gepubliceerd op 14 december 2017
Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing
7 DECEMBER 2017. - Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
TITEL II. - Wijzigende bepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing
Art. 2.Artikel 3.1.1. van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing wordt aangevuld als volgt : « 41° « Lage-emissiezone (low emission zone : LEZ) » : zone zoals bepaald in artikel 2.63 van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg ; 42° « Wegcode » : code zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg ;43° « DIV » : de overheidsdienst belast met de inschrijving van de voertuigen.».
Art. 3.Artikel 3.2.16 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.2.16. - § 1. De Regering bepaalt één of meerdere lage-emissiezones op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die permanent van toepassing is (zijn) om de luchtkwaliteit te verbeteren. § 2. De beperking van het toegangsrecht van voertuigen tot de lage-emissiezone(s) wordt verbonden aan de emissies van luchtverontreinigende stoffen van het gemotoriseerde voertuig, zoals bepaald door de Regering.
De Regering kan voorts afwijkingen definiëren op de beperking van het toegangsrecht tot de lage-emissiezone(s) in functie van de aard, het type, het gebruik van het betreffende motorvoertuig, socio-economische criteria, evenals in geval van uitzonderlijke situaties welke beperkt zijn in de tijd.
De Regering bepaalt de procedure voor de toekenning van de afwijkingen en stelt de statutaire of contractuele ambtenaren aan die deze zullen toekennen.
Onverminderd de registratie zoals bedoeld in § 3, dienen bepaalde door de Regering te bepalen types van voertuigen geregistreerd te worden om toegang te krijgen tot de LEZ. De Regering bepaalt de voorwaarden van de registratie. § 3. Elk voertuig dat niet is geregistreerd in het repertorium van de voertuigen zoals vermeld in de artikelen 6 tot en met 9 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten betreffende de inschrijving van voertuigen, moet voorafgaandelijk geregistreerd worden om toegang te verkrijgen tot de lage-emissiezone(s).
De Regering bepaalt de voorwaarden van de registratie. § 4. Het plaatsen van verkeerstekens die de lage-emissiezone(s) aangeven, met name de verkeerstekens F117 en F118, bedoeld in artikel 71.2 van de Wegcode, gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de ordonnantie van 3 april 2014 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens. § 5. De Regering kan een systeem van tijdelijke toegang tot de lage-emissiezone(s) tegen betaling invoeren.
De Regering : 1° legt de modaliteiten van dit systeem vast en legt de procedure voor aanvraag, toekenning en betaling van deze tijdelijke toegang tegen betaling vast ;2° bepaalt desgevallend het bedrag van de retributie die voor deze toegang verschuldigd is.».
Art. 4.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.17 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.17 - § 1. In het kader van de wetgeving betreffende de lage-emissiezones, worden de gegevens die strikt noodzakelijk en pertinent zijn, verzameld in een databank.
De door de Regering gemandateerde diensten beheren deze databank overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Onverminderd de bepalingen van artikel 3.2.19, verloopt de toepassing en de controle van de wetgeving inzake lage-emissiezones, evenals de vaststelling van overtredingen, onder meer door middel van nummerplaatherkenning, met of zonder vaste of mobiele automatische toestellen.
De ingezamelde gegevens mogen slechts gebruikt worden voor doeleinden die de regelgeving inzake de persoonlijke levenssfeer respecteren. § 2. Indien de § 1 bedoelde gegevens, met uitzondering van de gegevens bedoeld in § 3, geen substantiële rol kunnen vervullen teneinde een overtreding te bewijzen, worden ze niet langer dan drie maanden bewaard, tenzij de gegevens nodig zijn in het kader van opvolgingsonderzoek of voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden waarbij de wetgeving inzake de persoonlijke levenssfeer wordt gerespecteerd.
Om dit te doen, worden de persoonsgegevens anoniem gemaakt van zodra hun individualisering niet meer noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor ze werden verzameld. De Regering kan de modaliteiten inzake de inhoud en de werking van deze databank bepalen.
De gegevens zullen meegedeeld kunnen worden aan Leefmilieu Brussel of aan een andere instelling aangeduid door de Regering met het oog op hun latere verwerking voor historische, statistische en wetenschappelijke doeleinden.
De persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor ze werden verzameld. § 3. De gegevens gelieerd aan de registraties zullen worden bewaard tot drie maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de betrokken registraties.
De gegevens verstrekt door de eigenaar of bestuurder van een voertuig met het oog op het bekomen van toegang tot de LEZ mogen worden bewaard tot drie maanden na het verstrijken van de geldigheid van de bekomen toegang. § 4. De vaststellingen gebaseerd op materiële bewijzen verstrekt door automatisch werkende toestellen in het bijzijn van een gekwalificeerde agent gelden als bewijs, tot bewijs van het tegendeel, indien het gaat om overtredingen van de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan. § 5. De vaststellingen gebaseerd op materiële bewijzen verstrekt door automatisch werkende toestellen zonder het bijzijn van een gekwalificeerde agent gelden als bewijs, tot bewijs van het tegendeel, indien het gaat om overtredingen van de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Indien een overtreding werd vastgesteld door automatisch werkende toestellen zonder het bijzijn van een gekwalificeerde agent, wordt dit vermeld in het proces-verbaal. § 6. Met « gekwalificeerde agent » wordt in het kader van dit artikel bedoeld : - de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan ; - de officieren of agenten van de gerechtelijke politie in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden ; - de leden van het operationeel kader van de lokale en federale politie in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden. ».
Art. 5.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.18 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.18 - § 1. De persoon die de boete waarin voorzien in artikel 3.4.1/1 verschuldigd is, is de bestuurder van het voertuig op het moment van de feiten. Er wordt vermoed, tot bewijs van het tegendeel, dat dit de persoon is op wiens naam het voertuig ingeschreven of geregistreerd is bij de overheid die belast is met de inschrijving van voertuigen of het buitenlandse equivalent hiervan.
Het bewijs van het tegendeel kan geleverd worden door alle wettelijke bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed. Om het vermoeden om te keren, dient voornoemde persoon bovendien de identiteit van de bestuurder op het ogenblik van de feiten mee te delen.
De persoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven of geregistreerd bij de instantie verantwoordelijk voor de inschrijving van voertuigen of haar buitenlandse tegenhanger, blijft hoofdelijk gehouden tot betaling van de boete wegens het gebruik van zijn voertuig in een lage-emissiezone in het geval dat hij niet de bestuurder was en aan één van onderstaande voorwaarden voldaan is : 1° de bestuurder is op het ogenblik van de feiten onvermogend ;2° de bestuurder bevindt zich op het ogenblik van de feiten in één van de situaties zoals bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 15 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2014 pub. 29/01/2014 numac 2014022013 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit betreffende de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten betreffende de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 19 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 ;3° de betaling van de boete is niet binnen de voorgeschreven termijn uitgevoerd. § 2. In het geval van een samenstel van voertuigen, dient er rekening gehouden te worden met de inschrijving van het motorvoertuig. § 3. Indien het vermoeden betwist wordt door een rechtspersoon, zijn de natuurlijke personen die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigen verplicht de identiteit van de bestuurder op het ogenblik van de betrokken feiten mee te delen of, indien ze deze niet kennen, de identiteit van de natuurlijke persoon verantwoordelijk voor het voertuig. ».
Art. 6.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.19 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.19 - § 1. Onverminderd de bevoegdheden toegekend aan de andere officieren of agenten van gerechtelijke politie en aan de leden van het operationeel kader van de lokale en federale politie, zijn de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan, voor wat betreft de voertuigen die zich op de openbare weg bevinden, statutaire of contractuele ambtenaren die aangeduid zijn door de Regering. § 2. De ambtenaren vermeld in § 1 hebben slechts de hoedanigheid van agent of officier van de gerechtelijke politie nadat ze de eed hebben afgelegd.
