gepubliceerd op 07 februari 2024
Wet betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen
15 JANUARI 2024. - Wet betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen
PHILIPPE, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1 - Inleidende bepalingen en toepassingsgebied
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° "ARIEC": het Arrondissementeel Informatie- en Expertisecentrum zoals opgericht door artikel 32;2° "DIOB": de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen zoals opgericht door artikel 4;3° "bestuurlijke handhaving": het geheel van preventieve administratieve beslissingen om de openbare orde en de veiligheid te waarborgen en overlast tegen te gaan;4° "economische activiteit": iedere activiteit die erin bestaat goederen of diensten op een markt aan te bieden;5° "economische sector": een geheel van een bepaald type van economische activiteiten;6° "ondermijnende criminaliteit": criminaliteit die haar oorsprong vindt in de strafbare feiten bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid, van de Nieuwe Gemeentewet en die daardoor maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt of kan schaden en die daardoor leidt of kan leiden tot een maatschappelijke en/of economische ontwrichting;7° "integriteitsonderzoek": het onderzoek bedoeld in artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet dat door de gemeente wordt gevoerd met betrekking tot de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen waar economische activiteiten plaatsvinden of zullen plaatsvinden, en dat ertoe strekt ondermijnende criminaliteit tegen te gaan;8° "publiek toegankelijke inrichting": elke plaats waartoe andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn, toegang hebben, ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd;9° "Verordening (EU) 2016/679": Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);10° "werkdag": elke dag, behalve zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;11° "bisnummer": het identificatienummer toegekend met toepassing van artikel 4, § 2, derde lid, van de wet van 15 januari 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/01/1990 pub. 08/07/2010 numac 2010000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Art. 3.Deze wet is van toepassing op het integriteitsonderzoek dat wordt gevoerd overeenkomstig artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet.
TITEL 2 - Oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen HOOFDSTUK 1 - De Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen
Art. 4.Er wordt een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, hierna DIOB genoemd, opgericht, met name een orgaan dat is belast met de analyse en adviesverlening inzake ondermijnende criminaliteit overeenkomstig de artikelen 6 tot 9.
De DIOB staat onder het gezamenlijk gezag van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie, die worden belast met de organisatie en het algemeen bestuur, behoudens de in deze wet voorziene uitzonderingen.
Art. 5.§ 1. De DIOB is samengesteld uit: 1° een directeur en een adjunct-directeur;2° personeelsleden die worden gedetacheerd door de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid;3° een ondersteunende dienst, bestaande uit analisten en administratief personeel. In het geval dat de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, geen personeelsleden detacheren naar de DIOB, wijzen deze diensten een verbindingsmedewerker voor de DIOB aan. De Koning stelt een verbindingsmagistraat en een toezichtsmagistraat aan. § 2. De directeur, de adjunct-directeur en de personeelsleden van de ondersteunende dienst worden aangesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en van de minister bevoegd voor Justitie. De gedetacheerde personeelsleden worden aangesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor de dienst van waaruit de betrokkene wordt gedetacheerd. De verbindingsmagistraat en de toezichtsmagistraat worden aangesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor Justitie en na eensluidend advies van het College van procureurs-generaal.
De gedetacheerde personeelsleden en de personeelsleden van de ondersteunende dienst staan onder het gezag van de directeur en de adjunct-directeur van de DIOB. De Koning bepaalt, op voorstel van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie, het personeelsstatuut.
Voor de gedetacheerde personeelsleden bepaalt de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie en na advies van de minister bevoegd voor de dienst waaruit de betrokkene wordt gedetacheerd: - het personeelsstatuut, zonder afbreuk te doen aan hun oorspronkelijk administratief en geldelijk statuut; - de specifieke regels inzake evaluatie en orde- maatregelen; - de voorwaarden waaronder een einde kan worden gemaakt aan de detachering. § 3. De directeur en de adjunct-directeur zijn verantwoordelijk voor: 1° de organisatie en de werking van de DIOB;2° het dagelijks bestuur van de DIOB. De directeur is verantwoordelijk voor: 1° het toezicht op de inzameling en de verwerking van de door de DIOB ingezamelde persoonsgegevens en informatie, onverminderd de bevoegdheden van de bij wet aangeduide autoriteiten;2° het beheer en het gebruik van het beheersysteem voor de adviesverlening door de DIOB;3° het naleven van de wettigheid en de regelmatigheid van de procedure van de adviezen die door de DIOB worden verleend. De directeur wordt in deze taken bijgestaan door de adjunct-directeur. § 4. De directeur, de adjunct-directeur, de gedetacheerde personeelsleden en de personeelsleden van de ondersteunende dienst moeten, op het ogenblik van hun aanstelling, aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;2° een voor de opdrachten van de DIOB nuttige ervaring hebben. De directeur en de adjunct-directeur moeten op het ogenblik van hun aanstelling Belg zijn en gedomicilieerd zijn in België.
De directeur, de adjunct-directeur en de gedetacheerde personeelsleden moeten op het ogenblik van hun indiensttreding houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau "ZEER GEHEIM" overeenkomstig de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten3 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.
De leden van de ondersteunende diensten moeten op het ogenblik van hun indiensttreding houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau "GEHEIM" overeenkomstig de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten3 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.
De directeur en adjunct-directeur behoren niet tot dezelfde taalrol.
De directeur en adjunct-directeur worden aangesteld voor een periode van vijf jaar, eenmaal verlengbaar.
Na het verstrijken van het mandaat van directeur kan de nieuwe directeur niet tot dezelfde taalrol behoren als de vorige directeur, behalve indien het mandaat van de adjunct-directeur werd verlengd.
Na het verstrijken van het mandaat van adjunct-directeur kan de nieuwe adjunct-directeur niet tot dezelfde taalrol behoren als de vorige adjunct-directeur, behalve indien het mandaat van de directeur werd verlengd.
In geval van vroegtijdige beëindiging van het mandaat van de directeur of de adjunct-directeur, wordt zo spoedig mogelijk in zijn opvolging voorzien teneinde de lopende termijn van de aanstelling te vervolledigen. HOOFDSTUK 2 - De opdrachten en werking van de diob
Art. 6.§ 1. De DIOB volgt de ontwikkelingen inzake ondermijnende criminaliteit op met als doel minstens jaarlijks een risicoanalyse op te stellen over de economische sectoren en activiteiten waarbinnen ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren.
Voor het opstellen van de risicoanalyse baseert de DIOB zich onder meer op de gegevens uit het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken bedoeld in artikel 10, op de adviezen aan gemeenten overeenkomstig artikel 23 en op objectieve wetenschappelijke data.
De risicoanalyse kan worden geclassificeerd overeenkomstig de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten3 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. § 2. De DIOB rapporteert de risicoanalyse bedoeld in paragraaf 1 minstens jaarlijks aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en aan de minister bevoegd voor Justitie.
De risicoanalyse bedoeld in paragraaf 1 bevat een niet-bindend advies over de economische sectoren en activiteiten die overeenkomstig artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet kunnen worden onderworpen aan een integriteitsonderzoek. Het advies kan geografisch worden gedifferentieerd.
De risicoanalyse kan geen persoonsgegevens vermelden. § 3. Rekening houdend met het advies bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de economische sectoren en activiteiten, waarvoor een gemeentelijke politieverordening kan worden aangenomen overeenkomstig artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet.
In geval het koninklijk besluit dat de economische sectoren en activiteiten oplijst, wordt gewijzigd of vervangen, en de huidige gemeentelijke politieverordening economische sectoren of activiteiten bevat die niet meer in het gewijzigde of nieuwe koninklijk besluit staan vermeld, wijzigt of vervangt de gemeenteraad de gemeentelijke politieverordening zo spoedig mogelijk.
De gemeenteraad kan de gemeentelijke politieverordening te allen tijde uitbreiden met economische sectoren en activiteiten die reeds in het koninklijk besluit stonden vermeld of die aan het koninklijk besluit werden toegevoegd, mits motivering en voorafgaande risicoanalyse bedoeld in artikel 119ter, § 1, van de Nieuwe Gemeentewet.
Art. 7.De DIOB staat in voor de ontwikkeling en het beheer van een Centraal Register van Integriteitsonderzoeken inzake de bestuurlijke handhaving van ondermijnende criminaliteit.
Art. 8.Op vraag van de verzoekende gemeente levert de DIOB een met redenen omkleed en niet-bindend advies af overeenkomstig de artikelen 23 en 24, in het kader van het integriteitsonderzoek bedoeld in artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet.
Art. 9.Ten minste één keer per jaar stelt de DIOB een strategisch verslag op van haar werkzaamheden, gericht aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en aan de minister bevoegd voor Justitie. Het strategisch verslag wordt ook overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het verslag wordt gepubliceerd op de website van de DIOB. HOOFDSTUK 3 - Het centraal register van integriteitsonderzoeken Afdeling 1 - Ontwikkeling en beheer van het Centraal Register
van Integriteitsonderzoeken
Art. 10.Overeenkomstig artikel 7 ontwikkelt en beheert de DIOB een Centraal Register van Integriteitsonderzoeken met het oog op de bestuurlijke handhaving van ondermijnende criminaliteit.
Iedere gemeente bezorgt zo spoedig mogelijk aan de DIOB haar beslissingen tot weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of tot sluiting van de inrichting overeenkomstig artikel 119ter, §§ 8 en 9, van de Nieuwe Gemeentewet.
