gepubliceerd op 23 mei 2001
Ministeriële omzendbrief OOP 30 aangaande de uitvoering van de wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
2 MEI 2001. - Ministeriële omzendbrief OOP 30 aangaande de uitvoering van de wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties
Aan Mevrouw en de heren Provinciegouverneurs Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad Ter informatie : Aan Mevrouwen en de heren Arrondissementscommissarissen Aan Mevrouwen en de heren Burgemeesters Mevrouw de Gouverneur, Mijnheer de Gouverneur, De wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties (Belgisch Staatsblad van 10 juni 1999) voorziet 4 afzonderlijke punten die men in het achterhoofd moet houden : - De invoeging van het begrip « openbare overlast » in de bevoegdheden van de administratieve gemeentelijke politie (art. 135, § 2, NGW); - De mogelijkheid tot het opleggen van administratieve sancties door de gemeente (nieuw art. 119bis NGW); - Het recht van de burgemeester, in geval van hoogdringendheid, wanneer de uitbater de uitbatingsvoorwaarden niet naleeft, om de voorlopige sluiting van een instelling of de schorsing van een vergunning uit te spreken (art. 134ter NGW); - De mogelijkheid voor de burgemeester om een instelling voorlopig te sluiten om redenen van openbare orde (art. 134quater NGW).
PLAN A. DE « OPENBARE OVERLAST » B. DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES B.1.Algemeen B.2. 1ste voorwaarde : de politiereglementen aanpassen B.2.1. Indien nodig de reglementen en verordeningen aanpassen door de gedragingen te bepalen die "openbare overlast" vormen B.2.2. Kiezen of die overtredingen van de gemeentelijke reglementen en verordeningen het voorwerp zullen uitmaken van een administratieve sanctie of een strafrechtelijke sanctie B.2.3. Uitsluitend gedragingen beogen die - als zodanig - nog niet gesanctioneerd worden door de toepassing van een andere norm a) 1ste gevolg : geen dubbele aantijging b) 2e gevolg : samenloop c) 3e gevolg : complementariteit tussen strafrechtelijke en administratieve benadering B.2.4. De administratieve sanctie bepalen B.3. Vaststelling van de inbreuk op het gemeentelijk reglement B.4. De gemeentelijke administratieve geldboetes B.4.1. voorafgaandelijke voorwaarde : de gemeente moet de ambtenaar aanduiden die bevoegd is voor het opleggen van de administratieve geldboetes B.4.2. Opstarten van de procedure (nieuw artikel 119bis, § 9) B.4.3. Verweermiddelen van de overtreder B.4.4. Beslissing van de aangewezen ambtenaar B.4.5. Kennisgeving van de administratieve geldboete B.4.6. Beroep B.5. De administratieve sancties opgelegd door het College van burgemeester en schepenen B.5.1. De sancties B.5.2. Vaststelling van inbreuk B.5.3 Overmaking aan de aangewezen ambtenaar B.5.4 Bevoegd orgaan B.5.5 Beslissing en uitvoering B.5.6 Verweermiddelen en beroep C. NIEUWE POLITIEMAATREGELEN VOOR DE BURGEMEESTER C.1. Algemene regels voor de 2 procedures C.2. Nieuw artikel 134ter C.2.1. Hoogdringendheid C.2.2. Afwezigheid van een andere overheid die de bevoegdheid van hoogdringendheid bezit C.2.3. Procedure C.2.4. Beslissing C.3. Het nieuwe artikel 134quater C.3.1. Omstandigheden C.3.2. Procedure C.3.3. Beslissing A. DE « OPENBARE OVERLAST » Met de wet van 13 mei 1999 heeft de wetgever de bevoegdheid van de gemeenten inzake de strijd tegen de « openbare overlast » willen bepalen en uitbreiden.
De wetgever heeft geen precies begrip van de openbare overlast gegeven. Ik ben van mening dat de openbare overlast onderscheiden moet worden van de andere klassieke bestanddelen van het begrip openbare orde.
De openbare overlast heeft betrekking op, voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt.
Men kan de openbare overlast beschouwen als lichte vormen van verstoringen van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid.
Door de openbare overlast toe te voegen aan de opsomming van artikel 135, § 2, heeft de wetgever bevestigd dat deze aangelegenheid wel degelijk tot de opdrachten van de gemeentepolitie behoorde.
Dit principe vult de nieuwe bevoegdheden aan die erkend zijn voor de instellingen van de gemeente; op reglementair vlak aan de gemeenteraad (nieuw art. 119bis) en op het vlak van de uitvoeringsmaatregelen aan de burgemeester (nieuwe artikelen 134ter en quater).
Vóór de inwerkingtreding van de wet van 13 mei 1999, hadden de gemeenten die bijvoorbeeld een discotheek wilden sluiten wegens de onrust veroorzaakt door het gedrag van haar bezoekers, daartoe niet altijd de bevoegdheid. De Raad van State heeft de mogelijkheden van lokale acties steeds beperkt door te eisen dat er een overtreding van « de materiële orde » was, opdat er geldig een politiemaatregel getroffen kon worden. Wanneer het gedrag van de bezoekers geen inbreuk pleegde op de openbare rust of veiligheid, maar wel een reële hinder veroorzaakte (overmatig alcoholgebruik, drugsgebruik, drugshandel) had de Raad van State steeds de uitspraak gedaan dat het ging om verstoring van de morele orde, en dat administratieve politiemaatregelen getroffen door de burgemeester dit type probleem niet konden behandelen.
Dit coherent juridisch geheel maakt het nu mogelijk om de problemen waarmee men in het verleden te maken kreeg, achter zich te laten.
B. DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES B.1. Algemeen Door de werkoverlast bij parketten en strafgerechten worden momenteel een zeer groot aantal van de processen-verbaal, opgesteld naar aanleiding van overtredingen van politiereglementen, geseponeerd. De gemeenten stellen vast dat ze hierdoor hun politieverordeningen niet langer afdwingbaar kunnen maken. Als gevolg hiervan kan de burger de indruk krijgen dat dit type gedragingen straffeloos blijft.