De formule van de af te leggen eed luidt als volgt : « Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen. ».
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de eedaflegging, de wijze en de aanwervingsvoorwaarden voor de bovenvermelde ambtenaren. § 3. De ambtenaren bedoeld in § 1 moeten zich bekendmaken, op vraag, door een legitimatie- of verantwoordingsbewijs voor te leggen dat tenminste de naam, voornaam en foto van de titularis van het bewijs bevat, met de vermelding van de reglementering in uitvoering van welke zij handelen. Zij kunnen zich eveneens kenbaar maken door eventueel een uniform te dragen, waarvan de kenmerken en het verplicht karakter ervan bepaald worden door de Regering. § 4. Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt onder de « in te vorderen bedragen » verstaan : de hierna vermelde schulden, in zoverre ze zeker, vaststaand en opeisbaar zijn : 1. de kosten ;2. de toebehoren ;3. de opdeciemen ;4. de opcentiemen ;5. de gewestelijke taksen ;6. de boetes ;7. interesten ;8. elke andere schuld verschuldigd aan het Gewest. § 5. In het kader van de uitoefening van hun taken, zijn de ambtenaren bedoeld in § 1 bevoegd om : 1° instructies te geven aan de bestuurders en het verkeer te regelen, zoals bepaald in artikel 11 van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer, en met name aan de bestuurder het bevel te geven het voertuig tot stilstand te brengen ;2° de nodige administratieve gegevens te laten voorleggen, te raadplegen en er een kopie van te nemen, zoals de wettelijk voorgeschreven documenten die de bestuurder van een voertuig in zijn bezit moet hebben en, in ruimere zin, alle documenten die nuttig zijn voor de identificatie van het voertuig, de bestuurder of de persoon op wiens naam het voertuig staat ingeschreven ;3° informatie te verzamelen en controles uit te voeren middels het ondervragen van personen en middels het raadplegen van documenten en andere informatiedragers ;4° de assistentie van de lokale en de federale politie te vorderen in het kader van controles ;5° over te gaan tot vaststellingen door middel van audiovisuele middelen of vaste en mobiele automatische controletoestellen ; 6° over te gaan tot de onmiddellijke inning van de administratieve boete waarin voorzien in artikel 3.4.1/1 en desgevallend van de in te vorderen bedragen, de andere kosten, toebehoren, interesten, opdeciemen, opcentiemen, taksen of boetes die de gecontroleerde persoon nog verschuldigd zou zijn. § 6. In afwijking van artikel 3.2.21, in geval van controle op de openbare weg, betaalt de bestuurder van het voertuig bij overtreding van de wetgeving betreffende de lage-emissiezones, de boetes bedoeld in artikel 3.4.1/1 en de in te vorderen bedragen in handen van de ambtenaar vermeld in § 1.
Het proces-verbaal met de vaststelling van de overtreding wordt persoonlijk aan de overtreder overhandigd en desgevallend wordt een afschrift opgestuurd naar de persoon op wiens naam het voertuig ingeschreven of geregistreerd staat.
De Regering kan bij besluit preciezere betalingsmodaliteiten vastleggen.
In geen geval kan er overgegaan worden tot een onmiddellijke inning als de overtreder jonger is dan 18 jaar. § 7. Indien de bedragen vermeld in voorgaande paragraaf niet betaald worden op het ogenblik van de vaststelling van de overtreding, wordt het voertuig aangehaald door de ambtenaar bedoeld in artikel 3.2.19, totdat de verschuldigde bedragen betaald zijn.