De DIOB neemt de beslissingen bedoeld in het tweede lid op in het Centraal Register van Integriteits- onderzoeken. Afdeling 2 - Toegang tot het Centraal Register van
Integriteitsonderzoeken
Art. 11.De gemeente raadpleegt het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken om een "hit/no hit"-resultaat te verkrijgen met betrekking tot de aan- of afwezigheid van een beslissing die een andere gemeente heeft genomen tot weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of tot sluiting van de inrichting overeenkomstig artikel 119ter, §§ 8 en 9 van de Nieuwe Gemeentewet met betrekking tot de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van een integriteitsonderzoek gevoerd door de raadplegende gemeente.
Er is een "hit"-resultaat als een in het eerste lid bedoelde beslissing van een andere gemeente aanwezig is. In het geval van een "hit"-resultaat verkrijgt de gemeente de bevestiging dat er een "hit"-resultaat is, samen met een afschrift van de beslissing van de andere gemeente.
Er is een "no hit"-resultaat als er geen in het eerste lid bedoelde beslissing van een andere gemeente aanwezig is. In het geval van een "no hit"-resultaat, krijgt de gemeente de melding dat er een "no hit" resultaat is.
Art. 12.Bij het raadplegen van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken worden de volgende gegevens ingevoerd: - de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres, het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer van de natuurlijke en/of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van een integriteitsonderzoek, voor zover beschikbaar; - de motivering waarom het reeds gevoerde integriteitsonderzoek informatie oplevert die doet vermoeden dat een weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of een sluiting van de inrichting zich zou opdringen, maar dat verder onderzoek noodzakelijk is om een beslissing te kunnen nemen.
De gegevens worden ingevoerd door de personen aangewezen door de verzoekende gemeente overeenkomstig artikel 18, § 1, 1°.
De raadpleging gebeurt via een elektronische toegang waarvan de nadere regels door de Koning worden bepaald. Afdeling 3 - De verwerking van persoonsgegevens door middel van het
Centraal Register van Integriteitsonderzoeken
Art. 13.§ 1. De verwerking van persoonsgegevens door de DIOB bij de ontwikkeling en het beheer van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig artikel 10 vindt plaats met de volgende doelen: 1° het opstellen van een risicoanalyse over de economische sectoren en activiteiten, overeenkomstig artikel 6, § 1, waarbinnen ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren;2° het raadplegen door de gemeente van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig artikel 11 om de gemeente bij te staan in het nemen van een beslissing om een vestigings- of uitbatingsvergunning al dan niet te weigeren, te schorsen of op te heffen, dan wel een inrichting te sluiten. § 2. De verwerking van persoonsgegevens door de gemeente vindt plaats met als doel het raadplegen van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig artikel 11.
Art. 14.§ 1. In het kader van het raadplegen van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken door de gemeente overeenkomstig artikel 11 worden de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerkt: 1° de contactgegevens van de raadplegende gemeente: naam en adres;2° de identiteitsgegevens van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van de raadpleging: de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer;3° de persoonsgegevens, andere dan deze bedoeld in de bepalingen onder 1° en 2°, die zijn opgenomen in beslissingen van andere gemeenten tot weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of tot sluiting van de inrichting overeenkomstig artikel 119ter, §§ 8 en 9, van de Nieuwe Gemeentewet. § 2. In het kader van de risicoanalyse uitgevoerd door de DIOB overeenkomstig artikel 6, § 1, worden persoonsgegevens verwerkt van natuurlijke personen of rechtspersonen die voorkomen in beslissingen van gemeenten uit het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig artikel 10, tweede lid. § 3. De Koning kan de categorieën van persoonsgegevens die worden verwerkt verder verduidelijken.
Art. 15.De categorieën van persoonsgegevens waartoe de DIOB en de gemeente toegang zullen hebben op basis van de artikelen 10 en 11 kunnen onder meer persoonsgegevens bevatten bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2016/679. Deze gegevens kunnen uitsluitend worden verwerkt wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de taken bedoeld in de artikelen 10 en 11.
Art. 16.De bewaartermijn voor de persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van artikel 10 bedraagt vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de DIOB overeenkomstig artikel 10, derde lid, de beslissing van de gemeente opneemt in het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken.
Art. 17.De directeur van de DIOB is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens door de DIOB bij de ontwikkeling en het beheer van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken.
De gemeente is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens door de gemeente in het kader van het voeden en het raadplegen van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken.
Art. 18.§ 1. Bij de verwerking van persoonsgegevens bedoeld in de artikelen 14 en 15 zijn de volgende technische en organisatorische maatregelen inzake de bescherming van de persoonsgegevens van toepassing om te verzekeren dat de toegang tot de gegevens en de verwerkingsmogelijkheden worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet: 1° de categorieën van personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens worden door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, door de verwerker aangewezen, met een beschrijving van hun functie bij de verwerking van de betrokken persoonsgegevens;2° de lijst van categorieën van personen die zijn aangewezen om de in de artikelen 14 en 15 bedoelde persoonsgegevens te verwerken, wordt door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, de verwerker ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit;3° de aangewezen personen zijn door een wettelijke of reglementaire verplichting, of een gelijkwaardige contractuele bepaling, verplicht om het vertrouwelijke karakter van de bedoelde persoonsgegevens in acht te nemen;4° de gepaste technische of organisatorische maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens te beschermen tegen toevallige of niet-toegestane vernietiging, tegen toevallig verlies en tegen wijziging of elke andere niet-toegestane verwerking van die persoonsgegevens;5° de DIOB en de gemeente geven in specifieke richtlijnen betreffende de bescherming van de persoonsgegevens aan welke acties moeten worden ondernomen om de verwerking van deze categorieën van persoonsgegevens te beschermen, te actualiseren en te verwijderen;6° de DIOB legt ten minste voor de volgende verwerkingen een logbestand aan: de verzameling, wijziging, raadpleging, bekendmaking, met inbegrip van de doorgiften, de combinatie en de wissing. § 2. De logbestanden bedoeld in paragraaf 1, 6°, worden gebruikt om de volgende aspecten te achterhalen: 1° de reden, de datum en het tijdstip van deze verwerkingen;2° de categorieën van personen die de persoonsgegevens hebben geraadpleegd en het Rijksregisternummer of het bisnummer van de persoon die de persoonsgegevens heeft geraadpleegd;3° de systemen die deze persoonsgegevens hebben bekendgemaakt;4° de categorieën van ontvangers van de persoonsgegevens en, indien mogelijk, de identiteit van de ontvangers van de gegevens. § 3. De bewaartermijn van de logbestanden bedoeld in paragraaf 1, 6°, bedraagt tien jaar. § 4. De Koning kan in bijkomende gepaste technische en organisatorische maatregelen voorzien. HOOFDSTUK 4 - Het advies van de DIOB Afdeling 1 - De adviesaanvraag
Art. 19.Indien de gemeente na het integriteitsonderzoek overeenkomstig artikel 119ter, § 6, van de Nieuwe Gemeentewet van oordeel is dat dit te weinig informatie verschaft om een met redenen omklede beslissing te kunnen nemen, kan zij een adviesaanvraag richten aan de DIOB. De gemeente kan in ieder geval slechts de vestigings- of uitbatingsvergunning weigeren, schorsen of opheffen of de inrichting sluiten na het verkrijgen van een advies van de DIOB.
Art. 20.De adviesaanvraag van de gemeente bedoeld in artikel 19 wordt ingediend door de burgemeester of zijn gemachtigde en bevat ten minste: 1° de identiteit van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van een integriteitsonderzoek bedoeld in artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet;2° de omschrijving van het reeds gevoerde integriteitsonderzoek overeenkomstig artikel 119ter, § 6, van de Nieuwe Gemeentewet, desgevallend met inbegrip van het bestuurlijk verslag van het ARIEC;3° het "hit/no hit"-resultaat overeenkomstig artikel 11 en, in geval van een "hit"-resultaat, een afschrift van de beslissing van de andere gemeente;4° de motivering waarom het in de bepaling onder 2° bedoelde integriteitsonderzoek en het in de bepaling onder 3° bedoelde resultaat informatie opleveren die doet vermoeden dat ofwel verder onderzoek noodzakelijk is om een met redenen omklede beslissing te kunnen nemen, ofwel een weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of een sluiting van de inrichting zich zou opdringen. De DIOB beoordeelt of de adviesaanvraag ontvankelijk is overeenkomstig het eerste lid.
Indien de adviesaanvraag niet ontvankelijk is overeenkomstig het eerste lid, deelt de DIOB dit mee aan de verzoekende gemeente binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de adviesaanvraag. In dat geval krijgt de verzoekende gemeente de gelegenheid om de adviesaanvraag aan te vullen met bijkomende informatie binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de mededeling van de DIOB dat de adviesaanvraag niet ontvankelijk is.
Indien de adviesaanvraag na ontvangst van de bijkomende informatie bedoeld in het derde lid nog steeds niet ontvankelijk is overeenkomstig het eerste lid, wijst de DIOB de adviesaanvraag af.
Indien de adviesaanvraag ontvankelijk is overeenkomstig het eerste lid, bevestigt de DIOB dit aan de verzoekende gemeente, naargelang het geval, binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de adviesaanvraag, of binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de bijkomende informatie bedoeld in het derde lid.
