gepubliceerd op 23 mei 2017
Wet betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken
22 MEI 2017. - Wet betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Voorafgaande bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet voorziet in de omzetting van de Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken. HOOFDSTUK 2. - Algemene beginselen
Art. 3.§ 1. Deze wet regelt het uitvaardigen, de beslissing over de tenuitvoerlegging, alsook de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel, dat ertoe strekt in een andere lidstaat één of meer specifieke onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren met het oog op het verkrijgen van bewijsmateriaal, of om bewijsmateriaal te verkrijgen dat reeds in het bezit is van de andere lidstaat. § 2. Voor de tenuitvoerlegging van onderzoeksmaatregelen vervangt deze wet, in de relaties van België met de andere lidstaten van de Europese Unie die door Richtlijn 2014/41/EU gebonden zijn, de overeenkomstige bepalingen van de wet van 9 december 2004 betreffende de internationale politiële verstrekking van gegevens van persoonlijke aard en informatie met gerechtelijke finaliteit, de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering.
Voor de inbeslagneming van bewijsmateriaal vervangt deze wet, in de relaties van België met de andere lidstaten van de Europese Unie die door Richtlijn 2014/41/EU gebonden zijn, de overeenkomstige bepalingen van de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechtelijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Art. 4.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° Europees onderzoeksbevel : een door een rechterlijke autoriteit uitgevaardigde of gevalideerde rechterlijke beslissing die er toe strekt in een andere lidstaat van de Europese Unie een of meer specifieke onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren met het oog op het verkrijgen van bewijsmateriaal of om bewijsmateriaal te verkrijgen dat reeds in het bezit is van de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende Staat;2° onderzoeksmaatregel : alle onderzoeksmaatregelen met het oog op het verkrijgen van bewijsmateriaal, met uitzondering van het oprichten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsvergaring in het kader van een dergelijk onderzoeksteam zoals bepaald bij artikel 13 van de Overeenkomst van 29 mei 2000 door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag van de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en in kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams, behalve met het oog op de toepassing van artikel 13, lid 8, van de Overeenkomst en artikel 1, lid 8, van het kaderbesluit;3° uitvaardigende Staat : de lidstaat van de Europese Unie waar het Europees onderzoeksbevel wordt uitgevaardigd;4° uitvoerende Staat : de lidstaat van de Europese Unie waar het Europees onderzoeksbevel ten uitvoer wordt gelegd en waar de onderzoeksmaatregel moet worden uitgevoerd;5° uitvaardigende autoriteit : (i) een in de zaak bevoegde rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of lid van het openbaar ministerie van de uitvaardigende Staat; (ii) iedere andere door de uitvaardigende Staat aangeduide bevoegde autoriteit die in de zaak in kwestie optreedt als strafrechtelijke onderzoeksautoriteit, op voorwaarde dat het Europees onderzoeksbevel voorafgaand aan de toezending aan de uitvoerende Staat en na onderzoek of het aan de voorwaarden voldoet voor het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel in hoofde van deze wet, in het bijzonder de in artikel 6, § 1, bepaalde voorwaarden, werd gevalideerd door een rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of lid van het openbaar ministerie van de uitvaardigende Staat, die eveneens kan worden aangemerkt als uitvaardigende autoriteit in het kader van de verzending van het Europees onderzoeksbevel; 6° uitvoerende autoriteit : een autoriteit van de uitvoerende Staat die bevoegd is om, in overeenstemming met deze wet en de in een soortgelijke nationale zaak geldende procedure, een beslissing te nemen over de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel, alsook het ten uitvoer te laten leggen.
Art. 5.Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd : 1° in verband met een strafprocedure die door of bij een rechterlijke autoriteit is of kan worden ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de uitvaardigende Staat strafbaar zijn;2° in een procedure die door een bestuurlijke autoriteit is ingesteld in verband met feiten die volgens het nationale recht van de uitvaardigde Staat strafbaar zijn wegens schending van de wetgeving mits tegen de beslissing beroep openstaat bij een met name in strafzaken bevoegde rechter;3° in een procedure die door een rechterlijke autoriteit is ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de uitvaardigde Staat strafbaar zijn wegens schending van wetgeving, mits tegen de beslissing beroep openstaat bij een met name in strafzaken bevoegde rechter;en 4° in samenhang met de onder de bepalingen onder 1°, 2° en 3° bedoelde procedures die verband houden met een strafbaar feit of een wetsovertreding waarvoor in de uitvaardigende Staat een rechtspersoon aansprakelijk gesteld of gestraft kan worden.
Art. 6.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan slechts worden uitgevaardigd indien : 1° het uitvaardigen van het Europees onderzoeksbevel noodzakelijk is voor en in verhouding staat tot het doel van de in artikel 5 bedoelde procedure, daarbij rekening houdend met de rechten van de verdachte, de beklaagde of de beschuldigde;en 2° de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel(en) onder dezelfde voorwaarden in een soortgelijke nationale zaak kan/kunnen bevolen worden. § 2. Indien de uitvoerende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat niet voldaan is aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden, kan zij met de uitvaardigende autoriteit in overleg treden over het belang van de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel. Na dit overleg kan de uitvaardigende autoriteit besluiten het Europees onderzoeksbevel in te trekken.
Art. 7.Alle officiële communicatie wordt rechtstreeks tussen de bevoegde autoriteiten uitgewisseld. De bevoegde Belgische autoriteiten raadplegen tevens de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat telkens als de situatie dit vereist, in het kader van moeilijkheden in verband met de toezending of de echtheid van een voor de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel noodzakelijk document, alsook teneinde de efficiënte toepassing van deze wet te bevorderen.
Art. 8.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel wordt opgesteld in de vorm van bijlage A. De Belgische uitvaardigende autoriteit vergewist zich ervan dat de inhoud van het Europees onderzoeksbevel nauwkeurig en correct is en ondertekent het. § 2. Het Europees onderzoeksbevel bevat in het bijzonder de volgende informatie : 1° gegevens over de uitvaardigende autoriteit en, indien van toepassing, de validerende autoriteit;2° het voorwerp en de redenen van het Europees onderzoeksbevel;3° de beschikbare noodzakelijke informatie over de betrokkene(n);4° een beschrijving van het strafbare feit dat het voorwerp vormt van het onderzoek of de procedure en de toepasselijke bepalingen van het strafrecht van de uitvaardigende Staat;5° een beschrijving van de gevraagde onderzoeksmaatregel(en) en het te verkrijgen bewijsmateriaal.
Art. 9.§ 1. De uitvoerende autoriteit waarborgt, overeenkomstig haar nationale recht, de geheimhouding van de feiten en de inhoud van het Europees onderzoeksbevel, behalve voor zover de vrijgave van deze gegevens nodig is voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregel. Indien de uitvoerende autoriteit niet in staat is aan de geheimhoudingsvereiste te voldoen, stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan onverwijld in kennis. § 2. Overeenkomstig het nationale recht en behoudens anders bepaald door of overeengekomen met de uitvoerende autoriteit, zorgt de uitvaardigende autoriteit ervoor dat het bewijsmateriaal of de gegevens die door de uitvoerende autoriteit zijn verstrekt, niet worden vrijgegeven, behalve voor zover vrijgave nodig is met het oog op de in het Europees onderzoeksbevel omschreven onderzoeken of procedures.
Art. 10.§ 1. Indien België optreedt als uitvoerende Staat bij de toepassing van deze wet, draagt hij alle kosten die op zijn grondgebied in verband met de toepassing van een Europees onderzoeksbevel zijn gemaakt, behoudens de uitzonderingen bepaald bij deze wet. § 2. Als de uitvoerende autoriteit van oordeel is dat de kosten voor de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel als uitzonderlijk hoog kunnen worden beschouwd, kan zij samen met de uitvaardigende autoriteit nagaan of en hoe de kosten kunnen worden gedeeld, dan wel of het Europees onderzoeksbevel kan worden gewijzigd.