Een door de bevoegde ambtenaar opgesteld proces-verbaal van aanhaling heeft bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
In het kader van de aanhaling waarvan sprake in het eerste lid, kan de ambtenaar bedoeld in artikel 3.2.19 één of meerdere van de onderstaande maatregelen nemen : - de inhouding van de boorddocumenten ; - de inhouding van de vrachtbrief ; - de plaatsing van een wielklem ; - de afvoer van het voertuig in overtreding naar een stalplaats ; - het parkeren van het voertuig.
Het aangehaalde voertuig mag niet verplaatst worden zonder de toelating van de door de Regering aangestelde contractuele of statutaire ambtena(a)r(en).
De eigenaar van het aangehaalde voertuig mag dit voertuig niet vervreemden zonder toelating van de door de Regering aangestelde contractuele of statutaire ambtena(a)r(en). § 8. Het risico en de eventuele kosten die voortvloeien uit de aanhaling zijn ten laste van de personen die de boete verschuldigd zijn zoals bepaald in artikel 3.2.18. De aanhaling wordt opgeheven na de betaling van de verschuldigde bedragen. § 9. De onmiddellijke betaling van de verschuldigde sommen dooft de mogelijkheid om de overtreder te beboeten, waarin voorzien door de procedure in artikel 3.2.21, uit. De betaler ontvangt bovendien een bewijs van onmiddellijke betaling. ».
Art. 7.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.20 ingevoegd, luidend als volgt : « Art.3.2.20 - § 1. De krachtens artikel 3.2.19, § 1 aangestelde ambtenaren zijn gemachtigd om door alle middelen van recht, getuigenissen en vermoedens inbegrepen, maar met uitzondering van de eed, en door de processen-verbaal die ze opstellen, elke overtreding van de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan vast te stellen, evenals elk feit dat de verschuldigdheid van de in te vorderen bedragen vaststelt of bijdraagt tot de vaststelling ervan. § 2. Elke inlichting, elk stuk, elk proces-verbaal of elke akte door de ambtenaren bedoeld in § 1 verkregen in de uitoefening van hun functie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van één van de administratieve diensten, instellingen van publiekrechtelijke aard, vennootschappen van publiek recht, organisaties die van het Gewest afhangen of administratieve diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van alle rechtscolleges, van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies of gemeenten, kan worden ingeroepen voor het onderzoek naar elk feit dat voormelde verschuldigdheid vaststelt of bijdraagt tot de vaststelling daarvan. § 3. De bestuursdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals de openbare instellingen en organisaties die ervan afhangen, zijn gehouden om, wanneer zij daartoe worden aangezocht door een door de Regering aangeduide ambtenaar, hem alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem zonder verplaatsing, alle akten, stukken, registers en allerhande documenten te verstrekken en om hem alle inlichtingen in te laten winnen of afschriften of uittreksels te laten nemen die hij noodzakelijk acht om de vestiging of de inning te verzekeren van de in § 1 vermelde bedragen.
Onder « openbare instellingen » of « organisaties » dient te worden verstaan : de instellingen, vennootschappen, verenigingen, inrichtingen en diensten van de administratie welke het Brussels Hoofdstedelijk Gewest medebeheert, waaraan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een waarborg verstrekt, op wier werkzaamheden het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toezicht uitoefent of waarvan het leidinggevend personeel aangesteld wordt door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op haar voordracht of met haar goedkeuring.
De verplichtingen opgenomen in deze paragraaf gelden ook voor de agglomeratie, de federaties van gemeenten en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ».
Art. 8.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.21 ingevoegd, luidend als volgt : « Art.3.2.21 - Wanneer een overtreding van de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt vastgesteld door een ambtenaar aangesteld krachtens artikel 3.2.19, § 1, stelt deze een proces-verbaal op met bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
Dit proces-verbaal vermeldt minstens de overtreding en de verschuldigde bedragen, eventueel samengeteld met deze bedoeld in artikel 3.2.20 waarvan hij kennis zou hebben, alsook de elementen die de identificatie moeten mogelijk maken van de persoon op wiens naam het voertuig ingeschreven of geregistreerd staat en, in voorkomend geval, van de bestuurder van het voertuig bij een controle op de openbare weg.