De verzoekende gemeente kan in geval van gewijzigde feitelijke omstandigheden een nieuwe adviesaanvraag indienen bij de DIOB. Afdeling 2 - De adviesverlening
Art. 21.§ 1. In het kader van de adviesverlening kan de DIOB op een met redenen omklede en gerichte wijze, met vermelding van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag, de context van de aanvraag en de finaliteit van de aanwending van de gegevens, de mededeling van de persoonsgegevens en informatie bedoeld in artikel 22 verzoeken bij de volgende diensten: 1° de geïntegreerde politie bedoeld in de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, via het ARIEC;2° het Centraal Strafregister bedoeld in artikel 594 van het Wetboek van strafvordering;3° de Cel voor financiële informatieverwerking bedoeld in de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten1 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;4° de Algemene Administraties van de Fiscaliteit, de Bijzondere Belastinginspectie en de Douane en accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën;5° de sociale administraties en hun sociale inspectie- diensten;6° de economische inspectie;7° de Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;8° het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen;9° het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. Het verzoek van de DIOB aan de geïntegreerde politie vindt enkel plaats indien de gemeente geen beroep deed op het ARIEC in het kader van het integriteitsonderzoek overeenkomstig artikel 119ter § 6, 6°, van de Nieuwe Gemeentewet.
De diensten bedoeld in het eerste lid delen desgevraagd zo spoedig mogelijk en in elk geval rekening houdend met de termijn bedoeld in artikel 24, § 1, alle gegevens mee die noodzakelijk zijn voor de DIOB in het kader van de adviesverlening, behoudens indien een reden van zwaarwegend algemeen belang de mededeling in de weg staat of indien de persoonlijke levenssfeer van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag onevenredig zou worden geschaad.
De gegevens die door de DIOB werden verkregen van de diensten bedoeld in het eerste lid kunnen slechts door de DIOB worden aangewend voor de finaliteit waarvoor de adviesaanvraag werd ingediend.
Enkel de persoonsgegevens bedoeld in het eerste lid die zijn verwerkt in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de adviesaanvraag kunnen worden meegedeeld aan de DIOB. § 2. Op diens verzoek ontvangt de verbindingsmagistraat persoonsgegevens en informatie van de gerechtelijke overheden die door deze laatsten in een periode van vijf jaar voorafgaand aan de adviesaanvraag werden verwerkt.
De gegevens en informatie die door de DIOB werden verkregen van de gerechtelijke overheden kunnen slechts door de DIOB worden aangewend voor de finaliteit waarvoor de adviesaanvraag werd ingediend en mits naleving van de algemene of specifieke nadere regels zoals bepaald door de gerechtelijke overheden. Indien de mededeling, aanwending en verwerking van de gegevens afkomstig van de gerechtelijke overheden afbreuk kunnen doen aan de uitoefening van de strafvordering, kunnen de gerechtelijke overheden de mededeling van deze gegevens weigeren.
De verbindingsmagistraat houdt rekening met de reeds door het ARIEC bezorgde gerechtelijke gegevens aan de gemeente. Het advies van de DIOB aan de gemeente bevat enkel de eventueel ontbrekende relevante gerechtelijke gegevens.
De persoonsgegevens van de gerechtelijke overheden kunnen enkel betrekking hebben op de strafbare feiten bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid, van de Nieuwe Gemeentewet. § 3. De DIOB kan om aanvullende gegevens verzoeken bij de verzoekende gemeente of de diensten bedoeld in paragraaf 1, eerste lid. § 4. De DIOB kan om gegevens verzoeken bij de diensten die onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten vallen.
Art. 22.§ 1. De categorieën van persoonsgegevens waartoe de DIOB op basis van artikel 21 en de gemeente op basis van artikel 23 toegang krijgen, zijn de volgende: 1° in het kader van artikel 21, § 1, eerste lid, 1° : de categorieën van persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/5 van de wet op het politieambt, met uitzondering van de in § 1, 1°, § 3, 3°, 4°, 7° en 9° en § 4, 1°, bedoelde categorieën;2° in het kader van artikel 21, § 1, eerste lid, 2° : informatie met betrekking tot: a) veroordelingen tot criminele, correctionele of politiestraffen;b) genadebesluiten;c) bevelen tot internering;d) beslissingen in strafzaken die buitenlandse rechtscolleges hebben genomen ten aanzien van Belgen of van rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel of exploitatiezetel in België hebben;e) hoofdstraffen, bijkomende straffen, vervangende straffen en veiligheidsmaatregelen;f) veroordelingen tot eenvoudige schuldigverklaring en de verruimde minnelijke schikking;3° in het kader van artikel 21, § 1, eerste lid, 3° : informatie met betrekking tot het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, wat betreft de gegevens die zijn meegedeeld aan het openbaar ministerie op basis van artikel 82, § 2, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten1 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;4° in het kader van artikel 21, § 1, eerste lid, 4° : de fiscale schulden, de vaststellingen van inbreuken die aanleiding hebben gegeven tot vervolging alsook de gerechtelijke en administratieve sanctieprocedures;5° in het kader van artikel 21, § 1, eerste lid, 5° : de sociale schulden, de vaststellingen van inbreuken die aanleiding hebben gegeven tot vervolging alsook de gerechtelijke en administratieve sanctieprocedures;6° in het kader van artikel 21, § 1, eerste lid, 6° tot 9° : de vaststellingen van inbreuken die aanleiding hebben gegeven tot vervolging alsook de gerechtelijke en administratieve sanctieprocedures. De persoonsgegevens kunnen enkel betrekking hebben op de strafbare feiten bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid, van de Nieuwe Gemeentewet.
Enkel de persoonsgegevens die zijn verwerkt in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de adviesaanvraag worden verwerkt door de DIOB en de verzoekende gemeente. § 2. De Koning kan de categorieën van persoonsgegevens die worden verwerkt verder verduidelijken.
Art. 23.Bij het verlenen van het advies dat betrekking heeft op het integriteitsonderzoek bedoeld in artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet, verleent de DIOB op met redenen omklede wijze haar advies en deelt de DIOB aan de gemeente enkel die persoonsgegevens mee die noodzakelijk zijn om het met redenen omklede advies aan de gemeente te kunnen verlenen.
Art. 24.§ 1. De DIOB verstrekt zo spoedig mogelijk na de adviesaanvraag en uiterlijk binnen dertig werkdagen een met redenen omkleed advies aan de verzoekende gemeente. De termijn vangt aan op de dag nadat de DIOB de ontvankelijkheid van de adviesaanvraag overeenkomstig artikel 20 heeft bevestigd. § 2. Het advies mag geen gegevens vermelden waarvan de mededeling schade zou kunnen toebrengen aan, in het bijzonder: 1° de verdediging van de onschendbaarheid van het nationaal grondgebied en van de militaire defensieplannen;2° de vervulling van de opdrachten van de strijd- krachten;3° de inwendige veiligheid van de Staat, met inbegrip van het domein van de kernenergie, en het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde;4° de uitwendige veiligheid van de Staat en de internationale betrekkingen;5° het wetenschappelijk en economisch potentieel van het land of elk ander fundamenteel belang van de Staat;6° de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland;7° de werking van de besluitvormingsorganen van de Staat;8° de bescherming van de bronnen;9° geclassificeerde informatie in het kader van de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten3 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;of 10° het geheim van een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden. Afdeling 3 - De verwerking van persoonsgegevens door de DIOB in het
kader van de risicoanalyse en de adviesverlening
Art. 25.§ 1. De verwerking van persoonsgegevens door de DIOB strekt ertoe om: 1° een risicoanalyse op te stellen over de economische sectoren en activiteiten overeenkomstig artikel 6, § 1, waarbinnen ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren;2° het met redenen omkleed advies bedoeld in artikel 23 te verlenen. § 2. In het kader van de opdrachten zoals omschreven in paragraaf 1 worden de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerkt door de DIOB: 1° de identiteitsgegevens van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van de adviesaanvraag: de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer;2° het "hit/no hit"-resultaat overeenkomstig artikel 11 en, in geval van een "hit"-resultaat, een afschrift van de beslissing van de andere gemeente;3° de persoonsgegevens waartoe de DIOB toegang heeft op basis van artikel 22, met betrekking tot de natuurlijke persoon of de rechtspersoon of daarmee gerelateerde natuurlijke personen of rechtspersonen die het voorwerp uitmaken van de adviesaanvraag;4° de bestuurlijke verslagen van het ARIEC gericht aan de gemeente overeenkomstig artikel 20, eerste lid, 2°. De bewaartermijn voor de persoonsgegevens die in dit kader worden verwerkt bedraagt vijf jaar. § 3. De categorieën van persoonsgegevens waartoe de DIOB toegang heeft krachtens paragrafen 1 en 2 kunnen onder meer persoonsgegevens betreffen waarnaar wordt verwezen in artikel 10 van Verordening (EU) 2016/679. Deze gegevens kunnen uitsluitend worden verwerkt wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de opdrachten bedoeld in paragraaf 1. § 4. Bij de verwerking van persoonsgegevens bedoeld in de paragrafen 2 en 3 zijn de volgende technische en organisatorische maatregelen inzake de bescherming van persoonsgegevens van toepassing om te verzekeren dat de toegang tot de gegevens en de verwerkingsmogelijkheden worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet: 1° de categorieën van personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens worden door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, door de verwerker aangewezen, met een beschrijving van hun functie bij de verwerking van de betrokken persoonsgegevens;2° de lijst van categorieën van personen die zijn aangewezen om de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde persoonsgegevens te verwerken, wordt door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, de verwerker ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit;3° de aangewezen personen zijn door een wettelijke of reglementaire verplichting, of een gelijkwaardige contractuele bepaling, verplicht om het vertrouwelijke karakter van de bedoelde persoonsgegevens in acht te nemen;4° voor zover mogelijk wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de categorieën van persoonsgegevens bedoeld in de paragrafen 2 en 3;5° de gepaste technische of organisatorische maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens te beschermen tegen toevallige of niet-toegestane vernietiging, tegen toevallig verlies en tegen wijziging of elke andere niet-toegestane verwerking van die persoonsgegevens;6° de DIOB geeft in specifieke richtlijnen betreffende de bescherming van de persoonsgegevens aan welke acties moeten worden ondernomen om de verwerking van deze categorieën van persoonsgegevens te beschermen, te actualiseren en te verwijderen;7° de DIOB legt ten minste voor de volgende verwerkingen een logbestand aan: verzameling, wijziging, raadpleging, bekendmaking, met inbegrip van de doorgiften, de combinatie en de wissing. Bij een verzoek tot mededeling van persoonsgegevens kan de DIOB aan de diensten en overheden bedoeld in artikel 21 een minimum aan identificatiegegevens meedelen, om de ontvangst van de verzochte gegevens mogelijk te maken. Deze identificatiegegevens zijn in ieder geval beperkt tot de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres, het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer van de natuurlijke persoon en/of rechtspersoon van de betrokkene.