De uitvoerende autoriteit geeft de uitvaardigende autoriteit voorafgaandelijk een gespecificeerde opgave van het deel van de kosten dat uitzonderlijk hoog wordt geacht. § 3. In uitzonderlijke gevallen waarin er geen overeenstemming kan worden bereikt aangaande de kosten bedoeld in paragraaf 2, kan de uitvaardigende autoriteit besluiten : 1° het Europees onderzoeksbevel geheel of gedeeltelijk in te trekken; of 2° het Europees onderzoeksbevel te handhaven en het deel van de kosten te dragen dat uitzonderlijk hoog wordt geacht. HOOFDSTUK 3. - Procedure inzake de tenuitvoerlegging in België van een Europees onderzoeksbevel uitgevaardigd door een andere lidstaat van de Europese Unie Afdeling 1. - Voorwaarden van de tenuitvoerlegging
Art. 11.§ 1. De tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel kan worden geweigerd indien het feit waarvoor het Europees onderzoeksbevel is uitgevaardigd krachtens het Belgische recht geen strafbaar feit oplevert. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing voor de in artikel 13, § 2, bedoelde onderzoeksmaatregelen. § 3. Paragraaf 1 is eveneens niet van toepassing ingeval het gaat om een van de volgende strafbare feiten, voor zover deze in de uitvaardigende Staat met een maximale vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van minimaal drie jaar worden gestraft : 1° deelneming aan een criminele organisatie;2° terrorisme;3° mensenhandel;4° seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;5° illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;6° illegale handel in wapens, munitie en explosieven;7° corruptie;8° fraude, daaronder begrepen fraude die afbreuk doet aan de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;9° witwassen van opbrengsten van misdrijven;10° valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro;11° computercriminaliteit;12° milieumisdrijven, daaronder begrepen de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten;13° hulp bij het onrechtmatig binnenkomen van en verblijven op het grondgebied;14° opzettelijke doodslag of ernstige slagen en verwondingen;15° illegale handel in menselijke organen en weefsels;16° ontvoering, opsluiting en gijzeling;17° racisme en vreemdelingenhaat;18° georganiseerde of gewapende diefstal;19° illegale handel in cultuurgoederen, daaronder begrepen antiquiteiten en kunstwerken;20° oplichting;21° racketeering en afpersing;22° namaak en ongeoorloofde productie van goederen;23° vervalsing van administratieve documenten en handel in valse stukken;24° vervalsing van betaalmiddelen;25° illegale handel in hormonale stoffen en andere groeifactoren;26° illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen;27° handel in gestolen voertuigen;28° verkrachting;29° opzettelijke brandstichting;30° misdrijven die tot de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof behoren;31° kaping van vliegtuigen of schepen;32° sabotage. § 4. Met betrekking tot belastingen of taksen, douanerechten en deviezen kan de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel niet worden geweigerd op grond van het feit dat de Belgische wet niet dezelfde soort belastingen of taksen heft, of niet dezelfde soort regelgeving inzake belastingen, taksen, douanerechten en deviezen kent als het recht van de uitvaardigende Staat. § 5. Voor de toepassing van paragraaf 3, 14°, worden de feiten van abortus bedoeld in artikel 350, tweede lid, van het Strafwetboek en de feiten van euthanasie bedoeld in de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, niet beschouwd als opzettelijke doodslag.
Art. 12.De tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel kan in de volgende gevallen worden geweigerd : 1° het Belgische recht voorziet in een immuniteit, een voorrecht of voorschriften betreffende het vaststellen en beperken van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, waardoor het Europees onderzoeksbevel niet ten uitvoer kan worden gelegd;2° het gevaar bestaat dat de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel de wezenlijke belangen van de nationale veiligheid schaadt, de bron van de informatie in gevaar brengt of het gebruik inhoudt van geclassificeerde gegevens met betrekking tot specifiek inlichtingenwerk;3° er bestaan ernstige redenen om aan te nemen dat de uitvoering van de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel niet verenigbaar zou zijn met de verplichtingen die overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het handvest van fundamentele rechten op de Belgische Staat rusten;4° het Europees onderzoeksbevel is uitgevaardigd in een procedure bedoeld in artikel 5, 2° en 3°, en de onderzoeksmaatregel kan naar Belgisch recht niet in een soortgelijke nationale zaak worden toegestaan;5° de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel zou in strijd zijn met het beginsel "ne bis in idem";6° het Europees onderzoeksbevel heeft betrekking op een strafbaar feit dat buiten het grondgebied van de uitvaardigende Staat en, volgens het Belgische recht, volledig of gedeeltelijk op het Belgisch grondgebied zou zijn gepleegd en dat volgens het Belgische recht niet strafbaar is;7° de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel betreft geen maatregel bedoeld in artikel 13, § 2, en de toepassing van de aangegeven onderzoeksmaatregel is volgens het Belgische recht beperkt tot een lijst of categorie strafbare feiten, of tot strafbare feiten die tenminste strafbaar worden gesteld met een bepaalde straf, waartoe het strafbaar feit waarop het Europees onderzoeksbevel betrekking heeft niet behoort.
Art. 13.§ 1. De Belgische uitvoerende autoriteit, zoals gedefinieerd in artikel 16, past, voor zover mogelijk, een andere dan de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoekmaatregel toe indien : 1° de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel naar Belgisch recht niet bestaat;2° de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel niet beschikbaar is in een soortgelijke nationale zaak. § 2. Onverminderd artikel 11, §§ 1 tot 3, en artikel 12, is paragraaf 1 niet van toepassing op de volgende onderzoeksmaatregelen : 1° het verkrijgen van informatie die of bewijsmateriaal dat reeds in het bezit is van de uitvoerende autoriteit en overeenkomstig het Belgisch recht in het kader van een strafprocedure of voor de doeleinden van het Europees onderzoeksbevel had kunnen worden verkregen;2° het verkrijgen van informatie die is opgeslagen in gegevensbanken van de politie of rechterlijke autoriteiten, waartoe de uitvoerende autoriteit toegang heeft in het kader van een strafprocedure;3° het horen van een getuige, deskundige, slachtoffer, verdachte, beklaagde, beschuldigde of derde op het Belgische grondgebied;4° een onderzoeksmaatregel van niet-dwingende aard;5° de identificatie van personen die zijn aangesloten op een bepaald telefoonnummer of IP-adres. § 3. De Belgische uitvoerende autoriteit kan eveneens besluiten om een andere onderzoeksmaatregel dan die welke is aangegeven in het Europees onderzoeksbevel toe te passen, indien de geselecteerde onderzoeksmaatregel het toelaat om met minder indringende middelen hetzelfde resultaat te bereiken als de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel. § 4. Indien de Belgische uitvoerende autoriteit overweegt een beroep te doen op de in de paragrafen 1 en 3 bedoelde mogelijkheden, meldt het dit eerst aan de uitvaardigende autoriteit, die kan besluiten het Europees onderzoeksbevel in te trekken of aan te vullen. Afdeling 2. - Procedure voor de tenuitvoerlegging
Art. 14.§ 1. Onverminderd paragraaf 2 is de Belgische autoriteit bevoegd voor het ontvangen van een Europees onderzoeksbevel het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement bevoegd om de onderzoeksmaatregel of een van de onderzoeksmaatregelen aangegeven in het Europees onderzoeksbevel ten uitvoer te leggen.
Het federaal parket is bevoegd voor het ontvangen van een Europees onderzoeksbevel en in het bijzonder in geval van : 1° hoogdringendheid;2° een Europees onderzoekbevel met als voorwerp een onderzoeksmaatregel uit te voeren op een niet nader gespecifieerde plaats in België;of 3° een nood aan coördinatie van de uitvoering van het Europees onderzoeksbevel. Onverminderd artikel 16 kan het federaal parket zelf het Europees onderzoeksbevel uitvoeren, zonder de tussenkomst van een lokaal bevoegd parket. § 2. De Algemene Administratie der Douane en Accijnzen is bevoegd voor het ontvangen van Europese onderzoeksbevelen aangaande materies die onder haar exclusieve bevoegdheid vallen. § 3. Indien een andere Belgische autoriteit het Europees onderzoeksbevel ontvangt, zendt zij het ambtshalve over aan het territoriaal bevoegde openbaar ministerie en stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan onverwijld en in ieder geval binnen een week in kennis door het formulier in bijlage B in te vullen en toe te zenden.