Het proces-verbaal, vergezeld van een verzoek tot betaling binnen een termijn van twee maanden te tellen vanaf de zevende dag die volgt op de verzending, wordt verstuurd aan de overtreder.
Desgevallend, bij een controle op de openbare weg, wordt het proces-verbaal persoonlijk aan de overtreder overhandigd en opgestuurd naar de persoon op wiens naam het voertuig ingeschreven of geregistreerd staat, indien dit een andere persoon is.
De Regering kan de modaliteiten voor de betaling bepalen. ».
Art. 9.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.22 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.22 - § .1. In het geval dat de boete waarin voorzien in artikel 3.4.1/1 niet betaald wordt binnen de termijn waarin voorzien in artikel 3.2.21, wordt deze vermeerderd met 20 % van het bedrag van de niet of buiten de termijn betaalde boete.
Er is van rechtswege interest verschuldigd indien de boete niet binnen de termijn betaald wordt ; deze wordt maandelijks berekend, tegen een tarief dat één twaalfde bedraagt van de wettelijke interest in fiscale zaken, op alle verschuldigde boeten en vermeerderingen. Elke fractie wordt berekend voor één maand. De interest is slechts verschuldigd als deze 2,50 euro bedraagt.
Bij terugbetaling van de boete, is van rechtswege een interest verschuldigd ; hij wordt maandelijks berekend, tegen een tarief dat één twaalfde bedraagt van de wettelijke interest in fiscale zaken, op het bedrag van de terug te betalen boete. Ieder gedeelte van een maand wordt berekend voor één maand. De interest wordt slechts terugbetaald als deze 2,50 euro bedraagt. § 2. In geval van niet-betaling van de boete, zoals vermeerderd krachtens § 1, binnen de termijnen, kan de statutaire of contractuele ambtenaar die door de Regering belast werd met de invordering, een dwangschrift uitvaardigen en overgaan tot de betekening van een dwangbevel en eventueel overgaan tot het leggen van uitvoerend roerend beslag op het voertuig of tot iedere andere uitvoeringsmaatregel. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de bovengenoemde ambtenaar.
Het dwangschrift en het dwangbevel kunnen naast de bedragen bedoeld in voorgaand lid ook andere onbetaalde schulden bevatten die betrekking hebben op taksen, boetes, opcentiemen, opdeciemen, interesten, kosten en toebehoren die door de fiscale administratie geïnd worden, en dit voor zover deze schulden zeker, vaststaand en opeisbaar zijn.
Het risico en de eventuele kosten die voortvloeien uit het beslag zijn ten laste van de persoon die op grond van artikel 3.2.18. de betaling verschuldigd is. Het beslag wordt opgeheven na de betaling van alle bedragen en hieruit voortvloeiende kosten, opgenomen in het dwangbevel.
Op verzoek van de fiscale administratie kan de politierechtbank de verbeurdverklaring van de nummerplaat van het voertuig uitspreken en bevelen dat deze teruggegeven wordt aan de instantie belast met de inschrijving van voertuigen.
Het dwangbevel wordt betekend via gerechtsdeurwaardersexploot, bij aangetekende zending per post, of elektronisch aangetekende zending. § 3. De betekening vermeld in § 2 heeft de effecten vermelde in artikel 15, § 2 van de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 4. De artikelen 16 en 17 van de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van toepassing in de gevallen bedoeld in huidig artikel.
De uitvoering van het dwangbevel kan slechts worden onderbroken door een gemotiveerd verzet, ingediend door de persoon die de betaling verschuldigd is. Dit verzet is enkel geldig voor daarin uitdrukkelijk betwiste en gemotiveerde vorderingen.