De logbestanden bedoeld in het eerste lid, 7°, worden gebruikt om de volgende aspecten te achterhalen: 1° de reden, de datum en het tijdstip van deze verwerkingen;2° de categorieën van personen die de persoonsgegevens hebben geraadpleegd en het Rijksregisternummer of het bisnummer van de persoon die deze gegevens heeft geraadpleegd;3° de systemen die deze persoonsgegevens hebben meegedeeld;4° de categorieën van ontvangers van de persoonsgegevens en, indien mogelijk, de identiteit van de ontvangers van de gegevens. De bewaartermijn voor de logbestanden bedoeld in het eerste lid, 7°, bedraagt tien jaar.
De Koning kan in bijkomende gepaste technische en organisatorische maatregelen voorzien. § 5. De Koning kan de categorieën van persoonsgegevens die worden verwerkt verder verduidelijken.
Art. 26.§ 1. Het dossier inzake de adviesverlening omvat de volgende elementen: 1° de gegevens met betrekking tot de adviesaanvraag bedoeld in artikel 20, eerste en derde lid;2° de beslissing van de DIOB wat de ontvankelijkheid van de adviesaanvraag betreft, overeenkomstig artikel 20, vijfde lid;3° de verzoeken om gegevens overeenkomstig artikel 21 en de gegevens die aldus werden meegedeeld, evenals de aanleverende dienst of overheid;4° de motivering wat betreft het te beschermen belang, met inachtneming van artikel 24, § 2;5° het naar de verzoekende gemeente doorgestuurde met redenen omklede advies. Het dossier is enkel toegankelijk voor de personeelsleden aangewezen door de directeur van de DIOB indien het noodzakelijk is om er kennis van te nemen, en voor de gerechtelijke overheden in het kader van de opsporing en vervolging van misdrijven, onverminderd de rechten toegekend door hoofdstuk 3 van de Verordening (EU) 2016/679 en titel II, hoofdstuk 3, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten2 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, en rekening houdend met de beperkingen bedoeld in artikel 29. § 2. Na het versturen van het met redenen omklede advies naar de verzoekende gemeente wordt het dossier onverwijld gearchiveerd.
De gearchiveerde gegevens zijn enkel toegankelijk voor de directeur van de DIOB of voor de door de directeur aangewezen personeelsleden, op basis van een specifieke motivering in het kader van de verdediging in rechte, en voor de gerechtelijke overheden in het kader van de opsporing en vervolging van misdrijven, onverminderd de rechten toegekend door hoofdstuk 3 van de Verordening (EU) 2016/679 en titel II, hoofdstuk 3 van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten2 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, en rekening houdend met de beperkingen bedoeld in artikel 29. § 3. Na de termijn van één jaar na de archivering wordt het dossier vernietigd, met uitzondering van het aan de verzoekende gemeente verstuurde met redenen omklede advies, dat na drie jaar wordt vernietigd.
Art. 27.§ 1. Het dossier inzake de risicoanalyse omvat de volgende elementen: 1° de gegevens met betrekking tot de adviesaanvragen bedoeld in artikel 20, eerste lid;2° de gegevens die werden meegedeeld overeenkomstig artikel 21, evenals de aanleverende dienst of overheid;3° de aan de verzoekende gemeente verzonden met redenen omklede adviezen. Het dossier is enkel toegankelijk voor de personeelsleden aangewezen door de directeur van de DIOB indien het noodzakelijk is om er kennis van te nemen, alsook voor de gerechtelijke overheden in het kader van de opsporing en vervolging van misdrijven onverminderd de rechten toegekend door hoofdstuk 3 van de Verordening (EU) 2016/679 en titel II, hoofdstuk 3, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten2 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, en rekening houdend met de beperkingen bedoeld in artikel 29.
Enkel de persoonsgegevens die zijn verwerkt in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de risicoanalyse worden verwerkt door de DIOB. § 2. Na het versturen van de risicoanalyse naar de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie overeenkomstig artikel 6, § 2, wordt het dossier onverwijld gearchiveerd.
De gearchiveerde gegevens zijn enkel toegankelijk voor de directeur van de DIOB, of voor de door de directeur aangewezen personeelsleden, op basis van een specifieke motivering in het kader van de verdediging in rechte, en voor de gerechtelijke overheden in het kader van de opsporing en vervolging van misdrijven onverminderd de rechten toegekend door hoofdstuk 3, van de Verordening (EU) 2016/679 en titel II, hoofdstuk 3 van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten2 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, en rekening houdend met de beperkingen bedoeld in artikel 29.
Na de termijn van één jaar na de archivering wordt het dossier vernietigd, met uitzondering van het aan de verzoekende gemeente verstuurde met redenen omklede advies, dat na drie jaar wordt vernietigd.
Art. 28.De directeur van de DIOB is de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens uitgevoerd door de DIOB. Afdeling 4 - Beperkingen van rechten bij de verwerking van
persoonsgegevens door de DIOB
Art. 29.§ 1. Wanneer de DIOB gegevens verwerkt van personen die het voorwerp uitmaken van een integriteitsonderzoek, kunnen de rechten van deze personen onderhevig zijn aan beperkingen, voor zover en voor zolang het goede verloop van het integriteits-, opsporings- of gerechtelijk onderzoek zou worden geschaad indien deze rechten zouden worden uitgeoefend. De beperkingen gelden enkel gedurende de periode waarin de persoon het voorwerp uitmaakt van een integriteitsonderzoek uitgevoerd door de gemeente met toepassing van artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet alsook gedurende de periode waarin de gegevens worden verwerkt om een beslissing bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9, van de Nieuwe Gemeentewet te kunnen nemen, en uiterlijk tot op het moment van een definitieve beslissing van de gemeente. § 2. Onverminderd andersluidende bepalingen in specifieke wetten kan het recht op inzage en wissing van de persoonsgegevens door de DIOB worden beperkt indien dat noodzakelijk is om te voldoen aan de bescherming zoals voorzien in paragraaf 1, zonder dat dit evenwel de rechten van de betrokkene disproportioneel mag beperken.
De beperking heeft evenwel niet tot gevolg dat diensten die reeds over deze gegevens beschikken ook de toegang tot deze gegevens dienen te beperken. De DIOB kan evenwel, indien zij dat noodzakelijk acht, beperkingen opleggen met betrekking tot de toegang tot de oorspronkelijke documenten gedurende de looptijd van de onderzoeken bedoeld in paragraaf 1, zonder dat dit evenwel de rechten van de betrokkene disproportioneel mag beperken. § 3. Alle categorieën van persoonsgegevens bedoeld in de artikelen 22 en 25 kunnen het voorwerp uitmaken van de beperkingen zoals voorzien in dit artikel. § 4. De functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld en in elk geval binnen één maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking voorzien in dit artikel, evenals over de redenen van deze weigering of beperking, behoudens in de gevallen waar bijzondere wetgeving het niet toelaat dat de betrokkene op de hoogte wordt gebracht.
Naargelang de complexiteit van de verzoeken en het aantal verzoeken kan deze termijn, indien nodig, worden verlengd met één maand. Binnen één maand na ontvangst van het verzoek informeert de functionaris voor gegevensbescherming de betrokkene over deze verlenging en de reden daarvoor.
De functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene op de hoogte van de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit en om een beroep in rechte in te stellen, behoudens in de gevallen waarbij bijzondere wetgeving niet toelaat dat de betrokkene op de hoogte wordt gebracht. De functionaris voor gegevensbescherming vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop diens beslissing berust. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de bevoegde toezichthoudende autoriteit. HOOFDSTUK 5 - Geheimhouding
Art. 30.§ 1. Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen zijn de personeelsleden van de DIOB gebonden door het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek en mogen zij geen enkele vorm van informatie of persoonsgegevens bekendmaken of meedelen. Het beroepsgeheim blijft bestaan zelfs wanneer de personeelsleden de DIOB hebben verlaten of de medewerking hebben stopgezet. § 2. In afwijking van paragraaf 1 en onverminderd artikel 24, § 2, deelt de DIOB op eigen initiatief alle bevindingen mee aan het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, aan de Veiligheid van de Staat, aan de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht, aan de Cel voor financiële informatieverwerking en aan de geïntegreerde politie bedoeld in de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, waarover de DIOB beschikt in het kader van extremisme, terrorisme en financiering van terrorisme of die nuttig zouden kunnen zijn voor de uitvoering van de opdracht van die diensten.
In afwijking van paragraaf 1 en onverminderd artikel 24, § 2, deelt de DIOB, op verzoek van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de Cel voor financiële informatieverwerking en het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse alle gegevens mee die nuttig zouden kunnen zijn voor de uitvoering van hun opdrachten.