Wanneer er, dankzij het systeem van de administratieve boetes, effectief een straf volgt op een overtreding, wordt door betrokkene een link gelegd tussen de overtreding die werd begaan en de straf die erop volgt.
Op 10 juni 1999 is de wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van de administratieve sancties in het Belgisch Staatsblad verschenen. Met het in voege treden van deze wet, op 20 juni 1999, heeft een geheel nieuw instrument zijn intrede gedaan in de Belgische rechtsorde : de gemeenten zijn voortaan in staat om sneller en efficiënter de « kleine » criminaliteit op hun grondgebied te bestrijden, maar ook om sommige verstoringen van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid en sommige vormen van openbare overlast op hun grondgebied te bestrijden.
Door het instellen van een bevoegdheid om administratieve sancties te nemen op gemeentelijk vlak, kan er sneller gereageerd worden wanneer er een overtreding wordt begaan. De procedure dient immers afgehandeld te worden binnen een bepaalde termijn : het nieuwe artikel 119bis legt een beperking op van 6 maanden. Hierdoor vermindert de tijd tussen de overtreding en de bestraffing.
De bedoeling van de wet is dan ook om weinig ernstige gedragingen, die desalniettemin in het dagelijkse leven als erg storend worden ervaren, niet langer strafrechtelijk (via de parketten van de procureur des Konings) te laten afhandelen, maar veeleer door middel van administratieve sancties.
Er zijn 4 types administratieve sancties : - de administratieve boete van maximum 10 000 frank; - de administratieve schorsing van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; - de administratieve intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; - de tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een instelling.
De wet beperkt zich echter niet enkel tot het voorzien in sancties ter bestrijding van de « kleine » criminaliteit. Ze geeft aan de gemeenten de kans om hun eigen accenten te leggen aangaande de fenomenen van openbare overlast.
Hiertoe moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn : B.2. 1ste voorwaarde : de politiereglementen aanpassen.
De eerste stap om administratieve sancties te kunnen opleggen, bestaat erin de huidige reglementering daartoe aan te passen.
De gemeenten hebben altijd de bevoegdheid gehad om te voorzien dat de overtredingen van hun reglementen en verordeningen gesanctioneerd werden op strafrechtelijk vlak.
Ter herinnering, het nieuwe artikel 119bis, § 1, tweede lid, van de Nieuwe Gemeentewet bepaalt dat, indien een gemeenteraad in het verleden in een reglement hogere strafrechtelijke boetes voorzien had dan de politiesancties, die voortaan van rechtswege op het maximum van de politieboetes gebracht worden.
De wet van 13 mei 1999 heeft de bestaande mogelijkheden uitgebreid. - Enerzijds kunnen de overtredingen van de reglementen en verordeningen betreffende de openbare veiligheid, rust, gezondheid en zindelijkheid, waarvoor de gemeenten in het verleden alleen politiestraffen konden opleggen, voortaan in bepaalde gevallen doeltreffender bestraft worden door een administratieve sanctie; - Anderzijds kunnen die verordeningen nu ook gevallen van openbare overlast beteugelen.
B.2.1. Indien nodig de reglementen en verordeningen aanpassen door de gedragingen te bepalen die « openbare overlast » vormen De Gemeenteraad dient op voorhand te bepalen welke specifieke gedragingen in de gemeente als storend worden ervaren en welke strafbaar gesteld kunnen worden hetzij door middel van administratieve sancties hetzij door middel van politiestraffen.
Hoewel de overtredingen betreffende de openbare veiligheid, rust, gezondheid en zindelijkheid reeds in de gemeentelijke reglementen staan, volgt hieronder een opsomming, louter bij wijze van voorbeeld, van enkele gedragingen die een openbare overlast kunnen vormen die het voorwerp zouden kunnen zijn van een administratieve sanctie : a) Het gebruik van grasmachines of zaagmachines op zondag;b) Het buitenzetten van vuilniszakken vóór een bepaald uur;c) Handel en bezit van schadelijke middelen zoals lachgas;d) Het opzettelijk aanrichten van schade aan planten in openbare parken en plantsoenen;e) Het laten baden van huisdieren in visvijvers of waters van openbare parken en plantsoenen of er de sierdieren te laten aanvallen;f) Het verbranden van stoffen die een sterk prikkelende geur verspreiden;g) De overschrijding van het maximum aantal personen in een inrichting die toegankelijk is voor het publiek;h) Het hinderen van het verkeer door een hond niet aan de lijn te houden;i) Het bedekken van straatnaamborden en huisnummers;j) Het aanbrengen van aanplakkingen op plaatsen waar dit niet toegelaten is;k) Het zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming aanbrengen van bedradingen, toestellen of andere verbindingen, uitgaande van een privé-initiatief;l) Het opstellen van woonwagens op plaatsen die daarvoor niet worden ingericht;m) Het voeren van wilde of verwilderde dieren;n) Het aanbieden van afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten;o) Het bedelen van reclamedrukwerk in leegstaande panden of in brievenbussen waarop een zelfklever werd aangebracht die aangeeft dat de bewoner geen reclamedrukwerk wenst te ontvangen;p) De verkoop of het gebruik van rotjes of vuurwerk bij bepaalde gelegenheden, op bepaalde uren of op bepaalde plaatsen;q) Urineren op openbare plaatsen. B.2.2. Kiezen of die overtredingen van de gemeentelijke reglementen en verordeningen het voorwerp zullen uitmaken van een administratieve sanctie of een strafrechtelijke sanctie In het verleden konden de gemeentebesturen deze gedragingen uitsluitend sanctioneren door politiestraffen. Zij waren bijgevolg afhankelijk van de gerechtelijke macht voor de uitvoering ervan.