Dit verzet dient te worden ingeleid bij gemotiveerd verzoekschrift op tegenspraak voor de politierechtbank. Deze vordering dient te worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 1034bis tot sexies van het Gerechtelijk Wetboek. § 5. Voor de toepassing van §§ 3 en 4, dient de ordonnantie van 21 december 2012 tot instelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest begrepen te worden als volgt : 1° onder de begrippen « belasting » en « gewestbelasting » : de krachtens artikel 3.4.1/1 verschuldigde bedragen ; 2° onder de bewoordingen « de in artikel 15, § 1, bedoelde kennisgeving », zoals vermeld in artikel 16, § 1, eerste lid : « de betekening vermeld in § 2 van artikel 3.2.22 ; 3° onder de begrippen « artikel 15 » en « artikel 15, § 1 » vermeld in artikel 17, § 3 : artikel 2.21. § 6. Het is aan de door de Regering aangestelde contractuele of statutaire ambtenaren om de moeilijkheden op te lossen die zich zouden kunnen voordoen bij de inning van de boete vóór het inleiden van de vordering. Zij kunnen minnelijke schikkingen treffen met de personen die de betaling verschuldigd zijn, mits deze geen vrijstelling of matiging van de belasting of een vermindering van de boetes bedoeld in § 2, tweede lid inhouden. § 7. Onverminderd artikel 1627 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het resultaat van de verkoop van het voertuig in de volgende volgorde verrekend : 1° op de kosten van alle aard, ook al betreffen deze andere verschuldigde boetes of taksen ;2° op de verwijlinteresten ;3° op de administratieve boetes ;4° op de verschuldigde taksen en de opcentiemen of opdeciemen. Het eventuele saldo wordt terugbetaald aan de persoon aan wie het voertuig toebehoorde. ».
Art. 10.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.23 ingevoegd, luidend als volgt : « Art.3.2.23 - § 1. De persoon aan wie een administratieve boete opgelegd werd op basis van de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan, of desgevallend de persoon die hoofdelijk gehouden is tot betaling, kan een schriftelijke bezwaar indienen tegen het bedrag van de boete bij de door de Regering aangestelde contractuele of statutaire ambtenaar.
De persoon wiens verzoek tot afwijking op basis van artikel 3.2.16, § 2 geweigerd werd, kan een schriftelijk bezwaar indienen tegen deze weigering bij de door de Regering aangestelde contractuele of statutaire ambtenaar. In het geval dat geen antwoord of beslissing verkregen werd binnen een termijn van 62 dagen, te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de ontvangst van het verzoek door de voormelde ambtenaar, wordt het ontbreken van enige reactie gelijkgesteld aan een stilzwijgende weigering van de afwijking. § 2. De bezwaren moeten gemotiveerd zijn en, op straffe van verval, ingediend worden binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de zevende dag volgend op : 1° het versturen van het betalingsverzoek bedoeld in artikel 3.2.21 ; 2° de vaststelling van de overtreding in geval van een controle op de openbare weg ; 3° de beslissing van weigering tot afwijking bedoeld in artikel 3.2.16, § 2.
Er kan met terugwerkende kracht een afwijking vastgesteld worden die werd aangevraagd vóór of tijdens een overgangsperiode, in het geval deze laattijdig aanvaard zou zijn, om de betaling van de boete te doen uitdoven. § 3. Aan de personen die de bezwaren ingediend hebben, wordt een ontvangstbewijs afgeleverd, dat de datum van ontvangst van het administratief beroep vermeldt. § 4. Indien de persoon die het bezwaar indient of zijn raadsman hierom heeft verzocht, wordt hij gehoord. Daartoe wordt hij uitgenodigd om zich te melden binnen de aangegeven termijn. § 5. Zolang er geen beslissing genomen is, kan de persoon die het bezwaar ingediend heeft zijn oorspronkelijke bezwaar aanvullen met nieuwe, schriftelijk opgemaakte grieven, zelfs indien voorgelegd buiten de in § 2 voorziene termijnen. § 6. De ambtenaar bedoeld in § 1 doet als administratieve overheid een uitspraak over de grieven geformuleerd door de bezwaarindiener. Als hij de middelen van de bezwaarindiener ongegrond acht, deelt hij hem dit in een gemotiveerde beslissing mee. § 7. Het indienen van een administratief bezwaarschrift schorst de betalingstermijn van de boete niet, doch er mag geen enkele maatregel voor gedwongen invordering ten uitvoer gebracht worden vooraleer er een onherroepelijke beslissing is genomen. § 8. De beslissing met betrekking tot een bezwaarschrift is onherroepelijk bij ontstentenis van het inleiden van een vordering bij de politierechtbank uiterlijk binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving ervan.