Art. 15.Het aan het openbaar ministerie of aan de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen gerichte Europees onderzoeksbevel moet in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels worden opgesteld of vertaald door de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende Staat.
Art. 16.§ 1. Onverminderd paragraaf 3 en volgens de voorwaarden bepaald bij paragraaf 2, is de Belgische uitvoerende autoriteit het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter. § 2. In het geval dat de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel(en) in een soortgelijke nationale procedure door het openbaar ministerie kan (kunnen) worden bevolen, kan het openbaar ministerie : 1° zelf de beslissing over de tenuitvoerlegging nemen;of 2° indien het dit dienstig acht, de onderzoeksrechter vorderen met het oog op het nemen van een beslissing over de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel. In het geval dat de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel(en) in een soortgelijke nationale procedure dient (dienen) bevolen te worden door een onderzoeksrechter, maakt het openbaar ministerie het Europees onderzoeksbevel onverwijld over aan de onderzoeksrechter, opdat hij een beslissing kan nemen over de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel, behoudens indien er een kennelijke reden bestaat om de tenuitvoerlegging te weigeren.
In het laatste geval en voorafgaand aan de weigering van de tenuitvoerlegging gaat het openbaar ministerie na of een andere maatregel overeenkomstig artikel 13, § 1, kan worden toegepast.
In het geval dat er verschillende onderzoeksmaatregelen werden aangegeven in één enkel Europees onderzoeksbevel en het openbaar ministerie niet bevoegd is om alle onderzoeksmaatregelen ten uitvoer te leggen, kan het beslissen om het dossier te splitsen of in zijn geheel voor tenuitvoerlegging over te maken aan de onderzoeksrechter. § 3. Met betrekking tot materies die onder de exclusieve bevoegdheid van de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen vallen, is deze administratie de Belgische uitvoerende autoriteit voor maatregelen die ze in een soortgelijke nationale zaak kan bevelen. In het geval dat de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel(en) in een soortgelijke nationale procedure door een onderzoeksrechter dient (dienen) bevolen te worden, maakt de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen het Europees onderzoeksbevel onverwijld over aan de onderzoeksrechter, opdat hij een beslissing kan nemen over de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel.
Art. 17.§ 1. De beslissing over de tenuitvoerlegging wordt genomen en de uitvoering van de onderzoeksmaatregel vindt plaats met dezelfde snelheid en prioriteit als ware het een soortgelijke nationale zaak, en in ieder geval overeenkomstig de in deze wet bepaalde termijnen. § 2. Indien de uitvaardigende autoriteit in het Europees onderzoeksbevel heeft aangegeven dat, wegens proceduretermijnen, de ernst van het strafbaar feit of andere bijzonder dringende omstandigheden, een kortere termijn nodig is of indien de uitvaardigende autoriteit in het Europees onderzoeksbevel heeft aangegeven dat de onderzoeksmaatregel op een bepaalde datum ten uitvoer dient te worden gelegd, wordt hiermee, in de mate van het mogelijke, rekening gehouden. § 3. De Belgische uitvoerende autoriteit neemt een beslissing over de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel zo spoedig mogelijk en, onverminderd paragraaf 6, uiterlijk binnen de dertig dagen volgend op de datum waarop het openbaar ministerie of de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen, het Europees onderzoeksbevel heeft ontvangen. § 4. Met het oog op het nemen van de beslissing over de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel gaat de Belgische uitvoerende autoriteit na : 1° of de uitvaardigende autoriteit een autoriteit is in de zin van artikel 4, 5° ;2° of een van de weigeringsgronden moet worden aangevoerd;en 3° of een andere onderzoeksmaatregel kan worden toegepast conform artikel 13. § 5. In de in artikel 12, 1°, 2°, 3°, 5° en 7°, bedoelde gevallen overlegt de Belgische uitvoerende autoriteit, alvorens te beslissen dat zij een Europees onderzoeksbevel, geheel of gedeeltelijk, niet ten uitvoer legt, op iedere gepaste wijze met de uitvaardigende autoriteit en verzoekt zij, indien nodig, de uitvaardigende autoriteit onverwijld alle nodige gegevens te verstrekken. § 6. In specifieke gevallen waarin het niet haalbaar is de in paragraaf 3 genoemde termijn of de in paragraaf 2 genoemde specifieke datum na te leven, stelt de Belgische uitvoerende autoriteit de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende Staat hiervan onverwijld en op eender welke wijze in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en van de voor het nemen van de beslissing nodig geachte tijd. In dat geval kan de in paragraaf 3 bedoelde termijn met ten hoogste dertig dagen worden verlengd. § 7. De Belgische uitvoerende autoriteit kan eveneens beslissen tot uitstel van de tenuitvoerlegging in de volgende gevallen : 1° het gevaar bestaat dat de tenuitvoerlegging een lopend strafrechtelijk onderzoek of een ingestelde strafvervolging schaadt, in welk geval zij wordt uitgesteld voor de tijd dat zulks redelijk wordt geacht;2° de betrokken voorwerpen, documenten of gegevens worden reeds in een andere procedure gebruikt, in welk geval de tenuitvoerlegging wordt uitgesteld voor de tijd dat hiervoor nodig is. § 8. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk van de artikelen 93-9 en 90 van het Statuut van Rome inzake het internationaal Strafhof.
Art. 18.§ 1. Tenzij er op grond van artikel 17, § 7, redenen tot uitstel bestaan, wordt de onderzoeksmaatregel onverwijld en binnen negentig dagen na het nemen van de in artikel 17, § 3, bedoelde beslissing uitgevoerd. § 2. In specifieke gevallen waarin het niet haalbaar is de in paragraaf 1 bedoelde termijn na te leven, stelt de Belgische uitvoerende autoriteit de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende Staat hiervan onverwijld en op eender welke wijze in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging, en overlegt hij met de uitvaardigende autoriteit over een passend tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregel.
Art. 19.§ 1. Onder voorbehoud van artikel 13, § 2, worden de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven maatregelen door de Belgische uitvoerende autoriteit gerealiseerd door onderzoeksmaatregelen die conform het Belgisch recht worden uitgevoerd. § 2. Tenzij anders bepaald in deze wet, neemt de Belgische uitvoerende autoriteit de door de uitvaardigende autoriteit uitdrukkelijk aangegeven vormvoorschriften en procedures in acht, mits deze niet strijdig zijn met fundamentele Belgische rechtsbeginselen.
Art. 20.§ 1. De Belgische uitvoerende autoriteit geeft gevolg aan het verzoek van de uitvaardigende autoriteit om hun nationale autoriteiten bijstand te laten verlenen bij de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel, mits het verlenen van deze bijstand niet strijdig is met de fundamentele Belgische rechtsbeginselen en de wezenlijke nationale veiligheidsbelangen niet schaadt. § 2. De op het Belgische grondgebied aanwezige autoriteiten van de uitvaardigende Staat zijn tijdens de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel gebonden door het Belgische recht en hebben geen rechtshandhavingsbevoegdheden, tenzij de uitoefening van deze bevoegdheden in overeenstemming is met het Belgische recht en conform is met de afspraken tussen de bevoegde Belgische autoriteit en de uitvaardigende autoriteit. § 3. De op het Belgische grondgebied aanwezige autoriteiten van de uitvaardigende Staat kunnen tijdens de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel hun reglementaire dienstwapens dragen onder dezelfde voorwaarden als een Belgisch politieambtenaar.
