gepubliceerd op 07 september 2006
Wet inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie
5 AUGUSTUS 2006. - Wet inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen
Art. 2.§ 1. Deze wet regelt, in de betrekkingen tussen België en de andere lidstaten van de Europese Unie, de wijze waarop beslissingen genomen in het kader van een strafrechtspleging door een rechterlijke autoriteit die bevoegd is volgens het recht van de beslissingsstaat dienen uitgevoerd te worden, en de wijze waarop zulke beslissingen door de Belgische rechterlijke autoriteiten dienen overgemaakt te worden. § 2. In de zin van deze wet, onder de beslissingsstaat moet worden verstaan lidstaat van de Europese Unie in welke een rechterlijke beslissing is genomen. Onder de tenuitvoerleggingstaat moet worden verstaan lidstaat van de Europese Unie waaraan een rechterlijke beslissing voor tenuitvoerlegging is toegezonden. § 3. Voorlopig en tot aan de omzetting van andere kaderbesluiten van de Raad van de Europese Unie ter toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning, moet, voor de toepassing van deze wet, onder deze termen « rechterlijke beslissing » worden verstaan, « rechterlijke beslissing met als doel de inbeslagneming van een goed ».
Art. 3.§ 1. Behoudens de uitzonderingen waarin deze wet voorziet, wordt de beslissing overgezonden, vergezeld van een certificaat opgesteld in de vorm voorgeschreven in de bijlage bij deze wet en ondertekend door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, die verklaart dat de inhoud juist is. § 2. Het certificaat geadresseerd door een Belgische autoriteit aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingstaat moet worden vertaald in de officiële taal of een van de officiële talen van deze Staat of in de of een van de door deze Staat aanvaarde talen krachtens een verklaring neergelegd bij het secretariaat generaal van de raad van de Europese Unie.
Indien de bevoegde uitvoerende rechterlijke autoriteit niet is gekend, kunnen de nodige opsporingen worden verricht door enig middel, daaronder begrepen door toedoen van de contactpunten van het Europees justitieel netwerk teneinde deze informatie te verkrijgen van de tenuitvoerleggingsstaat. § 3. Het certificaat overgezonden aan de Belgische autoriteiten moet in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels worden vertaald.
Ingeval de procureur des Konings die een rechterlijke beslissing ontvangt territoriaal niet bevoegd is om het vervolg ervan te verzekeren overeenkomstig de bepalingen van deze wet, zendt hij ambtshalve de rechterlijke beslissing aan de territoriaal bevoegde procureur des Konings en stelt hij de uitvaardigende autoriteit hiervan in kennis.
Indien de rechterlijke beslissing betrekking heeft op meerdere goederen die in verschillende arrondissementen zijn gelegen, dan is de procureur des Konings van het arrondissement waarin de meerderheid van de goederen zich bevinden bevoegd.
Art. 4.§ 1. De tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing is verplicht onder voorbehoud van de toepasselijkheid van een van de weigeringsgronden uit deze wet. § 2. De rechterlijke beslissing waarvan de tenuitvoerlegging door een Belgische gerechtelijke autoriteit bevolen is wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig het Belgische recht.
Teneinde te waarborgen dat de verkregen bewijsstukken ontvankelijk zijn in de beslissingsstaat, wordt de inbeslagneming ten uitvoer gelegd overeenkomstig de door de beslissingsstaat uitdrukkelijk aangegeven procedureregels, op voorwaarde dat deze regels de fundamentele rechten niet beperken en enig ander grondbeginsel van het Belgische recht niet in het gedrang brengen.