Sinds de wet van 13 mei 1999 heeft de gemeente de mogelijkheid om tegen diverse vormen van overlast op te treden met verschillende straffen : een politiestraf of een administratieve sanctie.
De gemeente moet echter een keuze maken : § 3 van het nieuwe artikel 119bis sluit de mogelijkheid uit om, voor één enkele overtreding, een strafrechtelijke sanctie en een administratieve sanctie op te leggen.
Er moet dus een keuze gemaakt worden in het gemeentelijk reglement.
Wordt de keuze om te bepalen of een bepaalde overtreding gesanctioneerd zal worden door een administratieve of door een strafrechtelijke sanctie overgelaten aan het oordeel van de gemeenteraad, toch dient men de aandacht erop te vestigen dat een administratieve sanctie talrijke voordelen biedt : - de sanctie kan verhoudingsgewijs tot de gepleegde feiten bepaald worden; - de gebruikte procedure om de sanctie op te leggen is sneller; - een administratieve sanctie kan beter afgestemd worden op de situatie van de overtreding : een sanctie zoals de schorsing of de administratieve intrekking van een toelating, of zelfs de sluiting van een instelling, heeft soms meer afschrikkingkracht dan een boete; - de gemeente heeft de macht over de sanctieprocedure; - de gemeente beschikt over een vrijheid van oordeel wat de keuze van de administratieve sanctie betreft, en in geval van een boete, wat het bedrag ervan betreft.
B.2.3. Uitsluitend gedragingen beogen die - als zodanig - nog niet gesanctioneerd worden door de toepassing van een andere norm Er moet immers rekening gehouden worden met twee bepalingen van het nieuwe artikel 119bis : § 1, die het volgende bepaalt : « De raad kan straffen stellen op de overtreding van zijn reglementen en verordeningen, tenzij een wet, decreet of ordonnantie daarin heeft voorzien ». Het betreft hier dus strafrechtelijke sancties. § 2, die het volgende bepaalt : « De raad kan eveneens, tenzij een wet, decreet of ordonnantie reeds voorzien heeft in een strafsanctie of een administratieve sanctie, de administratieve sancties stellen op de overtreding van zijn reglementen en verordeningen. » a) 1ste gevolg : geen dubbele aantijging. Wanneer de federale of gewestelijke wetgever reeds een sanctie voor een bepaald gedrag voorzien heeft, is de gemeente niet meer bevoegd om een administratieve sanctie voor datzelfde gedrag te voorzien of op te leggen.
In dat opzicht dient opgemerkt te worden dat sommige huidige politiereglementen in diverse gemeenten ten onrechte gedragingen sanctioneren die reeds door een hogere norm worden gesanctioneerd. Die gemeenten worden verzocht om ter gelegenheid van wijzigingen aan hun politiereglement hieraan te verhelpen of de nodige preciseringen aan te brengen.
Niets belet immers administratieve sancties te voorzien voor een anders gekwalificeerd gedrag.
Voorbeeld : De verkeersovertredingen vormen een goed voorbeeld van gedragingen die in principe niet gesanctioneerd kunnen worden door middel van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. b) 2e gevolg : samenloop. Er moet evenwel rekening mee gehouden worden dat bepaalde gedragingen een overtreding kunnen inhouden, zowel vanuit strafrechtelijk als vanuit administratief standpunt.
Voorbeeld 1 : wanneer een autoalarm tussen zonsondergang en zonsopgang zonder reden in werking treedt, valt dit probleem onder de toepassing van artikel 561, 1° van het Strafwetboek (nachtlawaai). Deze overtreding wordt bestraft met een geldboete van 10 tot 20 frank, waarbij, in geval van herhaling, nog een hoofdgevangenisstraf van maximum 9 dagen komt. Dit betreft een rechtsinbreuk en men zal een « samenloop » verkrijgen als er daarnaast een administratieve sanctie wordt opgelegd omwille van het zonder reden afgaan van het autoalarm.
Voorbeeld 2 : talrijke gemeenten voorzien in hun politiereglement de verplichting om honden aan de leiband te houden. Artikel 556, 3°, van het Strafwetboek bepaalt een overtreding van tweede klasse voor het gedrag van diegenen die « hun hond hebben aangespoord of niet hebben tegengehouden wanneer hij voorbijgangers aanvalt of achtervolgt, . ».
Ingeval een niet aan de leiband gehouden hond een voorbijganger aanvalt, verkrijgt men geen geval van « dubbele aantijging », maar een geval van samenloop (zie supra, a).
Voorbeeld 3 : in het Vlaams Gewest moet de inbreuk waarbij men zijn hond toelaat uitwerpselen op de openbare weg achter te laten, met precisie omschreven zijn. Het reglement moet uitdrukkelijk vermelden dat deze hondenuitwerpsels geen huishoudelijk afval uitmaken (1).
Zonder deze vermelding zal deze zaak onder de toepassing vallen van het decreet op de afvalstoffen (Vlarem), welke het achterlaten van huishoudelijk afval regelt. Indien er diverse normen voorhanden zijn, zal het immers steeds de hoogste norm zijn die van toepassing is (2).
In geval van samenloop van overtreding is het nieuwe artikel 119bis, 7°, conform aan de algemene principes inzake de administratieve geldboetes : de strafrechtelijke procedure heeft voorrang op de administratieve procedure. Het origineel van het proces-verbaal moet bijgevolg worden overgemaakt aan de Procureur des Konings. De procureur heeft een termijn van één maand om de aangewezen ambtenaar ervan op de hoogte te brengen dat een opsporingsonderzoek of een vervolging wordt ingesteld. Bij het overschrijden van deze termijn kan enkel nog een administratieve sanctie worden opgelegd. Geen enkele vervolging kan nog worden ingesteld. De termijn van één maand betreft dus een vervaltermijn. c) 3e gevolg : complementariteit tussen strafrechtelijke en administratieve benadering Een probleem dat met deze wet aangepakt kan worden, is bijvoorbeeld de plaag van de autoalarmen.Het gebeurt veelvuldig dat deze zonder reden in werking treden.
Voorbeeld : geen enkel artikel van het strafwetboek voorziet een sanctie voor het foutief in werking treden van de autoalarmen tijdens de dag. Er kan dan ook in die zin een administratieve sanctie worden opgenomen in het gemeentereglement. Er kan een administratieve geldboete van maximum 10 000 frank worden opgelegd wanneer het alarm, zonder geldige reden, in werking treedt na zonsopgang en vóór zonsondergang.
B.2.4. De administratieve sanctie bepalen De gemeenteraad kan kiezen tussen 4 soorten administratieve sancties : - de administratieve geldboete van 10 000 frank maximum; - de administratieve schorsing van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve intrekking van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve sluiting van een instelling, tijdelijk of definitief.
Het komt erop aan om te kiezen voor de sanctie die het best overeenkomt met een bepaald gedrag of verzuim. Het is nodig en wenselijk om een straf te bepalen die nauw aansluit bij de begane inbreuk.
Bij deze beslissing dient rekening gehouden te worden met het orgaan dat bevoegd zal zijn om de sanctie op te leggen : de administratieve geldboete valt onder de bevoegdheid « aangewezen ambtenaar » (zie B.4.1), terwijl de andere sancties worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen (zie B.5) Daaruit volgt dat er dient vermeden te worden dat een zelfde inbreuk wordt gesanctioneerd met verschillende soorten administratieve sancties. Daarom is het de begane inbreuk die bepaalt welke autoriteit bevoegd is om de sanctie op te leggen. Daarentegen kan hetzelfde gedrag aanleiding geven tot verschillende sancties in geval van herhaling.
Voorbeeld : de gemeente levert aan een plaatselijke jeugdbeweging een toelating af om een activiteit te organiseren op de openbare weg. Het gaat om een wekelijkse activiteit op maandag. Indien wordt vastgesteld dat de jeugdbeweging zich niet houdt aan de voorwaarden die werden opgelegd, kan de gemeente in eerste instantie een administratieve geldboete opleggen. Bij een tweede inbreuk kan zij dan beslissen om de toelating in te trekken mits de overtreder voorafgaand een waarschuwing heeft ontvangen (art. 119bis, § 4).
B.3. Vaststelling van de inbreuk op het gemeentelijk reglement De inbreuken op gemeentelijke reglementen en verordeningen worden vastgesteld door middel van een proces-verbaal.
Het proces-verbaal dient opgesteld te worden door een politieambtenaar of door een hulpagent van politie. Het kan niet worden opgesteld door de ambtenaar die de administratieve sanctie oplegt, hierna de « aangewezen ambtenaar » genoemd (zie punt A.4).
Het proces-verbaal wordt door de politiedienst overgemaakt aan de aangewezen ambtenaar.
Dit proces-verbaal is een determinerend element in de behandeling van het dossier. Het moet duidelijk zijn, nauwkeurig en volledig, temeer daar er bij de mededeling van het dossier door de aangewezen ambtenaar een afschrift van wordt overgemaakt aan de persoon die er het voorwerp van uitmaakt. Aan de hand van het proces-verbaal moet de aangewezen ambtenaar zijn sanctie kunnen opstellen. Er moet dan ook met de nodige zorgvuldigheid gewerkt worden bij het opstellen ervan.
Het proces-verbaal moet volgende elementen bevatten : - De naam, voornaam, graad, korps, en handtekening van de opsteller van het proces-verbaal; - De dag, datum, plaats en uur van het zich voordoen van het feit en van de vaststelling van het feit; - De correcte beschrijving van het vastgestelde feit; - De bepaling van het gemeentelijk reglement dat overtreden is door het vastgestelde gedrag; - De naam, voornaam, wettelijk adres, eventueel de feitelijke verblijfplaats, datum en plaats van geboorte van de persoon die het voorwerp uitmaakt van het proces-verbaal; - De eventuele opmerkingen die de overtreder tegenover de politie heeft gemaakt of de verklaring die hij eventueel heeft afgelegd, met vermelding van de gebruikte taal. - Het administratief adres van de ambtenaar die aangewezen werd om kennis te nemen van de zaak; - Het adres van de ouders, of één van hen, of van de voogd als de overtreder minderjarig is.
Indien het proces-verbaal onvoldoende gegevens bevat, kan de aangewezen ambtenaar de politiediensten verzoeken die gegevens eventueel na bijkomend onderzoek, nog toe te voegen aan het dossier.
Zoals uiteengezet in punt B.2.3.b), kan het vastgestelde feit ook een strafrechtelijke inbreuk inhouden. In dat geval moet de politieambtenaar dit onmiddellijk signaleren aan de Procureur des Konings. Hij zendt het origineel naar de Procureur en een eensluidend afschrift naar de aangewezen ambtenaar die de boete oplegt.
B.4. De gemeentelijke administratieve geldboetes B.4.1. voorafgaandelijke voorwaarde : de gemeente moet de ambtenaar aanduiden die bevoegd is voor het opleggen van de administratieve geldboetes.
De ambtenaar of agent, hierna de « aangewezen ambtenaar » genoemd, wordt aangewezen door de gemeenteraad. (Artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 januari 2001 tot vaststelling van de procedure tot aanwijzing van de ambtenaar en tot inning van de boetes in uitvoering van de wet van 13 mei 1999 met betrekking tot de administratieve sancties in de gemeenten, Belgisch Staatsblad van 2 februari 2001).
Dit koninklijk besluit voorziet in de mogelijkheid om ofwel een gemeentelijk ambtenaar, ofwel een provinciaal ambtenaar aan te wijzen.
Indien binnen de gemeentelijke administratie, noch de gemeentesecretaris, noch een andere ambtenaar van het niveau waarvoor een universitair diploma van de tweede graad of een gelijkgesteld diploma vereist is, beschikbaar zijn, kan de gemeenteraad vragen aan de provincieraad om een ambtenaar ter beschikking te stellen. Wat betreft de voorwaarden van zijn aanwerving en de vergoeding die hem zal uitbetaald worden, dient voorafgaandelijk een overeenkomst gemaakt te worden tussen de gemeente en de provincie. Indien verscheidene gemeenten met dit probleem worden geconfronteerd, kunnen zij gemeenschappelijk aan de provincie vragen om iemand aan te wijzen.
Het nieuwe artikel 119bis, § 2, laatste alinea, van de Nieuwe Gemeentewet bepaalt dat de ambtenaar die de boete oplegt niet dezelfde mag zijn als diegene die op basis van het nieuwe artikel 119bis, § 6, de inbreuk vaststelt.
Deze § 6 bepaalt dat de inbreuken worden vastgesteld door een politieambtenaar of een hulpagent van politie en dat door middel van een proces-verbaal (zie punt A.4). Het is bijgevolg uitgesloten dat een lid van de plaatselijke politie de functie van « aangewezen ambtenaar » zou uitoefenen.
Aangezien de opbrengst van de administratieve geldboetes ten goede komt aan de gemeentekas, is het voor de hand liggend dat de gemeenteontvanger eveneens uitgesloten is voor het vervullen van deze functie.
Er zal een opleiding voorzien worden voor de aangewezen ambtenaren.
Deze opleiding zal tot doel hebben dat de procedure zo vlot mogelijk zou verlopen.
B.4.2. Opstarten van de procedure (nieuw artikel 119bis, § 9) Indien er sprake is van samenloop en het feit betreft eveneens een strafrechtelijke inbreuk, dan moet het origineel van het proces-verbaal worden overgemaakt aan de Procureur des Konings en een eensluidende kopie aan de aangewezen ambtenaar. Deze laatste kan slechts optreden indien de Procureur niet vervolgt (artikel 119 bis, § 7, eerste alinea, en § 8 van de Nieuwe Gemeentewet). De Procureur beschikt over een termijn van één maand vanaf de dag van ontvangst van het origineel van het proces-verbaal.
De aangewezen ambtenaar start de procedure op bij een ter post aangetekend schrijven. Dit schrijven bevat de feiten op basis waarvan de procedure werd opgestart. De datum van de aangetekende zending is de datum voor de aanvang van de termijnen.
Bij de zending dient een afschrift van het proces-verbaal te worden bijgevoegd en de mededelingen bepaald in art. 119bis, § 9, eerste lid, 2°, 3° en 4°, moeten vermeld worden. Een « fout » kan evenwel nog worden rechtgezet binnen een termijn van 6 maand, die niet wordt opgeschort door het feit dat er stukken ontbreken. Indien de stukken pas na de termijn van 6 maand worden opgestuurd, kan er geen sanctie meer worden opgelegd.
B.4.3. Verweermiddelen van de overtreder Binnen een termijn van 15 dagen kan de overtreder kenbaar maken welke verweermiddelen hij wil gebruiken. Hij kan dit schriftelijk doen en hij kan de aangewezen ambtenaar vragen om zich mondeling te verdedigen.
Indien betrokkene wenst gehoord te worden, bepaalt de aangewezen ambtenaar de dag waarop de overtreder wordt uitgenodigd. Het is nuttig om dit verhoor te laten plaatsvinden binnen de 15 dagen. Het is eveneens van belang dat de beslissing zo snel mogelijk wordt genomen.
De wet beoogt immers de tijd tussen de inbreuk en de sanctie zo kort mogelijk te houden, wat de doeltreffendheid van de straf ten goede komt. Dit vraagt evenwel een snelle beslissing vanwege de aangewezen ambtenaar.
Bij ontstentenis van een mondeling verweer - bijvoorbeeld doordat de boete die de aangewezen ambtenaar voorziet, lager is dan 2.500 frank - geniet de overtreder van de rechten van de verdediging zoals uiteengezet in § 9 van het nieuwe artikel 119bis.
B.4.4. Beslissing van de aangewezen ambtenaar Bij het bepalen van het bedrag van de geldboete moet de aangewezen ambtenaar rekening houden met het proportionaliteitsbeginsel. De straf moet worden opgelegd in verhouding met de ernst van de overtreding.
Wanneer verschillende feiten worden gepleegd die leiden tot één overtreding, kan er toch maar één geldboete worden opgelegd. Bij herhaling kan het bedrag van de boete worden aangepast.
De boete die door de aangewezen ambtenaar wordt opgelegd, moet in verhouding staan tot de overtreding. Voor een lichte overtreding is het aangewezen niet de hoogste sanctie toe te passen. In dit geval zal de sanctie slechts dienen om de overtreder erop te wijzen dat hij een fout heeft begaan en dat zulk gedrag in de toekomst niet meer gewenst wordt. Wanneer het betreffend gedrag zich toch herhaalt, zal de sanctie worden verhoogd, aangezien de betrokkene duidelijk laat blijken dat hij zijn les niet heeft geleerd.
B.4.5. Kennisgeving van de administratieve geldboete De aangewezen ambtenaar brengt de betrokkene per aangetekend schrijven op de hoogte van de beslissing. Overeenkomstig artikel 109 van de Nieuwe Gemeentewet, moet de kennisgeving getekend worden door de burgemeester en medeondertekend door de gemeentesecretaris.
Bij de kennisgeving van de beslissing wordt een overschrijvings- of stortingsformulier gevoegd dat door de belanghebbende gebruikt kan worden, terwijl deze er tevens van op de hoogte wordt gebracht dat de boete eveneens kan betaald worden in handen van de gemeenteontvanger.
De beslissing is uitvoerbaar na het verstrijken van de termijn van één maand na de kennisgeving aan betrokkene, tenzij deze beroep heeft aangetekend bij de politierechtbank.
B.4.6. Beroep Het nieuwe artikel 601ter, door dezelfde wet ingevoegd in het Gerechtelijk Wetboek, verleent uitdrukkelijk de bevoegdheid aan de politierechtbanken om kennis te nemen van het beroep dat aangetekend werd tegen de administratieve sanctie die opgelegd wordt door de aangewezen ambtenaar. De beslissing van de politierechter is een beslissing in laatste aanleg. De aanwending van buitengewone rechtsmiddelen, zoals het cassatieberoep, blijft wel mogelijk.
De belanghebbende kan beroep aantekenen wanneer hij niet akkoord gaat met de opgelegde sanctie.
De gemeente kan slechts beroep aantekenen indien de aangewezen ambtenaar een provincieambtenaar is en enkel indien deze geen sanctie heeft opgelegd.
De beroepsprocedure die door de belanghebbende gevolgd moet worden, is de gewone procedure voor de politierechtbank. De politierechter beoordeelt de wettigheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete. Het beroep moet ingesteld worden bij een met redenen omkleed verzoekschrift, binnen een termijn van één maand na de kennisgeving. De gewone termijnregelingen van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. Het beroep wordt ingeleid bij een eenvoudig verzoekschrift. De beroepsprocedure schorst de uitvoerbaarheid van de beslissing.
De wet spreekt zich niet uit of het de strafrechtelijke procedure of de civielrechtelijke procedure is die gevolgd moet worden voor de politierechtbank. In navolging van andere beroepsprocedures met betrekking tot de administratieve sancties, dient ervan uitgegaan te worden dat het de civielrechtelijke procedure betreft.
Indien de politierechter de straf bevestigt, vallen de kosten van het beroep ten laste van de veroordeelde.
B.5. De administratieve sancties opgelegd door het College van burgemeester en schepenen B.5.1. De sancties De wet biedt de mogelijkheid om nog andere administratieve sancties op te leggen, die dienen voorzien te zijn in het gemeentelijk reglement.
Het betreft volgende sancties : - de administratieve schorsing van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve intrekking van een toelating of vergunning afgeleverd door de gemeente; - de administratieve sluiting van een instelling, tijdelijk of definitief.
Deze opsomming is limitatief. Geen enkele andere administratieve sanctie is mogelijk.
Indien de gemeentelijke overheid een vergunning heeft afgeleverd, bijvoorbeeld voor het uitbaten van een terras op de openbare weg, dan kan het College van burgemeester en schepenen deze vergunning intrekken, als administratieve sanctie, ingeval er inbreuken werden vastgesteld. Er moet een duidelijke link gelegd worden tussen de vastgestelde inbreuk en de erop volgende sanctie.
B.5.2. Vaststelling van inbreuk De vaststelling van de inbreuk op het gemeentelijk reglement dient te gebeuren volgens de regels die werden beschreven in punt B.3 supra.
B.5.3. Overmaking aan de aangewezen ambtenaar Overeenkomstig artikel 119bis, § 7, 2e alinea, moet het origineel van het proces-verbaal overgemaakt worden aan de aangewezen ambtenaar.
Indien de inbreuk bestraft wordt met een sanctie voorzien in punt B.5.1, stuurt deze het PV door naar het College van burgemeester en schepenen. In de andere gevallen zal hij zijn eigen bevoegdheid uitoefenen om te sanctioneren.
B.5.4. Bevoegd orgaan De sancties voorzien in punt B.5.1, vallen niet onder de bevoegdheid van de aangewezen ambtenaar, zoals het geval is voor de administratieve sancties. Artikel 123, 12°, en artikel 119bis, § 2, laatste alinea van de Nieuwe gemeentewet, duiden het College van burgemeester en schepenen aan als bevoegd orgaan voor de het opleggen van een administratieve schorsing of intrekking van een vergunning of toelating en voor de administratieve sluiting van een instelling.
B.5.5. Beslissing en uitvoering In § 4 van het nieuwe artikel 119bis wordt voorzien dat deze administratieve sancties moeten worden voorafgegaan door een waarschuwing dat er een inbreuk werd vastgesteld en dat een sanctie zal opgelegd worden bij een volgende inbreuk of als de inbreuk wordt gehandhaafd. Deze waarschuwing moet een uittreksel bevatten van het overtreden reglement of verordening.
Bij het bepalen van de sanctie moet het College rekening houden met het proportionaliteitsbeginsel. De straf wordt opgelegd in verhouding tot de ernst van de gevolgen van de inbreuk. Wanneer verschillende feiten worden gepleegd die leiden tot één overtreding, kan er toch maar één geldboete worden opgelegd. Bij herhaling zal de aard of de duur ervan kunnen worden aangepast.
Overeenkomstig artikel 109 van de Nieuwe Gemeentewet dient de kennisgeving van de sanctie te worden getekend door de burgemeester en medeondertekend door de gemeentesecretaris. Het is aangewezen de kennisgeving bij een ter post aangetekend schrijven op te sturen.
B.5.6. Verweermiddelen en beroep De wet van 13 mei 1999 heeft niet voorzien in de wijze waarop het recht op verdediging door de overtreder kan worden gevrijwaard. Het zou evenwel verkeerd zijn daaruit te besluiten dat het College het recht heeft om een administratieve sanctie op te leggen, zonder daarbij aan de belanghebbende de garanties toe te kennen die erkend zijn door de internationale verdragen waarbij België is aangesloten.
Ik raad bijgevolg de gemeentebesturen aan om de voorschriften die bevat zijn in § 9 van het nieuwe artikel 119bis, mutatis mutandis toe te passen.
De wet heeft ook niet voorzien in een specifieke mogelijkheid tot beroep. Het beroep zal derhalve moeten worden ingesteld bij de Raad van State op basis van het algemeen administratief recht.
C. NIEUWE POLITIEMAATREGELEN VOOR DE BURGEMEESTER De wet van 13 mei 1999 voorziet dat bepaalde administratieve sancties die tot de bevoegdheid van het College behoren (zie punt A. 5 supra), door de burgemeester kunnen worden opgelegd, maar in een andere context. Het betreft volgende maatregelen : - de voorlopige administratieve schorsing van een toelating of vergunning; - de tijdelijke administratieve sluiting van een instelling.
Ik vestig er uw aandacht op dat het hier maatregelen van bestuurlijke politie betreft in de zin van artikel 3, 1°, van de wet op het politieambt, en niet van administratieve sancties. De uitvoeringsbesluiten zijn niet onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de administratieve sancties (zie punt B.5 : de inbreuk dient voorzien te zijn in het gemeentelijk reglement, zij moet worden vastgesteld door een politieambtenaar of een hulpagent, en de sanctie is onderworpen aan bepaalde procedureregels).
De wet heeft twee specifieke uitvoeringsbesluiten voorzien die verschillende doelstellingen hebben : - Het nieuwe artikel 134ter verleent aan de burgemeester de bevoegdheid om een politiemaatregel te nemen die bestaat in de voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning. Het betreft hier een dringende procedure tengevolge van het niet respecteren door de uitbater van de uitbatingsvoorwaarden en niet door verstoring van de openbare orde. - Het nieuwe artikel 134quater verleent aan de burgemeester de bevoegdheid om een politiemaatregel te nemen die bestaat in de voorlopige sluiting van een instelling, doordat de openbare orde wordt verstoord buiten een instelling die toegankelijk is voor het publiek en dit tengevolge van gedragingen die zich voordoen binnen in de instelling.
C.1. Algemene regels voor de 2 procedures.
De beslissing wordt genomen door de burgemeester en moet worden bekrachtigd door het College van burgemeester en schepenen op « de eerstvolgende vergadering », meer bepaald op de eerste vergadering die volgt op de beslissing. Indien dit niet gebeurt, zal de maatregel vervallen.
De maatregel is in elk geval van tijdelijke aard. Zelfs als hij door het College wordt bekrachtigd, kan hij de termijn van 3 maand niet overschrijden. Op het einde van deze termijn wordt hij « van rechtswege » opgeheven. Deze termijn kan bijgevolg niet worden verlengd door de burgemeester of het College voor wat dezelfde feiten betreft. Een definitieve maatregel is immers geen uitvoeringsbesluit meer, maar een sanctie, en de administratieve sancties moeten worden opgelegd overeenkomstig de bepalingen uiteengezet in punt B.5.
Er dient hier ook aan herinnerd te worden dat, ook in het geval van uitvoeringsbesluiten, de rechtspraak van de Raad van State vereist dat het proportionaliteitsbeginsel tussen het vastgestelde feit en de genomen maatregel wordt gerespecteerd. Dit zal in het bijzonder het geval zijn voor wat betreft de duur van de maatregel tot sluiting.
De wet voorziet geen formaliteiten met betrekking tot de beslissing, maar het lijkt mij dat deze moet opgemaakt en getekend worden door de burgemeester en ter kennis gebracht van de belanghebbende, hetzij door overhandiging in zijn handen, hetzij per aangetekende post.
C.2. Nieuw artikel 134ter : Deze maatregel is onderworpen aan volgende voorwaarden : C.2.1. Hoogdringendheid Dit artikel is van toepassing « indien de minste vertraging voor een ernstig nadeel zou kunnen zorgen ». Men zou dit kunnen vergelijken met een procedure in kort geding.
C.2.2. Afwezigheid van een andere overheid die de bevoegdheid van hoogdringendheid bezit Het nieuwe artikel 134ter sluit een tussenkomst van de burgemeester uit indien « de bevoegdheid om deze maatregelen bij hoogdringendheid te nemen, werd toegewezen aan een andere overheid, door een specifieke regelgeving ».
Deze bepaling beoogt wel degelijk het geheel van de maatregel. Zij vindt haar bestaansreden in het feit dat de wetgever dit recht heeft willen instellen, ook in het geval dat de instelling wordt uitgebaat zonder een gemeentelijke vergunning nodig te hebben, of op basis van een vergunning afgeleverd door een andere instantie.
Er moet uit worden besloten dat de bevoegdheid tot tussenkomst van de burgemeester enkel wordt uitgesloten, indien een specifieke reglementering een procedure van hoogdringendheid heeft voorzien inzake voorlopige sluiting of tijdelijke schorsing. Zo worden bijvoorbeeld in het kader van de reglementering met betrekking tot het leefmilieu, dusdanige procedures van hoogdringendheid voorzien, die worden toevertrouwd aan hetzij de burgemeester hetzij aan andere instanties dan de gemeente.
C.2.3. Procedure De wet vermeldt geen procedure die door de burgemeester gevolgd dient te worden om zijn ordemaatregel te nemen. Hij zal zich bijgevolg dienen te houden aan de algemene beginselen van bestuur, die reeds menigmaal onderwerp hebben uitgemaakt van beslissingen van de Raad van State. De burgemeester dient de principes van goed bestuur toe te passen.
Het nieuwe artikel 134ter stelt voor de uitbater van een instelling het recht in om zijn verweermiddelen naar voor te brengen vooraleer de beslissing wordt genomen, maar de wet heeft niet voorzien in de wijze waarop hij zijn rechten kan uitoefenen.
Ik beveel dan ook aan dat : - de belanghebbende ervan op de hoogte gebracht zou worden, hetzij door overhandiging in zijn eigen handen, hetzij per aangetekende brief, van de vaststelling gedaan door een gemeentelijk ambtenaar (de tussenkomst van een lid van de plaatselijke politie is niet noodzakelijk) dat de voorwaarden inzake uitbating of vergunning niet werden gerespecteerd; - de belanghebbende een afschrift ontvangt van het dossier of de mogelijkheid krijgt het te raadplegen bij het gemeentebestuur; - de belanghebbende de mogelijkheid krijgt om zijn verweermiddelen in te brengen, en dit op de door de gemeente bepaalde wijze (mondeling of schriftelijk).
C.2.4. Beslissing De beslissing van de burgemeester kan enkel betrekking hebben op de voorlopige sluiting van een instelling of op de tijdelijke schorsing van een vergunning. Een beslissing tot intrekking - die per definitie definitief is - wordt niet voorzien door deze maatregel.
De beslissing dient uiteraard het feit te bevatten dat er werd vastgesteld dat de uitbater de vastgelegde voorwaarden tot uitbating van de instelling of inzake de vergunning niet heeft gerespecteerd.
Eveneens dient ze gemotiveerd te worden en te vermelden op basis van welke dringende motieven de burgemeester is overgegaan tot de procedure van hoogdringendheid.
C.3. Het nieuwe artikel 134quater Behalve aan de algemene regels (zie punt C.1), is deze maatregel ook nog onderworpen aan de volgende specifieke voorwaarden : C.3.1. Omstandigheden Het nieuwe artikel 134quarter richt zich op een situatie van verstoring van de openbare orde. Het artikel situeert zich dus niet meer in het kader van een eerder beperkte « openbare overlast », zoals uiteengezet in punt A., maar in het bredere kader van openbare ordeverstoring, waarin de algemene bestuurlijke politie haar uitgangspunt vindt.
De verstoring van de openbare orde moet aan volgende kenmerken beantwoorden : a) het gaat om een verstoring van materiële aard, niet van morele;b) de verstoring kan betrekking hebben op de verschillende onderdelen van de openbare orde, met name de rust, veiligheid, gezondheid, zindelijkheid en de openbare overlast;c) de verstoring doet zich voor buiten de instelling, op de openbare weg;d) het betreft een instelling die toegankelijk is voor het publiek;e) de verstoring buiten de instelling wordt veroorzaakt door gedragingen die zich voordoen binnen de instelling. Deze maatregel is niet van toepassing indien de verstoring geen verband houdt met gedragingen die zich voordoen binnen de instelling, bijvoorbeeld het lawaai dat veroorzaakt wordt door particulieren die de instelling binnengaan of verlaten, of indien de verstoring beperkt blijft tot het inwendige van de instelling : er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen het gedrag binnen de instelling en de verstoring buiten de instelling.
In andere gevallen zal de gemeente beroep moeten doen op andere middelen.
De invoering van artikel 134 quater raakt niet aan artikel 133 van de Nieuwe Gemeentewet. Artikel 134quater werd toegevoegd om de burgemeester een bijkomende mogelijkheid te geven om op te treden tegen een vorm van openbare ordeverstoring die hij niet ten gronde kan aanpakken op basis van zijn politiebevoegdheid, met name wanneer een ordeverstoring wordt vastgesteld in de omgeving van een instelling tengevolge van activiteiten die zich daarbinnen afspelen, en dit zonder de noodzaak te weten of die activiteiten al dan niet geoorloofd zijn. Het is dus uiterst belangrijk om in de motivatie duidelijk te vermelden op welk artikel men zich heeft gebaseerd. De burgemeester kan de strenge toepassingsregels van artikel 134quater niet omzeilen door zijn beslissing zogezegd te baseren op artikel 133, tweede lid.
C.3.2. Procedure De wet vermeldt geen procedure die door de burgemeester gevolgd moet worden om zijn ordemaatregel te nemen. Het lijkt me voor de hand liggend dat de burgemeester in het bezit zal zijn van een rapport, opgesteld door een politiedienst of door een andere dienst, en waarop hij zich kan baseren om de ordeverstoring vast te stellen.
Het nieuwe artikel 134quater, in tegenstelling tot het nieuwe artikel 134ter, stelt niet het recht in voor de uitbater van de instelling om zijn verweermiddelen in te brengen. Evenwel, ofschoon de verstoring die de maatregel rechtvaardigt een gevolg zal zijn van het gedrag van derden en niet van de uitbater, zullen de principes van goed bestuur, waaraan de Raad van State steeds refereert, vereisen dat de overheid kennis heeft genomen van de bemerkingen van de uitbater van de instelling welker activiteiten het onderwerp zullen uitmaken van een voorlopige sluiting, en dit vóór de maatregel wordt genomen.
Daaruit volgt dat ik aanraad behalve voor gevallen van hoogdringendheid die dit niet toelaten, maar die beperkt blijven tot een sluiting van enkele uren dat de burgemeester aan de belanghebbende het recht geeft om zijn argumenten uiteen te zetten, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling ten overstaan van de burgemeester of de ambtenaar die deze daartoe heeft afgevaardigd.
C.3.3. Beslissing De beslissing van de burgemeester kan enkel betrekking hebben op een voorlopige sluiting van een instelling. Gezien de omstandigheden moet de beslissing uiteraard nauwkeurig gemotiveerd worden. Daarin moet een oorzakelijk verband liggen bijvoorbeeld tussen het gedrag van de personen die de instelling regelmatig bezoeken en de overlast. Dit oorzakelijk verband moet duidelijk blijken uit de motivatie. De motivatie moet uitgewerkt worden op basis van een goed onderbouwd dossier met betrekking tot de klachten tegen de overlast.
De duur zal in verhouding moeten staan tot de veroorzaakte overlast.
Het is niet evident dat de burgemeester direct een beslissing neemt voor een termijn van drie maand. Zo werd in een arrest van de Raad van State van 16 september 1999 (zaak A. 86.645/XII-2211) de oplegging van de maximale sluitingstijd beschouwd als absoluut onevenredig.
Ik verzoek u, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, dit schrijven te willen overmaken aan de dames en heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen van uw provincie. Met de meeste hoogachting, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE _______ Nota's (1) Pol.Gent, 26 januari 1993, T.G.R., 1993, 73, T.M.R., 1994, 2111. (2) Pol.Hasselt, 14 mei 1993, T.M.R., 1994, 199, noot Morrens P.