Het gebruik van de reglementaire dienstwapens is slechts geoorloofd om de wettige verdediging van zichzelf of van een ander te verzekeren, overeenkomstig het Belgische recht. § 4. De op het Belgische grondgebied aanwezige autoriteiten van de uitvaardigende Staat worden met betrekking tot tegen of door hen gepleegde misdrijven beschouwd als Belgische ambtenaren en zijn onderworpen aan het Belgische stelsel van burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid. Ingeval een ambtenaar van de uitvaardigende Staat burgerlijk aansprakelijk wordt gesteld voor schade die op het Belgische grondgebied is toegebracht, betaalt de Belgische Staat de kosten voor de schadeloosstelling van slachtoffers of rechthebbenden onder dezelfde voorwaarden als wanneer de schade door een Belgische ambtenaar zou zijn toegebracht.
Art. 21.§ 1. De Belgische uitvoerende autoriteit draagt het bewijsmateriaal zonder onnodige vertraging over aan de uitvaardigende Staat.
Het bewijsmateriaal wordt onmiddellijk overgedragen aan de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende Staat die overeenkomstig artikel 20, § 1, bijstand verlenen bij de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel, ingeval dit in het Europees onderzoeksbevel gevraagd werd. § 2. De overdracht van het bewijsmateriaal kan worden opgeschort in afwachting van een beslissing overeenkomstig artikel 22, tenzij in het Europees onderzoeksbevel voldoende gemotiveerd is dat een onmiddellijke overdracht essentieel is voor het goede verloop van het onderzoek of voor de bescherming van de individuele rechten.
De overdracht van het bewijsmateriaal wordt echter opgeschort indien de betrokkene daardoor ernstige en onomkeerbare schade zou lijden. § 3. De Belgische uitvoerende autoriteit deelt bij de overdracht van het verkregen bewijsmateriaal mee of het vereist is om het bewijsmateriaal terug te zenden naar België zodra de uitvaardigende Staat het niet meer nodig heeft. § 4. Indien de betrokken voorwerpen, documenten of gegevens reeds van belang zijn voor een andere procedure, kan de Belgische uitvoerende autoriteit, op uitdrukkelijk verzoek van en na overleg met de uitvaardigende autoriteit, het bewijs tijdelijk overdragen op voorwaarde dat het aan België wordt teruggegeven zodra de uitvaardigende Staat het niet meer nodig heeft, dan wel op een andere tijdstip of bij een andere gelegenheid, zoals overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten.
Art. 22.§ 1. De enige rechtsmiddelen die open staan tegen de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel zijn bepaald bij dit artikel.
Behoudens indien de geheimhouding van een onderzoek in het gedrang zou komen, informeert de Belgische uitvoerende autoriteit de betrokken persoon over zijn rechten overeenkomstig dit artikel. § 2. Artikel 28sexies, §§ 1 tot 5 en 7, alsook artikel 61quater, §§ 1 tot 6 en 8, van het Wetboek van strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de materiële gronden voor het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel enkel in de uitvaardigende Staat kunnen worden aangevochten. § 3. Indien goederen in beslag werden genomen in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel die volgens het Europees onderzoeksbevel het voorwerp van het misdrijf zijn, kan een belanghebbende derde zich verzetten tegen de overdracht van die in beslag genomen goederen aan de uitvaardigende autoriteit.
De Belgische uitvoerende autoriteit deelt via aangetekende zending, fax of e-mail, haar beslissing betreffende de overdracht van de in beslag genomen goederen mee aan de persoon bij wie goederen in beslag werden genomen, alsook aan de derden die zich kenbaar zouden hebben gemaakt en, in voorkomend geval, aan hun advocaten.
Het verzet tegen de overdracht gebeurt aan de hand van een gemotiveerd verzoekschrift waarin de belanghebbende derde blijk geeft van een rechtmatig belang. Op straffe van verval moet het verzoekschrift worden ingediend bij de raadkamer van de plaats waar de uitvoerende Belgische autoriteit die de beslissing van overdracht heeft genomen, zijn ambt uitoefent binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing van de Belgische uitvoerende autoriteit.
Enkel de raadkamer is bevoegd om uitspraak te doen over het verzet tegen de beslissing tot overdracht, met uitsluiting van de bevoegdheid van de rechter in kort geding.
Tegen de beschikking van de raadkamer staat hoger beroep open bij de kamer van inbeschuldigingstelling.
Tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling staat geen cassatieberoep open. § 4. De paragrafen 1 tot 3 zijn niet van toepassing in het geval bedoeld in artikel 16, § 3. Afdeling 3. - Gegevens die moeten worden toegezonden aan de
uitvaardigende Staat
Art. 23.§ 1. Het openbaar ministerie of de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen dat het Europees onderzoeksbevel ontvangt, geeft onverwijld en in ieder geval binnen een week kennis van de ontvangst van het Europees onderzoeksbevel door het formulier in bijlage B in te vullen en toe te zenden aan de uitvaardigende autoriteit. § 2. Indien het openbaar ministerie of de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen een Europees onderzoeksbevel ontvangt dat niet door een uitvaardigende autoriteit in de zin van artikel 4, 5°, is uitgevaardigd, stuurt hij het Europees onderzoeksbevel terug naar de uitvaardigde Staat. § 3. De onderzoeksrechter die overeenkomstig artikel 16, §§ 2 en 3, gevorderd wordt, geeft onverwijld en in ieder geval binnen een week kennis van de ontvangst van het Europees onderzoeksbevel door het formulier in bijlage B in te vullen en toe te zenden aan de uitvaardigende autoriteit. § 4. De Belgische uitvoerende autoriteit bericht aan de uitvaardigende autoriteit onmiddellijk, op eender welke wijze, indien : 1° het onmogelijk is om een beslissing over de tenuitvoerlegging te nemen, aangezien het formulier vastgesteld in bijlage A onvolledig is of kennelijk onjuist is ingevuld;2° de Belgische uitvoerende autoriteit vaststelt dat zij in een specifiek geval de vormvoorschriften en procedures die de uitvaardigende autoriteit overeenkomstig artikel 19, § 2, uitdrukkelijk heeft aangegeven, niet in acht kan nemen;3° de bijstand niet verleend kan worden aangezien de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel, overeenkomstig artikel 13, § 1, niet bestaat in het Belgische recht of niet zou kunnen worden toegepast in een soortgelijke nationale zaak, en er geen andere onderzoeksmaatregel is die tot hetzelfde resultaat zou leiden als de gevraagde onderzoeksmaatregel;4° de Belgische uitvoerende autoriteit besluit een beroep te doen op de in artikel 13, §§ 1 en 3, bedoelde mogelijkheden;of 5° de Belgische uitvoerende autoriteit het tijdens de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel zonder verdere navraag passend acht onderzoeksmaatregelen uit te voeren waarin oorspronkelijk niet was voorzien, of die op het ogenblik waarop het Europees onderzoeksbevel werd uitgevaardigd niet konden worden bepaald, opdat de uitvaardigende autoriteit ter zake verdere maatregelen kan nemen;of 6° een rechtsmiddel overeenkomstig artikel 22 wordt ingesteld, alsook de definitieve beslissing ter zake. Op verzoek van de uitvaardigende autoriteit wordt het bericht onverwijld bevestigd op zodanige wijze dat het schriftelijk kan worden vastgelegd. § 5. De Belgische uitvoerende autoriteit geeft bericht aan de uitvaardigende autoriteit onmiddellijk, op zodanige wijze dat het schriftelijk kan worden vastgelegd, van : 1° alle op grond van de artikelen 11 en 12 genomen beslissingen; alsook de beslissingen ingegeven op basis van een weigeringsgrond vermeld in hoofdstuk 5; 2° alle op grond van artikel 17, § 7, genomen beslissingen tot uitstel, inclusief de redenen voor het uitstel en, indien mogelijk, de verwachte duur van het uitstel.3° het vervallen van het uitstel bedoeld in artikel 17, § 7, en de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel. HOOFDSTUK 4. - Procedure inzake de uitvaardiging van een Europees onderzoeksbevel door een Belgische autoriteit Afdeling 1. - Bevoegde Belgische uitvaardigende autoriteiten
Art. 24.§ 1. Onverminderd paragraaf 5 en overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij paragrafen 2 en 3 is het met het onderzoek belaste openbaar ministerie of de onderzoeksrechter de Belgische autoriteit bevoegd voor de uitvaardiging van een Europees onderzoeksbevel. § 2. Indien er geen gerechtelijk onderzoek is ingesteld, is het openbaar ministerie bevoegd voor het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel aangaande alle onderzoeksmaatregelen, behoudens onderzoeksmaatregelen die zijn uitgesloten van de toepassing van artikel 28septies van het Wetboek van strafvordering.