Art. 5.§ 1. Een kopie van de rechterlijke beslissingen in het kader van deze wet overgezonden of ontvangen door een Belgische rechterlijke autoriteit wordt overgezonden aan de federale Overheidsdienst Justitie. § 2. De bevoegde rechterlijke autoriteiten geven onverwijld kennis aan de federale overheidsdienst Justitie van enige moeilijkheid met betrekking tot de toepassing van deze wet, hetzij naar aanleiding van de tenuitvoerlegging in België van een buitenlandse rechterlijke beslissing, hetzij naar aanleiding van de tenuitvoerlegging door een lidstaat van de Europese Unie van een rechterlijke beslissing van een Belgische rechterlijke autoriteit. HOOFDSTUK III Algemene weigeringsgronden voor de tenuitvoerlegging
Art. 6.§ 1. De tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing wordt geweigerd indien de feiten die aan de beslissing ten grondslag liggen krachtens het Belgische recht geen strafbaar feit opleveren. § 2. De vorige paragraaf is niet van toepassing ingeval het gaat om een van de volgende strafbare feiten, voor zover deze in de beslissingsstaat met een maximale vrijheidsbenemende straf van minimaal drie jaar worden gestraft : 1° deelneming aan een criminele organisatie, 2° terrorisme, 3° mensenhandel, 4° seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, 5° illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, 6° illegale handel in wapens, munitie en explosieven, 7° corruptie, 8° fraude, daaronder begrepen fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, 9° witwassen van de opbrengst van misdrijven, 10° vervalsing daaronder begrepen namaak van de euro, 11° informaticacriminaliteit, 12° milieucriminaliteit, daaronder begrepen illegale handel in bedreigde diersoorten en illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten, 13° hulp bij het onrechtmatig binnenkomen van of verblijven op het grondgebied, 14° opzettelijke doodslag of ernstige slagen en verwondingen, 15° illegale handel in menselijke organen en weefsel, 16° ontvoering, opsluiting en gijzelneming, 17° racisme en vreemdelingenhaat, 18° georganiseerde of gewapende diefstal, 19° illegale handel in cultuurgoederen, daaronder begrepen antiquiteiten en kunstwerken, 20° oplichting, 21° racketeering en afpersing, 22° namaak en ongeoorloofde productie van goederen, 23° vervalsing van administratieve documenten en handel in valse stukken, 24° vervalsing van betaalmiddelen, 25° illegale handel in hormonale stoffen en andere groeifactoren, 26° illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen, 27° handel in gestolen voertuigen, 28° verkrachting, 29° opzettelijke brandstichting, 30° misdaden die tot de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof behoren, 31° kaping van vliegtuigen of schepen, 32° sabotage. § 3. Met betrekking tot taksen en belastingen, alsook in douane- en wisselzaken kan de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing niet worden geweigerd omdat de Belgische wet niet dezelfde soort taksen of belastingen oplegt, of niet voorziet in dezelfde soort regelgeving inzake taksen en belastingen of betreffende douane- en wisselzaken als de wetgeving van de beslissingsstaat. § 4. Voor de toepassing van § 2, 14°, worden de feiten van abortus bedoeld in artikel 350, tweede lid, van het Strafwetboek en de feiten van euthanasie bedoeld in de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, niet beschouwd als opzettelijke doodslag.
Art. 7.§ 1. De tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing wordt geweigerd indien : 1° het Belgische recht voorziet in een immuniteit waardoor de beslissing niet ten uitvoer kan worden gelegd;2° de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing, het beginsel « non bis in idem » zou schenden;3° ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de betrokken persoon, zoals vastgelegd in artikel 6 van het verdrag betreffende de Europese Unie. § 2. Ingeval het in artikel 3, § 1, bedoelde certificaat niet wordt overgelegd, het op onvolledige wijze is opgesteld of het kennelijk niet overeenstemt met de rechterlijke beslissing, kan de tenuitvoerlegging worden toegestaan ingeval de Belgische uitvoerende autoriteit van oordeel is dat zij over voldoende gegevens beschikt.
Ingeval de uitvoerende autoriteit van oordeel is dat zij niet over voldoende gegevens beschikt om de tenuitvoerlegging mogelijk te maken, bepaalt zij voor de uitvaardigende autoriteit een termijn waarbinnen het certificaat moet worden overgelegd, aangevuld of gecorrigeerd.
Ingeval de gegevens niet binnen de bepaalde termijn worden verstrekt, wordt de tenuitvoerlegging geweigerd. HOOFDSTUK IV. - De inbeslagneming
Art. 8.In het kader van de betrekkingen met de lidstaten van de Europese Unie, en uitsluitend voor wat de tenuitvoerlegging en de uitvaardiging van inbeslagnemingen betreft, vervangt deze wet de wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen.
Een verzoek om tenuitvoerlegging van een inbeslagneming van een lidstaat van de Europese Unie die de bepalingen van het kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 nog niet in zijn interne wetgeving heeft omgezet en geformuleerd op grond van andere internationale instrumenten blijft evenwel ontvankelijk en ressorteert nog steeds onder de wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen.
Art. 9.In het in artikel 3, § 1, bedoelde certificaat wordt onder het begrip « bevriezing » de term « inbeslagneming » verstaan in de zin van artikelen 35, 35bis en 35ter van het Wetboek van strafvordering.
Art. 10.Voor zover zijn bevoegdheden dit toelaten, staat het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring de rechterlijke autoriteiten bevoegd voor de tenuitvoerlegging van deze wet bij, indien zij erom verzoeken. Afdeling 1. - Bijzondere weigeringsgrond voor de inbeslagneming
Art. 11.In geval de inbeslagneming met het oog op de latere verbeurdverklaring van het goed is bevolen, wordt de tenuitvoerlegging van de inbeslagneming geweigerd indien, behoudens de gevallen bedoeld in artikel 6, § 2, de feiten volgens het Belgische recht geen beslissing tot verbeurdverklaring met zich mee kunnen brengen. Afdeling 2. - De proceduce voor de tenuitvoerlegging
Art. 12.§ 1. Na ontvangst van een beslissing tot inbeslagneming van een lidstaat van de Europese Unie, maakt de procureur des Konings de zaak onverwijld aanhangig bij de onderzoeksrechter van de plaats waar de bedoelde goederen of de meerderheid van deze goederen zich bevinden. De onderzoeksrechter beslist zo mogelijk binnen vierentwintig uur en uiterlijk binnen 5 dagen na de aanhangigmaking over de tenuitvoerlegging van de inbeslagneming. § 2. Daartoe gaat de onderzoeksrechter na of : 1° de voorwaarden van de artikelen 2 en 3 vervuld zijn;2° een van de weigeringsgronden omschreven in de artikelen 6, 7 en 11 moet worden aangevoerd; In het stadium van het eerste bestudering van de beslissing tot inbeslagneming, moet de toepasselijkheid van artikel 7, § 1, 2° in het licht van de voorhanden zijnde elementen duidelijk zijn. 3° ingeval de beslissing tot inbeslagneming betrekking heeft op een feit vermeld in de lijst van artikel 6, § 2, de gedragingen zoals zij zijn omschreven in het certificaat wel degelijk met die uit de lijst overeenstemmen;4° grond ertoe bestaat een van de redenen voor uitstel van de tenuitvoerlegging bedoeld in artikel 13 toe te passen. § 3. Ingeval de goederen niet kunnen worden gevonden op de in het certificaat aangegeven plaats of ingeval de plaats waar het goed of bewijsstuk zich bevindt niet nauwkeurig genoeg is aangegeven, raadpleegt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit. § 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 15, kan tegen de beschikking van de onderzoeksrechter geen beroep worden ingesteld.
Art. 13.De onderzoeksrechter kan beslissen tot uitstel van de tenuitvoerlegging van de inbeslagneming in de volgende gevallen : 1° indien de tenuitvoerlegging een lopend strafrechtelijk onderzoek kan schaden, zolang de instrumenterende magistraat dat nodig acht;2° indien inzake de goederen of bewijsstukken reeds bewarend inbeslagneming in een strafrechtelijke procedure is bevolen, zolang deze maatregel niet is ingetrokken.
Art. 14.§ 1. De beslissing over de tenuitvoerlegging van de inbeslagneming wordt onverwijld meegedeeld aan de procureur des Konings die daarvan onmiddellijk kennis geeft aan de bevoegde rechterlijke autoriteit in de beslissingsstaat, in voorkomend geval met inbegrip van de gronden voor het uitstel en, zo mogelijk, de verwachte duur van het uitstel van tenuitvoerlegging. § 2. In geval van uitstel van de tenuitvoerlegging worden de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de inbeslagneming onverwijld genomen zodra de gronden voor uitstel zijn vervallen. De procureur des Konings geeft aan de bevoegde rechterlijke autoriteit in de beslissingsstaat daarvan onverwijld kennis. § 3. De procureur des Konings stelt onverwijld de bevoegde rechterlijke autoriteit in de beslissingsstaat in kennis ingeval de beslissing tot beslag in de praktijk niet ten uitvoer kan worden gelegd omdat het betrokken goed of bewijsstuk is verdwenen of vernietigd of niet kan worden gevonden op de in het certificaat aangegeven plaats of omdat de plaats waar het goed of bewijsstuk zich bevindt niet nauwkeurig genoeg is aangegeven, zulks zelfs na raadpleging van de beslissingsstaat. § 4. De procureur des Konings geeft aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat kennis van enige andere latere inbeslagneming die op het goed van toepassing is. § 5. Voor de toepassing van deze bepaling moet de informatie verstrekt door de procureur des Konings een schriftelijk bewijs opleveren. Afdeling 3. - Verdere behandeling van het in beslag genomen goed
Art. 15.§ 1. Enige benadeelde persoon kan om de opheffing van de inbeslagneming verzoeken. De procedure bedoeld in artikel 61quater van het Wetboek van strafvordering is daarop van toepassing. De bevoegdheid van de onderzoeksrechter beperkt zich tot het nagaan van het bestaan van grondvoorwaarden opgesomd in artikel 12, § 2 van deze wet. De procureur des Konings geeft aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat kennis van het verzoek om opheffing en van de aangevoerde middelen, zodat zij de argumenten naar voren kan brengen die zij nodig acht.
Een verzoek om opheffing van de inbeslagneming heeft een opschortend gevolg voor de tenuitvoerlegging van het verzoek om verbeurdverklaring of overgave van het goed als bewijsstuk. § 2. De redenen van de inbeslagneming kunnen enkel worden aangevochten door een vordering voor een rechtbank van de beslissingsstaat. § 3. Overeenkomstig artikel 61sexies van het Wetboek van strafvordering kan de onderzoeksrechter aan het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring toelating geven om tot vervreemding van de goederen over te gaan, of ze terug te geven onder zekerheidsstelling. De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat wordt vooraf terzake geraadpleegd. § 4. De procureur des Konings stelt de uitvaardigende autoriteit in kennis van de resultaten van de in § 1 en § 3 bedoelde rechtsvorderingen.
Art. 16.§ 1. de inbeslagneming wordt gehandhaald : 1° tot de opheffing van de beslissing tot tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 15;of 2° tot de opheffing van de beslissing door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat;of 3° tot het verzoek tot tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring of overgave van het goed als bewijsstuk aan de beslissingsstaat die vergezeld gaat met de beslissing tot inbeslagneming definitief is behandeld.Indien dit niet het geval is, wordt de inbeslagneming gehandhaafd tot de vermoedelijke datum van ontvangst van het verzoek bedoeld in het certificaat, behalve in geval van verlenging voor die datum door de bevoegde onderzoeksrechter. § 2. In geval van bewarende inbeslagneming van onroerend goed, wordt de inbeslagneming gehandhaafd tot uiterlijk het verstrijken van de geldigheidstermijn van de inschrijving, behalve in geval van verlenging voor die datum door de bevoegde onderzoeksrechter. § 3. Voor het verstrijken van de termijnen bepaald in § 1, 3°, en § 2, geeft de procureur des Konings daarvan kennis aan de autoriteit van de beslissingsstaat, zodat zij opmerkingen kan maken.
Art. 17.Het verzoek om verbeurdverklaring of overgave van het goed als bewijsstuk aan de beslissingsstaat wordt behandeld overeenkomstig de internationale instrumenten die gelden tussen de lidstaten van de Europese Unie en krachtens de Belgische wet.
Bedoeld verzoek met als doel de overbrenging van bewijsstukken mag evenwel niet worden geweigerd wegens het ontbreken van de dubbele strafbaarheid wanneer het betrekking heeft op de in artikel 6, § 2, bedoelde strafbare feiten die in de beslissingsstaat strafbaar zijn met een vrijheidsberovende straf van ten minste drie jaar. Afdeling 4. - Beslissing tot inbeslagneming van een Belgische
rechterlijke autoriteit
Art. 18.§ 1. Beslissingen tot inbeslagneming van een onderzoeksrechter of een procureur des Konings of een rechtbank in het kader van een strafrechtelijk onderzoek worden overgezonden aan de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die territoriale bevoegheid heeft voor de tenuitvoerlegging ervan, overeenkomstig artikel 3. § 2. De beslissing tot inbeslagneming overgezonden krachtens artikel 3 : a) gaat vergezeld van een verzoek hetzij om overgave van de bewijsstukken, hetzij om tenuitvoerlegging van een beslissing tot verbeurdverklaring overeenkomstig de internationale instrumenten die gelden tussen de lidstaten van de Europese Unie en krachtens de Belgische wet;b) of, bevat in het certificaat een instructie dat het goed in de tenuitvoerleggingsstaat blijft in afwachting van een verzoek zoals bedoeld onder a).De vermoedelijke datum van indiening van het verzoek wordt vermeld in het certificaat. § 3. Aan de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingstaat wordt onverwijld kennis gegeven van een eventuele intrekking van de beslissing tot inbeslagneming.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 5 augustus 2006.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Justitie, afwezig, De Minister van Sociale Zalen en Volksgezondheid, R. DEMOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig, De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen. Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2106 - 2005/2006 : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Verslag namens de commissie.
Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag n° 206, bl. 16-17 Stukken van de Senaat : 3-1672 Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr2 : Verslag namens de commissie.
Nr 3 : Tekst verbeterd door de commissie.
Nr 4 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 13 juli 2006.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld