een definitieve maatregel is immers geen uitvoeringsbesluit meer, maar een sanctie, en de administratieve sancties moeten worden opgelegd in overeenstemming met de bepalingen uiteengezet in punt ll.

Er dient hier ook aan herinnerd te worden dat, ook in het geval van uitvoeringsbesluiten, de rechtspraak van de Raad van State vereist dat het proportionaliteitsbeginsel tussen het vastgestelde feit en de genomen maatregel wordt gerespecteerd. Dit zal in het bijzonder het geval zijn voor wat betreft de duur van de maatregel tot sluiting.

De wet voorziet geen formaliteiten met betrekking tot de beslissing, maar het lijkt mij dat deze schriftelijk moet zijn en getekend moet worden door de burgemeester en ter kennis gebracht van de belanghebbende, hetzij door overhandiging in zijn handen, hetzij per aangetekende post.

IIl.2. Artikel 134ter : de voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning wanneer de uitbatingvoorwaarden van de instelling of de voorwaarden van de vergunning niet worden gerespecteerd. 46. Deze maatregel is onderworpen aan volgende voorwaarden : - Hoogdringendheid : Dit artikel is van toepassing « indien de minste vertraging voor een ernstig nadeel zou kunnen zorgen ».Men zou dit kunnen vergelijken met een procedure in kortgeding. - Afwezigheid van een andere overheid die de bevoegdheid van hoogdringendheid bezit : Artikel 134ter sluit een tussenkomst van de burgemeester uit indien « de bevoegdheid om deze maatregelen bij hoogdringendheid te nemen, werd toegewezen aan een andere overheid, door een specifieke regelgeving ».

Deze bepaling beoogt wel degelijk het geheel van de maatregel. Zij vindt haar bestaansreden in het feit dat de wetgever dit recht heeft willen instellen, ook wanneer de instelling wordt uitgebaat zonder een gemeentelijke vergunning nodig te hebben, of op basis van een vergunning afgeleverd door een andere instantie.

Er moet uit worden besloten dat de bevoegdheid tot tussenkomst van de burgemeester enkel wordt uitgesloten, indien een specifieke reglementering een procedure van hoogdringendheid heeft voorzien inzake voorlopige sluiting of tijdelijke schorsing. Zo worden bijvoorbeeld in het kader van de reglementering met betrekking tot het leefmilieu, dusdanige procedures van hoogdringendheid voorzien, die worden toevertrouwd aan hetzij de burgemeester hetzij aan andere instanties dan de gemeente. 47. Procedure : De wet vermeldt geen procedure die door de burgemeester gevolgd dient te worden om zijn ordemaatregel te nemen.Hij zal zich bijgevolg dienen te houden aan de algemene beginselen van bestuur, die reeds menigmaal onderwerp hebben uitgemaakt van beslissingen van de Raad van State. De burgemeester dient de principes van goed bestuur toe te passen.

Het nieuwe artikel 134ter stelt voor de uitbater van een instelling het recht in om zijn verweermiddelen naar voor te brengen vooraleer de beslissing wordt genomen, maar de wet heeft niet voorzien in de wijze waarop hij zijn rechten kan uitoefenen.

Ik beveel dan ook aan dat : - de belanghebbende ervan op de hoogte gebracht zou worden, hetzij door overhandiging in zijn eigen handen, hetzij per aangetekende brief, van de vaststelling gedaan door een gemeentelijk ambtenaar (de tussenkomst van een lid van de plaatselijke politie is niet noodzakelijk) dat de voorwaarden inzake uitbating of vergunning niet werden gerespecteerd; - de belanghebbende een afschrift ontvangt van het dossier of de mogelijkheid krijgt het te raadplegen bij het gemeentebestuur; - de belanghebbende de mogelijkheid krijgt om zijn verweermiddelen in te brengen, en dit op de door de gemeente bepaalde wijze (mondeling of schriftelijk). 48. Beslissing. De beslissing van de burgemeester kan enkel betrekking hebben op de voorlopige sluiting van een instelling of op de tijdelijke schorsing van een vergunning. Een beslissing tot intrekking - die per definitie definitief is - wordt niet voorzien door deze maatregel.

De beslissing dient uiteraard het feit te bevatten dat er werd vastgesteld dat de uitbater de vastgelegde voorwaarden tot uitbating van de instelling of inzake de vergunning niet heeft gerespecteerd.

Eveneens dient ze gemotiveerd te worden en te vermelden op basis van welke dringende motieven de burgemeester is overgegaan tot de procedure van hoogdringendheid.

IIl.3. Artikel 134quater : de sluiting van een instelling omwille van de openbare orde. 49. Behalve aan de algemene regels, is deze maatregel ook nog onderworpen aan de volgende specifieke voorwaarden : - Omstandigheden : Artikel 134quater richt zich op een situatie van verstoring van de openbare orde.Het artikel situeert zich dus niet meer in het kader van een eerder beperkte « openbare overlast », maar in het bredere kader van openbare ordeverstoring, waarin de algemene bestuurlijke politie haar uitgangspunt vindt.

De verstoring van de openbare orde moet aan volgende kenmerken beantwoorden : a) het gaat om een verstoring van materiële aard, niet van morele;b) de verstoring kan betrekking hebben op de verschillende onderdelen van de openbare orde, namelijk de rust, veiligheid, gezondheid, zindelijkheid en de openbare overlast;c) de verstoring doet zich voor buiten de instelling, op de openbare weg;d) het betreft een instelling die toegankelijk is voor het publiek;e) de verstoring buiten de instelling wordt veroorzaakt door gedragingen die zich voordoen binnen de instelling. Deze maatregel is niet van toepassing indien de verstoring geen verband houdt met gedragingen die zich voordoen binnen de instelling, bijvoorbeeld het lawaai dat veroorzaakt wordt door particulieren die de instelling binnengaan of verlaten, of indien de verstoring beperkt blijft tot het inwendige van de instelling : er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen het gedrag binnen de instelling en de verstoring buiten de instelling. 50. In andere gevallen zal de gemeente beroep moeten doen op andere middelen. De invoering van artikel 134quater raakt niet aan artikel 133 van de Nieuwe Gemeentewet. Artikel 134quater werd toegevoegd om de burgemeester een bijkomende mogelijkheid te geven om op te treden tegen een vorm van openbare ordeverstoring die hij niet ten gronde kan aanpakken op basis van zijn politionele bevoegdheid, met name wanneer een ordeverstoring wordt vastgesteld in de omgeving van een instelling tengevolge van activiteiten die zich daarbinnen afspelen, en dit zonder de noodzaak te weten of die activiteiten al dan niet geoorloofd zijn. Het is dus uiterst belangrijk om in de motivatie duidelijk te vermelden op welk artikel men zich heeft gebaseerd. De burgemeester kan de strenge toepassingsregels van artikel 134quater niet omzeilen door zijn beslissing zogezegd te baseren op artikel 133, tweede lid. 51. Procedure : De wet vermeldt geen procedure die door de burgemeester gevolgd moet worden om zijn ordemaatregel te nemen.Het lijkt me voor de hand liggend dat de burgemeester in het bezit zal zijn van een rapport, opgesteld door een politiedienst of door een andere dienst, waarop hij zich kan baseren om de ordeverstoring vast te stellen.

Artikel 134quater, in tegenstelling tot artikel 134ter, stelt niet het recht in voor de uitbater van de instelling om zijn verweermiddelen in te brengen. Evenwel, ofschoon de verstoring die de maatregel rechtvaardigt een gevolg zal zijn van het gedrag van derden en niet van de uitbater, vereisen de principes van goed bestuur, waaraan de Raad van State steeds refereert, dat de overheid kennis heeft genomen van de bemerkingen van de uitbater van de instelling welker activiteiten het onderwerp zullen uitmaken van een voorlopige sluiting, en dit vóór de maatregel wordt genomen.

Daaruit volgt dat ik aanraad - behalve voor gevallen van hoogdringendheid die dit niet toelaten, maar die beperkt blijven tot een sluiting van enkele uren - dat de burgemeester aan de belanghebbende het recht geeft om zijn argumenten uiteen te zetten, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling ten overstaan van de burgemeester of de ambtenaar die deze daartoe heeft afgevaardigd. 52. Beslissing : De beslissing van de burgemeester kan enkel betrekking hebben op een voorlopige sluiting van een instelling.Gezien de omstandigheden moet de beslissing uiteraard nauwkeurig gemotiveerd worden. Daarin moet een oorzakelijk verband liggen tussen bijvoorbeeld het gedrag van de personen die de instelling regelmatig bezoeken en de overlast. Dit oorzakelijke verband moet duidelijk blijken uit de motivatie. De motivatie moet uitgewerkt worden op basis van een goed onderbouwd dossier met betrekking tot de klachten tegen de overlast.

De duur zal in verhouding moeten staan tot de veroorzaakte overlast.

Het is niet evident dat de burgemeester onmiddellijk een beslissing neemt voor een termijn van drie maand. Zo werd in een arrest van de Raad van State van 16 september 1999 (zaak A. 86.645/XII-2211) het opleggen van de maximale sluitingsduur beschouwd als absoluut onevenredig. lV. BIJZONDERE OPMERKINGEN. 53. Om de gemeenten de tijd te gunnen om de nodige aanpassingen door te voeren voor het toepassen van de maatregel, wordt het in voege treden van de wet van 17 juni 2004 vastgesteld op 1 april 2005.In de praktijk betekent dit dat het na deze datum niet meer mogelijk is de gedepenaliseerde inbreuken strafrechtelijk te beteugelen.

Omzendbrief OOP 30 van 2 mei 2001 aangaande de uitvoering van de wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, wordt door de huidige omzendbrief opgeheven en vervangen.

V. BIJLAGEN. - Model van proces-verbaal. - Model van brief tot opstarten van de administratieve procedure (met bemiddelingsprocedure). - Model van beslissing tot opleggen van een administratieve geldboete. - Model van kennisgeving aan de stafhouder inzake het opstarten van een administratieve procedure tegen een minderjarige.

Gelieve mevrouw, mijnheer de gouverneur, deze omzendbrief te willen overmaken aan de Dames en Heren burgemeesters en arrondissementscommissarissen van uw provincie.

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister belast met het Grootstedenbeleid, C. DUPONT _______ Nota's (1) Artikel 561 van het Strafwetboek is zeer algemeen en heeft in de loop der jaren aanleiding gegeven tot een interpretatie in de rechtspraak die vereiste dat verschillende constitutionele elementen van het misdrijf verenigd zijn, te weten een intentionele daad of een schuldige nalatigheid en het uitbrengen van geluiden die van aard zijn de rust van de bewoners te verstoren.Bovendien wordt het lawaai als nachtelijk gekwalificeerd van zodra het plaatsvindt tussen zonsondergang en zonsopgang. Het komt hoe dan ook aan de gemeenten toe om met betrekking tot dit onderwerp te bepalen wat zij willen sanctioneren in functie van de klachten en noden van hun bewoners. Een meer precieze definitie van geluid of nachtlawaai dan wat het Strafwetboek voorziet, dringt zich nochtans op en de sanctie zal des te gemakkelijker kunnen toegepast worden indien de constitutieve bestanddelen van het misdrijf zijn gepreciseerd. Ik denk bij voorbeeld aan de precisering van de nachtelijke uren gedurende welke de rust moet verzekerd zijn, aan de opsomming (limitatief of niet) van de geluiden, aan de verduidelijking van hun intensiteit.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^