Indien de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel een onderzoeksmaatregel betreft die onder het toepassingsgebied van artikel 28septies van het Wetboek van strafvordering valt, legt het openbaar ministerie het Europees onderzoeksbevel ter validatie voor aan de onderzoeksrechter alvorens het toe te zenden aan de uitvoerende autoriteit. De onderzoeksrechter gaat enkel na of het Europees onderzoeksbevel voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 6, § 1, en maakt zijn beslissing onverwijld over aan het openbaar ministerie.
In geval van een nieuw verzoek tot validatie op grond van het voorafgaande lid in hetzelfde dossier, wordt het Europees onderzoeksbevel voorgelegd aan dezelfde onderzoeksrechter indien die nog in functie is. § 3. Het openbaar ministerie kan de onderzoeksrechter vorderen een Europees onderzoeksbevel uit te vaardigen aangaande een onderzoeksmaatregel die is uitgesloten van de toepassing van artikel 28septies van het Wetboek van strafvordering, zonder dat een gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld. Na de tenuitvoerlegging van het door de onderzoeksrechter uitgevaardigde Europees onderzoeksbevel beslist deze of hij het dossier terugzendt aan het openbaar ministerie dat instaat voor de voortzetting van het opsporingsonderzoek, dan wel of hij het gehele onderzoek zelf voortzet. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
In geval van een nieuwe vordering op grond van het eerste lid in hetzelfde dossier, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij dezelfde onderzoeksrechter indien die nog in functie is. § 4. Elke weigeringsbeslissing van de onderzoeksrechter, genomen overeenkomstig de paragrafen 2 en 3, kan het voorwerp uitmaken van een beroep van het openbaar ministerie bij de kamer van inbeschuldigingstelling. § 5. De Algemene Administratie der Douane en Accijnzen is bevoegd voor het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel aangaande materies die onder haar exclusieve bevoegdheid vallen en dat betrekking heeft op onderzoeksmaatregelen die deze administratie kan bevelen in het kader van een soortgelijke nationale procedure.
Alvorens het Europees onderzoeksbevel toe te zenden aan de uitvoerende autoriteit legt de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen het Europees onderzoeksbevel ter validatie voor aan de onderzoeksrechter, die enkel nagaat of het Europees onderzoeksbevel voldoet aan de voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel bepaald bij deze wet, in het bijzonder bij artikel 6, § 1, en vervolgens zijn beslissing terugstuurt aan de Algemene Administratie der Douane en Accijnzen. Afdeling 2. - Voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees
onderzoeksbevel
Art. 25.Alvorens een Europees onderzoeksbevel uit te vaardigen, beoordeelt de Belgische uitvaardigende autoriteit per geval of voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 6, § 1.
Art. 26.De Belgische uitvaardigende autoriteit kan vragen dat één of meer Belgische autoriteiten de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende Staat bijstand verlenen bij de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel, voor zover deze Belgische autoriteiten in een soortgelijke nationale zaak bijstand zouden kunnen verlenen bij de tenuitvoerlegging van de in het Europees onderzoeksbevel aangegeven onderzoeksmaatregel.
Art. 27.§ 1. Het Europees onderzoeksbevel wordt uitgevaardigd overeenkomstig artikel 8. § 2. Indien een Europees onderzoeksbevel wordt uitgevaardigd ter aanvulling van een eerder Europees onderzoeksbevel, wordt dit vermeld in het Europees onderzoeksbevel in deel D van het formulier in bijlage A. § 3. In voorkomend geval moet het Europees onderzoeksbevel worden vertaald in een officiële taal van de uitvoerende Staat of in een andere, door de uitvoerende Staat aangegeven taal. Afdeling 3. - Procedure voor de toezending van een Europees
onderzoeksbevel
Art. 28.§ 1. De Belgische uitvaardigende autoriteit zendt het Europees onderzoeksbevel rechtstreeks toe aan de uitvoerende autoriteit op zodanige wijze dat dit schriftelijk kan worden vastgelegd en de uitvoerende Staat de echtheid ervan kan vaststellen. § 2. Indien de uitvoerende autoriteit niet is gekend, kan de Belgische uitvaardigende autoriteit via alle mogelijke kanalen, waaronder het federaal parket en de contactpunten van het Europees Justitieel Netwerk opgericht bij het Gemeenschappelijk Optreden 98/428/JBZ van de Raad van 29 juni 1998 tot oprichting van een Europees Justitieel Netwerk, om inlichtingen verzoeken aan de uitvoerende Staat. § 3. Indien de Belgische uitvaardigende autoriteit overeenkomstig artikel 26 bijstand verleent bij de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel in de uitvoerende Staat, kan zij een Europees onderzoeksbevel ter aanvulling van een eerder Europees onderzoeksbevel rechtstreeks aan de uitvoerende autoriteit richten terwijl zij in die Staat aanwezig is. Afdeling 4. - Gebruik van in het buitenland verzameld bewijsmateriaal
Art. 29.In het kader van een in België gevoerde strafrechtspleging mag geen gebruik worden gemaakt van bewijsmateriaal : 1° dat in de uitvoerende Staat op onregelmatige wijze is verzameld indien de onregelmatigheid : - volgens het recht van de uitvoerende Staat volgt uit de overtreding van een op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste; - de betrouwbaarheid van het bewijsmateriaal aantast; of 2° waarvan de aanwending een schending inhoudt van het recht op een eerlijk proces. Afdeling 5. - Terugbetaling van de vergoedingen voor schade
toegebracht door een Belgisch ambtenaar op het grondgebied van de uitvoerende Staat
Art. 30.Indien een Belgisch ambtenaar die bijstand verleent bij de tenuitvoerlegging van een Europees onderzoeksbevel in de uitvoerende Staat burgerlijk aansprakelijk is voor schade veroorzaakt op het grondgebied van deze laatste, betaalt België het volledige bedrag terug dat door die Staat overeenkomstig zijn nationaal recht uitgekeerd werd aan de slachtoffers of aan hun rechthebbenden. HOOFDSTUK 5. - Specifieke bepalingen voor bepaalde onderzoeksmaatregelen Afdeling 1. - Tijdelijke overbrenging van personen in hechtenis
Art. 31.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd met het oog op de tijdelijke overbrenging van een persoon in hechtenis in de uitvoerende Staat, ter uitvoering van een onderzoeksmaatregel voor het verzamelen van bewijs waarvoor de aanwezigheid van die persoon op het grondgebied van de uitvaardigende Staat is vereist, mits de betrokkene binnen de door de uitvoerende Staat bepaalde termijn wordt teruggezonden. § 2. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat en onverminderd de artikelen 11 en 12, kan de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel inzake de tijdelijke overbrenging naar de uitvaardigende Staat worden geweigerd indien : 1° de persoon in hechtenis niet instemt met de tijdelijke overbrenging;2° de tijdelijke overbrenging de detentie van de persoon in hechtenis kan verlengen. Omwille van de leeftijd of de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van de persoon in hechtenis kan tevens de gelegenheid geboden worden aan de wettelijke vertegenwoordiger van de betrokkene om zijn mening te geven over de tijdelijke overbrenging. § 3. De uitvoerende autoriteit bepaalt de termijn waarbinnen de uitvaardigende autoriteit de persoon in hechtenis dient terug te zenden. § 4. De praktische regeling voor de tijdelijke overbrenging van de betrokkene, met inbegrip van de specifieke voorwaarden waaronder hij in de uitvaardigende Staat zal worden gedetineerd en de data waarop hij van en naar de uitvoerende Staat moet worden gebracht, worden door de uitvaardigende Staat en de uitvoerende Staat overeengekomen, met inachtneming van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene en het in de uitvaardigende Staat vereiste beveiligingsniveau. § 5. De overgebrachte persoon blijft op het grondgebied van de uitvaardigende Staat en, in voorkomend geval, van de Staat van doortocht, in hechtenis wegens de feiten ten aanzien waarvan hij in de uitvoerende Staat als verdachte of veroordeelde in hechtenis werd genomen, tenzij de uitvoerende Staat om zijn vrijlating verzoekt. § 6. De hechtenis op het grondgebied van de uitvaardigende Staat en de Staat van doortocht wordt in mindering gebracht op de duur van de vrijheidsbeneming die de betrokkene op het grondgebied van de uitvoerende Staat moet of zal moeten ondergaan. § 7. Onverminderd paragraaf 5 wordt de overgebrachte persoon in de uitvaardigende Staat niet vervolgd, in hechtenis genomen of anderszins aan een beperking van de persoonlijke vrijheid onderworpen wegens feiten die zijn gepleegd of veroordelingen die zijn uitgesproken voordat hij het grondgebied van de uitvoerende Staat heeft verlaten en die niet in het Europees onderzoeksbevel zijn vermeld. § 8. De in paragraaf 7 bedoelde onschendbaarheid neemt een einde indien de overgebrachte persoon gedurende een termijn van vijftien opeenvolgende dagen vanaf de datum waarop zijn aanwezigheid niet langer door de uitvaardigende autoriteit was vereist, de gelegenheid heeft gehad het grondgebied te verlaten, maar : 1° er niettemin is gebleven;of 2° er, na het te hebben verlaten, is teruggekeerd. § 9. De minister bevoegd voor Justitie staat de doortocht van een persoon in hechtenis over het Belgische grondgebied toe op voorwaarde dat inlichtingen zijn verkregen omtrent : 1° het bestaan van een Europees onderzoeksbevel;2° de identiteit en de nationaliteit van de persoon op wie het Europees onderzoeksbevel betrekking heeft;3° de aard en de wettelijke omschrijving van het strafbaar feit;4° de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, daaronder begrepen het tijdstip en de plaats. Het verzoek wordt overgezonden aan de hand van enig middel dat de mogelijkheid biedt een schriftelijk spoor ervan te verkrijgen. De minister bevoegd voor Justitie deelt zijn beslissing op dezelfde wijze mee.
Het gebruik van het luchtruim zonder geplande tussenlanding is zonder enige formaliteit toegestaan. § 10. In het geval dat België optreedt als de uitvaardigende Staat, worden de kosten die voortvloeien uit de overbrenging van de betrokkene naar en van het Belgische grondgebied door België gedragen.
Art. 32.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd voor de tijdelijke overbrenging van een persoon in hechtenis in de uitvaardigende Staat, met het oog op de uitvoering van een onderzoeksmaatregel voor het verzamelen van bewijs, waarvoor zijn aanwezigheid op het grondgebied van de uitvoerende Staat is vereist. § 2. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat en onverminderd de artikelen 11 en 12 kan de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel inzake de tijdelijke overbrenging naar België worden geweigerd indien de persoon in hechtenis of diens wettelijke vertegenwoordiger niet instemt met de tijdelijke overbrenging. § 3. Artikel 31, §§ 4 tot en met 9, zijn van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke overbrenging met toepassing van dit artikel. § 4. In het geval dat België optreedt als de uitvaardigende Staat, worden de kosten die voortvloeien uit de overbrenging van de betrokkene naar en van de uitvoerende Staat door België gedragen. Afdeling 2. - Verhoor op afstand
Art. 33.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd om een verdachte, beklaagde, beschuldigde, getuige of deskundige die zich op het grondgebied van de uitvoerende Staat bevindt per videoconferentie of andere audiovisuele transmissie te doen verhoren. § 2. Indien in de omstandigheden van een specifiek geval de uitvoerende autoriteit niet over de technische middelen voor een verhoor per videoconferentie beschikt, kunnen deze na overleg ter beschikking worden gesteld door de uitvaardigende Staat. § 3. In het geval dat België optreedt als uitvaardigende Staat en in afwijking van artikel 112, § 1, van het Wetboek van strafvordering kan de Belgische uitvaardigende autoriteit steeds een Europees onderzoeksbevel uitvaardigen voor het verhoren van een getuige, deskundige, verdachte, beklaagde of beschuldigde per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen door de Belgische uitvaardigende autoriteit, of de door hem aangewezen officier van gerechtelijke politie of politieambtenaar. § 4. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat en onverminderd de artikelen 11 en 12, kan de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel met betrekking tot een verhoor per videoconferentie of andere audiovisuele transmissie worden geweigerd indien : 1° de verdachte, beklaagde of beschuldigde er niet in toestemt;of 2° de tenuitvoerlegging van een dergelijke onderzoeksmaatregel in een bepaalde zaak strijdig is met de fundamentele beginselen van het Belgisch recht. § 5. De praktische regeling voor de videoconferentie of andere audiovisuele transmissie wordt overeengekomen met de uitvaardigende autoriteit. Bij de regeling verbindt de Belgische uitvoerende autoriteit zich ertoe dat : 1° de getuige of deskundige gedagvaard wordt, met vermelding van de plaats en het tijdstip van het verhoor;2° de verdachte, beklaagde of beschuldigde in overeenstemming met de nadere regels van het Belgische recht gelast wordt voor het verhoor te verschijnen en dat de betrokkene op zijn rechten overeenkomstig het Belgisch recht wordt gewezen, op een tijdstip dat het hem mogelijk maakt zijn rechten op verdediging daadwerkelijk uit te oefenen;3° de identiteit van de te horen persoon wordt vastgesteld. § 6. Met betrekking tot verhoor van een persoon in België per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen gelden de volgende regels : 1° de Belgische uitvoerende autoriteit, of de door hem aangewezen officier van gerechtelijke politie of politieambtenaar, is aanwezig tijdens het verhoor, indien nodig bijgestaan door een tolk, en heeft tot taak de identiteit van de te verhoren persoon te laten vaststellen en erop toe te zien dat de fundamentele beginselen van het Belgisch recht in acht worden genomen;2° indien de Belgische uitvoerende autoriteit, of de door hem aangewezen officier van gerechtelijke politie of politieambtenaar, van oordeel is dat de fundamentele beginselen van het Belgisch recht tijdens het verhoor worden geschonden, treft zij onverwijld de nodige maatregelen opdat het verhoor met inachtneming van deze beginselen verloopt;3° de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende Staat en de Belgische uitvoerende autoriteit, of de door hem aangewezen officier van gerechtelijke politie of politieambtenaar, komen, indien nodig, maatregelen overeen ter bescherming van de te verhoren persoon;4° het verhoor wordt rechtstreeks door of onder leiding van de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende Staat overeenkomstig het recht van die Staat afgenomen;5° op verzoek van de uitvaardigende Staat of van de te verhoren persoon wordt er zorg voor gedragen dat de persoon tijdens het verhoor wordt bijgestaan door een tolk;6° de verdachte, beklaagde of beschuldigde wordt voorafgaand aan het verhoor op de hoogte gesteld van de procedurele rechten, met inbegrip van het zwijgrecht, die hij volgens het Belgisch recht en het recht van de uitvaardigende Staat geniet;7° getuigen en deskundigen kunnen zich beroepen op het zwijgrecht dat zij volgens het recht van de uitvaardigende Staat of het Belgisch recht genieten, en worden daarvan voorafgaand aan het verhoor op de hoogte gesteld. § 7. Onverminderd de maatregelen die ter bescherming van personen zijn overeengekomen, stelt de Belgische uitvoerende autoriteit, of de door hem aangewezen officier van gerechtelijke politie of politieambtenaar, na afloop van het verhoor in België een proces-verbaal op, waarin wordt vermeld : de datum en de plaats van het verhoor; de identiteit van de verhoorde persoon; de identiteit en de hoedanigheid van alle andere personen die in België aan het verhoor hebben deelgenomen; eventuele beëdigingen; en de technische omstandigheden waaronder het verhoor heeft plaatsgevonden. De Belgische uitvoerende autoriteit stuurt dit document aan de uitvaardigende autoriteit. § 8. Artikelen 215 tot 219, 221 en 222 van het Strafwetboek zijn van toepassing in het kader van het verhoor van een persoon in België per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen.
Art. 34.§ 1. Indien een persoon die zich op het grondgebied van de uitvoerende Staat bevindt als getuige of deskundige moet worden verhoord, kan de uitvaardigende autoriteit, indien het niet wenselijk of mogelijk is de betrokkene persoonlijk te laten verschijnen op haar grondgebied, en na andere passende middelen te hebben onderzocht, een Europees onderzoeksbevel uitvaardigen om een getuige of een deskundige per telefoonconferentie te laten verhoren. § 2. Tenzij anders is overeengekomen, is artikel 33, §§ 5, 6, 7 en 8, van overeenkomstige toepassing op verhoren van een persoon op het Belgische grondgebied per telefoonconferentie. Afdeling 3. - Inlichtingen over financiële rekeningen en operaties
Art. 35.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd om te laten vaststellen of een natuurlijke of rechtspersoon tegen wie de strafprocedure in kwestie loopt, één of meer rekeningen van om het even welke aard bezit of controleert bij enige bank op het grondgebied van de uitvoerende Staat en in voorkomend geval alle gegevens over de aangeduide rekeningen te laten overleggen.
Een Europees onderzoeksbevel kan tevens worden uitgevaardigd met het oog op het verkrijgen van de bijzonderheden betreffende gespecificeerde bankrekeningen en betreffende bankoperaties die in een bepaald tijdvak zijn verricht via één of meer in het Europees onderzoeksbevel genoemde bankrekeningen, met inbegrip van de bijzonderheden betreffende een rekening van herkomst of bestemming.
Een Europees onderzoeksbevel kan tevens uitgevaardigd worden met het oog op het bekomen van de informatie bedoeld in de vorige leden betreffende financiële operaties door niet-bancaire financiële instelling. § 2. In het geval dat België optreedt als uitvaardigende Staat kan de Belgische uitvaardigende autoriteit een Europees onderzoeksbevel uitvaardigen teneinde de inlichtingen bedoeld in artikel 46quater, § 1, van het Wetboek van strafvordering te verkrijgen.
In het Europees onderzoeksbevel wordt gemotiveerd waarom de gevraagde inlichtingen relevant zijn voor de procedure, en, in voorkomend geval, op welke gronden verondersteld wordt dat de betrokkene één of meerdere rekeningen heeft in de uitvoerende Staat. Het Europees onderzoeksbevel bevat tevens elke beschikbare informatie die de tenuitvoerlegging ervan kan vergemakkelijken. § 3. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat en onverminderd de artikelen 11 en 12, kan de tenuitvoerlegging van het in paragraaf 1 bedoelde Europees onderzoeksbevel met betrekking tot rekeningen en verrichtingen bij een niet-bancaire financiële instelling worden geweigerd als de uitvoering van de onderzoeksmaatregel in een soortgelijke nationale zaak niet zou worden toegestaan. Afdeling 4. - Onderzoeksmaatregelen waarbij rechtstreeks, doorlopend
en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal wordt verzameld
Art. 36.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd ter uitvoering van een onderzoeksmaatregel waarbij rechtstreeks, doorlopend en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal moet worden verzameld, met inbegrip van het toezicht op bancaire of andere financiële operaties via één of meer gespecificeerde rekeningen, alsook de gecontroleerde aflevering op het grondgebied van de uitvoerende Staat. § 2. In het geval dat België optreedt als uitvaardigende Staat kan de Belgische uitvaardigende autoriteit een Europees onderzoeksbevel uitvaardigen ter uitvoering van een onderzoeksmaatregel waarbij rechtstreeks, doorlopend en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal moet wordt verzameld, met inbegrip van de onderzoeksmaatregelen bedoeld in de artikelen 40bis, 46quater, § 2, a), 47sexies en 88bis van het wetboek van strafvordering. In het Europees onderzoeksbevel wordt gemotiveerd waarom de gevraagde inlichtingen vermoedelijk van belang zijn voor de procedure. § 3. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat en onverminderd de artikelen 11 en 12 kan de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel worden geweigerd als de uitvoering van deze onderzoeksmaatregel in een soortgelijke nationale zaak niet kan worden toegestaan. § 4. In voorkomend geval wordt een praktische regeling overeengekomen, teneinde de tenuitvoerlegging van de in paragraaf 1 bedoelde onderzoeksmaatregel te bevorderen. § 5. De tenuitvoerlegging op het Belgische grondgebied van een Europees onderzoeksbevel in de zin van paragraaf 1 geschiedt onder gezag en controle van de bevoegde Belgische autoriteit. Afdeling 5. - Infiltratie
Art. 37.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd om de uitvoerende Staat te verzoeken de uitvaardigende Staat te helpen bij een strafrechtelijk onderzoek dat wordt verricht door functionarissen die infiltreren of met een fictieve identiteit werken. § 2. In het geval dat België optreedt als uitvaardigende Staat kan de Belgische uitvaardigende autoriteit in een Europees onderzoeksbevel de uitvoerende autoriteit verzoeken om te helpen bij een strafrechtelijk onderzoek dat wordt verricht door een infiltrant, zoals bedoeld in artikel 47octies van het wetboek van strafvordering. In het Europees onderzoeksbevel wordt gemotiveerd waarom de infiltratie vermoedelijk van belang is voor de strafprocedure. § 3. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat en onverminderd de artikelen 11 en 12 kan de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel worden geweigerd indien : 1° de uitvoering van de infiltratie in een soortgelijke nationale zaak niet zou worden toegestaan;of 2° er geen regeling kon worden getroffen voor infiltratie in de zin van paragraaf 5. § 4. Infiltraties op het Belgische grondgebied vinden plaats overeenkomstig de artikelen 47quinquies, 47octies en 47novies van het wetboek van strafvordering. Het recht om op te treden en operaties in verband met de infiltratie te leiden en te controleren, berust uitsluitend bij de bevoegde Belgische autoriteiten. § 5. De duur van de infiltratie, de nadere regels en de rechtspositie van de betrokken functionarissen tijdens de infiltratie worden door de bevoegde autoriteiten overeengekomen. Afdeling 6. - Interceptie van telecommunicatie
Art. 38.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd voor de interceptie van telecommunicatie in de lidstaat van waaruit technische bijstand nodig is. § 2. In het geval dat België optreedt als uitvaardigende Staat kan de Belgische uitvaardigende autoriteit een Europees onderzoeksbevel uitvaardigen voor de interceptie van telecommunicatie, zoals bedoeld in artikel 90ter, § 1, van het Wetboek van strafvordering, indien de technische bijstand van een andere lidstaat nodig is. § 3. Indien de technische bijstand voor dezelfde interceptie van telecommunicatie geheel door meerdere lidstaten kan worden verleend, wordt het Europees onderzoeksbevel gestuurd naar één ervan. Voorrang wordt gegeven aan de lidstaat waar de persoon op wie de interceptie betrekking heeft, zich bevindt of zal bevinden. § 4. Het Europese onderzoeksbevel bevat tevens de volgende informatie : 1° informatie aan de hand waarvan de identiteit van de persoon op wie de interceptie betrekking heeft, kan worden vastgesteld;2° de gewenste duur van de interceptie;en 3° voldoende technische gegevens, in het bijzonder ter bepaling van het doelwit, met het oog op de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel. § 5. De Belgische uitvaardigende autoriteit geeft in het Europees onderzoeksbevel de redenen op waarom zij de aangegeven onderzoeksmaatregel voor de strafprocedure in kwestie van belang acht. § 6. Bij de uitvaardiging van het in paragraaf 1 bedoelde Europees onderzoeksbevel of tijdens de interceptie mag de Belgische uitvaardigende autoriteit, indien hij daarvoor een bijzondere reden heeft, ook een transcriptie, decodering of ontsleuteling vragen van de opname, op voorwaarde van de instemming van de uitvoerende autoriteit. § 7. Het in paragraaf 1 bedoelde Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevoerd door : 1° onmiddellijke doorzending van telecommunicatie naar de uitvaardigende Staat, of 2° interceptie, opname en vervolgens toezending van het resultaat van de interceptie van de telecommunicatie aan de uitvaardigende Staat. De uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit plegen overleg, om te kunnen besluiten of de interceptie overeenkomstig de bepaling onder 1° dan wel 2° wordt uitgevoerd. § 8. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat en onverminderd de artikelen 11 en 12 kan de tenuitvoerlegging van het Europees onderzoeksbevel inzake de interceptie van telecommunicatie worden geweigerd als de onderzoeksmaatregel in een soortgelijke nationale zaak niet kan worden toegestaan.
In het geval bepaald bij paragraaf 7, eerste lid, 1°, en in afwijking van artikel 90quater, § 3, derde lid, van het Wetboek van strafvordering, kan de onderzoeksrechter instemmen met de interceptie voor een periode van maximum één maand. Hij kan de uitwerking van zijn beschikking één of meer malen verlengen met een termijn die niet langer mag zijn dan één maand, met een maximum van zes maanden, onverminderd zijn beslissing om aan de maatregel een einde te maken zodra de omstandigheden die deze gewettigd hebben, verdwenen zijn. De onderzoeksrechter verzoekt de uitvaardigende Staat om uiterlijk zeven dagen voorafgaand aan het verstrijken van de periode de precieze omstandigheden en alle nuttige informatie over te maken die de verlenging van de maatregel rechtvaardigen.
In het geval bedoeld in paragraaf 7, eerste lid, 2°, dient de onderzoeksrechter aan zijn instemming de voorwaarden te verbinden zoals bedoeld in de artikelen 90ter tot 90novies van het Wetboek van strafvordering. § 9. In het geval dat België optreedt als de uitvaardigende Staat, worden de kosten die voortvloeien uit de transcriptie, decodering of ontsleuteling van de geïntercepteerde telecommunicatie door België gedragen.
Art. 39.§ 1. Indien de onderzoeksrechter de interceptie van telecommunicatie, overeenkomstig artikel 90ter, § 1 van het Wetboek van strafvordering, beveelt en het communicatieadres van de in de interceptieopdracht genoemde persoon op wie de interceptie betrekking heeft in gebruik is op het grondgebied van een andere lidstaat (hierna : de "in kennis gestelde lidstaat") waarvan geen technische bijstand vereist is voor het uitvoeren van de interceptie, stelt de onderzoeksrechter de bevoegde autoriteit van de in kennis gestelde lidstaat van de interceptie in kennis, en wel : 1° voorafgaand aan de interceptie in de gevallen waarin de onderzoeksrechter op het tijdstip van het bevelen van de interceptie weet dat de persoon op wie de interceptie betrekking heeft, zich op het grondgebied van de in kennis gestelde lidstaat bevindt of zal bevinden;2° tijdens of na de interceptie, zodra de onderzoeksrechter te weten komt dat de persoon op wie de interceptie betrekking heeft, zich tijdens de interceptie op het grondgebied van de in kennis gestelde lidstaat bevindt of heeft bevonden. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving geschiedt middels het formulier in bijlage C. § 3. Indien een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een kennisgeving aan België overmaakt aangaande interceptie van telecommunicatie van een persoon aanwezig op het Belgische grondgebied, zonder technische tussenkomst van een instantie in België, zal het openbaar ministerie de zaak onverwijld aanhangig maken bij de onderzoeksrechter. In afwijking van artikel 90ter, § 7, van het Wetboek van strafvordering, en indien de interceptie in een soortgelijke nationale zaak niet kan worden toegestaan, kan de onderzoeksrechter onverwijld en uiterlijk zesennegentig uur na ontvangst van de kennisgeving door het openbaar ministerie beslissen : 1° dat de interceptie niet mag worden uitgevoerd of, in voorkomend geval, dat zij moet worden beëindigd;en 2° dat, in voorkomend geval, materiaal dat reeds is geïntercepteerd terwijl de persoon op wie de interceptie betrekking heeft, zich op haar grondgebied bevond, niet mag worden gebruikt of alleen mag worden gebruikt overeenkomstig de gestelde voorwaarden. De onderzoeksrechter motiveert tevens de redenen voor de gestelde voorwaarden. § 4. De onderzoeksrechter maakt zijn beslissing overeenkomstig paragraaf 3 onverwijld over aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat. Afdeling 7. - Inbeslagneming
Art. 40.§ 1. Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd teneinde elke maatregel te laten nemen waarbij de vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van het materiaal dat als bewijsstuk kan worden gebruikt, voorlopig wordt voorkomen. § 2. In het geval dat België optreedt als uitvaardigende Staat kan de Belgische uitvaardigende autoriteit een Europees onderzoeksbevel uitvaardigen tot inbeslagneming van bewijsmateriaal. In het Europees onderzoeksbevel wordt aangegeven of : 1° het bewijsmateriaal aan België dient te worden overgedragen;of 2° het bewijsmateriaal in de uitvoerende Staat blijft en, in voorkomend geval, wordt vermeld op welke datum het beslag wordt opgeheven, of op welke datum het verzoek tot overdracht van het bewijsmateriaal vermoedelijk zal worden overgemaakt. § 3. In het geval dat België optreedt als de uitvoerende Staat beslist de Belgische uitvoerende autoriteit binnen vierentwintig uur na ontvangst van het Europees onderzoeksbevel, en in ieder geval zo snel mogelijk, over de tenuitvoerlegging van de inbeslagneming. De beslissing wordt onverwijld meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit. § 4. Na overleg met de uitvaardigende autoriteit kan de Belgische uitvoerende autoriteit, naargelang van de omstandigheden passende voorwaarden stellen om de duur van de inbeslagneming te beperken. De uitvaardigende autoriteit wordt daarvan in kennis gesteld en wordt de gelegenheid gegeven om opmerkingen te maken. De uitvaardigende autoriteit wordt overigens onmiddellijk geïnformeerd over de opheffing van de inbeslagneming. HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepaling
Art. 41.§ 1. Deze wet is van toepassing op Europese onderzoeksbevelen ontvangen vanaf 22 mei 2017. § 2. Onverminderd paragraaf 1 is deze wet niet van toepassing in het kader van de betrekkingen met de lidstaten die de Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken niet hebben omgezet. § 3. Artikel 27, § 2, is van overeenkomstige toepassing op het Europees onderzoeksbevel dat volgt op een beslissing tot inbeslagname van bewijsmateriaal op grond van de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van rechtelijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, en dat voor de inwerkingtreding van de wet ontvangen werd. HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling
Art. 42.De bevoegde rechtelijke autoriteiten geven onverwijld kennis aan de Federale Overheidsdienst Justitie van enige moeilijkheid met betrekking tot de toepassing van deze wet, hetzij naar aanleiding van de tenuitvoerlegging in België van een buitenlands Europees onderzoeksbevel, hetzij naar aanleiding van de tenuitvoerlegging door een lidstaat van een Europees onderzoeksbevel uitgevaardigd door een Belgische rechtelijke autoriteit. HOOFDSTUK 8. - Inwerkingtreding
Art. 43.Deze wet treedt in werking op 22 mei 2017.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 22 mei 2017.
FILIP Van Koningswege : De minister van Justitie, K. GEENS Met `s Lands zegel gezegeld : De minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54 - 2437 Integraal Verslag : 18 mei 2017
BIJLAGE A Europees onderzoeksbevel als bedoeld in artikel 8, § 1 van de wet van 22 mei 2017 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
BIJLAGE B Bericht van ontvangst van een Europees onderzoeksbevel als bedoeld in artikel 23 van de wet van 22 mei 2017 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
BIJLAGE C Kennisgeving als bedoeld in artikel 39, § 2 van de wet van 22 mei 2017 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld