gepubliceerd op 12 augustus 2014
Koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
30 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
De respectievelijk in bijlagen 1 en 2 gevoegde teksten zijn de Duitse vertaling : -van de artikelen 1 en 2 van het
koninklijk besluit van 9 januari 2013Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
09/01/2013
pub.
31/01/2013
numac
2013014014
bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer
sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad van 31 januari 2013), bekrachtigd bij de wet van 24 februari 2014 tot bekrachtiging van enkele artikelen van het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad van 28 februari 2014); - van het artikel 4 van het
koninklijk besluit van 28 maart 2013Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
28/03/2013
pub.
11/09/2014
numac
2014014349
bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten aan de verhoging van de opdeciemen. - Duitse vertaling
type
koninklijk besluit
prom.
28/03/2013
pub.
02/04/2013
numac
2013014071
bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten aan de verhoging van de opdeciemen
sluiten tot aanpassing van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten aan de verhoging van de opdeciemen (Belgisch Staatsblad van 2 april 2013), bekrachtigd bij de wet van 24 februari 2014 tot bekrachtiging van enkele artikelen van het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad van 28 februari 2014).
Deze vertalingen zijn opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.
Anlage 1 FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST MOBILITÄT UND TRANSPORTWESEN 9. JANUAR 2013 - Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 30.September 2005 zur Bestimmung der Verstöße nach Graden gegen die in Ausführung des Gesetzes über die Straßenverkehrspolizei ergangenen allgemeinen Verordnungen (...) Artikel 1 - In Artikel 2 des Königlichen Erlasses vom 30. September 2005 zur Bestimmung der Verstöße nach Graden gegen die in Ausführung des Gesetzes über die Straßenverkehrspolizei ergangenen allgemeinen Verordnungen, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 29. Januar 2007 und 7. April 2007, wird die Nr. 22/1 mit folgendem Wortlaut eingefügt:
22/1 Führer und Fahrgäste von im Straßenverkehr eingesetzten Kraftfahrzeugen müssen den Sicherheitsgurt auf den damit ausgestatteten Plätzen anlegen.
35.1.1 Abs. 1
Führer und Fahrgast von im Straßenverkehr eingesetzten Motorfahrzeugen, die keine Kraftfahrzeuge sind, müssen den Sicherheitsgurt auf den damit ausgestatteten Plätzen anlegen.
35.1.1 Abs. 6 erster Satz
Der Sicherheitsgurt muss so benutzt werden, dass seine Schutzwirkung nicht negativ beeinflusst wird oder beeinflusst werden kann.
35.1.3
Die Anzahl Insassen eines Kraftfahrzeuges darf die Gesamtzahl der Plätze, die mit einem Sicherheitsgurt ausgestattet sind, und der Plätze, die nicht mit einem Sicherheitsgurt ausgestattet sein müssen, nicht überschreiten.
44.1 Abs. 3
Die Insassen müssen vorrangig die Plätze einnehmen, die mit Sicherheitsgurten ausgestattet sind.
44.1 Abs. 4
Art. 2 - In Artikel 3 desselben Erlasses, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 28. Dezember 2006 und 7. April 2007, werden die Nummern 20/1, 33/1 und 49 mit folgendem Wortlaut eingefügt:
20/1. In im Straßenverkehr eingesetzten Kraftfahrzeugen müssen Kinder unter 18 Jahren mit einer Körpergröße unter 135 cm in einer für sie geeigneten Kinderrückhalteeinrichtung befördert werden.
35.1.1 Abs. 2
Auf Sitzplätzen, die nicht mit einem Sicherheitsgurt ausgestattet sind, dürfen keine Kinder unter 3 Jahren befördert werden. Auf den vorderen Sitzplätzen, die nicht mit einem Sicherheitsgurt ausgestattet sind, dürfen keine Kinder unter 18 Jahren mit einer Körpergröße unter 135 cm befördert werden.
35.1.1 Abs. 3
In Taxis, die nicht mit einer Kinderrückhalteeinrichtung ausgestattet sind, müssen Kinder unter 18 Jahren mit einer Körpergröße unter 135 cm auf einem anderen Sitzplatz als einem der Sitzplätze vorne im Fahrzeug befördert werden.
35.1.1 Abs. 4 zweiter Satz
Kinder unter 18 Jahren dürfen auf einem mit einem Front-Airbag geschützten Fahrgastsitz nicht in einer nach hinten gerichteten Kinderrückhalteeinrichtung befördert werden, es sei denn, der Airbag wurde außer Betrieb gesetzt oder schaltet sich in zufrieden stellender Weise automatisch selbst ab.
35.1.1 Abs. 5
In im Straßenverkehr eingesetzten Motorfahrzeugen, die keine Kraftfahrzeuge sind, müssen Kinder unter 3 Jahren in einer für sie geeigneten Kinderrückhalteeinrichtung befördert werden. Kinder ab 3 Jahren und unter 8 Jahren müssen in einer für sie geeigneten Kinderrückhalteeinrichtung befördert werden oder den Sicherheitsgurt anlegen.
35.1.1 Abs. 6
Auf einem zweirädrigen Kleinkraftrad oder einem Motorrad mit einem Hubraum von maximal 125 cm® müssen Kinder ab 3 Jahren und unter 8 Jahren in einer für sie geeigneten Kinderrückhalteeinrichtung befördert werden.
35.1.1 Abs. 7
Kinder unter 3 Jahren dürfen nicht auf einem zweirädrigen Kleinkraftrad oder einem Motorrad befördert werden; Kinder ab 3 Jahren und unter 8 Jahren dürfen nicht auf einem Motorrad mit einem Hubraum von mehr als 125 cm® befördert werden.
35.1.1 Abs. 8
Auf einem Motorrad mit Beiwagen müssen Kinder unter 8 Jahren in einer für sie geeigneten Kinderrückhalteeinrichtung befördert werden, die im Beiwagen des Motorrades angebracht ist.
35.1.1 Abs. 9
In für die Personenbeförderung bestimmten Fahrzeugen mit höchstens acht Sitzplätzen außer dem Fahrersitz und in für die Güterbeförderung bestimmten Fahrzeugen mit einem höchstzulässigen Gesamtgewicht von 3,5 Tonnen darf, wenn es nach Installierung von zwei Kinderrückhalteeinrichtungen nicht möglich ist, noch eine dritte Kinderrückhalteeinrichtung zu installieren, und wenn diese Einrichtungen in Gebrauch sind, auf einem anderen Sitzplatz als einem der Sitzplätze vorne im Fahrzeug ein drittes Kind ab 3 Jahren mit einer Körpergröße unter 135 cm befördert werden, wenn es den Sicherheitsgurt anlegt.
35.1.2 Abs. 1
Bei einer gelegentlichen Beförderung über eine kurze Entfernung in für die Personenbeförderung bestimmten Fahrzeugen mit höchstens acht Sitzplätzen außer dem Fahrersitz und in für die Güterbeförderung bestimmten Fahrzeugen mit einem höchstzulässigen Gesamtgewicht von 3,5 Tonnen, in denen keine oder nicht genügend Kinderrückhalteeinrichtungen vorhanden sind, dürfen Kinder ab 3 Jahren mit einer Körpergröße unter 135 cm auf einem anderen Sitzplatz als einem der Sitzplätze vorne im Fahrzeug befördert werden, wenn sie den Sicherheitsgurt anlegen. Dies gilt nicht für Kinder, von denen ein Elternteil das Fahrzeug steuert.
35.1.2 Abs. 2
Die Kinderrückhalteeinrichtungen müssen so benutzt werden, dass ihre Schutzwirkung nicht negativ beeinflusst wird oder beeinflusst werden kann.
35.1.3
33/1. Die Anzahl Kraftfahrzeuginsassen unter 18 Jahren mit einer Körpergröße unter 135 cm darf die Gesamtzahl der Plätze, die mit einem Sicherheitsgurt oder einer amtlich zugelassenen Kinderrückhalteeinrichtung ausgestattet sind, und der Plätze, die damit nicht ausgestattet sein müssen, nicht überschreiten.
44.1 Abs. 3
Insassen unter 18 Jahren mit einer Körpergröße unter 135 cm müssen vorrangig die Plätze einnehmen, die mit Sicherheitsgurten ausgestattet sind.
44.1 Abs. 4
49. Es ist verboten, Kinderrückhalteeinrichtungen zu benutzen, die den Normen, die ab dem 1.September 2006 anwendbar sind, nicht entsprechen.
85.3 Abs. 1
(...)
Anlage 2 FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST MOBILITÄT UND TRANSPORTWESEN 28. MÄRZ 2013 - Königlicher Erlass zur Anpassung des Königlichen Erlasses vom 22.Dezember 2003 über die Zahlung und die Hinterlegung eines Geldbetrags bei der Feststellung der Verstöße gegen das Gesetz über die Straßenverkehrspolizei und seine Ausführungserlasse an die Erhöhung der Zuschlagzehntel (...) Art. 4 - In Artikel 3 Nr. 33/1 Absatz 2 des Königlichen Erlasses vom 30. September 2005 zur Bestimmung der Verstöße nach Graden gegen die in Ausführung des Gesetzes über die Straßenverkehrspolizei ergangenen allgemeinen Verordnungen, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 28.Dezember 2006, 7. April 2007 und 9. Januar 2013, wird in der deutschen Übersetzung das Wort "Sicherheitsgurten" durch das Wort "Kinderrückhalteeinrichtungen" ersetzt. (...)