In afwijking van paragraaf 1 en onverminderd artikel 24, § 2, deelt de DIOB op verzoek van de gerechtelijke overheden in het kader van het opsporing-, gerechtelijk of strafuitvoeringsonderzoek de gevraagde gegevens mee. De DIOB deelt de gerechtelijke overheden op eigen initiatief alle gegevens mee die nuttig zouden kunnen zijn voor de uitvoering van hun opdrachten. HOOFDSTUK 6 - Internationale samenwerking
Art. 31.De DIOB kan zich aansluiten bij internationale netwerken bestaande uit buitenlandse gelijksoortige instellingen en kan samenwerkingsakkoorden sluiten met buitenlandse gelijksoortige instellingen die verband houden met de uitoefening van de opdrachten van de DIOB. De DIOB kan met deze instellingen en netwerken samenwerken overeenkomstig de verdragsrechtelijke, supranationale en wettelijke regels, onder andere met het oog op: 1° de uitwisseling van goede praktijken;2° thematische vormingen. TITEL 3 - Oprichting van arrondissementele informatie- en expertisecentra HOOFDSTUK 1 - Oprichting
Art. 32.Bij elke coördinatie- en steundirectie van de federale politie wordt een Arrondissementeel Informatie- en Expertisecentrum, hierna ARIEC genoemd, ingericht. De bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie staat in voor het dagelijks beheer van het ARIEC. De functionele aansturing gebeurt in nauw overleg met de gerechtelijke directeur.
Art. 33.De bestuurlijke directeur-coördinator wijst, rekening houdend met de behoeften, de vaste medewerkers van het ARIEC aan binnen het personeelskader van de betrokken coördinatie- en steundirectie. HOOFDSTUK 2 - De opdrachten en werking van het ARIEC
Art. 34.§ 1. Het ARIEC biedt in het kader van deze wet onder meer ondersteuning in het kader van de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit. § 2. Het ARIEC adviseert de DIOB in het kader van de adviesverlening overeenkomstig artikel 21 en de gemeenten in het kader van het integriteitsonderzoek overeenkomstig artikel 119ter, § 6, van de Nieuwe Gemeentewet.
Desgevallend staat het ARIEC de gemeenten bij in het kader van het beperken van het geografische toepassingsgebied van de gemeentelijke politieverordening overeenkomstig artikel 119ter, § 1, tweede lid, van de Nieuwe Gemeentewet.
TITEL 4 - Wijzigingen van de nieuwe gemeentewet HOOFDSTUK 1 - Het integriteitsonderzoek
Art. 35.Artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet van 2 juni 1988, opgeheven bij de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten, wordt hersteld als volgt: "
Art. 119ter.§ 1. Op grond van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 6, § 3, van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, en onverminderd artikel 135, § 2, kan de gemeenteraad, mits motivering en voorafgaande risicoanalyse, een gemeentelijke politieverordening uitvaardigen met het oog op het tegengaan van ondermijnende criminaliteit.
De gemeentelijke politieverordening bedoeld in het eerste lid bepaalt de economische sectoren en activiteiten waarvoor en het geografische gebied waarin de gemeente een integriteitsonderzoek zal voeren. Indien het geografische toepassingsgebied van de gemeentelijke politieverordening voor een bepaalde economische sector of activiteit slechts een deel van het grondgebied betreft, dient de gemeente daaromtrent een advies van het ARIEC te verkrijgen, dat bindend is. De zonale veiligheidsraad, bedoeld in artikel 35 van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de betrokken zone wordt geïnformeerd van de analyse van het ARIEC betreffende de geografische beperking.
Indien de gemeente een gemeentelijke politieverordening uitvaardigde, is deze verplicht een integriteitsonderzoek te voeren met betrekking tot de vestiging of uitbating van alle publiek toegankelijke inrichtingen die behoren tot de economische sectoren en/of activiteiten en gelegen zijn in de geografische gebieden, zoals bepaald in de gemeentelijke politieverordening.
De gemeentelijke politieverordening bepaalt per economische sector of activiteit binnen welke redelijke termijn de gemeente de integriteitsonderzoeken naar die gekozen economische sectoren of activiteiten zal opstarten en/of beëindigen. § 2. Het integriteitsonderzoek heeft betrekking op de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen.
Het integriteitsonderzoek voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden: 1° het is niet discriminatoir;2° het is duidelijk, ondubbelzinnig en objectief;3° het wordt op transparante wijze uitgevoerd. Het integriteitsonderzoek wordt opgestart en uitgevoerd na besluit van de burgemeester, en onder zijn gezag en verantwoordelijkheid.
De gemeente is de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens. § 3. De burgemeester wijst de personeelsleden van de gemeente aan die zijn belast met het integriteitsonderzoek. Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen zijn deze personeelsleden voor de handelingen die ze stellen in het kader van het integriteitsonderzoek gebonden door het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.
Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen, zijn het college van burgemeester en schepenen en het gemeentecollege voor wat betreft de resultaten van het integriteitsonderzoek gebonden door het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek. § 4. Het integriteitsonderzoek wordt gevoerd binnen een termijn van vijftig werkdagen, die aanvangt op de eerste werkdag volgend op het besluit van de burgemeester bedoeld in paragraaf 2, derde lid. De termijn kan eenmaal worden verlengd met dertig werkdagen. § 5. Het integriteitsonderzoek heeft enkel betrekking op de personen die in rechte of in feite zijn of zullen zijn belast met de uitbating van de publiek toegankelijke inrichtingen die behoren tot de economische sectoren en/of activiteiten zoals bepaald in de gemeentelijke politieverordening bedoeld in paragraaf 1.
De personen bedoeld in het eerste lid kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.
Het integriteitsonderzoek kan, mits motivering, door de gemeente worden uitgebreid tot de volgende personen die één of meerdere strafbare feiten, bedoeld in paragraaf 10, hebben gepleegd of ten aanzien van wie gegronde vermoedens bestaan dat zij één of meerdere strafbare feiten, bedoeld in paragraaf 10, hebben gepleegd of zullen plegen: 1° natuurlijke personen of rechtspersonen aan wie de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, leiding geeft of heeft gegeven;2° natuurlijke personen of rechtspersonen die in rechte of in feite een dominante positie innemen tegenover de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating;3° natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating;4° elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die in rechte betrokken is bij de vestiging of uitbating. De uitbreiding bedoeld in het derde lid steunt op werkelijk bestaande, concrete, verifieerbare feiten of omstandigheden die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid worden vastgesteld.
In geval van gewijzigde feitelijke omstandigheden betreffende de personen bedoeld in deze paragraaf, kan tot een nieuw integriteitsonderzoek worden beslist dat in voorkomend geval kan leiden tot de weigering, schorsing of opheffing van de desbetreffende vestigings- of uitbatingsvergunning bedoeld in paragraaf 8 dan wel de sluiting van de inrichting bedoeld in paragraaf 9. § 6. Het integriteitsonderzoek houdt in dat de gemeente: 1° in elk geval een consultatie verricht van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen;2° een advies kan vragen aan en ontvangen van de lokale politie;3° een consultatie kan verrichten van alle eigen relevante gemeentelijke gegevensbanken en diensten;4° een consultatie kan verrichten van het strafregister overeenkomstig de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van strafvordering;5° een consultatie kan verrichten van alle publiek toegankelijke gegevensbanken, met inbegrip van de publiek gemaakte gegevens op sociale media;6° het ARIEC bedoeld in artikel 32 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen kan consulteren;7° de gerechtelijke overheden kan consulteren. Het ARIEC kan in het geval bedoeld in het eerste lid, 6°, middels een bestuurlijk verslag relevante politionele en gerechtelijke gegevens bezorgen aan de gemeente.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 458ter van het Strafwetboek een casusoverleg organiseren met het oog op het tegengaan van de misdrijven gepleegd in het kader van een criminele organisatie. De procureur des Konings kan deel uitmaken van het casusoverleg. De overige deelnemers worden bepaald door de burgemeester, afhankelijk van de concrete noodzaak.
Deelnemers aan het casusoverleg kunnen overeenkomstig artikel 458ter van het Strafwetboek slechts informatie delen voor zover die informatie relevant en proportioneel is in functie van de finaliteit van het casusoverleg. § 7. Indien de informatie uit de in paragraaf 6 bedoelde consultaties uitwijst dat verder onderzoek noodzakelijk is, kan een advies worden gevraagd aan de DIOB, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen. Het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege kan de vestigings- of uitbatingsvergunning in ieder geval slechts weigeren, schorsen of opheffen of de inrichting sluiten na het verkrijgen van een advies van de DIOB bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen. § 8. Indien de vestiging of uitbating door de gemeenteraad is onderworpen aan een vestigings- of uitbatingsvergunning, kan het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, op voorstel van de burgemeester, zich baseren op de resultaten van het integriteitsonderzoek om die vestigings- of uitbatingsvergunning met betrekking tot de publiek toegankelijke inrichting te weigeren, te schorsen voor maximum zes maanden of op te heffen. De beslissing tot weigering, schorsing of opheffing wordt met redenen omkleed.
In geval van schorsing bepaalt het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege de voorwaarden om de schorsing ongedaan te maken.
De betrokkene wordt bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding in kennis gesteld van de met redenen omklede beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege. Het advies van de DIOB bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen wordt als bijlage bij de beslissing gevoegd.