De beslissing wordt definitief en uitvoerbaar na het verstrijken van de gerechtelijke beroepstermijnen en wordt betekend per aangetekende zending per post of elektronisch aangetekende zending. ».
Art. 11.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.24, ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.24 - § 1. De in artikel 3.4.1/1 bedoelde invordering van de boete, de interesten en de vermeerderingen verjaart na vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop deze vastgelegd werd.
De invordering van de in het kader van de boete te veel ontvangen bedragen, verjaart binnen de vijf jaar, te rekenen vanaf het moment van de betaling van het niet-verschuldigde bedrag.
Indien de gegevens kunnen bijdragen aan het bewijs van een overtreding, zijn de verjaringstermijnen voor de invordering van de administratieve boete, zoals bepaald in dit artikel, van toepassing. § 2. Elke rechtsvordering betreffende de vestiging of de invordering van de boete en de vermeerderingen, ingesteld door het Gewest, door de schuldenaar van de boete of door enige andere persoon, schorst de verjaring. De schorsing vangt aan op het ogenblik van de inleidende akte en wordt beëindigd als de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden. ».
Art. 12.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.25, ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.25 - Elk bedrag dat aan iemand terugbetaald of betaald dient te worden, hetzij in het kader van de bevoegdheden van de gewestelijke administratie, hetzij in het kader van de regelgeving betreffende de niet-verschuldigde betaling, kan, naar keuze van de bevoegde ambtenaar en zonder formaliteit, gebruikt worden voor de betaling van de schulden van deze persoon bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van de bevoegdheden van de gewestelijke administratie.
Voorgaand lid blijft van toepassing bij beslag, overdracht, samenloop of insolventieprocedure. ».
Voor de toepassing van dit artikel, wordt verstaan onder « schulden » : de zekere, vaststaande en opeisbare schulden die geen schulden voor gewestbelastingen uitmaken waarvoor de federale administratie nog de dienst verzekert.
Art. 13.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.26 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.26 - Titel II van de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van toepassing op de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27, artikel 3.4.1/1 en de uitvoeringsbesluiten ervan. ».
Art. 14.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.2.27, ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.2.27 - De Regering kan voorzien in steunmaatregelen in het kader van de uitvoering van de lage-emissie zone(s). ».
Art. 15.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 3.4.1/1, ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.4.1/1 - § 1. Een administratieve boete wordt opgelegd voor elke inbreuk op de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Na afloop van de overgangsperiode, bedraagt de boete 350 euro. § 2. Gedoogperiode In afwijking van § 1, mag de Regering gedoogperiodes inlassen. Tijdens deze ononderbroken periodes, wordt er geen administratieve boete opgelegd voor elke inbreuk begaan met hetzelfde voertuig.
Het instellen van een beroep schorst deze gedoogperiode niet. § 3. Overgangsperiode De Regering kan, in afwijking van § 1, voorzien in overgangsperiodes voor de toepassing. Tijdens deze ononderbroken periodes aan het begin van elke nieuwe fase van de lage-emissiezone, wordt voor geen enkele begane overtreding een administratieve boete opgelegd.
Er worden nog steeds controles uitgevoerd tijdens deze periodes, maar de bestuurders en/of eigenaars van de voertuigen in overtreding krijgen een verwittiging in plaats van een boete. § 4. De personen die betaling verschuldigd zijn, zijn gehouden om, mondeling of schriftelijk, op verzoek van de op basis van de wetgeving betreffende de lage-emissiezones in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betrokken ambtenaren, alle inlichtingen te verstrekken die aan hen gevraagd worden, om de precieze inning te controleren van de bedragen vermeld in § 1, te hunner laste of ten laste van derden. Elke weigering tot het verstrekken van inlichtingen en elke onjuiste of onvolledige mededeling van inlichtingen leidt tot een administratieve boete van 25 euro.
Deze inlichtingen dienen verstrekt te worden binnen de maand na het verzoek om inlichtingen of onmiddellijk in het geval van een controle op de openbare weg. Het niet-naleven van deze verplichting leidt tot een administratieve boete van 25 euro.
Elke onjuiste of onvolledig informatie verstrekt tijdens een registratie met betrekking tot de lage-emissiezone(s) geeft desgevallend aanleiding tot een administratieve boete van 25 euro. § 5. In afwijking van artikel 3.4.2, zijn de modaliteiten voor de boete- en de beroepsprocedures deze die bepaald worden in de artikelen 3.2.16 tot en met 3.2.27 en in dit artikel. § 6. Het niet-naleven van de verplichting tot registratie voor de toegang tot de lage-emissiezone(s) leidt tot een administratieve boete van 150 euro buiten de overgangsperiodes. ». HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen
Art. 16.§ 1. In artikel 2, 18°, eerste lid, 1° van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de woorden « artikel 3.2.16, § 5, artikel 3.4.1/1 en » ingevoegd tussen de woorden « artikel 3.4.2 van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing. » § 2. In artikel 2, 18°, tweede lid, 2° van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « en van luchtverontreinigende stoffen » ingevoegd tussen het woord « broeikasgassen » en de woorden « beogen, meer bepaald de personeelskosten ». Na de woorden « Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing », worden de woorden « evenals de volledige som van de betalingen van de tijdelijke toegang tegen betaling waarin voorzien in artikel 3.2.16, § 5 en van de boetes opgelegd krachtens artikel 3.4.1/1 van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing. Deze laatste som dekt in de eerst plaats de kosten gelinkt aan het functioneren van de lage-emissiezone(s) » toegevoegd. HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 17.Aan artikel 601ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 19/06/1999 numac 1999022532 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen « Volksgezondheid » type wet prom. 13/05/1999 pub. 10/06/1999 numac 1999000487 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 13/05/1999 pub. 12/06/1999 numac 1999022531 bron ministerie van financien Wet betreffende de berekening van het rustpensioen van het onderwijzend en bestuurspersoneel van het kleuter- en lager onderwijs sluiten en gewijzigd door de wetten van 24 juni 2013 en van 15 juli 2013, wordt een 6° toegevoegd dat als volgt luidt : « 6° het beroep tegen de beslissing om een administratieve boete op te leggen krachtens artikel 3.4.1/1 van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing. ». HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer
Art. 18.Aan artikel 29, § 2, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd door de wetten van 1 april 2006 en de wet van 20 maart 2007, wordt een vierde lid toegevoegd, dat als volgt luidt : « De overtreding van de reglementen vermeld in het eerste lid die betrekking hebben op een lage-emissiezone, zoals bedoeld in artikel 2.63 van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wordt niet strafrechtelijk gesanctioneerd. ».
TITEL III. - Slotbepaling
Art. 19.Deze ordonnantie treedt in werking op 1 januari 2018.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 december 2017.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT _______ Nota Gewone zitting 2017-2018 Documenten van het Parlement : A-572/1 Ontwerp van ordonnantie.
A-572/2 Verslag.
A-572/3 Amendementen na verslag.
Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 17 november 2017.