De gemeente bezorgt de met redenen omklede beslissing zo spoedig mogelijk aan de DIOB overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen alsook aan de gerechtelijke overheden. § 9. Indien de vestiging of uitbating door de gemeenteraad niet is onderworpen aan een vestigings- of uitbatingsvergunning, kan het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, op voorstel van de burgemeester, zich baseren op de resultaten van het integriteitsonderzoek om de publiek toegankelijke inrichting te sluiten. De beslissing tot sluiting wordt met redenen omkleed.
De betrokkene wordt bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding in kennis gesteld van de met redenen omklede beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege. Het advies van de DIOB bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen wordt als bijlage bij de beslissing gevoegd.
De gemeente bezorgt de met redenen omklede beslissing zo spoedig mogelijk aan de DIOB overeenkomstig artikel 10 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen alsook aan de gerechtelijke overheden. § 10. Het weigeren, schorsen of opheffen van een vestigings- of uitbatingsvergunning of het sluiten van een inrichting overeenkomstig de paragrafen 8 en 9, op basis van het integriteitsonderzoek, is slechts mogelijk indien blijkt dat: 1° er een aanwijsbaar ernstig risico, gebaseerd op feiten of omstandigheden, bestaat dat de inrichting zal worden uitgebaat om voordelen, al dan niet financieel van aard, uit eerder gepleegde strafbare feiten te benutten, en/of;2° er een aanwijsbaar ernstig risico, gebaseerd op feiten of omstandigheden, bestaat dat de inrichting zal worden uitgebaat om strafbare feiten te plegen, en/of;3° er ernstige aanwijzingen zijn dat er strafbare feiten zijn gepleegd om de inrichting uit te baten. Het aanwijsbaar ernstig risico of de ernstige aanwijzing steunt op werkelijk bestaande, concrete, verifieerbare feiten of omstandigheden die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid worden vastgesteld.
Bij de beoordeling omtrent het bestaan van een aanwijsbaar ernstig risico of ernstige aanwijzing wordt rekening gehouden met de ernst van de feiten, de mate waarin de strafbare feiten in relatie staan tot de betrokken economische sector of activiteit en de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.
Om de mate te bepalen waarin de strafbare feiten in relatie staan tot de betrokken economische sector of activiteit, wordt rekening gehouden met de vraag of de volgende personen één of meerdere strafbare feiten hebben gepleegd, of bepaalde gegronde vermoedens bestaan dat de volgende personen één of meerdere strafbare feiten hebben gepleegd of zullen plegen: 1° de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, of;2° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, leiding geeft of heeft gegeven, of;3° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die in rechte of in feite een dominante positie inneemt tegenover de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, of;4° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, of;5° elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die in rechte betrokken is bij de vestiging of uitbating. Onder "strafbare feiten" wordt voor de toepassing van deze titel de deelneming aan één van de volgende gepleegde misdrijven begrepen: 1° terrorisme, zoals bedoeld in artikel 137 van het Strafwetboek, of de financiering van terrorisme, zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten1 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;2° witwassen van geld, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten1 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;3° heling, zoals bedoeld in artikel 505 van het Straf- wetboek;4° georganiseerde criminaliteit, met name het geheel van misdrijven gepleegd door een criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek;5° illegale drughandel, zoals bedoeld in de artikelen 2, 2bis, 2quater, eerste lid, 4°, en 3 van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen;6° illegale handel in wapens, goederen en koopwaren met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie, zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 5 augustus 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1991 pub. 10/08/2010 numac 2010000448 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie;7° mensensmokkel, zoals bedoeld in artikel 77bis van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;8° mensenhandel, zoals bedoeld in de artikelen 433quinquies tot en met 433octies van het Strafwetboek;9° exploitatie van ontucht of prostitutie van een minderjarige, zoals bedoeld in de artikelen 417/33 en 417/34 van het Strafwetboek;10° illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen, zoals bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 10 van de wet van 15 juli 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/1985 pub. 09/02/2012 numac 2012000067 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of produktie-stimulerende werking. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of produktie-stimulerende werking;11° illegale handel in menselijke organen of weefsels, zoals bedoeld in boek II, titel VIII, hoofdstuk IIIter/1, van het Strafwetboek;12° fiscale fraude, zoals bedoeld in de artikelen 449 en 450 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, artikel 73 en 73bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het witwassen van sommen afkomstig van deze fiscale fraude zoals bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, van het Strafwetboek, na herhaling van de inbreuk, en ernstige fiscale fraude, zoals bedoeld in artikel 449, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikel 73, tweede lid van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;13° sociale fraude, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, van het Sociaal Strafwetboek, na herhaling van de inbreuk, en ernstige sociale fraude, zoals bedoeld in de artikelen 230 tot 235 van het Sociaal Strafwetboek;14° verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen, zoals bedoeld in de artikelen 240, 241, 242, 243 en 245 van het Strafwetboek, en corruptie, zoals bedoeld in de artikelen 246, 247, 248 en 249 van het Strafwetboek;15° milieucriminaliteit, met name opzettelijk gepleegde inbreuken op de reglementering met als gevolg aanzienlijke en ernstige schade voor het biotoop en/of voor de fauna en/of flora en/of voor één of meerdere personen of waarbij dit gevolg zich dreigt voor te doen;16° namaking van muntstukken of bankbiljetten, namaking of vervalsing van zegels, stempels en merken en valsheid in geschriften, in informatica en in telegrammen, zoals bedoeld in boek 2, titel III, hoofdstukken I, II, III en IV, van het Strafwetboek; 17° namaak van goederen, zoals bedoeld in de artikelen XI.60, XI.155 en XV.100 en XV.103 van het Wetboek van economisch recht; 18° diefstal, zoals bedoeld in boek 2, titel IX, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 1bis, van het Strafwetboek;19° afpersing, zoals bedoeld in artikel 470 van het Strafwetboek;20° informaticabedrog, zoals bedoeld in artikel 504quater van het Strafwetboek;21° voedsel- en geneesmiddelencriminaliteit, met name opzettelijk gepleegde inbreuken op de reglementering met als gevolg dat de gezondheid van mensen en/of van dieren op ernstige wijze bedreigd of aangetast wordt;22° vermenging van levensmiddelen, zoals bedoeld in de artikelen 454 tot 457 van het Strafwetboek;23° misdrijven die verband houden met insolventie, zoals bedoeld in de artikelen 489 tot 490quater van het Strafwetboek;24° misbruik van vertrouwen, oplichting en bedriegerij, zoals bedoeld in de artikelen 491 tot 504 van het Strafwetboek;25° inbreuken op het beroepsverbod voor gefailleerden, zoals bedoeld in koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechtelijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, en artikel XX.234 van het Wetboek van economisch recht; 26° misbruik van andermans kwetsbare toestand door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van goederen met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, zoals bedoeld in artikel 433decies van het Strafwetboek;27° aantasting van de seksuele integriteit, zoals bedoeld in artikel 417/7 van het Strafwetboek;28° verkrachting, zoals bedoeld in de artikelen 417/11 tot 417/22 van het Strafwetboek;29° benaderen van minderjarigen voor seksuele doeleinden, zoals bedoeld in artikel 417/24 van het Strafwetboek;30° seksuele uitbuiting van minderjarigen met het oog op prostitutie, het vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen, pooierschap en verzwaard misbruik van prostitutie, zoals bedoeld in de artikelen 417/25 tot 417/38, 417/44 en 417/45, 433quater/1 en 433quater/4 van het Strafwetboek;31° misdaden met betrekking tot het nemen van gijzelaars, zoals bedoeld in artikel 347bis van het Strafwetboek;32° bedreigingen met een aanslag op personen of op eigendommen en valse inlichtingen betreffende ernstige aanslagen, zoals bedoeld in de artikelen 327 tot 330 van het Strafwetboek;33° bedreigingen met kernmateriaal, met biologische wapens of chemische wapens, zoals bedoeld in artikel 331bis van het Strafwetboek. Voor de toepassing van deze titel wordt onder "deelneming" verstaan: deelneming zoals bedoeld in hoofdstuk VII van het Strafwetboek. § 11. De beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege bedoeld in de paragrafen 8 en 9 krijgt pas uitvoering na het verstrijken van een termijn van 15 kalenderdagen die ingaat op de dag na de datum van kennisgeving aan de betrokkene overeenkomstig § 8, derde lid, en § 9, tweede lid.
Wanneer een vordering tot schorsing volgens de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend bij de verhaalinstantie binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, krijgt de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege geen uitvoering voordat de verhaalinstantie uitspraak heeft gedaan over de vordering tot schorsing.
De indiener van de vordering verwittigt het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege van de vordering binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.
De beslissing mag worden uitgevoerd, ofwel na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn, wanneer binnen de bedoelde termijn geen vordering tot schorsing volgens de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid is ingediend, ofwel wanneer de verhaalinstantie uitspraak heeft gedaan over de vordering tot schorsing.
Het verbod om de beslissing uit te voeren strekt enkel tot voordeel van de indiener van een vordering tot schorsing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn. § 12. Onverminderd de beroepsmogelijkheden van de uitbater trekt het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege haar beslissing tot weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of tot sluiting van de inrichting op basis van het integriteitsonderzoek in, wanneer nieuwe elementen worden aangebracht waaruit blijkt dat de feiten waarop de beslissing is gebaseerd niet vaststaan of niet meer geldig of relevant zijn. § 13. Het weigeren, schorsen of opheffen van een vestigings- of uitbatingsvergunning of het sluiten van een inrichting naar aanleiding van het integriteitsonderzoek kan slechts plaatsvinden nadat de betrokkene of diens raadspersoon werd gehoord en ter gelegenheid hiervan diens verweermiddelen schriftelijk of mondeling heeft kunnen doen gelden. Dit geldt niet wanneer de betrokkene, na te zijn uitgenodigd bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren heeft gebracht voor diens afwezigheid of verhindering. § 14. De persoon die een nieuwe uitbating wenst op te starten binnen een door de gemeentelijke politieverordening bepaalde economische sector of activiteit kan vrijwillig om een integriteitsonderzoek verzoeken. § 15. Twee of meer gemeenten kunnen ter uitoefening van hun bevoegdheden bedoeld in dit artikel een samenwerkingsovereenkomst sluiten. De gemeenten kunnen beslissen over de onderlinge verdeling van de verschillende relevante kosten. § 16. Met betrekking tot de toepassing van dit artikel sluit het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege een protocolakkoord met de bevoegde procureur des Konings. Het protocolakkoord, dat identiek kan zijn voor meerdere of alle gemeenten van het betrokken gerechtelijk arrondissement, wordt door de gemeenteraad bekrachtigd en bij de in paragraaf 1 bedoelde politieverordening gevoegd.
In elk geval mag de toepassing van het bestuurlijke mechanisme, zoals voorzien door de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, geen afbreuk doen aan de strafrechtelijke vervolgingen met betrekking tot de strafbare feiten bedoeld in paragraaf 10, vijfde lid, en evenmin aan de beginselen en waarborgen die daarmee gepaard gaan. § 17. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de minimale nadere regels van de risicoanalyse en de nadere regels aangaande de procedure van het integriteitsonderzoek bepalen.". HOOFDSTUK 2 - Gegevensverwerkingen in het kader van het integriteitsonderzoek
Art. 36.In dezelfde wet wordt een artikel 119quater ingevoegd, luidende: "
Art. 119quater.§ 1. In het kader van het integriteitsonderzoek dat wordt gevoerd overeenkomstig artikel 119ter kunnen enkel gegevens van de personen bedoeld in artikel 119ter, § 5, worden verwerkt middels: 1° een consultatie van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig artikel 11 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen;2° een advies van de lokale politie;3° een consultatie van de eigen gemeentelijke gegevensbanken en diensten, voor zover de gemeente deze gegevens mag verwerken;4° een consultatie van het strafregister overeenkomstig de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van strafvordering;5° een consultatie van publiek toegankelijke gegevensbanken, met inbegrip van de publiek gemaakte gegevens op sociale media;6° een consultatie van het ARIEC;7° een consultatie van de gerechtelijke overheden;8° het door de DIOB aan de gemeente meegedeelde advies overeenkomstig artikel 119ter, § 7. De mededeling, de aanwending en de verwerking van deze gegevens geschieden overeenkomstig de wetgeving die op de betrokken dienst van toepassing is.
Alleen de gegevens die zijn verzameld in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvang van het integriteitsonderzoek kunnen worden verwerkt. § 2. De verwerking van de persoonsgegevens bedoeld in paragraaf 1 is beperkt tot de volgende categorieën: 1° de identiteitsgegevens van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van het integriteitsonderzoek: de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer;2° de identiteitsgegevens van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van het integriteitsonderzoek, vertegenwoordigt: de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer;3° het nummer van een identificatiedocument, uitgereikt door een overheid;4° financiële, administratieve en gerechtelijke gegevens voor zover deze afkomstig zijn van de instanties en gegevensbanken bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, voor zover deze noodzakelijk zijn om een beeld te scheppen van de betrokkene in het licht van de economische activiteit die deze wil vestigen of uitbaten en voor zover deze betrekking hebben op de voorwaarden zoals bepaald in artikel 119ter, § 10. De persoonsgegevens die afkomstig zijn van de instanties en gegevensbanken bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, kunnen enkel betrekking hebben op de strafbare feiten bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid.
De Koning kan de categorieën van persoonsgegevens die worden verwerkt verder verduidelijken. § 3. Elke gemeente houdt de lijst bij van de natuurlijke personen of rechtspersonen van wie de gegevens werden verwerkt in het kader van het integriteitsonderzoek, evenals van de geraadpleegde gegevensbanken. De gemeente houdt deze lijst ter beschikking van de Gegevensbeschermingsautoriteit. § 4. De categorieën van persoonsgegevens waartoe de gemeente toegang heeft op basis van de paragrafen 1 en 2 kunnen onder meer persoonsgegevens betreffen waarnaar wordt verwezen in artikel 10 van Verordening (EU) 2016/679. Deze gegevens kunnen uitsluitend worden verwerkt wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de opdrachten zoals bedoeld in paragraaf 1.
Bij de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in de paragrafen 1 en 2, zijn de volgende technische en organisatorische maatregelen inzake de bescherming van persoonsgegevens van toepassing om te verzekeren dat de toegang tot de gegevens en de verwerkingsmogelijkheden worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen: 1° de categorieën van personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens worden door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, door de verwerker aangewezen, met een beschrijving van hun functie bij de verwerking van de betrokken persoonsgegevens;2° de lijst van categorieën van personen die zijn aangewezen om de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde persoonsgegevens te verwerken, wordt door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, de verwerker ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit;3° de aangewezen personen zijn door een wettelijke of reglementaire verplichting, of een gelijkwaardige contractuele bepaling, verplicht om het vertrouwelijke karakter van de bedoelde persoonsgegevens in acht te nemen;4° voor zover mogelijk wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de categorieën van persoonsgegevens bedoeld in de paragrafen 2 en 4, eerste lid;5° de gepaste technische of organisatorische maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens te beschermen tegen toevallige of niet-toegestane vernietiging, tegen toevallig verlies en tegen wijziging of elke andere niet-toegestane verwerking van die persoonsgegevens;6° de gemeente geeft in specifieke richtlijnen betreffende de bescherming van de persoonsgegevens aan welke acties moeten worden ondernomen om de verwerking van deze categorieën van persoonsgegevens te beschermen, actualiseren en verwijderen;7° er wordt ten minste voor de volgende verwerkingen een logbestand aangelegd door de gemeente: verzameling, wijziging, raadpleging, bekendmaking met inbegrip van de doorgiften, de combinatie en de wissing. Bij een verzoek tot mededeling van persoonsgegevens kan de gemeente aan de diensten en overheden bedoeld in paragraaf 1 een minimum aan identificatiegegevens meedelen, om de ontvangst van de verzochte gegevens mogelijk te maken. Deze identificatiegegevens zijn in ieder geval beperkt tot de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres, het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer van de natuurlijke persoon en/of rechtspersoon van de betrokkene.
De logbestanden bedoeld in het tweede lid, 7°, worden gebruikt om de volgende aspecten te achterhalen: 1° de reden, de datum en het tijdstip van deze verwerkingen;2° de categorieën van personen die de persoonsgegevens hebben geraadpleegd en het Rijksregisternummer of het bisnummer van de persoon die deze gegevens heeft geraadpleegd;3° de systemen die deze persoonsgegevens hebben meegedeeld;4° de categorieën van ontvangers van de persoonsgegevens en, indien mogelijk, de identiteit van de ontvangers van de gegevens. De bewaartermijn van de logbestanden bedoeld in het tweede lid, 7°, bedraagt tien jaar.
De Koning kan in bijkomende gepaste technische en organisatorische maatregelen voorzien.". HOOFDSTUK 3 - Het gemeentelijk bestand van integriteitsonderzoeken
Art. 37.In dezelfde wet wordt een artikel 119quinquies ingevoegd, luidende: "
Art. 119quinquies.§ 1. Elke gemeente houdt een bestand bij van de natuurlijke personen of rechtspersonen die, op basis van de gemeentelijke politieverordening, het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een integriteitsonderzoek bedoeld in artikel 119ter.
De gemeente is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot dit bestand.
Dit bestand is bedoeld om het beheer van de integriteitsonderzoeken te verzekeren. § 2. Dit bestand bevat de volgende persoonsgegevens en informatie: 1° de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer van de natuurlijke personen die het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een integriteitsonderzoek;2° de naam, de zetel en het ondernemingsnummer, alsook het vestigingsnummer van de rechtspersonen die het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een integriteitsonderzoek;3° de gegevens waarop de beslissing bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9, is gebaseerd;4° de met redenen omklede beslissing bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9;5° het voorstel van de burgemeester bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9. De technische en organisatorische maatregelen bedoeld in artikel 119quater, § 4, tweede lid, zijn van toepassing op alle persoonsgegevens die worden verwerkt in het bestand bedoeld in paragraaf 1.
De bewaartermijn van de gegevens van de gemeentelijke bestanden van de integriteitsonderzoeken bedraagt vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het integriteitsonderzoek werd afgesloten. Eens deze termijn is verstreken, worden zij vernietigd.
In afwijking van het derde lid worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, 3°, onmiddellijk vernietigd nadat alle beroepsmiddelen zijn uitgeput of de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
In afwijking van het derde lid worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, 3°, onmiddellijk vernietigd indien het integriteitsonderzoek niet leidde tot een weigering, opheffing of schorsing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of tot een sluiting van de inrichting. § 3. De verwerking van gerechtelijke gegevens in het integriteitsonderzoek of het bestand bedoeld in paragraaf 1 mag geen afbreuk doen aan een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek. § 4. Alleen de burgemeester en de personeelsleden belast met de verwerking van gegevens in het kader van het integriteitsonderzoek hebben, louter met als doel de bepalingen van artikel 119ter uit te voeren, toegang tot de in paragraaf 2 bedoelde informatie en persoonsgegevens, die worden verwerkt door hun eigen gemeente, onverminderd de rechten toegekend door hoofdstuk 3 van Verordening (EU) 2016/679 en titel II, hoofdstuk 3, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten2 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, en rekening houdend met de beperkingen bedoeld in artikel 119sexies.". HOOFDSTUK 4 - Beperkingen van rechten bij de verwerking van persoonsgegevens door de gemeente
Art. 38.In dezelfde wet wordt een artikel 119sexies ingevoegd, luidende: "
Art. 119sexies.§ 1. Wanneer de gemeente gegevens verwerkt van personen die het voorwerp uitmaken van een integriteitsonderzoek, kunnen de rechten van deze personen onderhevig zijn aan beperkingen, voor zover en voor zolang het goede verloop van het integriteits-, opsporings- of gerechtelijk onderzoek zou worden geschaad, indien deze rechten zouden worden uitgeoefend. De beperkingen gelden enkel gedurende de periode waarin de persoon het voorwerp uitmaakt van een integriteitsonderzoek uitgevoerd door de gemeente met toepassing van artikel 119ter alsook gedurende de periode waarin de gegevens worden verwerkt om een beslissing bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9, te kunnen nemen, en uiterlijk tot op het moment van een definitieve beslissing van de gemeente. § 2. Onverminderd andersluidende bepalingen in specifieke wetten kan het recht op inzage en wissing van de persoonsgegevens door de gemeente worden beperkt indien dat noodzakelijk is om te voldoen aan de bescherming zoals voorzien in paragraaf 1, zonder dat dit evenwel de rechten van de betrokkene disproportioneel mag beperken.
De beperking heeft evenwel niet tot gevolg dat diensten die reeds over deze gegevens beschikken ook de toegang tot deze gegevens dienen te beperken. De gemeente kan evenwel, indien zij dat noodzakelijk acht, beperkingen opleggen met betrekking tot de toegang tot de oorspronkelijke documenten gedurende de looptijd van de onderzoeken bedoeld in paragraaf 1, zonder dat dit evenwel de rechten van betrokkene disproportioneel mag beperken. § 3. Alle categorieën van persoonsgegevens bedoeld in artikel 119quater kunnen het voorwerp uitmaken van de beperkingen voorzien in dit artikel. § 4. De functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld en in elk geval binnen één maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking voorzien in dit artikel, evenals over de redenen van deze weigering of beperking, behoudens in de gevallen waar bijzondere wetgeving het niet toelaat dat de betrokkene op de hoogte wordt gebracht.
Naargelang de complexiteit van de verzoeken en het aantal verzoeken kan deze termijn, indien nodig, worden verlengd met één maand. Binnen één maand na ontvangst van het verzoek, informeert de functionaris voor gegevensbescherming de persoon over deze verlenging en de reden daarvoor.
De functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene op de hoogte van de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit en om een beroep in rechte in te stellen, behoudens in de gevallen waarbij bijzondere wetgeving niet toelaat dat de betrokkene op de hoogte wordt gebracht. De functionaris voor gegevensbescherming vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop diens beslissing berust. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de bevoegde toezichthoudende autoriteit.". HOOFDSTUK 5 - Overige wijzigingen van de nieuwe gemeentewet
Art. 39.In dezelfde wet wordt een artikel 133ter ingevoegd, luidende: "
Art. 133ter.§ 1. De burgemeester kan een inrichting bestuurlijk laten verzegelen wanneer de burgemeester zelf, het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege de inrichting sluit of heeft gesloten. § 2. De burgemeester kan een bestuurlijke dwangsom opleggen, wanneer de burgemeester zelf, het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege een maatregel van bestuurlijke politie oplegt of heeft opgelegd.
De burgemeester kan de dwangsom hetzij op een enkel bedrag, hetzij op een bedrag bepaald per tijdseenheid of per overtreding vaststellen. In de laatste twee gevallen kan de burgemeester eveneens een bedrag bepalen waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
De burgemeester kan een termijn bepalen waarbinnen de dwangsom niet wordt verbeurd.
Deze dwangsom komt de gemeente toe.
De dwangsom kan niet worden ingevorderd indien de betrokkene wegens omstandigheden van overmacht de maatregel van bestuurlijke politie niet kan uitvoeren. De betrokkene of diens raadspersoon kan deze omstandigheden schriftelijk of mondeling motiveren.
De dwangsom verjaart door het verstrijken van een termijn van één jaar na de dag waarop zij is verbeurd.".
Art. 40.In artikel 134ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "in geval van hoogdringendheid" opgeheven; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "Die maatregelen houden onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege worden bevestigd.".
Art. 41.In artikel 134quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/07/2011 pub. 28/12/2012 numac 2012000717 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 134quinquies in de Nieuwe Gemeentewet, met betrekking tot de politionele bevoegdheid van de burgemeester in het kader van de strijd tegen netwerken van mensenhandel en mensensmokkel type wet prom. 01/07/2011 pub. 15/07/2011 numac 2011000399 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren type wet prom. 01/07/2011 pub. 18/04/2013 numac 2013000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 134quinquies in de Nieuwe Gemeentewet, met betrekking tot de politionele bevoegdheid van de burgemeester in het kader van de strijd tegen netwerken van mensenhandel en mensensmokkel. - Duitse vertaling sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt opgeheven; 2° het vroegere derde lid, dat het tweede lid wordt, wordt vervangen als volgt: "De maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege wordt bevestigd."; 3° het vroegere vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt: "De sluitingsmaatregel heeft een maximale duur van zes maanden, tweemaal hernieuwbaar.De beslissing tot hernieuwing van de maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of van het gemeentecollege wordt bevestigd.".
Art. 42.In artikel 134sexies, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° worden bevestigd door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege tijdens de eerstvolgende vergadering."; 2° de paragraaf wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende: "3° zijn genomen na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadspersoon te hebben gehoord en die ter gelegenheid hiervan zijn of hun verweermiddelen schriftelijk of mondeling hebben kunnen doen gelden.Dit geldt niet wanneer de dader of de raadspersoon, na te zijn uitgenodigd bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren heeft gebracht voor diens afwezigheid of verhindering.".
Art. 43.In artikel 134septies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 22/04/2000 numac 2000015020 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van het beginsel ne bis in idem, gedaan te Brussel op 25 mei 1987 sluiten0, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt opgeheven; 2° het vroegere derde lid, dat het tweede lid wordt, wordt vervangen als volgt: "De maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege wordt bevestigd."; 3° het vroegere vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt: "De sluitingsmaatregel heeft een maximale duur van zes maanden, tweemaal hernieuwbaar.De beslissing tot hernieuwing van de maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of van het gemeentecollege wordt bevestigd.".
TITEL 5. - Wijziging van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen
Art. 44.Artikel 9bis van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2006, wordt vervangen als volgt: "
Art. 9bis.Onverminderd de bevoegdheden van de rechterlijke instanties en onverminderd de artikelen 134ter en quater van de Nieuwe Gemeentewet, kan de burgemeester, na voorafgaand overleg met de gerechtelijke overheden en indien dat noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde, een publiek toegankelijke inrichting sluiten, indien ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat er illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de teelt, vervaardiging, verkoop, aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsmiddelen, psychotrope stoffen, antiseptica, voorwerpen of stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. Dit is enkel mogelijk na de verantwoordelijke te hebben gehoord in diens middelen van verdediging.
De maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege wordt bevestigd.
De sluitingsmaatregel heeft een maximale duur van zes maanden, tweemaal hernieuwbaar. De beslissing tot hernieuwing van de maatregel zal onmiddellijk ophouden uitwerking te hebben indien ze niet op de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of van het gemeentecollege wordt bevestigd.".
TITEL 6 - Wijzigingen van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties
Art. 45.In artikel 3 van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: "1° voor inbreuken bedoeld in de artikelen 284 en 286 van het Strafwetboek, voor zover niet door de bewaarder of openbaar ambtenaar gepleegd, wat betreft de verzegeling overeenkomstig artikel 133ter van de Nieuwe Gemeentewet, en voor de inbreuken bedoeld in de artikelen 398, 448 en 521, derde lid, van het Strafwetboek;".
Art. 46.In artikel 4, § 1, 3°, in het opschrift van titel II, hoofdstuk 8, en in artikel 45 van dezelfde wet wordt het woord "intrekking" telkens vervangen door het woord "opheffing".
TITEL 7 - Wijziging van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt
Art. 47.In de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt wordt een artikel 44/11/7bis ingevoegd, luidende: "Art. 44/11/7bis. De persoonsgegevens en informatie worden meegedeeld aan de Directie Integriteits-beoordeling voor Openbare Besturen bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, om deze toe te laten haar wettelijke opdrachten uit te oefenen.".
TITEL 8 - Slotbepalingen
Art. 48.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie brengen verslag uit aan de Kamer van volksvertegenwoordigers over de toepassing van deze wet twee jaar na de inwerkingtreding ervan.
Art. 49.Deze wet treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste lid treedt artikel 21, § 4, pas in werking op een datum die door de Koning wordt bepaald, nadat Hij heeft vastgesteld dat aan de toepassingsvoorwaarden van deze machtiging, die verband houden met het sluiten van een samenwerkingsakkoord, is voldaan.
Aangenomen door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, 16 november 2023.
De voorzitster van de Kamer van volksvertegenwoordigers, De griffier van de Kamer van volksvertegenwoordigers, Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Bruxelles, 15 januari 2024.
FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, De Minister van Economie, De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en KMO's, De Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding, De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, De Minister van Justitie, De Minister van Binnenlandse Zaken, De Staatssecretaris belast met Privacy, Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT